Plicht en recht: godsdienstig en maatschappelijk weekblad

712 0
22 augustus 1914
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1914, 22 Augustus. Plicht en recht: godsdienstig en maatschappelijk weekblad. Geraadpleegd op 20 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/t14th8cz07/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Aankondigingen 15 centiemen per drukregel, met ver-mindering op een vast getal aankondigingen. Voor aankondigingen wende men zich tôt het Secretariaat, St-Antoniusstraat, 14, Turnhout, of bij druk-ker.Voor aile aankondigingen buiten het Arrondissement Turnhout moet men zich wenden tôt : Agence Belge de Publicité Générale, Parochianenstraat, 16, Brussel. Telephoon A, 6953. Godsdieiistig-maatschappelijk Weekblad Opstelraad : Patersstraat 178, Turnhout. .. ) Voor de leden van christene instellingen 1 fr. (Opzendineskosten niet inbegrepen). — Onze medewerkende leden betalen 2 fr. Abonnementspnjs : _ Beschermende leden 5 fr. _ Eerellden ÎO fr. of meer.' Aan onze Lezers De lezers van « Plicht en Recht » zullen het minst niet verwonderd zijn, dat ons blad zich bijna uitsluitelijk ophoudt met de zoo belangrijke gebeurtenissen van den dag. Geest en hert zijn bij ons leger, de ziel van ons dierbaar vaderland, en zijn zoo kloeke en heldhaftige verdediger. Al wat daar buiten is, wordt met een onaan-dachtig oog beschouwd ; al wat ons daaraan herinnert is welkom. De oorlog heeft wonderen verricht die we bestatigen zonder er nochtans over verbaasd te staan. Voor 't oogenblik zou ik haast durven zeggen dat er geen partijen meer zijn in België. Katholiek, liberaal en socialist hebben allen één en 't zelfdevlammendhertvoor 'tvaderland. Op dezen oogenblik aanschouwd, komen ons aile partijtwisten voort als onnoozel kinderspel. Wie is er heden flamingant of franskilion ? Niemand. Men is Belg, effen af,en zonder meer. De brutale en meineedige Pruis heeft de herten aller Belgen aaneengeschroefd en meer dan ooit geldt onze leuze : eendracht maakt macht. « Plicht en Recht » kent heden geen andere tegenstrever, dan de vijanden van 't vaderland. Twaalfde Zondag na Sinxen. Gelijkenis van den barmhartige Samaritaan. (H. Lucas. X. 23 — 37). In dien tijd sprak Jezus tôt zijne leerlingen : Zalig de oogen die zien wat gij ziet. Want Ik zeg u : Vele profeten en koningen begeerden te zien wat gij ziet, en zagen het niet, en te hooren wat gij hoort, en hoorden het niet. En zie, zeker wetgeleerde stond op om hem op de proef te stellen, en zeide : Leeraar, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? Doch Hij zeide tôt hem : Wat staat in de wet ge-schreven ? Wat leest ge daar ? Hij antwoordde en zeide : Ge zult den Heer uwen God bemin-nen met geheel uw hart, en met geheel uwe ziel, en met geheel uwe kracht, en met geheel uw verstand, en uwen naasten gelijk u zelven. Toen zeide Hij hem : Ge hebt juist geantwoord : doe dit en ge zult leven. Hij echter Wilde zich rechtvaardigen en zeide tôt Jezus : En wie is mijn naaste ? Jezus hernam en zeide : Zeker mensch daalde af van Jerusalem naar Jéricho, en viel in handen van roovers, die hem niet enkel uitschudden maar ook met slagen over-laadden, en halfdood lieten liggen, en heengin-gen.Toevallig nuging zeker priesterdenzelfden weg af, en zag hem — en ging voorbij. En even-eens een leviet kwam ter plaatse, naderde, zag — en ging voorbij. Maar zeker Samaritaan kwam op zijn reisweg langs hem heen, en zag hem, en had medelijden. En hij naderde en ver-bond zijn wonden, en goot er olie en wijn in, en zette hem op zijn eigen rijdier, en bracht hem naar eene herberg, en droeg zorg voor hem. En den volgenden dag haalde hij twee tien-lingen te voorschijn, en gaf die den herbergier, en zeide : Draag zorg voor hem, en wat ge meer ten koste legt, dat zal Ik u, bij mijne terug-komst, vergoeden. Wie van die drie, dunkt u, was de naaste van hem, die in de handen der roovers viel ? Hij nu zeide : Die hem barmhar-tigheid deed. Doch Jezus zeide hem : Ga en doe gij evenzoo. ♦ * * De schoone gelijkenis welke Jezus ons voor-houdt is de levendige voorstelling der wet van de naastenliefde. Jezus geeft hier zichzelve aan als voorbeeld, Hij is de barmhartige Samaritaan, die op aarde gekomen is om het zieke menschdom te komen genezen. De mensch op reis van Jerusalem naar Jéricho, is Adam die 't paradijs verlaat voor de aarde. De roovers die hem uitplunderen, zijn de duivels, die hem Gods gratie rooven en de wonden der zonde toebrengen. De onmeedoo-gende priester en de leviet van denzelfden aard, beteekenen de oude wet die onmachtig was om 's menschen wonden te genezen. De wijn II in de wonden gegoten, is Christus bloed, dat onze wonden geneest ; de olie is zijne barm-hartigheid. De herberg, waarin de gekwetste voor zijne genezing besteld werd, is de Katho-lieke Kerk ; de weerd is het zienlijk opperhoofd der Kerk, de Paus. * * * Ziedaar hoe wij in deze gelijkenis het gansche verlossingswerk vinden afgebeeld ; Jezus is voor ons, gevallen menschdom, een ware barmhartige Samaritaan geweest, en duidelijk zegt Hij ons nu nog eens hier : « Dit is mijn gebod, dat gij zoudt doen wat ik gedaan heb. » Ook wij dan moeten voor malkander barm-hartig zijn : Niet enkel moeten wij onze bloed-verwanten, onze vrienden gaarne een dienst bewijzen, maar zonder onderscheid van per-sonen, steeds naar iedereen die in nood is eene helpende hand uitsteken. De barmhartige Samaritaan kan voor den armen reiziger niet meer zorg dragen dan hij gedaan heeft ; zoo vervult hij het groote gebod der naastenliefde : « Bemin uw naasten gelijk u zelven. » Willen wij dan dat verhevene gebod van onzen hemelschen Vader getrouw nakomen; vragen we ons af, of wij de andere meten met de maat, waarmede wijzelven verlangen ge-meten te worden. Deze in de gulden regel der naastenliefde. Onderhouden wij hem getrou-welijk en we zullen gelukkige menschen zijn : den vrede met God, met den naaste en met onszelven in onze hartf" bewaren. Het kind is den godsdienstigen christen het ontluiken van een wezen naar Gods beeld. God en de Oorlog Wij lezen in de Gazet van Antwerpen : De socialisten, die zich anders in dezen oorlog ordentelijk toonen kunnen toch God en godsdienst niet gerust laten. In ailes zoeken zij bewijzen tegen God. Ook is het goed voor katholieken eens klaar te zien hoe God in zulke rampen betrokken is. Vooreerst. God wil den oorlog niet. Immers, de oorlog is altijd, ten minste langs eene zijde, onrechtveerdig ; hij is een afschuwelijke mis-daad. Nu, God wil niets wat zondig is maar verbiedt het op strenge straffen. Zelfs mag men zeggen dat in zulke gruweldaden als een onrechtveerdigen oorlog, de behoefte aan een goddelijken Rechter zicht meer dan ooit doet gevoelen. Want wie anders zou zulk vergrijp tegen de menschheid straffen ? De vorsten of de regeeringen, die den oorlog verklaren, staan boven aile menschelijke gerechtigheid, en indien zij in hunne heersch-zuchtige plannen gelukken, zullen zij nog als groote mannen verheerlijkt worden, alhoewel zij vernieling en armoede hebben gezaaid en stroomen onschuldig bloed vergoten. 1s het dan niet noodig dat er boven het blinde oordeel der menschen een ander oordeel zij, waarin dit masker van grootheid aan die volkslachters worde afgerukt, •waarin hunne daden te blakke komen gelijk zij zijn en gestraft worden naar verdiensten ? * * » Doch waarom laat God die euvehladen toe ? zoo vraagt men. Eenvoudig, omdat God aan den mensch de vrijheid wil schenken om goed of kwaad te doen : Hij wil hem wel door overtuiging en goeden wil, maar niet door dwang van 't kwaad afhouden. Anders zou de mensch weinig verdiensten hebben met deugd-zaam te zijn, en God wil integendeel dat de mensch veel verdiensten kunne verwerven, want God bestemt hem tôt een overgroot, een onmetelijk geluk. En zoo komt het dat een kei-zer of koning, of eene volksregeering steeds het recht als richtsnoer kunnen nemen tôt heil hunner onderdanen, maar ook gruwelijk onrecht kunnen plegen tôt verderf der menschheid. Ongelukkiglijk maken hunne onderdanen zich veelal medeplichtig aan die nationale mis-daad.* * ♦ Ma r, zegt men nog, waarom veroorlooft Goi> ut de onschuldig aangevallenen getroffen word'an, dat vaders moeten vallen, dat moeders en ki.ideren moeten weenen om den overmoed van vreemden ? Daarop is te antwoorden dat de meeste menschen, al zijn zij onschuldig aan den oorlog, toch : ndere zonden bedreven hebben, waarvoor zij te s minste tijdelijke straffen verdiend hebben. En dit is zeker het geval in ons land. België werd onschuldig in den oorlog betrokken, maar Belg':ë ook heeft veel uit te boeten, Neen, de Belgen hebben in ailes niet geleefd gelijk zij moe;,ten. De meesten moeten zich op de borst kloppen, en weinigen mogen zeggen dat zij het leed, dat hen thans treft, niet verdienden. Dat zij er uit leeren een weerdiger en onberis-pelijker leven te leiden, en de oorlog zal hun veel goed gedaan hebben. Want daarom ook laat God het kwaad toe : omdat Hij het goed uit het kwaad wil trekken. Zelfs is het altijdniet tôt straf der zonde dat God ons laat beproeven. Dikwijls is het ook om onze deugd meer te harden en te louteren, om ons ,-ot hooger volmaaktheid en meer verdiensten te brengen. En zien wij reeds niet vôôr onze oogen dat de huidige oorlog de gods-vrucht heeft opgewekt, veel edelmoedigheid en broederlijkheid heeft gebracht onder de kinderen van hetzelfde land, den geest van zelf-opoîîering heeft ontwikkeld ? Veel droevigs kregen wij in de laatste dagen te ;ien; maar was het schouwspel in zijn laffe zinnelijkheid, die dolle jacht op vertnaken, die vvulpsche uitspattingen, waarin velen in vredestijd zich verlagen en uitputten, zoodat een eerlijk mensch er zou van spuwen ? Hopen wij dat de oorlog kort zij, maar dat Hij in België, en zedelijke waarde, en zelfbesef doe stijgen. * » # Welk het uitwerksel van den oorlog zal zijn voor Europa en voor de wereld, kunnen wij niet zeggen ; waarschijnlijk zullen wij later eenigszins bevroeden wat de Voorzienigheid bedoeld heeft wanneerZij dezen schrikkelijken strijd liet uitbersten. En zelfs indien wij dit hier op aarde immer bevroeden, dan zou daaruit slechts eens te meer blijken, dat er op de wereld vele zaken zijn waarvan het tegenwoor-dig leven ons den sleutel niet geeft, veel myste-ries die de eeuwigheid ons moet ontsluieren, En de oorlog is een mysteiie van boosheid. F. D. Naar God streven is de opperste ievenswet. De godsdienst en den oorlog ! * Toen het reuzenschip « Titanic » verging speelde het muziek aan boord : « Nader bij u, o God. » Nu het vaderland bedreigd wordt en zijn kioeke zonen hun bloed vergieten voor zijn behoud, roepen ook wij « Nader bij u, o God ». Kloek en dapper strijden onze soldaten ! Manhaftig en edelmoedig staan de burgers ze ter zijdc! liefdevol en heldhaftig springt men de gewonden bij om ze te genezen. Dat is der menschen plicht. Maar allen moeten tôt God naderen. De oorlog is dikwijls een geesel in de handen van den verbolgen Opperheer ! Bidden we hem in smeeken en boeten, dat Hij de roede van ons afkeere ! * * * Nader bij u, o God ! Ons volk begrijpt het ! De kerken zijn proppensvol. Kinderen, vrou-wen en mannen steken smeekend en zonder schaamte hun handen tôt God uit en roepen om barmhartigheid. De processiën zijn geen wandelende sloet meer, maar een biddende ommegang. Men bidt er anders als in tijde van vrede. De biechtstoelen worden bezocht en onge-dwongen valt van de lippen der arme menschen de belijdenis hunner zwakheden. 't Is of Gods oordeel nakend is en men wil er zuiver voor verschijnen. Duizenden naderen dagelijks tôt den God van vrede in zijn liefdegeheim. 't Is een herleving van kristen gevoelen en de oorlog heeft het sluimerend geloof, onder kanongeschal, wakker geschud en nog eèns komen getuigen hoe diep het ligt in 't hert van 't Belgisch volk. * Nader bij God ! Onze soldaten begrepen het ! Alvorens den vijand te gaan bestormen, gingen zij den biechtstoel bestormen om zich eerst in regel te stellen bij God. Men kan nooit niet weten of men nog zal terugkomen ? Dat onze brave katholieke buitenjongens dit deden, zal wel lichtelijk aangenomen worden ; maar naast hen knielden honderden van die zoogezegde onverschilligen die wel wat moeten geholpen worden in hun akten en gebeden, maar die toch ook hun paspoort voor den hemel toch wilden klaar hebben. Wat 'n voldoening voor hunne moeders, vrouwen, zusters, verloofden ! * * * Nader bij u, o God ! door Maria ! De Moeder van God, Maria, wordt aanroepen met een betrouwen, dat hare aanhoudende t,--,- " -■-«-* Hare beelden worden in processie ronge-dragen.Hare heiligdommen — en men weet hoe talrijk ze zijn in 't katholieke België ! — worden door duizenden bezocht. Dit ailes doet onzen boezem zwellen van zalige hoop ! * ♦ Nader bij u, o God ! Wat een troost is voor onze soldaten en hun katholieke ouders, vrouwen, zusters en kinderen, is de tegenwoordigheid in 't leger van zoovele priesters die als aalmoezeniers en ziekenverplegers,opgeroepen of als vrijwilliger in 't leger aanwezig zijn. Zeker zijn dus onze dapperen in hun uiterste of in geval van verwonding, naar ziel en lichaam bijgestaan te worden. Fier is België op zijne geestelijken die ons zoo'n schitterend bewijs geven van hunne vaderlandsliefde.De Minderbroeders van België alleen hebben rond de 60 hunner kloosterlingen in 't leger ! * * * Hoog de harten ! Op God en Maria betrouwd ! Leve België ! en moge de oorlog dit goed hebben te weeg gebracht, van het Belgisch volk, op bestendige wijze nader te hebben gebracht bij God, hun eenig goed ! Het matérialisme, onder welke gedaante ook, doodt de ware ontwikkeling van het menschelijk leven. Samenspraak. LOUIS. — Slechte tijden ! Jan. De beurs is ledig ; geen werk, de bazen laten immers niet werken. De rijken moeten ons nu maar eens te goei voorthelpen, anders vergaan we van den honger! JAN — Ja, Louis slechte tijden. De voorzien-de werkman ; die wat gespaard heeft, toen hij hoopen van geld verdiende, kan er nu voor 'nen tijd tegen. Wat moeten zij het nu beklagen, zij die hun zuur gewonnen geld aan den drank gaven, of aan verlakte schoentjes. of hand-schoentjes voor hunne dochters, of aan mode-hoeden ! Zij kenden de weerde van 't geld niet meer. LOUIS — Ja, maar konden wij nu maar aan 't werk blijven, de monden moeten toch worden opengehouden. iNummer 34 Vijfde jaar 22 Augustus 1914

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Plicht en recht: godsdienstig en maatschappelijk weekblad behorende tot de categorie Christendemocratische pers. Uitgegeven in Turnhout van 1910 tot 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes