Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen

972 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 19 Juni. Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen. Geraadpleegd op 29 maart 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/c24qj78m45/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

SYNDIKAAL van de Algemeene* Federatie der Vakbonden |van Antwerpen De redaktie behoudt zich voor, ingezonden stukken al of niet te plaatsen VERSCHIJNT BIJ GELEGENHEID Redaktie en Administratie : Plantijnlei West, 66, Antwerpen De stempel der Luiheid!! De Antwerpsche pers beteekent niel veel! Loopt er zooal eens een enkel doot waar wat pit in zit, vrijwel de tneeste bladen dienen enkel om u, telkens ge ei een koopt, spijt te doen gevoelen ovei uwe centen en... om er u weer eens op-nieuw aan te herinneren dat ze nog de moeite van het openvouwen niet waard zijn. Wij hebben het de menschen die deze bladen opstellen nog nooit kwalijkgeno-men dat ze ons telkens weer slechte waar voor goede centen in onze maag duwen : misschien ligt het aan de omstandighe-den, wie weet. Maar daarbij zijn wij het nu reeds lan£ gewoon onbeteekenende dingen toch goed te nioeten betalen. En 'n mensch went zich ten slotte aan ailes; een onzei goede eigenschappen natuurlijk. Wij la-ten dus die soort arbeiders met hoofd en pen maar met vrede en verontschuldiger de mindere waarde van wat zij ons voor zetten door het abnormale van den tijc dien we doorleven. Nu zijn er echter onder die journalis-ten een deel die voor het meerendeel dei Antwerpsche arbeidersklas niet die ver-ontschuldiging willen laten gelden die wij voor hen zelven wel inroepen er integendeel elke gelegenheid te baa nemen om er de ongelukkige werkeloo zen onbarmhartig van langs te geven er hen bitter te laten gevoelen dat zij ni hun brood niet, zooals in gewone tijden met werken verdienen kunnen. En regel matig vindt men dan — tusschendoor de artikels over groote oorlogsmannen to in Deezekens tijd, over de beste maniei om vliegen te vangen enz. — eenige zoc nijdige als onverdiende trappen naar de luis (?) Antwerpsche arbeiders. Vooral de « Antwerpsche Tijdingen > tracht zich daarin al bijzonder verdien stelijk? te maken. Dit blad stroomt ove van liefde voor al wat Antwerpsch is Men bezingt in zijne kolommen « dei schoonen fieren toren; den blauwen trotschen scheldevloed ; de menschen di« onder het bombardement hier zijn geble ven ; enz. enz. enz. Aan de arbeidendi bevolking echter, uit wier arbeid tocl onze stad hare groote levenskracht putte daaraan wordt gestadig herinnerd « da zij nu niet werken en gaan doppen. » Die duizende Antwerpsche arbeiders die nog nooit de hand uitstaken; die of eigen kracht, dank hunne noeste vlijt er tegen niets opziende werklust, steeds voor zich en hun gezin zorgen konden ei — niettegenstaande de erbarmelijl slechte sociale wetten — hunne kinderer groot brachten dat zij mochten gezier worden, die arbeiders worden nu, bi elke komende of gezochte gelegenheid als luiaarden gebrandmerkt en met de arme drie frank zestig dopgeld, als me eenehondenzweep in hetgezichtgeslagen In het blad (A. T.) van Woensdag £ dezer, is het nu echter al te bar. Daai wordt nu maar gewoon weg al wat to hiertoe nog geen werk heeft kunnen vin-den niet alleen als een luiaard aan de kaak gesteld, maar daarbij nog den raac gegeven : voor die menschen maar met den steun op te houden. Maar wij zullen er liever het bloempje maar eens uit knippen en zoodoende onze lezers eens zelve laten oordeelen, met welke ver-achtelijke kleuren een Antwerpsch blad ■ het portret der Antwerpsche arbeiders maalt. Wij nemen de vrijheid enkele regels in dat ding te onderlijnen : Het is natuurlijk niet gemakkelijk wanneer duizenden arbeiders werkloos zijn, iedereen zoo maar dadelijk aan het werk te stellen. Het is verder ook eene groote waarheid dat menige arbeider het plezieriger vindt elke week zijn : dopgeld te gaan opstrijken, dan wel eenige moeite te doen om hier of daar een weinig werk te kunnen uitrichten. Wij leven in uitzonderlijke toestanden en iedereen zou moeten trachten deze in de mate der mogelijk'heid zoo gun-stig als het maar kan te doen uitvallen. Het is daarom, dat er volgens onze meening eene verkeerde rich-ting ingegaan wordt, met maar steeds ondersteu-ning in geld of in eetwarenbons te blijven verlee-nen, aan diegenen die sinds zoo vele maanden werkloos zijn. Wij kunnen niet aannemen dat iemand steeds zonder werk kan blijven. Het moet hem toch wel geltikken gedurende eene enkele maand op zes maanden — desnoods. in verschillende halve weektermijnen — het eene of net andere werkje aan de hand te krijgen. Indien hij daar niet in staat toe is dan is het vol-gens ons omdat hij er niet veel moeite voor doet. Hij laat Gods water maar over Cods dijk spoelen en zegt in zich zeJf : lk heb mijn dopgeld, ik heb bons voor eetwaren, ik krijg van deze liefdadige instelling kieergoed, van dat ander genootschap broodkaarten of andere bons en zoodoende sparte1 ik door het Jeven zonder al te groote zorgen. lk heb het nu wel niet te breed, maar wat geeft het als ik maar niet van honger omkoom. * * * Laat ons nu eens zien wat er waars en wat er logieks kan zijn in dit ding waar-van wij het karakter hierboven reeds eenigsziris in het licht stelden. « Indien een werkman niet in staat is tusschendoor al eenig te vinden is het dus volgens A. T. omdat hij er niet veel moeite voor doet ». Laat ons eens begin-; nen bij de Dokwerkers. De haven, de bron van hun bestaan ligt daar doodsch. • De Scheldestroom, langswaar er leven in , stroomde, is kaal als eene woestijn. Ver-, laten kaden, ledige hangars en Maga- zijnen,~tot stilstand gedoemde Kranen en Elevators, geven een treurigen indruk * * * r Opstellers van Antwerpsche Tijdingen, • zegt gij eens aan die duizende dokwer-1 kers, wier arbeidsroutine en werklust > vroeger steeds als een deel der kracht en - beteekenis onzer haven gold — zegt gij ■ hun eens waar zij werk kunnen vinden. ; Zegt hen eens welke nijverheid hier, welke 1 ateliers zoo veel werklieden te kort » komen dat zij die duizenden opnemen t kunnen. Laat ons een ander voorbeeld nemen. , De Metaalbewerkers. Aan de dokken zijn hun ateliers gesloten; Minerva, Tele-foon enz. liggen stil. Waarheen moeten die menschen? Onze derde groote nijverheid hier : de Diamantnijverheid. Laat ons nu maar aannemen dat er, in Antwerpen en grens-gemeenten achtduizend diamantbewer-i kers zijn. Laat ons daarbij aannemen dat > er nu hier eene goede tweeduizend wer-; ken. Laat ons daarbij nog veronderstel-t len dat er evenveel ongeveer bij het leger • en buiten het land zijn. Waar moeten die > anderen dan toch heen? Zeg het ons • eens a. u. b. : Maar juist met deze laatste groep, die wij in hare onderdeelen kennen, kunnen : wij nog verder aantoonen hoe onverant-woordelijk kortzichtig en in welk eene onbegrijpelijke onwetendheid, zulke jour-nalisten (die toch ook loonarbeiders zijn) hunne medearbeiders den stempel eier luiheid op het voorhoofd trachten te drukken. Wij kennen namelijk persoonlijk al tientallen van diamantbewerkers die aile onmogelijke baantjes hebben aangevat. Zie maar alleen al eens hoevelen hunner er Burgerpolies spelen om een paar frankskens te verdienen. Er zijn er hon-nerden die aan den onmogelijksten rom-mel van diamant werken, die nu uit den hoek wordt gehaald, aan loonen die hunne kameraden en hen zelve wanho-pi,g" maken, slijpers die zich de oogen en zenuwen zitten te verknoeien om maar niet te moeten gaan doppen en toch hun gezin het leven wat te kunnen rekken tôt de betere tijden, waarna zij vreezend trachten, komen zullen. En die « betere tijden » heeren van de A. T. enz. waarnaar de Antwerpsche arbeidersbevolking hunkert, waarvan hunne dagelijksche gesprekken gevuld zijn, dat zijn geene tijden waarin zij met wat dopcenten al honger lijdend hun leven moeten rekken en meer en meer degenereeren. Zij tracht en wacht naar den oogeublik dat de beschaving, de hu-maniteit hare rechten herneemt. Zij ziet in hopend verlangen den dag tegemoet dat de ,nog achterblijvende vaders, echtgenoten en zonen de wapens zullen kunnen neerleggen en weerkomen; dat handel en nijverheid zullen herleven om weer âllen gezamentlijk den arbeid te kunnen hervatten en voor immer den rug te kunnen keeren naar die dopcenten die hen zooveel onverdiende beleedigin-gen gebracht hebben. Dat zouden de heeren journalisten, die op zulk eene onverantwoordelijke wijze de reputatie der Antwerpsche arbeiders-klasse bemorsen, evengoed als wij kunnen weten, indien zij, vôôr zij er dien stempel der luiheid trachten op te drukken, zich eerst eens de moeite hadden getroost onze arbeidersbevolking te lee-ren kennen zooals zij wezentlijk is, « werkzaam en vlijtig », in de plaats van haar geheel te veroordeelen op grond van enkele uitzonderingen, die men tus-schen de journalisten evenzeerzal vinden. V. V. B. N.-B. — Verder in 't blad een andere kassei voor de mooie heeren van de j4.7. Het gebrek aan pasmunt. Eene vraag Het gebrek aan nikkelgeld brengt overal, maar bijzonder bij de doppers, groote moeilijkheden te weeg. Zoo gebeurt het dat deze welke geen 15 centie-men op zak hebben, soms een uur moeten wach-ten vooraleer hun geld te kunnen krijgen. Ware er geene mogelijkheid om den « dop » aan te passen aan de Duitsche munt? Ze zou dan kunnen gegeven worden : voor 4 dagen, 2 mark; voor 5 dagen, 3,10 frank ; voor 6 dagen, 3 mark. Zou deze oplossing niet mogelijk wezen? De vermeerdering aan steun komt niet in vergelijking met de som der niet uitbetaalde 2 en 3 geteekende dagen en het ware een heele boel herrie uit den weg geruimd? GOED WERK! De volgende omzendbrief wordt ons ter hand gesteld : Typografische Studiekring TER VOLMAKING (Belgisch Boekdrukkersverbond -■ Afdeeling Antwerpen] Juni 1915. Waarde Kameraden, Onze werking, welke zich in de eerste helft van verleden jaar zoo mooi afteekende, werd eensklaps gestremd door het onheilvolle oorlogswee dat zich over ons land uitstortte. Werd bij het begin van den oorlog de kring min of meer uit-eengerukt door het binnenroepen der krijgsplichtige leden, door den val van Antwerpen werd de verbrokkeling voltooid. De vlucht had allen samenhang verbroken. Langzamerhand echter zijn de vluchtelingen naar hunne haardsteden weer-gekeerd. Helaas, niet om hunne bezigheden te hervatten, de meest volslagen werkeloosheid in onze moederstad heer-schende. ' Dien toestand gedachtig, werd in het Syndikaal Mededee lingsblad de vraag geopperd of er niets te doen was ter ver-standelijke ontwikkeling van de aangesloten drukkersgezel-len. En, jawel, de « Studiekring» zal eene Voordrachtenreeks inrichten voor de aangesloten makkers. Niet alleen zullen deze Voordrachten over vakkwesties rolien ; eene alzijdige ontwikkeling betrachtende, zullen er tôt dit doel leidende onderwerpen behandeld worden, zoowel door leden onzer Vereeniging als door op ander gebied vooraanstaande per-soonlijkheden. De onderhandelingen nog steeds aan gang zijnde, kunnen er voorloopig nog geene namen vooruitgezet worden. Nog eene netelige zaak was het vinden van een geschikt lokaal. Ook deze moeielijkheid is overwonnen, en dank aan onze zustervereeniging, den A. D. B., mogen we over zijne leeszaal beschikken, de ontwikkeling der proletariërs ook een zijner oogmerken zijnde. Aile veertien dagen ('s WOENSDAQS) zullen deze Voordrachten geschieden, ten 5 ure namiddag (Belgisch uur), ingang Plantijnleii 68. Kameraden, het woord is aan U, wilt ge ontwikkeling, dan verwachten wij U op onze voordrachten. De Typografische Studiekring. Onze kameraden, de drukkers, noodigen ook de leden der andere vakbonden op deze Voor-drachtstonden uit. Dat dus iedereen nota neme. Werkloozen, die niet bedriegen, zijn luiaarden ! Ja, ja, katneraad-lezer, verschiet niet van dezen titel. Het is een lezer (?) van Antwerpsche Tijdingen, die in het nummer van Woensdag 9 Juni 1.1. van dit blad, in het hoofdartikel duidelijk doet uitschijnen dat de Antwerpsche werkloozen, die op zes maanden tijd er niet in gelukt zijn een werk te vinden, luiaarden mogen genoemd worden. Ziehier wat er o. a. in bedoeld artikel voor-komt : Wij leven in uitzonderlijke toestanden en iedereen zou moeten trachten deze in de mate der mogelijkheid zoo gunstig als het maar kan te doen uitvallen. Het is daarom, dat er volgens onze meening eene verkeerde richting ingegaan wordt, met maar steeds ondersteuning in geld of in eetwarenbons te blijven verleenen, aan diegenen die sinds zoovele maanden werkloos zijn. Wij kunnen niet aannemen dat iemand steeds zonder werk kan blijven. Het moet hem toch wel gelukken gedurende eene enkele maand op zes maanden — desnoods in verschillende halve-weektermijnen — het eene of andere werkje aan de hand te krijgen. Indien hij daar niet in staat toe is dan is het volgens ons omdat hij er niet veel moeite voor doet. Hij laat Gods water maar over Gods dijk spoelen en zegt in zich zelf : Ik heb mijn dopgeld, ik heb bons voor eetwaren, ik krijg van deze liefdadige instelling kleergoed, van dat ander genootschap broodkaarten of andere bons en zoodoende sparte! ik door het leven zonder al te groote zorgen. Ik heb het nu wel niet te breed, maar wat geeft het, als ik maar niet van honger omkoom. Hebt gij, kameraad-lezer, het goed gevat ? Ja? Zoodus konden die werkloozen onzer stad, welke reeds zes maanden lang van den dop genie-ten, —in zulk geval bevinden er zich minstens 15,000 manspersonen — minstens op al dien tijd toch wel gedurende één maand werken, indien zij maar gewild hadden. Doch de dop bekoort hun meer. Maar zeg eens Antwerpsche Tijdingen want die LEZER (?) is voor mij niemand anders als de redactie van het blad zelf; gij die zoo stout zijt de « zes maanden-doppers » te beleedigen, zoudt gij eens de moeite willen getroosten U o. a. itot de volgende instellingen te wenden : Bestuur der Burgers-Policie, 11e Bureel van het Stadhuis, Komiteit tôt Leniging der Werkeloosheid en Bureel van Weldadigheid. ZATERDAG 19 JUNI xg\5 is,e JAARGANG nr 7

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes