Het volk: christen werkmansblad

943 2
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 09 Mei. Het volk: christen werkmansblad. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/3b5w66b92p/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

VijteiiTrâligste Jaar. m )28 Goisâienst — Hnisgezln — Elgendom Zonfe 9 ici 191S sr Aile briefwïsselmgen vracht-jprjj te zenden aan Aug. Van. dseghem, uitgever voor de naaml. maatsch. « Drukkerjj Hot Volk», Meprsteeg, n° 16, Gent. ! Bureel voor West-Vlaanderen: Gaston Bossuyt, Gilde der Am-jbachten Kortrijk. Telefoon 523. . ' Bureel van Antwerpen, Bradant en Limburg : Vikt6r Kuyî, gftp._derbroederstr., 24, Leuven. HET VOLK Men schrijft in : Op aile postkantoren«.a.n 10 fi per jaar. Zes maanden fr. 5.0C Drie maanden fr. 2,50. Aankondigingen : Prijs volgens tarief. Voorop t betalen. Bechterlijke herstelling, 2 f! per regel. Ongeteekende brieven worde geweigerd. TELEFOON N° 137, Gent. 3. centiem tiet nummei* CHRISTEN WERKMANSBLAD 1 Centiem liet nnmmei* Vadervreugd te Soltau. S- Een Gentenaar, in het gevangenkamp jVan Soltau, vernemende dat hij vader was [geworden, schreef : Daar kwam een lief klein kindeke Gespoeld aan Vlaanderens ree, Op den adem van het windeke, Uit het land van over Zee. Het kwam en stak zijn handeke, Naar vaderken omhoog, Die voor zijn dierbaar landeke, Sinds lang ten strijde toog. In Duitschland zit uw vaderke Gevangen thans en wacht ; Van liefde slaat elk aderke Voor u, bij dag en nacht^ Groei op, mijn oorlogskindeke, Tôt knaapje vroo en vlug, Straks brengt toch 't vredeswindeke Uw vaderke terug I Mijn rozig, blozend bengelke, Uw vader heeft verderiet. Want zijt gij moeders engelke, Uw vader kent u niet I DUINKERKE. | Jean Bart ! ï Kinderen dragen dien naam op hun marinepet 1 Jean Bart ! Maar hij heette zich zelf Jan, eenvoudig weg Jan, Jan ■Bart. Kort en kloek achtereen als twee ikoperen schoten uit een zeekanon. 5 Jan was Vlaming. Wij schromen er niet voor. Wij zijn er fier op, want in Jan zat zooveel moed, voortvarenheid, zelf-ivertrouwen, heldhaftigheid, dat men hem, t\villens of niet, bewonderen moet. « Hij was koen en vermetel en als een leeuw brulde hij zijn naam over de wijd-sche zeeën, tôt het einde der wateren : 'Jan Bart ! t 't Was als het suizen door hooge luch-ten van een ijzeren handschoen. 't Was een schreeuw van brand, schrik ver-spreidend en ontzag. 5 Jan Bart I De zeeroover ! De kaperka-ipitein ! | Maar kapen in dien heroieken tijd be-iteekende heldenmoed. Gewapende dief-■stal listig en moedig uitgevoerd gold tôt eere. Doodslag en landrooverij was roman-jtisch nobel. En boven dat mooi belijnde {barbarisme wapperde als een vlaggetje Île vederbos der onderscheiding. f Zeerooverij was een edel bedrijf en paste izoo mooi in het décorum van rinkeleifde sporen, kletterende sabels, blinkende pistolen, fluweele bambuizen en kanten Icragen. r En groote rosse laarzen gelijk die van 'den Reus uit Klein Duimpjes-verhaal. : Zeegevechten ! Maar ze deden het dan In dien tijd wat mooier dan thans. 't Wa-ren gothische schepen, beladen en be-weeldigd met gouden rococo, met takel-,werk aïs vedelsnaren ; met bebeelde en geciseleerde amors en heiligen. Zoo'n rooverschip leek wel op een kerke, voJ kantwerk en beeldhouwerij, met blinkende koperen kandelabers, dat men vol eerbied en liefde betrad. De kanonschoten rommelden over de zeeën als tonen uit zware orgelpijpen en de rook gaf bedwelming van wierook. De dood scheen te lichen uit rooden vrouwenmond. Toen was de krijg ter zee iets anderS dan nu. Toen beefden mooiheid en ridder-lijkheid in het moede gebaar van sterven. Men sloeg elkander dood onder eene bui-ging of met eene eerbiedige referentie ! — Attrape, mon vieux ! Bonsoir ! Slaap wel ! Adio ! 't Maakte het afscheid van jeugd en leven minder smartelijk. Men stierf met den lach en een vers op de lippen en met bijna iets dankbaars in de brekende oogen. O, Cyrano de Bergerac ! En ook gij moedige, pootige, Vlaamsche Jan Bart ! * * * Te Duinkerke in brons staat hij, onze Jan Bart, de Vlaamsche kerel, die God noch duivel vreesde, maar Engelschmans betroefde en de mooiste schepen der Ne-derlandsche provinciën naar den kelder zond. Jan Bart die roofde en kaapte tôt het eere was en genoeg. Want daar zat eene borst in dien man, eene ronde, eerlijke borst; hij was zelf in de leer geweest bij niemand anders dan bij Michiel de Ruyter, en die had van hem eene vreeselijke zeerat gemaakt. Het leven van Jan Bart-of Baert is wel de moeite waard om in eenige regels te vertellen. Hij werd den 21 October 1650 te Duinkerke geboren. .Zijn vader was een vis-scher die het stieltje van zeebuiterij zeer deugdelijk schijnt gekend te hebben en van zijn zoon verwachtte dat hij hem zou opvolgen «in eere en deugd ». Nele, zijn vader, en Toontje Bart, zijn grootvader, die tegen de Engelschen had-den gestreden en door kaperij hunne rijk-dommen betrokken, zouden fier op hun jongen worden, doch de Hollandsche zee-lui, reeders, kooplieden en allen die des-tijds van de waterwegen leefden, zullen hem echter wel vervloekt hebben. Van af zijn 12e jaar, toen hij ter school nauwelijks zijn naam had leeren schrij-ven, werd Jan op een schip gestoken en aldaar vertrouwd met weer en met win-den en het werk dat op eene zeeboot te verrichten was. Hij sliep bij de matrozen in het stikkende tusschenruim of kon des nachts, op het dek, op eenzame wacht de gouden steri'en tellen. Hard werd zijn lijf en zijn geest voor aile indrukken vatbaar. Hij tapte moppen als een IJslander, smoorde lijk een Turk, spralc zuivere zeemanstaal en vloeken kon hij tegen den beste op. Maar toch bleef er steeds veel warmte in zijn hart en hij werd om zijne aange-boren vriendelijkheid, om zijne gedienstig-heid door iedereen geliefd. Toen Engeland tegen Holland streed nam Jan onder admiraal De Ruyter plaats, vocht als een kleine leeuw, en leerde van zijn genialen meester, in op-persten stond, de kunst der kalmte en de snelheid in 't berekenen. In 1672 na den vrede van Nijmegen, werd Duinkerke met gansch Zee-Vlaan-deren bij Frankrijk ingelijfd en toen daarop Lodewijk XIV den oorlog tegen de Nederlandsche republieken verklaarde, verliet Jan de Hollandsche vloot en schaarde zich aan de zijde van zijn nieuwen meester en koning. Hij rustte een eigen schip uit, ver-nielde en kaapte ailes wat in strijd met Frankrijk was en wat hem onder entering kwam. Hij was een soort vrijbuiter, zonder adelbrieven noch wettelijke titels, stroopte voor eigen rekening en bleef nochtans in eerlijkheid zijn koning dienen. Gedurende vijf jaar kaapte hij aldus twee en vijftig schepen. Zijn gedrag kwam den koning ter oore die hem 't bevel over twee fregatten gaf en hem in 1681 uitzond om de zeeroovers van Salé te bevechten, die Bart dan ook getrouw tôt den laatste uitroeide. In 1687 hervatte hij den strijd tegen Holland, en kreeg alsdan tôt medewerker den beruchten kaper Forbin. Tijdens een zeegevecht werd hij door de Engelschen gevangen genomen en naar Plymouth gebracht, maar hij ontsnapte met een visschersvaartuig naar Frankrijk waar de koning meh te Versailles ontbood. * * * Jan bij den koning 1 De ruwe zeeman die van zijne prille jeugd onder kruit-damp had gestaan en geleeîd met onbe-schaafde kerels. Jan bij Lodewijlk XIV, den fijnsten aller vorsten, den Franschman die niet eens met hem, Vlaamschen jongen, zou kunnen spreken ! Jan ging. 't Kon hem niet schelen, als hij maar verliooging bekwam. Hij moest nog al lang wachten vooraleer hij toege-laten werd, en het verdroot Jan, ellendig zoo lang wachten ! Hij haalde zijne varkensblaas uit den zak en stopte zijn baardbranderke. Toen sloeg hij, midden van de gepoederde en bepruikte jonkers vuur en begon te rooken als eene schouw 1 Een die hem 't pijpke te na kwam keek hij aan of hij hem naar den kabiljauw-kelder wilde zenden. Toen Jan eenige flinke trekken had gedaan werd hij bij den koning geroepen, maar Jan kon het niet over zijn harte verkrijgen om zijn pijpke half uitgerookt weg te steken. Hij stak de deur open en trad omhuld van eene tabakswolk bij Lodewijk XIV. — Elk 'n goeden dag ! zei Jan. Van links en van rechts deed men Jan teeken dat vuile ding weg te bergen, maar Bart dacht : Ga uwen gang maar, ik rook ! en dit peinzend spuwde hij op het tapijt. De koning keek den vranken, ongege-neerden man één stond gemelijk aan, zei iets, maar Jan verstond hem niet en wat hij antwoordde begreep de koning niet. — O, dacht Jan, gij, gij spreekt maar Fransch, ik spreek mijn Vlaamsch! En aldus konden zij elkander niet ver-staan en Jan werd door den grooten koning nooit tôt admiraal verheven, maar sinds dien dag en dit onderhoud werd hij ge-kroond tôt patroon van al de Vlaamsche pijpenrookers. Ga zie maar, in Vlaanderen, hier en daar zult gij op een uithangbord Jan Bart zien rooken, staande ongegeneerd in zijne wijde botten en ergens heb ik zelf in gebrekkig schrift deze verheer- lijking gelezen : Au Sint Jean Bart, tabacs en sigaren. * * * De Engelschen die Jan hadden gevangen genomen zouden thans hunne daad uitzweeten. Jan snelde met zijn kapiteins-titel naar Duinkerke en ondernam, in weerwil der Engelsche blokkade, zulk een voorspoedigen kruistocht dat de vreeze sloeg in kst harte der vijandelijke scharen. Hij kaapte wat onder zijn bereik viel, de Noordzce geraakte gedeeltelijk vrij en Jan kwam met een aanzienlijken buit te Bergen in Noorwegen aan. Daarom werd Bart vereerd met het kruis van den Heiligen Lodewijk en als bedanking ontrukte hij den Hollanders eene onschatbare bezending levensmidde-len die dezen gekaapt hadden en de kust-steden tôt hongersnood doerride. In 1696 behaalde hij op Nederland nog-maals eene overwinning en verbrandde meer dan tachtig koopvaardijschepen. Toen werd hij na een nieuw verhoor bij den koning tôt bevelhebber van een eskader benoemd en Jan Bart bedankte Lodewijk XIV met de woorden : Sire, daar doet gij wel aan ! In die betrekking overlaadde hij zich met roem. Maar de Vlaming werd nooit admiraal benoemd. In 1702 liep hij eene verkoudheid op en de man die water, wind, koude en mist had getrotseerd, stierf . in eene \er-warmde kamer, aan eene longontsteking. Over Jan Bart gaan buitengewoon veel grapjes en men schrijft hem daden en poetsen toe waar hij van verre noch van nabij omtrent kwam. Hij was echter een groote zeeheld die naast Tromp, Piet Hein, De Ruyter mag geplaatst worden. Op de Groote Markt heeft het danlcbare Frankrijk hem in brons vereeuwigd. De koene zeeheld staat daar in zeventiende-eeuwsche kleedij van vrijbuiter, met ontbloot en opgeheven zwaard, met be-pluimden flaphoed en omgeslagen zee-laarzen en niet zonder ontroering kan men hem aanzien en zijne grootsche daden uit fabelriddertijd herdenken. Hij was een Vlaming en een held. G. RAAL. BELGISCHE KINDEREN IN HOLLAND. — Mevrouw délia Faille, uit Antwerpen, en de heer Kellenaers, van het R. K. Huisvestingskomiteit,zijnzondagte Leiden aangekomen met 25 noodlijdende Belgische kinderen, van wie 6 Israëlie-tische. Deze laatsten zijn door bemidde ling van het te Leiden gevestigde Cen-traalbureau voor Joodsche fnoodlijdende families in Holland ondergebracht. De 19 andere kinderen zijn voorloopig" ondergebracht in het gesticht « De Voor-zienigheid », te Leiden, vanwaar zij mor-gen naar Maastricht zullen worden ver-voerd, om in verschillende huisgezinnen aldaar opgenomen te worden. * * * KOEPONS. — De vervallen koepons der leening Antwerpen 1887 worden ook uitbetaald aan de winlcetten van de Banque générale Belge, Arenbergstraat en van de Banque de l'Union Anversoise, Graanmarkt, alhier. « Vcrmoorde » Wouden. Waar in Frankrijk de oorlog gewoeà heeft, zijn de bosschen thans tlermate verwoest, dat naar het oordeel van des-kundigen ruim dertig jaren noodig zullen zijn om de geslagen wonden eenigs-zins te heelen. Vriend en vijand hebben zich voor dezelfde onverbiddelijke nood-zakelijkheid geplaatst gezien, geheele wouden neer te vellen, om het noodig bouw- en brandhout te verkrijgen, of een vrij veld voor het geschut te'maken. Een te veld staand Fransch architect, Jean Paul Alaux, heeft aan de American Forestry zijne beschouwingen over de wouden medegedeeld, welke door den oorlog « vermoord » zijn. Onmiddellijk in de nabijheid van de Fransche hoofdstad vindt men de sporen van den oorlog in de bosschen. Toen in Augustus en Sep-tember de Duitschers Parijs naderden, moesten de Franschen zelf heele wouden neerhakken, welke den vijand als verblijf konden dienen. Het bosch van Montmorency heeft op deze wijze zwaar geleden. De bosschen van Vincennes zijn niet zoo zwaar ge-teisterd. Meer noordelijk is het echter veel erger. Het woud van Bouvigny bij Atrecht en het woud van Berthonva! moesten weken lang steeds maar hout leveren. Door den regenval waren aile paden volkomen onbegaanbaar geworden en o m het geschut en de munitietreinen te kunnen laten doortrekken, moesten we-gen van planken, twee of drie lagen op elkaar, aangelegd worden. Geweldige houtmassa's zijn ook voor woningen en magazijnen gebruikt, als-mede ter verwarming, en zoo zijn bij-voorbeeld de bosschen van Vittimont en van Neufchâteau in de buurt van het fort Bourlémont volkomen weggevaagd. In het woud van Champenoux zijn aile boomen tôt op een meter hoogte afgesne-den. In het woud van Meaux op de hoogvlakte van Amance bij Nancy, in het woud van Grévie bij Arencourt en in vele andere wouden staan bijna geen boomen meer. In het woud van La Haye zijn boomen en hakhout geheel opge-bruikt. Dag in dag uit zag de architect de soldaten uittrekken om hout te hak-ken en met zware lasten terugkomen. Hierbij geldt het alleen de bosschen, die geveld worden. Maar daarbij komen nog tallooze boomen, welke der artillerie of ook de machinegeweren ten offer zijn gevallen. Tegen het neerveilen van geheele wouden door de troepen heeft zich het Fransche boschbestuur verzet, maar Alaux meent zelf, dat het moeilijk zal gaan zich daaraan te storen. Van de wouden op het gevechtsgebied is geen ongedeerd er afgekomen. De mooie bosschen van Chantilly en Com-piègne hebben tengevolge van hunne lig-ging de minste schade geleden. BELGISCHE VLUCHTELINGEN. ~ In de laatste dagen der vorige week zijn te Papendrecht ruim 100 Belgische schepen uit Zeeland aangekomen. De ruim lOOOopvarenden worden op het gemeente-huis aldaar ingeschreven en van rijkswege ondersteund. MENGELWERK 8 Op zoek naar des SchnMlge Wanneer deze zich samentrok van de pijn en een koud zweet zijn aangezicht overdekte, legde het kind hare zachte hand op zijn voorhoofd ; de smarten verzachtten als bij tooverslag. Vervolgens deed Alice eene aangename voorlezing of zong eenig lied om Alfred afleiding te verschaffen. Zoo was de aanwezigheid van het meisje eene ware zegening voor den hulpbehoevende ; ook yan den oogenblik dat ze zijne kamer verliet, verviel hij in somber nadenken. Met tegenzin zag M. Vial zijne dochter aan hun gedwongen gast hare liefdevolle zorgen verschaffen. Doch, na overwe-ging, besloot hij dat dit toch geene on-gelukkige gevolgen kon hebben. — Devrouwen zijn zusters van liefde geboren, dacht hij; en daarbij, zij heeft |Leondari wel bijgestaan. Wij hebben ;dien jongen franschman onder dak genomen, wij moeten tôt het einde toe on-Zen plicht do en en de rest aan de wils-Ibeschikking van God overlaten. In den loop der maand Juni in vrijheid gesteld vond Alfred eindelijk in Septem-iber het gebruik zijner beenen terug. >Zijn jeugdig, sterk gestel had de kwaal bverwonnen. Den dag dat hij, op den arm van Bap-tist geleund, zijne kamer kon verlaten en zich naar de eetzaal begeven, was het feest. De plaats was met bloemen versierd t f——"a—a——5a—IBM en in hare vreugde had Saba de beste schotels gereed gemaakt. Alice voelde aile mogelijk geluk ; zelfs M. Vial deelde in de algemeene voldoe-ning.Alfred herwon van dag tôt dag meer krachten : zijne volledige herstelling zou niet lang meer uitblijven. In gezelschap van Alice bracht hij uren door in den hof ; 's avonds zongen zij samen of lazen in een belangwekkend boek. En zoo ontdekten zij dat hun smaak, hunne meeningen merkwaardig overeenstemden ; ook gebeurde wat ge-makkelijk te voorzien was. In den beginne had de graaf eene ware bewondering voor het jonge meisje opge-vat, bewondering die welhaast tôt eene teerdere, levendige liefde oversloeg. Hij had maar een verlangen meer : de gelukkige echtgenoot der bevaJlige Alice te worden. Een avond, toen ze samen op het terras wandelden sprak hij tôt haar : — Alice, ik heb mijne gezondheid heel en gansch teruggevonden. Het is nu vier maanden dat ik onder uw dak woon ; het wordt tijd dat een einde komt aan de gastvrijheid, waarvan ik, onvrijwillig» 't is waar, misbruik heb gemaakt. Ik ga naar mijn land terugkeeren. Maar vooraleer te vertrekken moet ik u eene ver-klaring doen welke mij dag en nacht bezig houdt. Alice, ik bemin u... Laat mij u een leven bieden 't welk gij twëemaal gered hebt, Alice, beloof mij, mijne echtgenote te worden. Het jonge meisje verbleekte ; onstui-mig klopte haar hart. — Gij antwoordt niet, riep Alfred. Oh, bezie mij, uwe oogen zullen spreken. Alice keerde het hoofd naar den jongen man, een blos overtoog haar aangezicht, echter hield zij de blikken ten gronde gericht. Alfred zag hare verlegenheid ; hij begreep haar stilzwijgen en hare voorbe-houding.— Gij stemt toe, niet waar, mijne welbeminde Alice? riep hij vol verrukking. Op dit oogenblik hoorde men voet-stappen binnen de woning. — Ah, 't is mijn vader, galmde Alice. Ik had vergeten — Vergeten, wat Alice? Laat ons bin-nentreden en het hem zeggen — Neen, neen 1 ik kan niet ! Helaas hem verlaten Hij heeft niemand — Mijne vriendin, mijn verlangen is het niet u van hem te scheiden. Ik eer-biedig, bewonder, bemin hem ook. Hij zal mijn vader zijn ; hij zal ons naar Frankrijk vergezellen. — Hij haat dat land, liever zou hij sterven dan er te gaan wonen. — Nochtans geloof ik dat hij geboren Franschman is. Den grond waar hij het eerste levenslicht zag kan hij niet ver-achten. Alice, gij bedriegt u dus. Uw vader is nog jong, het is een man met groote be-kwaamheid, hij mag in deze streek niet begraven blijven. Kom, laten wij hem gaan vin den. En hij legde den arm van Alice onder den zijne en beiden begaven zich naar het salon. XII. M. Vial zat aan eene tafel, in diepe overwegingen voor een geopend boek. Hij richtte de oogen naar den graaf en zijne binnentredende dochter en las in hunne oogen het gelukkig geheirn 't welk zij hem kwamen toevertrouwen. Dit scheen hem te verpletteren. Eene doodelijke bleekheid overtoog zijn gelaat en 't was met diepe verstomming dat hij het paar aan-schouwde.Alfred d'Albermont bemerkte deze tee-kenen van opgewondenheid niet ; hij be-lcende aan M. Vial de innige verkleefdheid welke hij voelde voor zijne dochter en einaigde met de huwelijksaanvraag te doen. Er volgde een diep stilzwijgen, eindelijk door den vader onderbroken : — Wat gij vraagt is onmogelijk, verklaarde hij met doove stem. Ik had ge-hoopt dat deze wreede beproeving mijne Pochter zou gespaard blijven. Ik was blind Zij kan uwe vrouw niet worden, Mijnheer de graaf. Er is ees. geheim in mijn leven Nooit zal Alice Vial haar lot aan dit van een man verbinden. Zij is veroordeeld immer jonge dochter te blijven. Deze verklaringen vervulden de twee jeugdige harten met droefheid ; Alice trok hare hand terug en bezag zoo bedrukt haren vader dat het droevig was om aan te zien. Alfred, ten toppunt van verbazing, dacht een oogenblik dat M. Vial zinneloos werd, maar het smartelijk lijden dat hij in de oogen van zijnen gastheer las deed hem alrap van meening veranderen. — M. Vial, zegde hij, ik kan onmogelijk geloof hechten aan uwe zonderlinge woorden. Ik bemin uwe dochter, zij bemint mij, ik weiger uw antwoord te aanvaarden. Verschooning om mijne vrijpostighcid : laat mij u zeggen dat gij twee harten niet moogt vaneenrukken, die voor elkander schijnen geboren te zijn, en dit denkelijk om eene inbeelding, om eene beweegreden die niets ernstig om het lijf heeft. Met bewogen stem hernam de vader van Alice : — Mocht ik onder al de mannen van het heelal een echtgenoot voor mijne dochter kiezen, aan u zou ik de zorg laten haar gelukkig te maken, maar, ik herhaaî het, zij kan er niet aan denken uwe levensge-zellin te worc'en ; onnoodig verder aan te dringen Levendig vroeg Alfred : — En waarom is onze vereeniging on» mogelijk? Gij zegt mij te waardeeren, gij weet dat ik uwe dochter waardig ben : Welk is dan de hinderpaal die gij tusschen ons plaatst? — Het is een hinderpaal voor welke de levendigste liefde zou terugwijken, antwoordde M. Vial met een diepen zucht. 't Is daarom dat mijne dochter, van in hare prilste jeugd tôt dit afgezonderd leven veroordeeld werd. — Maar wat gij daar zegt is afschuwe-lijkl— Ik zeg de waarheid ; moest k zoo zwak zijn u de hand mijner dochter te schenken, gij zoudt ons beiden vervloeken. Welhaast zoudt gij haar uit uw hart ver-fa an n en en uit uw huis jagen. — Mijn vader, snikte Alice, wat kan ik toch misdaan hebben om zoo over mij te spreken ? — Mijne arme kleine Alice, ik had ge-hoopt dat deze rampspoedige gebeurtems ons zou gespaard blijven : ik geloofde dat in deze afzondering uw hart mnr ter voor iemand anders dan voor mij zou geI:lopt hebben. Gij weet wel hoe teeder il: u lief iieb, miin kind. fevolgU

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het volk: christen werkmansblad behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in - van 1891 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes