Het tooneel

835 0
24 februari 1917
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 24 Februari. Het tooneel. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/2v2c82587w/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 24 — 24 Februari 1917 Beheer en Redactie: Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Centiem Koninklijke Nederlandsche Scbouwburg ,,Spoken" en ,,Asschepoes' Verleden jaar kreg'en we een heropvoe-ring' van «Spoken» en dees jaar hadden we op een herneming gehoopt — die ons trou* 1 wens beloofd was -— van «Nora». Meer dan waarschijnlijk zal «Nora» niet gaan en dat < is spijtig genoeg. : Dit gezegd zijnde hebben we verleden i Zaterdag met veel genoegen bemerkt met i welke eerbiedige aandacht het talrijk pu- : bliek zag en luisterde naar wat er op het tooneel geschiedde, en we vroegen ons af waarom «Spoken» zulk een lijdensgeschie-denis beleefd heeft. 't Is zonderling hoe de mentaliteit van i een volk vele, lange jaren noodig heeft,om : enkele wijzigingen te ondergaan of verbe-tering'en toe te laten, terwijl men dan van i den anderen kant weer constateert^dat de massa — die erg conservatief — na twee, drie lustrums in haar besluiten ver-anderen kan. ■ Meerdere generaties moeten voorbij eer een volk ruimer en breeder gaat denken en voelen, eer nieuwe ideeën en verlangens zich in hart en g'eest hebben vastgezet. De geschiedenis leert ons dat zeden en gewoonten geen plotselinge verwisselingen ondergaan en dat zelfs revoluties slechts schijnbaar spontaan ontbranden, waar zij toch maar het resultaat zijn van langzame uitingen en het vrijlaten van latente krach-ten die slechts naar het geschikt en gun-stig oogenblik gewacht hebben om het ver-nielend en zuiverend procès te volbrengen. Onbegrijpelijk was precies de tegenwer-king niet van het publiek bij de eerste op-voeringen van de werken van Ibsen. Dat goede publiek was immers wel wat anders gewoon dan de treurspelen van den groo-ten Noor, waar de ondeugden zoo ongena-dig worden in blootgelegd, onbarmhartig en onmeedoogend, met een niets ontziende drang naar waarheid en oprechtheid. Ach! te moeten denken in den gemakke-lijken schouwburgzetel en dan nog wel aan de verdorvenheden die daar schuilen en tieren in "de vferborgenheden onzer ziel! 't Ging toch zoo maar onmiddellijk niet, on-voorbereid, licht te snappen comedies en blijspelen, die de spijsvertering zoo genoeg-lijk bevorderen, te vervangen door werken die meer geestesinspanning vereischen, — meer dwingen tôt nadenken en overpein-zen en ook wel bij meer dan een toeschou-wer aanleiding kunnen geven tôt zelfver-wijt en wie weet, tôt gewetenswroeging en berouw! De ommekeer is toch gekomen en de triomf was zooveel te glansrijker en op-rechtei-. En Ibsen mocht tijdens zijn leven ervaren dat zijn kunst naar waarde g'e-schat werd en hij smaakte dus als mensch het hoogste genot dat aan zoovele kunste-naars bij Gods genade, tijdens hun droef en soms kommervol bestaan, onmeedoogend onthouden wordt! * * * In «Spoken», evenals in de meeste werken van Ibsen, is het vooral de vrouw die op het voorplan komt. In deze diep-ontroerende tragedie is Me-vrouw Alving', de vrouw van den liederlij-ken kapitein en kamerheer, het beklagens-'vaardig slachtoffer, de hoofdpersoon. Geheel haar leven is éen jammerlijke leugen geweest! Niet als «Nora» is zij uit-gegaan om licht en waarheid te zoeken; in het duister is zij gebleven en heeft zij haar strijd volstreden. Om den schijn te redden heeft zij ailes verdragen, ailes uitgrestaan! «Sauver les apparences» was steeds haar leus. Maar hare opoffering is niet beloond geworden: wanneer zij denkt dat haar leven een wen-ding1 zal ondergaan, wanneer zij eindelijk meent rust en zielevreugde te zullen hebben na den' terugkeer van den aanbeden zoon, haar éenig en innig geliefkoosd kind, gebeurt nog het ergste: de ineenstorting van haar hoop, konat de lawine die ailes verbrijzelt van wat haar nog aan het leven bindt! De zoon waarop zij al haar toekomst-plannen had gebouwd, die warmte moest brengen, in den winter van haar leven, is ten doode gedoemd, maar eerst zal hij lij-den, hij die wormstekig is, «vermoulu», heeft (ie geneeskundige beroemdheid te Pa-rijs gezegd, want: «de zonden der vaderen worden bezocht aan de kinderen». De spoken doeinen op uit het verleden: greinzend en grimassend!... Zij wordt gestraft, zegt een der beoor-deelaars van Ibsen, omdat zij niet gehoor- _ zaamd heeft, aan de stem van haar hart, dat neiging had voor Pastor Manders. Zij heeft ten slotte gehoor gegeven aan de ! dringende bede van hare moeder en haar tantes. Zij, het schoone, maar niet rijke meisje, zij heeft de schitterende, rijke par-tij gehuwd: de luitenant Alving. En uit die eerste, groote fout tegen haar eigen geweten, is al het andere kwaad en leed ontstaan. Wij willen het wel aannemen, alhoewel Ibsen, die zich wel wacht moraliseerend op te treden, toch een determinist is, d. w. z. een aanhanger van de leer volgens welke onze wilsbepalingen en handelingen geheel door voorafgaande omstandigheden bepaald worden. Een soort fatalisme dus,maar met ernstigen ondergrond. 't Is mogelijk dat Hélène verkeerd ge-handeld heeft door de inspraak van haar hart niet te volgen en haar al het onnoem-iijk leed ware gespaard gebleven, had zij pastor Manders tôt echtgenoot verkozen. Maar dan was zij de levensgezellin geworden van den wel is waar braven, maar on-benulligsten en onbeduidendsten dominee die ooit onder de zon geleefd heeft. En dat was voor haar, de verstandige, wilskrachti-ge vrouw toch ook het ware geluk niet geweest. Want die dominee, hoe ontstemt hij, zoo-wel bij de lezing als op het tooneel! Niet het minste doorzicht heeft hij, niet de ge-ringste levenservaring. Hij laat zich bij den neus leiden door den gewetenloozen en zuipzuchtigen Engstrand en, wanneer hij denkt den gewaanden vader van Regina ontmaskerd te hebben, zijn twee of drie schijnargumenten van den schrijnwerker voldoende om Manders te overreden. En Mevr. Alving, die toch beter weet, laat ook maar begaan. De karakterizeering van die twee: Manders en Engstrand, zijn misschien wel de zwakke punten in het werk van Ibsen. Regina, halfzuster van Oswald, is met enkele trekken geteekend en goed gecam-peerd. Heeft hij de physieke «tare» van zijn vader, zij heeft wel iets van het wil-de, moreel verdorvene van haar vader en ook van haar moeder. En gaat de broeder lichamelijk ten onder, zij zal zedelijk ten gronde gaan. En zij zelf durft het Mevr. Alving in het gezicht slingeren: «Als Oswald naar zijn vader aardt, zal ik wel naar mijn moeder aarden, denk ik!-..» * * * Oswald, we weten dat hij schilder is en niet zonder reputatie. Maar wat we vooral van hem vernemen is zijn lichamelijk lij-den, dat vanaf zijn prilste jeugd hem reeds ongelukkig maakte door hevige pijnen in het achtei'hoofd. De uitbarsting komt te Parijs, waar hem ailes wordt bekend ge-maakt, door den dokter-specialist. Hij is in vertwijfeling omdat hij denkt dat hij zelf schuld heeft aan zijn eigen physieke onlaarding. En steeds gaat de crisis crescendo en zal haar hoogtepunt bereiken na den brand van het gesticht — hij brandt ook op! roept hij zelf uit — en smeekt hij ten laatste zijn moeder hem het vergift toe te dienen dat zijn rampzalig einde bespoedigen en hem verlossen zal uit die hel van smarten. En onder die onuitsprekelijk - aangrij-pende impressie, zoo geweldig en pathetisch als maar weinig tragedies den toeschou-wer tôt in het diepste zijner ziel weten te treffen, valt het doek op al dat vertoon van lijden en smart, zoowel lichamelijk als geestélijk, waar niet éen zonnestraal is ko- mpn ba'setm'ng Jjïfinsîfcn ! •.. * * * Het familie-drama van Ibsen heeft een kleine bezetting, maar zij moet van eerste gehalte zijn, wil het stuk de onmisbare stemming teweeg- brengen. De beste krachten van ons gezelschap verleenden hun medewerking en wij moch-ten dus op voorhand eene kunstvoorstelling van allereerste gehalte te gemoet zien. Welnu, alhoewel we niet heelemaal te-leurgesteld werden, is onze verwachting toch ook niet beantwoord. «Spoken» werd in een veel te traag tempo g'espeeld en dit door de schuld van de heeren Janssens en Cauwenberg, die bei-den in 't geheel niet rolvast waren. Daar-bij kwam een onbedaarlijk regengekletter, dat de meneer, die achter de schermen met de regeling gelast was van het element -nabootsend - instrument, bijzonder scheen te amuseeren, heel het eerste bedrijf door verstooren. Van den heer Janssens worden we stilaan die verregaande ongegeneerdheid gewoon... Deze heer denkt dat zijn groote, natuurlij-ke gave volstaat om hem ailes te permit-teeren en pardonneeren. De opgever — die de leelijke gewoonte krijgt den inhoud van zijn brochuur niet meer te fluisteren maar op te dreunen, — moet een bijzonder vriend van den heer Piet Janssens zijn, want deze bevindt zich gaarne zoo dicht mogelijk in zijn gezelschap. Zoo'n genegenheid van een groot acteur voor een eenvoudigen souffleur is wel «touchant». De heer Cauwenberg heeft ons ver-baasd. Hij ook zocht zoo dicht mogelijk bij den souffleursbak te blijven en toch wilde het maar niet vlotten. Was hij ongesteld geweest oi had de tijd hem ontbroken om zijn roi in te studeeren? Wat er ook van zij, hij heeft ons onaangenaam verrast, hij die steeds zijn werk verzorgt tôt in de puntjes. Wij zijn echter overtuigd dat we van zijn geval gerust kunnen zeggen dat eens geen gewoonte is en dat hij bij een volgende gelegenheid op schitterende wijze revanche zal nemen. Daar twijfelen we geen oogenblik aan. ,/ Mevr. Dilis en heer Bertrijn verdienen integendeel. onvoorwaardelijk geprezen!... Wat zij beide gepresteerd hebben behoort welgevulde en schitterende loopbaan ge-tot het allerschoonste wat zij ooit in hunne presteerd hebben. Mevr. Dilis heeft ons momenten gegeven van hooge, dramatische kunst. Ingetogen en sober in de twee eerste bedrijven, wist zij in het laatste bedrijf diep te schokken en te ontroeren. Zij heeft haar roi ingeleefd en wel zoo intens dat we stellig gelooven dat zij zelf niet vrij bleef van ontroering. Als zij naar de deur liep om hulp voor Oswald en deze haar inhaalde en tegen-hield ging er door heel de zaal een rilling-van angst en ontzetting. De bloemen waarmede zij gehuldigd werd na het laatste bedrijf, hadden nooit schooner en verdiender bestemming. Heer Bertrijn heeft zich zelf overtroffen! Zooals hij verleden Zaterdag gespeeld heeft deed hij nooit te voren. Vooral in het laatste bedrijf was hij prachtig en kapitaal, groot van zeggingjs-kracht en mimiek. Wij kunnen ons niet voorstellen dat een ander groot tooneelkun-stenaar beter het aangrijpend einde van Oswald zou kunnen weergeven. Dat is on-mogel'.jk!...Op het oogenblik dat we deze kronijk > neerschrijven zijn we nor; onder den indruk, der blijvende impressie "an zijn onvergete-lijk spel. Nog zeer zeldtn heeft een acteur ons zoo diep weten te ontroeren. De grootsche ovatie die Mevr. Dilis en heer Louis Bertrijn bij het einde van het derde bedrijf gebracht werd was meer dan verdiend. j Ook Mevr. Bertrijn verdient lof voor de wijze waarop zij haar kleine roi vervuld heeft. * * * Na dit machtig drairi a ging het onnoo-zele ding «Asschepoes», dat genietbaar ge-maakt en gered werd door het zeer goede spel van Mej. Bertrijn, die we nooit losser en zwieriger gezien heboen en van Mejuf. Janssens er. heer Van Thillo, die op weg is een der beste elemencen te worden van ons gezelschap. Jn en om de Schouwburgen ROLVERDEELING van «Koning- Ha-gen», treurspel in 5 bedrijven, door Hubert Melis, dat Zaterdag aarrstaande en volgende dagen opgevoerd wordt : Koning Ha-g-en, Hr Piet Janssens. — Sigelinde, zijn pleegkind, dochter van Gunar, Mevr. H. Bertrijn. — Brunhilde, zijn pleegkind,dochter van Gunar, Mevr. Dilis. — Hadulanû, vorst der Batten, Hr G. Cauwenberg. — Runolf, Haduland's vertrouweling, Hr R. Van de Putte. — Baldwig, Hagen's wapen-drager, Hi L. Bertrijn. — Thormod, skald, Hr A. Van Thillo. — Wildram, Kheensche edeling, Hr E. Gorlé. — Eccart, Kheensche edeling, Hr R. Angenot. — Diedrich, jon-ge slaaf, Mej. I. Vervoort. — Altfried, slaaf, Hr J. Schmitz. — Hegel, slaaf, Hr F. Van Gool. — Heldu, kruidenzoekster, Mevr. Ch. Noterman. — Een krijger, Hr F. Thees. VERWACHT : «De Kleine Lord», too-' neelspel in 3 bedrijven van Francis Hud-son Burnett. ! NA «DE LUSTIGE WEDUWE» zal in de «Scala» hoogstwaarschijnlijk «De Mas-kotte» worden hernomen. «DE K1NO - KONINSIN» komt onmid-delijk na «De Graaf van Luxemburg» in «Palatînat», aan de beui't. Henrik Ibsen î ; 20 MAART 1828 — 23 M El 1906. 3 (Vervolg en slot.) Van nature is Ibsen nooit een groot voe-> 1er van mystiek geweest. Zijn droog, hard en onvei'murvvbaar - eenzijdig verstand zat hem in den weg, naast ziijn uitsluitend ana-' lytischen drang. De mystiekerij is er bij hem, als de symboliekerij, om te drapee-ren; om zijn zinnebeeldige apotheosen ne-e veligen achtergrond te geven. Angst aanja-gend decoratief, meer niet. Iedere regel van Boehme er. Novalis bewijzen hoe, in metri-'> trische gevoelslijnen, innerlijke mystiek t zicht vormt in taal. Bij Ibsen bewijst integendeel iedere regel van zijn drama, hoe verstandelijke aankoppeling van zekere be-r grippen - filosofie de werkelijke mystiek op een afstand houdt. Moraal - zwendel rook n hij op mijlen afstand, zag ie niet, ook al kwam ze hem onder den voet. Wel heeft Ibsen, als tooneelhervormer gevoelige ont-vankelijkheid getoond voor het ensceneeren e van stemmingskunst, die de niet doordrin-ii gende waarnemer, door sugestgieve hulp-r middeltjes in de plastiejk overbluft, aanziet d voor mystiek. Soms, -n'- lang niet in zijn e beste werken, —- weet ,'hij tooneeltechnisch n prachtig gebruik te maken van zijn door n eenvoud treffende stemmingsmiddelen, — maar toch nergens geeft hij ontroeringen als Shakespeare in «Macbeth» en «Koning Lear», waar de atmosfeer zoo heerlijk is j saamgevloeid met de jkaraktervei-beelding e en de dramatische situatie. Shakespeare is d soms zuiver - middeleeuwsch in zijn mys-n tiek realisme. Bij Ibsen merkt men het kind n van zijn industrie - eeiuw. De donkere ge-j voels - mystiek van «Macbeth», de wroe-é ging, doorhuivert ons ailtijd en altijd weer, e terwijl «Spoken» ons «en zeer onvolledig' ,t en hoogst betwistbaar deel der hereditair -n theorie opdringt, zondet dat we de levens-e werkelijkheid er van ondergaan. e Men versta mij wel! Ik noem Ibsen geen groot scheppend kunstfenaar, niet wijl hij n geen «optimist» is, — tje mal om los te loo-pen — maar wijl hij o verheerscht door ei-•t gen individualiteit, in e«;ne bepaalde levens-richting verziekelijkt Dessimist is gewor-e den. Een universeel sch epper kan geen pes-simist zijn, noch optimist. Een groot schep-n per als Shakespeare laa t u volkomen in het n onzekere omtrent zijn wereldbeschouwing ;t en overheerschend leve nsgevoel. Een groot n scheppend kunstenaar als Shakespeare is d Ailes ! Pessimist en op timist, levensstoeier, n jubelend van verruking, of stil van melan-r. cholie. Hij heeft uren waarin hij peinst als 'r Hamlet, zwaar van aarxeling, ziek van ang-i- stige gedachten en droomen. Hij kan dagen g doorhuiverd zijn van a ngst voor iedere ge-beurtenis en elk lever 3ding. Hij kan ge-d heimzinnigheid zien in ' t schuw-trillende be-it weginkje van een vliejjjes-slurfje op zijne hand, hij kan beven v oor een avondscha-i! duw tusschen nacht - boomen. Maar hoor d een anderen dag weer zijn lach kwinkelee-ren, als gij meent dat hij zou zitten schrei-ij en van ziels - ellende. î'-ïij is zelf een in al-5- le gestalten zich openb arende levenswet,die ;t zijn leven lang hetzelfd' ; blijft door vbortdu-i- rende, nooit onderbrek ende wisseling.Want n diep in hem gedoken zit de angstige en ont-i- roerde, en morgen is die angstige verwis-seld in den nar, den j>'rooten spotter, den k lâcher met aile chimera's. r^jJ! ii^n "EMMANUEL WRLET de jonge klaviervirluoos die Zondag zijne medewerking verleenl aan bel vijfde Concert van « De JSieuwe Orkeslvereeniging » in « Anvers-Palace ». Zoodra er in een scheppend kunstenaar ( een bepaalde en hevige gemoedsoverheer- a sching komt. een somber levensgezicht als i bij Ibsen, dat hem in zelf - chagrijn altijd i en altijd weer de nagels in 't vleesch doet ( slaan, dat het doel gai - spuwen en haat 1 " los - furiën, dat hem tergt en doet tergen, s l éii doel S'iti rC:iî, -— is hij het groote transformatie - vermogen van het schep- ! pend genie kwijt, of heeft dat nooit beze-ten. _ s Ibsen hoort men in al zijn stukken Ibsia- ] niseeren door al zijn menschenzielen heen. Hij is niet Nora, Helene, Hedwig, maar No- 1 ra, Helene en Hedwig zijn Ibsen. De karak-terbekleeding der mannen is dikwijls bui-tengewoon zwak psychologisch. Neem den volslag'en zotten omkeer in al de diepere gevoelswerkingen van Consul Bernick in «De Steunpilaren». «Ibsen» _ bouwt de mo-raal-fundamenten op en «hij» zet z'n eigen strikken uit. Als zijn slachtoffers in de klem raken, is het niet een onverbiddelijke levenswet die hun kreten van angst en smart ontlokt, maar Ibsen die hen lasseert, en den strot dichtknijpt. Hij verabstraceert zoo voort-durend de eigen natuur zijner figuren dat ze, — in schijn zich bewegend op een ruim , vlak van levende realiteit, — goed bekeken bijna niets anders doen dan moreele pro-Islemen van Ibsen uitwerken op de planken in vervluchtigende stemmingskunst; ons la-ter opgedrongen als de projectie van een geniaal kenner van «ziels - afgronden». In-tusschen is er niets anders gebeurd, dan dat zijn sujetten uitdrukking hebben gegeven aan een bepaalde schakeering van «Ibseni-aansche individualistische levensbeschou-wing».Men zou dat, breedvoeriger analyseerend, treffend uit zijn werken, slag op slag, met voorbeelden kunnen aantoonen. Met Ibseniaansch is dus niet bedoeld : 1 analoge aanduiding als bij den term: Sha-' gespeariaansch. Want dan wil men alleen ; lcenmerken de pracht van woordkoloriet,het licht dat over 't werk siddert, de sfeer die I het omhull, zonder een moreele diagnostiek op 't oog- te hebben. Met Ibseniaansch be-doel ik: het ailes voelen, denken en verlan- ■ gen der figuren als Ibsen zelf! [ * * * Wat Ibsen nu juist zoo zeer beperkt als , dramatische kunstenaar, is zijn verachting van samenleving, moraal en g-emeenschaps-bestaan, is zijn haat en afbrekingszucht... Hij zelf erkent alleen te kunnen ontleden. Als een hyena prooit hij, in onrust voort-g'ejaagd, naar lijkensporen. Hij moet im-mers aanklagen, verdoemen, neerslaan, de waarheid en de leugen laten zien. In zijn : snuffelen naar 't bloedspoor ziet hij niet ; hoeveel bloemen van overgave, van innig-t heid, van stil geluk, van berusting', van 3 verrukkinp; en echte liefde hij onder den , plompen voet loopt. Hij is er om wonden te peilen. Juist daarom is zijn ver-engd p<?s-3 simisme van een aprioristische moraal, zonder diepte en kern, meer geraamte dan le-i vend wezen. Zijn scherpste levensbeschrijver en criti-cus Georg Brandes zegt zelf: «Als Ibsen dus de wereld slecht vindt, voelt hij geen 3 medelijden met de menschen, maar toornt over hen.» l' Juist, zonder 't te willen,_ kenschetst hem Brandes hier treffend! Hij heeft absoluut geen meegevoel. Daarom alleen reeds is hii dadelijk veroordeeld als groot scheppend 5 kunstenaar. Het mede - voelen, mede - lijden alleen doet ieder kunstenaar eerst t gansch zuiver in de ziel van anderen indrin-gen. Ibsen behoont de menschen, zonder liefde; hij vloekt al die zwakken, dégéné- II ré's, hulpbehoevenden, zonder te beseffen wat de diepere oorzaken van hun ontaar- ding, maatschappelijken val en hulpbehoe-vendheid zijn. Den wankelende begrijpt hij niet in zijn angst, noch de vertwijfelingen van den gevallene. Zijn pessimisme is daarom niets anders dan een versteend moraal-begrip, dat zelfs niet door de brandendste smarttranen kan verweeken. Den wcikelijken grooten pe3ai:niat als Schopenhauer bemin ik als een zegenenden vader, die veel wijsheid en zang gaf in zijn somberte, vooral ook omdat hij net medelijden en mede-voelen kende! Het pessimisme van Ibsen is door en door burgerlijk onaristocratisch, dringt ieder op zich zelf terug-, beknaagt eigen nerven en eigen hart, vol chagrijn en verzuurden weemoed. De los - spinnende ontvezeling van zijn drama's zou eerst goed kunnen doen zien, hoe zwak hij staat in 't leven, ondanks zijn individueele karakterkracht. Als hij een of meer zieke wortels van de menschelijke neigingen heeft losgerukt uit de diepte der verschillende naturen, dan zwaait hij die triomfantelijk boven zijn hoofd en zegt: zie, verteerd van ellende en slechtheid is nu jelui leven. Maar de ge-zonde en schoone en vezel - vaste en oer -sterke wortels ziet hij niet, of wil hij niet zien. * * * Over zijn bekrompen individualisme zou ik ongeveer kunnen zeggen, doch de be-schikbare ruimte dwingt me te eindigen. Dit opstel kan niet geven critische ontle-ding van zijn drama's. Hoe gaarne had ik ook den oorsprong en aard van zijn eerste fantastisch werk naast zijn meer realis-tisch - psychologische scheppingen voor u blootgelegd. Ik zou dan ook op veel schoons in zijn satire, in zijn taal, zijn dialogen hebben kunnen wijzen. Maar voor ailes u kunneti aantoonen, dat hij geen groot dramaturg was, dat hij Verbeelding en Ontroering,eh vooral Liefde voor de menschheid miste, en dat zijn geest nooit de hoogste smarten en de hoogste levensverrukkingen heeft ge-kend.IS. QUERIDO. (Tijdschrift: «Op de Hoogte».) Jaargang 1906. Blz. 361 tôt 366. * * * WERKEN VAN HENRIK IBSEN, NAAR CHRONOLOGISCHE VOLGORDE. ]848 : Eerste treuspel: «Catalina». 1850 - 1858 : Werkzaamheid als tooneellei--ler. Zijn romantische spelen: «Vrouv Tnger op Ostrot»; «Feest op Zonheuveb; «Strijders op Helgoland». 1858 - 1862 : Overgangswerken: «Komedie der Liefde»; — «Mededingers naar dé Kroon». 1862-1867, (tijdens zijn verblijf in Italië) : twee symbolische gedichten : «Brand»; «Peer Gynt». 1867. Eerste satiriek blijspel in proza : — «Bond der Jongeren», eerste overgangs-werk.1871-1873, (tijdens zijn verblijf in Duitsch-land.) «Keizer en Galilaer», groot dub-bel - drama, historisch - symbolisch. 1873-1877: Rust. 1877: Tweede overgangswerk tôt het he-dendaagsche drama: «Steunpilaren der Maatschappij». 1879 - 1882 : «Nora»; «Spoken»; «Volks-vijand».Begin der symbolische periode : i 1884 : «Wilde Eend». 1886 : «Rosmersholm» (Huis der Rosmers). 3888 : «De Zee-Vrouw». 1890 : «Hedda Gabier». 1892 : «Bouwmeester Solness. 1894 : «Kleine Eyolf». i 1896 : «John Gabriel Borkman». 1899 : «Als wij dooden ontwaken».

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes