Het tooneel

770 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 22 Juni. Het tooneel. Geraadpleegd op 16 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/vq2s46j83m/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel 3e Jaargang N< 41 22 Juni 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Gentiem HEER H. POSSEMIERS, van den Scala - schouwburg. " Schuimertjes ,, door Piet Vingerhoets «Schuimertjes», clat zijn de{Zuiderbroertjes van «Boefje», de Antwerpsche bengels van Stuyven-berg en Seefhoek, die ravotten langs straten en pleinen, niets ontzien en voor niets ontzag hebben, (cet âge est sans pitié) die peeën en rapen, appelen en peren op de marlcten weten weg te pikken. stompjes gaan rapen aan de statie en langs de terrassen van de koffiehuizen slenteren, in schijn onverschillig, doch loerend naar de half lcdige glazen pils of munich en de vergeten klon-tjes suiker om ze in bezit te nemen, zoohaast de garçon den rug gekeerd heeft of in 't koffiehuis verdwenen is om versche bestellingen; het zijn de kapoenen, 10 à 12 jaar oud, die reeds spreken over hun liefje en hun heldendaden, er maar op los liegen, pochen en snoeven. Een drietal van die intéressante maatjes heeft Piet Vingerhoets, een veelbelovende jongere in de bent der Vlaamsche schrijvers, ons met smaak en sympathie getee-kend, zonder overdrijving, maar natuurlijk en ge-zond - realistisch. Wij hebben den eersteling van Piet Vingerhoets met machtig veel genoegen gelezen en we zijn hem dankbaar, niet alleen omdat hij onze letter-sciiat met een verdienstelijk werkje verrijkt heeft, maar tevens om de herinneringen van lang ver-vlogen kinderjaren die hij gelukkiglijk nog eens wakker geschud heeft, herinneringen uit den god-zaligen tijd toen we ook meededen aan ajoenkert gendarm - en - dief, duit - laat - u - hooren, hoef-ijzerken, blinde champetter, kluchten en ambach-ten en wat nog al, toen we aan de dokken suiker gingen vingeren uit de «kanasters» of ,uit puur gewoonte van robberen en proeven eens gingen \ikken aan de vaten verstijfde palmolie, met erge f laxatieve gevolgen, zooals dit het geval was met ■ Toontje, den man van jaren thans, die zijn stad en vooral de haven kent, op en top, en haar bo-ven ailes lief heeft; toen, bij een stijve bries, een onzer voorvechters den roeiboot van zijn vader losmaakte en wij ermee de Schelde opzeildcn, waar, op de hoogte van Burght, de jongste van het gezelschap: Piet, nu de hoogste magistraat in Vlaanderen, erbarmelijk zeeziek werd tôt groot genoegen van ons allen die rookten alsfabriek-schouwen. behalve de zoon van den t>ootje_sroeier, die verkoos te sjikken;toen we 400 à 500 jongens sterk, in den winter, om 8 uur 's avonds, de Acu~ I demie (1er Venusstraat kwamen buitengestormd en schreeuwden en lawaaiden dat hooren en zien I verging en in de Beurs gekomen, zongen, of lie-ver keelden, tôt groote ergernis van den langge-gevelden wachter : Neus, neus, tjoek, tjoek, tjoek-Veur zeven centen peperkoek!... toen... — maar wij gaan hier niet verhalen al het kattekwaad waarmee we onze grootere medemen-schen last aandeden, lees liever «Schuimertjes» en ge zult er plezier aan beleven. Onze uitstekende medewerker, Lode Baekel-mans, die er bijzonder groot genoegen in vindt, jongere en Veelbelovende elementen op te sporen en aan te moedigen, heeft voor dit boek een ge-moedelijke inleiding geschreven, die wij hier la-fen volgen: « Een woord van inleiding voor het boekje van een débutant! Piet Vingerhoets! Een volkschen naam draagt de jonge schrijver, die met voortreffelijken aan-leg en wil het leven zijner omgeving tracht af te beelden. Als kind, opgegroeid in het hartje der volks-buurt van Stuyvenberg en den Seefhoek, heeft hij er waarschijnlijk met schuimertjes rond gezwor-ven en hun kleurig leventje tôt in kleine bijzon-derheden kunnen naspeuren. Maar spoedig moest de knaap hei ambacht van zijn vader aanleeren en werd mand -nmaker. Wel-ke verlangens en fantasieën zijn in hem gewekt bij het vlechten van de teenen om de dame-jean- j nos? De werktuigelijke arbeid îiet de verbeelding vrij spel. In den mandenmakcvskelder grt ei een J schrijver. Waar een wil is, is een weg! In 1915, de man- ; denmaker was er intusschen door zelfstad?'» in | geslaagd zich tôt handelsklerk op T§ werke» nij een paar verzen ter opnam- aan r ; t. k-blad «Het Tooneel». Dit gaf aanleidi.iK tut, ver-Aere kennismaking. Sindsdien weikte hii met on-vwpoosden vlijt en van tijd toi tijd kwam Vin-I gerhoets mij zijn schetsen toonen. Zoo zag ik zijn «Schuimertjes» ontstaan, traag-jes met pijnlijke inspanning loi Icwi geroepen portretten van drie kleine boefjes, àr'e klein kin-derlijk-naieve, vroegwijze schorriemorriekens. De jonge schrijver toont in dit eerste boekje ieniand te zijn die nog -^eel aan handigheid moet winnen, maar die ontegensprekelijk een eigenaar-dige persoonlijkheid in zich ronddraagt. Door het bedrijf en de woorden van Boste en zijn kameraadjes voelt men diep het schrijnende leven der armoedige buurt. Omvillekeurig denkt men aan het werk van den Franschman Ma-îhard, die grootestadskinderen in schrille werke-lijkheid teekende, werk dat Vingerhoets nooit in handen kreeg. Het boekje van Vingerhoets is weer een bewijs wat zuivere kracht er schuilt in het volk. Het is een eersteling die vertrouwen inboezemt voor wat de jonge schrijver in de toekomst nog zal leve-ren in geval hij ernstig en onafgebroken blijft werken. » «Schuimertjes» met een fraaie bandversiering van Edmond Van Offel, is netjes uitgegeven door de firma Gust Janssens, aan den prijs van 2*50 i'rank. Al de Vlamingen zullen het koopen! • N. InenomdeSchouwburgen VLAAMSCHE OPERA. — De heer Fontaine heeft eene nieuwe aanvraag gestuurd naar het College. Hij betoogt hierin dat de financiëele tnoeihjkheden overwonnen zijn en dat hij met vertrouwen het bestuur durft aanvaarden. De Commissie van Schoone Kunsten moet eerst vergadering houden om haar oordeel over de nieu-K'e aanvraag te doen kennen en daarna moet het College beslissen. Tusschen de personen die den heer Fontaine hunnen geldelijken steun hebben toegezegd wor-den de heeren De Beukelaer, koekskensfabrikant, en Sali Kok, diamanthandelaar, genoemd. DE ARTISTEN van ons Kon. Ned. Tooneel hebben, in hunne vergadering van Woensdag 11. besloten een vertoog aan het Stadsbestuur te rich- , ten, om vergunning te bekomen het komend speel-seizoen een paar weken vroeger te mogen begin-nen. Zoo dit billijk verzoek wordt ingewilligd — wat geen twijfel overlaat — zal de eerste vertoo-ning van het Winterseizoen in den Kon. Nederl. Schouwburg op Zaterdag 31 Oogst plaats grijpen. VAN «DE DOODE» zullen er twee openlucht-vertooningen in den hof der Harmonie gegeven worden. De waarschijnlijke datums zijn 26 Juli en 5 Oogst. Deze vertooningen zouden om 8 uur be-Ifinnen.«HET M El S JE VAN ARLES» wordt in den loop der toekomende maand in openluchtvertoo-ning gegeven te Mechelen. I «DE MARSKRAMER». — De directie van den ■Scalaschouwburg reserveerde bij de Vereeniging woor het innen van Schrijversrechten, het opvoe-ÉJngsrecht van de vermaarde operette «De Mars- t" IN HET HIPPODROOMrALJbJlS zaï eene nieuwe beroemde operette vanL. Friedmann vertoond worden. — I)e vlaamsche bewerking is van heer Paul Robert. «DE KUISCHE BARBARA» gaat stellig in den Edenschouwburg door, denkelijk na «Het Muzi-kantenmeisje».«EVA», 't lustig zangspel, dat reeds vaak werd aangekondigd, zal ditmaal vast vertolkt worden en dit in het drukbezochte theater der Quellin-straat.«DE WEG NAAR HET GELUK», een der lief-ste Duitsche operetten, werd eveneens door heer L. De Backer voorbehouden. EDEN. — Op Vrijdag 28 Juni heeft dus de eerste opvoering plaats van «Het Muzikantenmeis-je», de nieuwe operette Van G. Jarno, toondichter van «Christl», de vermaarde operette, welke des-iijds zulken reusachtigen bijval in de Vlaam-schen Opéra heeft bekomen. Ook Het Muzikan-tenmeisje:.- stond op het repertorium van de Vlaamsche Opéra, uoeh wegens de huidige om-standigheden moest men van die opvoeringen af-zien. Ook zal er de meeste zorg besteed worden aan de vertolking en de insceneering dezer nieuwe operette. Zij bevat eene episode uit het romanti-sche leven van den beroemden componist Jozef Haydn ; deze roi is — zooals wij hierboven reeds zegden — aan heer Jos. Van Pelt toe-vertrouwd terwijl Mej. Nini de Boël de titelrol zal veiwiillen. Zullen insgelijks optreden de heeren Ch. de Raëve, Manaul, Castel, Julsam, de dames Jos. Van Harneveldt, G. Haesen, Hoedemae-kers en, als nieuwelinge van het gezelschap, Mèj. M. Simons. HUWELIJK. — Wij vernemen het huwelijk van heer Willy Druyts, leider der technische af-deeling van de Vereeniging voor filmopname, met Mej. José Carlo Dujardin - Van der Avoort. Onze beste gelukwenschen aan het jonge paar. HEER JEF VAN PELT, die met «De Geschei-dene Vrouw» in het Scala-theater zeer veel bijval genoot treedt kortelings op in den Eden met «Het Muzikantenmeisje», — waarin hij den ver-maarden toondichter Haydn, op ongeveer vijftig-jarigen leeftijd, moet typeeren. Die creatie zal stellig veel belangstelling baren. VEREENIGING VOOR FILMOPNAME. — Op Zondag 23 Juni a.s. om 11 uur, belegt de «Vereeniging voor Filmopname» een algemeene vergadering in het lokaal Wagner. Mevr. J. Simons-Mees De hooggewaardeerde uitgever van de «Wereld-bibliotheek, heer Louis Simons, zendt ons uit Den Haag den volgenden brief, welke wij vol-gaarne onnemen: « In het stuk van Willy over het werk mijner vrouw, dat ons heden toekomt, wordt de indruk gevestigd, alsof er tusschen de schrijfster en haar landgenooten een zekeren af stand zou be-staan. en ons Nederlandsch publiek vamvege den geest, die het bezielt, haar werk minder zou ge-nieten. Gelukkig kan ik hier verklaren, dat het denkbeeld, alsof haar stukken ontooneelmatig zouden zijn, slechts een waan is van enkele betwete-rige, door de Fransche School op een dwaal-spoor geleide, dagbladcritici. Dat het goede publiek er anders over denkt, blijkt wel uit het aan-tal voorstellingen, door verschillende stukken be-reikt: «De Veroveraar», een honderdtal; «Een Pa-ladijn», vijftig; ^Atie's Huwelijk», rond de veer-tig; «Zijn Evenbeeld», vier - en - dertig; en nu juist weer verleden winter bij het nieuwe Haag-sche gezelschap Het Hofstad Tooneel «Kasbloem» bijna dertig, terwijl dit stuk op het speelplan blijft. Indien sommige stukken der schrijfster nooit ten tooneele kwamen, dan ligt dit vooral daaraan dat zij ze zelf liever niet laat spelen, dan in eene bezetting, welke ze niet tôt hun recht zou doen komen. Zonder den geestessfeer, waarin zij ge-voeld zijn moeten zij van het tooneel hun juiste werking missen. Doch het beste bewijs, dat ons publiek haar werk op prijs stelt, geven de cijfers van den ver-, koop harer stukken, die altemaal in de Wereld-bibliotheek of Tooneelbibliotheek mijjier Maat-schappij voor Goede en Goedkoope Lectuur ver-schenen zijn. Het eerste werk in 1906, het laatste in 1917. En in die jaren is de totaal verkoop van haar achtereenvolgens verschenen stukken geste-gen tôt ongeveer 40.000 exemplaren. Onder dankzegging aan Willy voor zijn in dit werk betoonde belangstelling, veroorloof ik ik mij uwe redactie te vragen, het bovenstaande ook onder de aandacht uwer lezers te brengen. Vooral na het onhebbelijk geschrijf van uw oud-land- en stadgenoot Monet, in zijn waardig Am-sterdamsch lijfblad «De Telegraaf», over «Kasbloem^, is het aangenaam vast te stellen, dat onder de beschaafde Vlamingen voor werk als dit sympathie bestaat. ■ H00gaChtend' L. SIMONS. Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen ELKE WEEK verschijnt bij mij minstens één | vlaamsch boek. Zooeven kwam van de pers. \gj/ " DE VADERMOORDER „ van PETER EGREV1SSE (Uitgave "Onze Leestafel,,) Prijs: fr. 0.15 De Vlucht der Saksische Kanarievogels (Slot.) — Er is nog haast. geen levende ziel in de stad, Snepvangers. — Ja... maar de stad is ongeschonden, troostte hij zich, we hebben al vier menschen gezien... de soldaten niet meegerekend-.- en de tram rijdt ook 'al.. De breede Paardenmarkt lag eenzaam; in de Roodestraat zagen zij een oud wijveken aan het poortje van het godshuis «De seven bloetstortin-gen».— Dat is vijf in het geheel, besloot Snepvangers toen hij zijn sleutel op de deur stak... en wij mogen van geluk spreken in de Hobokenstraat... — Weer thuis... ik dacht dat ik nooit mijn huis meer zou gezien hebben... we waren arme ballin-gen...— Och, Mama, 't is weeral vergeten... t is ach. ter den rug... laat ons maar denken dat we een reisken naar Holland hebben gemaakt... maar nu ga ik eens naar de vogeltjes zien... — Ik ga mee, zei Madame verteederd. Toen Snepvangers de deur der kweekkamer openstak klonk hem het lustig gefrazel en gepiep niet tegen. Met twee stappen stond hij voor de kooi waarin niets bewoog. De eetbak en de drink-fonteinen stonden als onaangeroerd, geen vogel bewoog op de roestjes of in de nesten. Een schemer trok hem voor de oogen, zijn keel snoerde toe, en hij moest zich vastklampen aan het vlechtwerk om niet te vallen. — Ze zijn allemaal weg, griende hij, allemaal gaan vliegen... — Hoe is nu zoo'n ruit gebroken, vorschte Madame, kom, drink eens Snepvangers. Het glas bibberde in zijn hand, hij klappertande maar voelde de duizeligheid wijken en ailes helder en ijl worden in zijn hoofd. -Hij sloeg de deurkens open en onderzocht de kooi. Een ruit was kapot, meer viel er niet te zeggen. Dan keek hij in de nesten. In twee mostbeddekens lagen nog eitjes, in een ander geeldonzige jongen die de vlucht niet hadden kunnen volgen. In het laatste nestje vond hij een verstijfd poppeken, doodgebroed op drie eitjes. Snepvangers nam het vogeltje. streelde het over de bleekgele pluimen, bekeek het bekje, pro-beerde de oogjes open te trekken. Madame had medelijden met zijn verdriet. — Leg het nu maar weg, Snepvangers, 't is toch dood... — Zij zijn allemaal al lang dood, Mama, die vogeltjes zijn niet bestand om in de wijde wereld rond te vliegen — Wij zullen opnieuw beginnen te kweeken!... — Neen, Mama . ik heroegin niet meer... Ik zou altijd denken aan dees moment... en als ik nog eens vogels wil zien dan ga ik maar naar Mi-randa... 't is mijn schuld... ik had vlechtdraf"3 voor de ruiten moeten spannen... — Laat ons nu Spitsken maar gaan halen en naar de kinderen gaan zien... — Ja, naar Albertken... Wat zal hij verschie-ten... hij hield ook zoo veel van de kanarievogels...— Ja, Snepvangers... we zullen nog eerst het valiesken in den coffre-fort sluiten... — En een borreltje drinken, Mama. LODE BAEKELMANS. * * * In ons toekomend numnier begint het vervolg van «De Vlucht der Saksische Kanarievogels», door Lode Baekelmans, — het draagt als titel : $Vriend Hein in de buurt». In den Mandenmakerskelder Ze zijn meest allen aan 't werk, de flesschen-bekleeders van Mijnheer Jacobs. 't Is 'n ongezel-lige kelder welke tôt werkplaats dient. 'n Met zware dwarsbalken geschoorde zoldering, van zilt druipende muren, 'n vuil steenen \loer, — ailes schaarsch verlicht' door 'n paar grillig dansende gasvlammen. Tone gaat naar zijn plaats, hangt z'n frakken aan 'n nagel, zet z'n schoenen op 'n schabje, trekt den vochtig geworden werkkiel aan. — Wat is 't, Tone, gisteren overslapen? — Wat!? — Of g'u gisteren overslapen hebt!-.. 'k Ge-loof dat ge nog wat doof zijt! ? — Och, dat kan al eens gebeuren, hé, Brou-wer!Geeuwend schouwt hij rond, wroet met loome hand door z'n haar, draait z'n klak, de klep rug-gewaarts.— Jan Verklikt is er nog altijd niet, Brouwer? — Lijk dat ge ziet. — De gas zou toch wél wat hooger mogen bran-den, hé ? . — Dat wel! Veel lust tôt werken heeft hij niet, zou liever weer wat gaan rondzwieren, Jan Verklikt gaan opzoeken, die sinds acht dagen aan 't uitwaaien is. De drank van Zon- en Maandag zit hem nog in 't lijf. , , . Hij weet met goed wat doen, zet z n wissen wat recht, zit eventjes neer, staat weer op, gaat tôt den Brouwer, hurkt bij deze neer. —Is geen franksken, Brouwer!... 'k zal 't Zaterdag terug geven-•• ge kent me wel, hé... die twee dagen nogal leelijk gedaan... 'k heb zelfs geen vier centen voor 'n rolleke. ' — Begint liever te werken, jongen, als ge van-daag weer op zwier geraakt, is heel de week naar de knoppen. . , ... — Ge moet er immers met benauwd om zijn! .-Morgen zit ik zeker op mijnen stek. , — 'k Leen aan niemand geen rooie duit meer, Tone, 'k ben er al aardig mee uitgemeten. Met 'n triestig gezicht trekt hij tôt zijn plaats terug. Rondziende denkt hij na, aan wien 't nog te kunnen vragen. Jan den Beer... die moet nog 'n frank vijftig van hem hebben-- Willem Swolfs ... die heeft hem gisteren nog vijf dikkoppen be-taald... Fiksken... Och, 't zal niet gaan. Als ge tracht iets ge-leend te krijgen, hebben ze nooit geen centen op Lusteloos zet hij zich neer. den Brouwer nijdig, schuinsch beziend, grommelend: \ — Voor 'nen armen frank! Stilaan, met tegenzin, gaat hij aan den gang. 't Is eentonig in den kelder. Geen woord wordt gesproken. Men hoort slechts 't ritselen^ der wis-sen, 't inslaan der flesschen in de mandjes. Ze werken er met 'n tiental. Allen doen ijverig voort. 't Wordt per stuk betaald. 't Gaslicht wordt uitgedraaid. Men begint te rumoeren. Iedereen heeft wat nieuws te vertellen. Jaak Senten — den Uil — begint te fluiten, — gaat weldra tôt zingen over. 'k Wil voor u werken, 'k Wil voor u slaven, 'k Wil voor u doen, Al wat ge mij gebiedt; Toch wilt ge mij In 't water werpen, Och, uiltje lief, en doe dat niet. — Hoe vindt ge dat, Brouwer? — Ach! heel charmant, Jaak, heel charmant. — Randus!-.. — Wat is 't? v— 'k Gaan er 'n chiksken op zetten, 'k mag toch, hé? — Loopt naar de hel! — Wel gij verdoemschen Jan mijn sies !... 'k Geloof dat ge niet goed zijn. — Loopt naar de hel! — Loopt gij d'r zelf henen, hé!... gij ouwen!-.-'t is toch kolossaal, hé!... Randus glimlacht. Den uil zit er op-.-- — Houdt nu uwen smoel eens. ginder ach ter; ge kunt nog niet hooren wat ze hier vertellen. — ... en 'k hield er van, — gaat de Scherpe, 'n zeventiger, voort, — en 't was anders 'n spook zulle, niks aan, gaar niks,, allez, just 'n plank, en z'had me toch twee varkensslagtanden van voor in haren mond, hé, dat ik elken keer dacht, als we gingen wandelen en er was wat volk-.. lacht nu toch niet... lacht nu toch niet... en op ne keer, kwam ik ze tegen met mottigen Door, en ik wist van niks zulle, w'hadden wij geen ru-zie gemaakt, en van toen bezag ze mij niet meer, en ik heur niet. Enfin, ik was kontent, en ook niet kontent: allez, 't ging me niet goed, omdat het zoo ineens was... Awel, Jef, dat was nu zoo'n lee-lijke, hé, en toch pakte me dat, rechtuit gesproken, 'k heb er nog lang op nagedacht... 't was mijn eerste... — Dan hebt ge toch ook nog 'n ander dan uw Keeke gehad, Scherpe, vraagt Mon den Bruinen op zoetsappigen toon. Iedereen moet lachen. — Dat weet ze toch niet, zeker ? — Wel gij ouwen chaviard! Waar dat die jan-vent zich mee bemoeit, hé?... Eenigen tijd gaat het stilzwijgende voort. Mon den Bruinen vraagt: — Zeg, Scherpe, hebt ge dat Marianneken uit de Bontemantelsiraât niet gekend? De Scherpe houdt even stil, tracht zich te her-inneren, vraagt al twijfelend: — Marianneke!? — Wel ja, 'k geloof dat ze nog heeft te doen gehad met Giist uit den Blauwen Vos. — Marianneke ? ? — Wel ja, Marianneke! — Maar welk Marianneke meent ge nu ? Oep! Marianneke Spelemanneke Laat Marianneke dansen... — Trek er uw eigen wat door, zulle Scherpe ! — Zwanst gij wat met 'n' ander, zulle Mane! — Om mij te zwibberen zijt ge nog wat lomp! — Verr... rekk... te, Scherpe! Ieder glimlacht, zij fezelen wat tegen elkaar. — 't Zijn ze toch nogal, hé? 't Is stil geworden. Tone, neergehurkt, legt 't hoofd op de knieën, poogt 'n dutje te doen, zich ineendringend, om 't wat warmer te hebben. Ieder is volop in zijn arbeid. Sommigen dragen hun bekleedde flesschen naar boven, brengen er naakte mede. 't Gaat stilaan tegen middag. Dolf, de oudste gast van M. Jacobs, staat van z'n plaats op. — De flesschen die gisteren opgegeven zijn, staan allemaal boven, hé mannen?.-- 'k zal eens gaan zien of den tal met den baas overeenkomt... dan kan ik ze in passant wegstapelen... ze zijn allemaal boven, hé? Niemand antwoordt. Dolf neemt 't als 'n bevestiging. — 'k Zal eens gaan zien, er moeten er twee honderd dertig zijn. Een der mannen laat 'n brommerige wind, dof-zwaar. — Hé, hé, wie niest daar? — Zijt gij dat Willem ? — Neen, 't is de Vos. — God zege u, uiltje! Plots springt Fiksken recht, struikelt bijna over 'n omgevallen flesch, vloeRt, gaat naar d'uit-gangsdeur, al roepend: — Dolf! Dolf!-.- er is er een te veel boven! Kort daarop hoort men boven 'n gerumoer, stilaan overgaande tôt 'n hevig lawaai, 'n gevloek en 'n verwenschen. Fiksken komt terug in den kelder. Z'n kop schokt zenuwachtig heen en weer; beeft over 't gansche lichaam, grolt, met 'n door drank ver-heesde stem: — Twee honderd dertig !••• twee honderd dertig !... Dolf komt tôt bij Fikskens plaats geloopen, den kop VQoruit, lijf en armen acnterwaarts. — ... Twee honderd dertig!... twee honderd dertig !... ge wilt zeggen, — gij kunt zeggen wat ge wilt, hé, en die er over is voor u rekenen, hé Fiksken!?... reklameert tegen den baas!... — Ik... — Maar ge kunt ze fijnekens kussen, zulle Fiksken! 't Is middag... Eenigen scheiden uit met werken om 't mede-gebrachte middagmaal te verorberen. De ande-ren doen al etende voort. Tone ook neemt 't pakje eten en zijn koffie-busje, begint, traag kauwend, 't karig middagmaal.— 't Smaakt me niet erg, Brouwer! — Neen? — Neen?... 't Pakje frommelt hij weer dicht, slokt gulzig aan z'n busje, blijft voor zich staroogen. — Geen franksken, Brouwer? — Geen gedacht van, Tone. — 'k Vreet en zuip lijk 'n varken, zegt Jaak den Duivel tegen 't Vosken, en 'k wordt verdoe-me nog magerder als 'n graat... 'k moest dezen morgen zelf met me lachen... 'k heb m'eens in m'n spiegelkas bezien... 'k krijg just 'n gat lijk 'n kieken... — Duivels zijn allemaal mager, Jokke. is 't nu met uw dochter, Vosken?... 't is lang ge-leden dat ik er u nog iets van hooren zeggen heb--. heeft ze nog altijd goesting om non te worden?— Ja... Jaak... antwoordt 't Vosken, twijfelend of hij iets of niets zeggen zou... 'k weet niet... ze zegt er niets van... maar 'k geloof... dat ze achtereen 'n paterken gaat afleggen. — Allez nu!-., en dat zag er zoo'n seppetrees uit!... Ieder is verwonderd over Voskens dochter. Men verlangt er meer over te vernemen. 't Vosken antwoordt niet, werkt kalm voort. 't Wordt eentonig in den kelder. Men wroet hard. Als men des morgens vijf mi-nuten verlet heeft gehad, tracht men het des na-middags in te halen. 't Begint stilaan te donkeren. De Scherpe maakt lawaai, omdat hij gisteren 't gaslicht heeft aangedraaid en 't nu weer moet doen. . , De uil neuriet 'n liedje, enkelen fluiten mede. Men tracht naar 't uur van uitscheiden. Plots roept Mon den Bruinen: — Uil!--- — Ja ?... — 'k Gaan nog 'n pilleken pakken! — Steekt uwen smoel vol. — Zoo royaal niet ,jongen, zoo royaal niet!-.- 't is gisteren weeral 'nen cent per rolleke opge-slagen... als g'en serieus chiksken wilt pakken komt het op 'n duit... en 't trekt op niets... er zit zooveel sap in als in 'n oud wijf. 't Is kwart voor zeven. Tone kleedt zich aan, gaat hier en daar bij 'n werkmakker. — Nu heb ik 'nen heelen dag in den kelder gezeten, en amper 'n frank verdiend! — Gaat g'eens mee naar 't Nieuw Koeiken, Tone ? — 't Kan me niet schelen... rnaar k heb er geen, zulle!-•• — Bah! Bah!--- Ieder kuischt z'n plaats 'n weinig op, kleedt zich gehaast, klopt met de hand 't stof van de broek. — Weeral 'n dag-... — Salut, zulle mannen!... — Salut!... — We gaan mee!... Donker is de kelder. JP. VINGERHOETS. René Lonthie Carnotstraat, 113 j — Specialiteit van Kinderopnamen — Tooneel te Londen Aan eene correspondencie van de N. R. C. ont-leenen wij wat volgt: Ik heb in lang niet geschreven over het Lon-densche tooneel. Er is ook zoo bitter weinig goeds van te zeggen. Hoe het mogelijk is dat de tiental-len schouwburgen van deze groote stad al maar, maand in maand uit, niets dan Verfelijk laffen kost, niets dan... flapstukken als men mij het woord wil vergeven, blijven voorzetten aan het publiek, is een groot raadsel... Er is op den duur iets pijnlijks in, het ontmoedigt, het drukt neer. Is er dan in de wereld, zooals de oorlog bezig is haar te maken, geen plaats meer voor echte kunst, voor schoonneid, voor ernst?Moet het ailes revue - schoonheid zijn, helle kleuren en schitte-ring en klatering en druk beweeg en grappen en groilen, en is lachen, lachen de eenige advertentie die een vermoeid en afgeprikkeld publiek naar den schouwburg trekt. Er zijn er die zeggen dat het heusch het publiek is; de menschen hebben te veel narigheid aan hun hoofd; als ze 's avonds uitgaan willen ze ge-amuseerd worden. Dat is het antwoord op aile klachten over den jammerlijken staat van verval van het tooneel. Het is zeker waar, dat men het' gemeenlijk in allen ernst hoort geven : de menschen zeggen het zelf. En de jonge officieren met verlof, die zulk een aanzienlijk deel van het ko-mediepubliek uitmaken — uitmaakten ten minste voor 21 Maart — zij zeggen het. «Ik moet «Chu Chin Chow» zien en «The Lilac Domino» on «A little bit of fluff». Wat zouden mijn vrienden zeggen,als ik aan de officierstafel bekeimen moest dat ik die niet gezien had...» De verlofgangers stroomen naar al de flauwste kluchten, naar al de leegste, onnoozelste operettes. Dat is niet te ontkennen en dat er een soort «mos» is ontstaan dat dit zoo behoort en dat ernstig tooneel voor den duur van den oorlog «out of bounds» is, even-min...En toch beweren anderen, dat het de schuld van de directies is. Als die maar dorsten! •• Aïs .er maar eens één was, die de betoovering van het herrieachtige geestelooze, blinkende klucht- en muziekspel dorst breken! Het publiek wordt, zoo zeggen die optimisten, kunstmatig in aanbidding van vergetelheid brengend amusement gehouden, maar het is rijp voor een reactie. Als er maar eens een ondernemend man tegen de samenzwe-ring, die wil dat menschen in deze tragische om-standigheden niet meer mogen nadenken en be-wonderen en voelen, dorst opstaan! Ik wil heel graag bekennen, dat ik een van die optimisten ben. Maar ondertusschen zijn er nog geen teeke-nen, dat iemand zich opmaakt tôt de moedige daad. De samenzwering van smakeloosheid en laf-heid houdt het veld. Het eenige stuk van wezenlijke waarde te Londen is nog altijd Barrie's «Dear Brutus». Zeker, ook dat is luchtige kost, maar het is toch zoo fijn en gevoelig, dat zijn verbazend succès andere directies moed behoorde te geven. Maar werk als dat van Barrie, populair, en toch echte, rasechte kunst, is zeldzaam, en voor de directies het wagen met ernstige stukken, met stukken van ideeën, tragedies, Shakespeare... want Shakespeare is nu heelemaal gebannen. Hij tiert aan den overkant van de Theems in de «Victoria Hall», waar men «The Tempest» en «Julius César» kan zien voor een shilling, maar in het Westend is het alsof er nooit een Shakespeare geweest was... Het bloed kruipt waar het niet gaan kan... Men zou van de kunst hetzelfde moeten zeggen. Onder deze ongunstige omstandigheden is er op het En-gelsche tooneel toch nog een genre opgeschoten als een spichtig, een beetje bloedeloos kunstplan-tje, dat bekoort door een zekere gratie. Het is de «light comedy», die schertst en speelt met het leven en de dipgen, ze niet eens zoo ernstig neemt dat ze er heel hard om zou kunnen lachen, zooals in een eerlijk pretentielooze klucht, maar die op het vemuft werkt door een vuurwerk van woordenspel en geestigheid. Zoo was bijvoorbeeld «Caroline» van Somerset Maugham. Zoo is nu «Belinda» van A. A. Milne, die onder zijn voor-letters A. A. M. geestige nonsens ; dialogen in «Punch» pleegt te schrijven. Allebei die stukken zijn gespeeld door Irene Vanbrpgh, die het genre in den laatsten tijd ijverig gecultiveerd heeft... 15, Jlnneessensstraat, 15 Concert Aantrekkelijkheden Dansen Muziek te Berlijn De opéra «Notre Dame» van Franz Schmidt, die, hoewel in 1902-04 gecomponeerd, eerst in den afgeloopen winter te Weenen en Budapest uitge-voerd is en dat daar veel succès behaald heeft, is nu ook te Berlijn vertoond. De componist begon zijne loopbaan als violon-cellist in het hofoperaorkest te Weenen, en leidt thans de «Meisterklasse» aan het conservatorium aldaar. Stof van deze opéra vond hij bij Victor Hugo. Tezamen met Leopold Wilk bewerkte hij naar de roman «Notre Dame de Paris» het libret-to voor een romantische opéra. Er is in den roman veel, wat een componist aantrekken en zijn phan-tasie opwekken moet: — een gegeven bont, dra-matisch met het oude Parijs omstreeks het einde der XVe eeuw als achtergrond. In het midden der handeling staat de beeldschoone zigeunerin Esme-ralda, wier liefde -vier mannen begeeren. — Bij haar man, Gringoire, een mislukt filosoof en dich-ter uit deze liefde zich in een razende jalousie. Phebus, de officier, de gelukkige, die haar redt, wanneer zij des avonds door twee vermomde ge-stalten overvallen wordt, en hij weet haar toe-stemming te krijgen voor een ontmoeting in de herberg van de oude Faûourdel. De aartsdiaken van de Notre Dame staat elken dag met zijn dreigende, onheilspellende blikken voor haar, in-nerlijk gloeiend van hartstocht. Zijn voormalige leerling Gringoire vindt hij diep ellendig weer en deze stelt hem, in zijn zielenood, op de hoogte van het rendez-vous van Esmeralda en Phebus... Op raad van den priester volgt hij haar oveçal en verbergt zich in de kamer, waar de ontmoeting zal plaats hebben. Na een uitvoerig liefdestooneel springt Gringoire te voorschijn en doorsteekt Pho-bus.In het tweede bedrijf bevindt Esmeralda zich in den kerker, beschuldigd van moord. De aartsdiaken komt om hare laatste biecht af te nemen. toch in den dood laten gaan, om zijn zieleheil te redden. Esmeralda. die zich niet verdedigd heeft, hoort dat Phebus leeft en wil niet meer sterven... Door twee beulsknechten geleid komt zij voorbij de Notre Dame. Quasimodo, de klokkenist van de kerk, eveneens leerling van den aartsdiaken, vol medelijden voor de ongelukkige zigeunerin, besluit haar te redden. Hij neemt haar in zijn armen en draagt haar in de kerk, waar geen ge-wapenden haar mogen volgen, volgens het Asyl-recht.Het laatste tooneel speelt op het platform tusschen de toren van de Notre Dame. Quasimodo zorgt voor Esmeralda als een moeder voor haar kincl. Beheden op de straat verzamelt zich het volk. Esmeralda wordt an^stig en wil vluchten... Daar verschijnt de aartsdiaken met de soldaten. Op zijn verzoek heeft de koning het Asyl - recht opgeheven. Quasimodo kan zich niet tegen zijn geliefden leeraar en weldoener verzetten... De soldaten nemen Esmeralda mede, die beneden ont-hoofd wordt, terwijl het volk juicht. Quasimodo breekt in wanhoop de stukken van de omheining en werpt ze op het volk. De priester, die eindelijk gelooft vrij te zijn, neemt zijn brevier,maar tusschen de letters staat de heks Esmeralda te dansen en half waanzinnig verraadt hij zijn geheim. Quasimodo stort zich op hem. Na eene korte wor-steling werpt hij hem door de bres naar beneden. Ailes wat hij heeft liefgehad is nu dood. De klokken van de Noire Dame beginnen hun klaaglied, terwijl Quasimodo in de torenpoort ver-dwijnt.De muzikale illustratie van dit libretto is voor den componist een dankbare opgave, die Frans Schmidt grootendeels gelukt is. Hij is niet, wat men noemt, origineel, maar hij heeft ideeën. Zijn muziek vloeit en interesseert, is dikwijls fijn. — Zijn motieven zijn goed gevonden, vooral het Es-meralda-motief, dat zich in een langzame Hon-gaarsche melodie, een ware Lassan, ontwikkelt. Groote hartstocht en geestdrift kan de componist niet geven. Het liefdestooneel van Esmeralda met Phebus is daarom niet heelemaal geslaagd. Toch heeft Frans Schmidt zeer zeker sterk dramatisch talent; zijn orkestratie is meesterlijk. Nu kwam ook onder Dr Stiedry's leiding elle instrument tôt zijn volste recht. De dirigent had het werk met zichtbare liefde ingestudeerd, zoodat men voor een «vollendete» uitvoering stond.Joseph Schwarz was een voortrëffelijke aartsdiaken en uitstekend was Bohnen met zijn heerlijk orgaan als Quasimodo. Phebus en Gringoire werden door ICorsch-, ner en Henke zeer goed gegeven en de Esmeralda-partij was bij Elfriede Marhcrr, een jonge, zeer sympathieke kracht der hofopera in uitstekende handen. Al zou men nu in dit werk meer temperament wenschen toch toont de componist een echte mu-zikantennatuur en deze opéra staat ver boven het middelmatige. «N. R. C.» Hippodroom «PELAGIE». De heropvoering van «Pelagie», verleden Zaterdag, spant ongetwijfeld de kroon voor wat aan-gaat de opkomst van het publiek. De meesterlijke interpretatie van de titelrol door den zeer knap-pen acteur Toontje Janssens, verleden Zomersei-zoen, moet beslist in het midden der Antwerpsche theaterhabitués veel bewondering en belangstelling gewekt hebben, om nu zulken toeloop van nieuwsgierigen bij de reprise uit te lokken. Het vorig jaar sc-hreven we hier uitvoerig onze meening neer betrekkelijk het kluchtig zangspel van den parodist heer-Willem Pouillon. Ook ach-ten wij het overbodig andermaal over de eigen-schappen en de gebreken van het stuk uit te wij-den, en zullen wij ons bepalen bij enkele beschou-wingen aangaande de vertolking. We moeten openhartig bekennen dat we, over het algemeen, bij de eerste opvoering in het Scala - theater, een beteren indruk opdeden, dan het verleden Zaterdag het geval was. Meestal de rollen waren toenm^als verder uitgediept" en ook scherper omlijnd. De vertooning echter was wel goed en de monteering prachtiger dan den eer-sten keer. De eetkamer uit het tweede bedrujf was al te sober gestoffeerd: de ongelukkige Pelagie had maar bitter weinig te breken en uit te roepen: «'t Es kapot sé!», tôt groot vermaak der aanwezigen. . Nagaan hoe een actrice haar gelaatsuitdruk-king kan wijzigen en een typische expressie ver-wezenlijken, is hoogst merkwaardig. Niet zonder moeite kan men er onze tooneelspeelsters toe over halen hun vaak, bekoorlijk lief gezichtje, met een terugstootend, ailes behalve verleidelijk masker te verwisselen. Zij weten best dat zulke trans-formaties de lachspieren van de toeschouwers op een harde proef stellen, maar toch — ongelukkig-lijk — leenen zij zich er over het algemeen niet heel gewillig toe. «L'éternel féminin reprenant ses droits!» Zij willen zich wel verouderen of leelijk maken, zonder althans een zekere grens te over-schrijden, en zonder spijtige toegevingen bekomen de schrijvers niets. Hoe bewondérden wij de merkwaardige grimee-ring van de vermaarde Parijzer artiste Charlotte Lyses in «Le Veilleur de Nuit», van Sacha Guitry en van Mevr. Van de Wiele in «Pelagie». Beide typen kregen we in foto te zien, en zij waren zôodanig leelijk, dat zij er kapitaal aantrekkelijk door werden. Dit heeft Mej. Jeanne Janssens ook begrepen... Als «Pelagie» weerspiegelde haar wezen, hoog-rood en als opgeblazen, wel degelijk de overge-kende gelaatstrekken van meisjes uit arme en verachterde uithoeken van verafgelegen dorpsnes-ten. Haar oogen keken voortdurend vaag en verwonderd, strak naar iets uit, zonder dat er het kleinste sprankeltje verstand uit straalde, — net een koeienblik. Wanneer Pelagie op eene gestelde viaag moest antwoorden, onderging men den indruk alsof haar gedachten, langs een moeilijken, langen weg kwamen, van uit een verscholen hoek-je, heel achteraan in de hersenpan. Onhandig door haar verplaatsing in een midden waarin zij niet tehuis hoorde liep de arme meid verwijt na ver-wijt op. Zij sloofde zich af om de bevelen harer meesters naar wensch uit te voeren en haar goe-den wil te toonen. Maar helaas, ailes te vergeefs! Breken en omstooten en verkeerd begrijpen is al wat zij kan. De vrouwelijke, domme Ogust... Mej. Jeanne Janssens, in haar uitbeelding van Pelagie, gaf den gemoedstoestand van de domste der vuilmeiden goed weer en in goeden klucht-toon, zonder althans in charge te veiwallen. Haar prestatie dwong de algemeene bewondering al'-.. Reeds bij haar eerste optreden weergalmde een luidé schaterlach. En tôt het einde toe wist Mej. Jeanne Janssens die opgewekte stemming bij de aanwezigen even hoog te houden, ja, zij deed haar zelfs toenemen. Ook scheen er geen einde te komen aan de daverende toejuichingen, die haar spel begroetten. Na elk bedrijf werd Mej. Janssens met bloemen gehuldigd. Heer Alfons Darden was en gemoedelijke Ame-dée Krotvos, wisselagent van verdacht allooi, 011-verbeterlijke bommelaar, die, al heeft hij zijn eigen vrouwtje lief, toch in het geheel niet kwaad is op andere Evasdochters, wanneer zij, wel te verstaan, jong en snoezig zijn. Mevr. J. Didier typeerde voorbeeldig de min of meer verwaarloosde personage Clémence Krotvos. Jaloersch op haar echtgenoot, drijft zij haar woede nooit tôt het uiterste door. Dank aan haar schoon artistiek temperament maakte Mevr. Didier van deze roi meer dan er in werkelijkheid in gelegd werd door den parodist. Mej. Maria Pee-nen teekende Alice als een jong en frisch lief meisje, dat pas de kostschool verlaten heeft. Met Nathan Moses had heer Van Thillo een kolfje naar zijne hand. Duidelijk wekte zijn type zekere hoogst karakteristieke jodenfiguren voor den geest op, in de buurt der Kievitstraat over-bekend. Realistisch omlijnde hij het karakter van den geboren sjacheraar. Mevr. Hens moeten wij gelukwenschen voor de wijze waarop zij Rebecca heeft opgevat. Als Roos — de waardin uit het «Vuil Hemd» — was Mevr. Lisa Haesen een brok natuur. Heer Frans Condès beviel eenieder in de amou-reuxrol. Hij speelde met bezieling en vuur. Heer Van den Branden had Suske Prop flink begrepen en leçde de gewenschte kleurschakeerin-gen in zijn uitbeelding. Als Bart deed heer Pier-ry de toeschouwers gui lachen. Mej. 't Syen was een gewetensvolle patronne Paula. Heer Van Eeckhoudt schetste een oprecht ver-dienstelijke Polydoor. Deze veelbelovende acteur zal ditmaal stellig ondervonden hebben, hoe men zonder in clownstreken te vervallen, het publiek smakelijk kan doen lachen. Hij voorkwam de ge-ringste overdrijving. Heer Bison bracht een ver-makelijke politiebrig^dier voor het voetlicht. Mej. Vervoort was een mooie Cora en Mej. Nelly deed heel los en opgewekt in de kleine roi van Carmen. — De balletten getuigden van een weinig overhaasting. Het kluchtig spel «Pelagie» is voorzeker een der beste successtukken. J. D. S. De kostumen van het huis Ducheyne en Smets en de meubelen van het huis P. Marx, werden, zooals naar geowonte, zeer bewonderd. Inkoop «M c .11 II JUKL.£.\ Verkoop F VAN KEECKHOVEN 1, Anneesseiistraat, 1 Goudsmld Horlogiemaker Dlamantzetter

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes