Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen

833 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 13 Juli. Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen. Geraadpleegd op 24 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/qz22b8w97f/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

"DEDEELINGSBLAND Orgaan van den Antwerpschen Diamantbewerkers Bond en der Federatie van Vakbonden De redaktie behoudt zich voor, ingezonden stukken al of niet te plaatsen VERSCHIJNT BÎJ GELEGENHEID Redaktie en Administratie *• Plantijnlei West, 66, Antwerpen Naar een Nieuwe Tijd Een frische geest onder het onderwijzend personeel Zaterdag laatsleden was in « El Bardo » als ik het goed voor heb, eene vergadering belegd, voor en door... het onderwijzend personeel van Antwerpen. Het is bijna niet te gelooven en toch is het zoo: er waait een nieuwe, frissche wind onder het onderwijzend personeel; en zijn elementen welke niet meer tevreden zijn met wat men hen van het stadhuis af toestaan wil ; er zijn elementen die begrijpen maar ook uitspreken : dat waar twee contracteerende partijen zijn, niet aan eene en-kele daarvan het absolute recht toekomt de voor-waarden vast te stellen, maar integendeel beiden evenveel medezeggenschap in die arbeidsvoor-waarden toekomt. Dat is de algemeene grondslag, de groote lijn van recht, welke zelfs doorheen onze grondwet loopt, maar.,. in zake regeling van arbeidsvoor-waarden nooit toegepast wordt... Ten minste nooit voor het genre van arbeiders waar ik het hier over heb, in de onderwijzers of ambtenaren wereld. Het lijkt toch wel eigenaardig, verwonderlijk zelfs, dat juist die elementen welke in het gewone leven het meest lijken te zijn, over de grootste zelfstandigheid schijnen te beschikken — ik noem hier onderwijzers en employés — dat die juist en in de werkelijkheid het minst, veruit het minst te vertellen hebben, waar het betreft het vaststel-len der voorwaarden waarin zij hunne nuttige, onmisbare werkkrachten, ten bate van het alge-meen nut, leveren moeten, in ruil dan voor de middelen van bestaan voor hun gezin. Het onderwijzend personeel namelijk, om ons hier nu eens aan te houden, heeft hoegenaamd niets te vertellen over de werkvoorwaarden, waaraan het zich zijn leven lang onderwerpen moet. Het gemeentebestuur stelt die vast en.... ze zijn te nemen of te laten. Tôt wat eene toestanden dit leidt wil ik hier een» even met een enkel staaltje maar aantee-kenen.Over enkele jaren werd door het Antwerpsch# Gemeentebestuur het initiatief genomen tôt het daarstellen van twee flinke Stedelijke Normaalscholen.Dat was werkelijk een goed werk. Alleen al daarom, dat de daarin opgeleide jenge elementen en dat wel in de moeilijkste periode, in hunnen familiekring bleven en verder gespaard voor den geestbelemmersnden, initiatief doodenden domp-hoorn der buitenstadsche Normaalscholen. Om nu tôt die Stedelijke Normaalscholen te worden toegelaten moeten echter zekere voorwaarden onderschreven worden, waarbij eene, zeggende : dat den leerling, na gelukte eind-examen, zich drie jaren ter beschikking van het Gemeentebestuur houden zal. Tegen die voorwaarde zou nu niets te zeggen zijn — het spreekt toch van zelve dat Antwer-pen's Gemeentebestuur zorgt niet voor anderen te werken indien tegenover die verplichting der onderwijzer en ondewijzeres opgelegd, ook het Gemeentebestuur er eene op zich genomen had, eene vanzelf sprekende maar. Als men namelijk iemand de onontkoombare verplichting oplecht zich drie jaren ter beschikking te houden, drie jaren dus welke hij niet elders zijn brood verdienen mag — dan zegt de meest eenvoudige logiek, de doodgewone opvat-ting van menschenrecht : dat men gedurende drie jaren al minstens zorgen moet dat zoo iemand leven kan, te eten heeft. Die verplichting nu heeft het Gemeentebestuur niet. Men kan de pas gediplomeerde onderwijzers en onderwijzeressen laten dienst doen « ad intérim » maar men kan ze ook laten wandelen naar eigen beliefte en zonder salaris in het laatste geval. Terwijl het echter dezen verboden isergens anders hun brood te zoeken. Hier spreekt du» wel onbetwistbaar duidelijk het gémis aan medezeggenschap in het vaststel- len der arbeidsvoorwaarden der EENE partij, evenals het absolute voorrecht der ANDERE. En men zal nu wel aannemen ook dat dit staaltje, hier ter illustratie gebruikt, niet het eenige is. Niettegenstaande hunne schijnbaar mindere be-teekenis, hebben de handarbeiders in sommige bedrijven het daarin al veel verder, enkelen zeer verre zelfs, gebracht. In de diamantnijverheid hier ter stede namelijk bestaat het erkende recht van gelijke medezeggenschap in de regeling der werk voorwaarden, door werkgever en arbeider. Zoo is reeds lang, in onderlinge overeenstem-ming, vastgesteld en doorgevoerd : dat den werk-tijd de acht-en-veertig uren per week niet over-treffen mag. Terwijl men-nog pas en op dezelfde wijze, een duurtetoeslag van 25 p. h. op de hui-dige loonen in toepassing kwam. m In de onderwijzers in de ambtenaren wereld echter kent men dat niet. Kent men tôt hiertoe ook geene strijdorganisatie welke alleen de kracht vormen kan om voor zoo iets en veel andere nuttige dingen op te treden. * ¥ * Het zal nu echter wel dien weg zijn welken zij die de vergadering voor het onderwijzend personeel in « El-Bardo» bijeenriepen, op willen. Het ware anders moeittjk om te begrijpen waarom men vergaderen wil. Het strookt namelijk niet meer met de begrip-pen van dezen tijd dat ^jansche groepen nuttige elementen verplicht worden hunnen geest ; hunne werkkracht te leveren ten bate van het algemeen welzijn, op voorwaarden bij welker vaststelling wij niets te zeggen hebben. Zoo iets is zoowel een modem mensch als een modem, een vrijzinnig gemeentebestuur onwaar-dig.Dat zulke begrippen in de andere elementen der onderwijzerswereld niet doordringen noch ontluiken konden, is voor dezen welke met de vroegere reactionaire wijze van opleiden eenigs-zins bekend zijn, wel begrijpelijk. Het beginsel dat in zake vaststelling der werk voorwaarden, alleen den werkgever, den patroon recht van spreken heeft, zat deze menschen zoozeer in de ziel geprent dat sommigen onder hen zelfs hunne verontwaardiging niet bedwingen konden bij elke poging der handarbeiders om zich, zelfs door werkstaking, meer medezeggenschap in zake werkvoorwaarden en daardoor dan betere levens-omstandigheden te bezorgen. En hoevelen dier ouderen protesteerden niet heftig als sommigen onzer er hen op wezen dat ook zij toch behoorden tôt het groote, nuttige arbeidersgild, zij het dan in de branche der hoofd-arbeiders. Dat ook zij toch gewoonweg hunne kennissen, energie, hunne arbeidskracht kortom, leverden tegen betaling en er dus evenzeer belang bij hadden die arbeidskracht zoo duur mogelijk te doen betalen ; ergo het medezeggenschap bij de vaststelling van dit ailes te verwerven. Wat enkel door organisatie mogelijk is natuur-lijk. Door zich te groepeeren in een strijdlichaam; door de individueele krachten alzoo te accumu • leeren tôt eene enkele groote macht ; eene macht groot genoeg om recht te bezorgen. Want alleen macht brengt recht voort. Wijl onmacht slechts op genade, op welwillendheid rekenen kan. Dat kon in de geesten der ouderen niet meer doordringen. Maar dat gevoel, dat inzicht heeft de opleiding in gehe«l andere, in meer vrijzinnige •omgeving, maar vooral de frische wind van de nieuwe tijd, weike in wording is, de jongeren gebracht. Geholpeh wel door de aartsmoeilijke levensomstandigheden natuurlijk, welke de loom-sten zelfs, nog dwingen oog en geest te openen voor de bestaande maatschappelijke onrechtveer-digheden.A * * Men zou het verkeerd voor hebben indien men, uit bovenstaande, afleiden ging dat wij, op dit vernemen der vergadering van het onderwijzend personeel, aan het doorslaan gaan en al het on-middelijke vormen eener stevige, flink in elkaar zittende en krachtig optredende organisatie ver-wachten.Ach neen ! Wij weten uit ondervindiug welk eene moeite en onuitputtelijke energie het kost ingekankerde reactionnaire begrippen los te ma-ken, drogredenen te ontzenuwen, zonder dan nog te vergetea den schrik voor de positie ; de moei-lijkheid mannen te vinden die durven en kunnen, die den takt hebben eene goede zaak met goede middelen vooruit te brengen en te verdedigen, zonder door de energie in het optreden er voor, het respect voor den meerdere uit het oog te verliezen. Maar dat komt wel. De geschiedenis is immers daar om ons te vertellen dat elke op rechtsgron-den rustende beweging ten slotte zelve hare lei-dende elementen, hare ziel levert. Het onderwijzend personeel is begonnen met iets te vragen. Dat is het onweerlegbare teeken dat men zich in dit midden bewust is : dat men op meer recht heeft dan op hetgene nn toegekend wordt. Wanneer men nu niet verkrijgt wat men in rechte verlangt, moet men wel tôt de erkenning komen dat men gebrek heeft aan macht; macht welke invloed, welke recht geeft. En dan gaat men onvermijdelijk op zoek naar de middelen om die ontbrekende macht aan te vullen ; de nog te zwakke krachten te versterken. Misloopen, in de verkeerde richting zoeken is nu niet meer mogelijk. De jarenlange hardnek-kige beweging der handenarbeiders, maar vooral de enorme daardoor overal verkregene resultaten lotsverbetering, medezeggenschap tôt in de hoog s'te regeeringslichamen duiden ook de geestes-arbeiders den eenigen te volgen weg aan : organisatie.En zooals nu, door het door de handenarbeiders daarover ontstoken licht, het inslaan van een verkeerden weg bijna onmogelijk géworden is, zoo wordt tevens door den door dezen reeds verkregen macht en invloed overal, zulk eene nieuwe beweging ook beduidend vergemakkelijkt. Want of nu zulk eene groepeering van geestes-arbeiders zich in onze richting wenden zal of niet, ons sympathiek nader treden zal of trotsch en zelfstandig den eigen weg gaan achter elke, op rechtsgronden steunende, beweging staat toch onze georganiseerde macht, staan onze mandata-rissen in de Besturende en Wetgevende lichamen. En hier is zulk eene mate van recht dat men enkel verwondering kan voelen dat zulk eene beweging zoolang uitbleef. Er waait een frissche, opwekkende wind doorheen de verschillende lagen van ons eigenlijke volk ; een voorbode van een nieuwe tijd, welke de verdienste het haar verschuldigde recht brengen zal. Van ganscher harte wenichen wij het onderwijzend personeel goed heil. L. V. B. VER WEGIN GEN VII « Men moet, om iemands bouw goed te kunnen beoordeelen hem in négligé zien en niet in bal-kleedij als de baleinen een kromme rug recht maken » schreef Multatuli. En de geheele bur-gerklasse staat met hare balkleedij-beginselen in deze dagen, of juister gezegd gedurende een drie-tal jaren reeds in haar hemd voor ieder onzer die zien kan en wil. In scherpe tegenstelling vooral met de stilzwijgende erkenning door de burger-klasse van de juistheid en het logieke der voorwaarden welke vervuld moeten worden om tôt een werkelijke, duurzame, algemeene en internationale vrede te kunnen komen, door de moderne arbeidersbeweging zoolang reed3 omschreven, staat bij voorbeeld het duidelijk gebleken en armzalig bankroet der burgerlijke opvattingen in die richting. Er kan dan ook volgens ons nooit te veel of te dikwijls gewezen worden op het steeds scherper op den voorgrotid tredende failliet der zedelijke en stoffelijke bouw onzer samenleving zooals deze door laatstgenoemden wordt verstaan en bevor-derd. De Barnumachtige manier waarop deze partijen in het verleden, zoo goed als op dezen oogenblik nog hunne princiepen in bal en feest-kleedij tooien waarachter zij hunne mismaakte politieke en economische figuren pogen te verbergen, is de arbeiders gedurende dozijnen jaren door hunne eigen van deze klasse onafhan-kelijke pers, in geuren en kleuren aangetoond. Maar de waarheid daarover dag aan dag verkon-digd schijnen nog altijd niet in voldoende mate begrepen, of nog niet duidelijk genoeg te zijn ge-weest voor de overgroote meerderhoud, maar gevoeld zullen zij nù toch wel hebben denken wij. Wanneer we ten overvloede de aandacht onzer klassegenooten hier nog eens willen vestigen op dehoogdravende toezeggingen in zake maatschappelijke hervormingen die de eeùwige vrede zouden grondvesten, en het zeepvelachtige daarin weer eens willen aantoonen, dan wijzen wij hun er gelijktijdig op, dat de dragers dezer stellingen in bijna al de zoogenaamde beschaafde landen gedurende meerdere jaren het opper, of Staatsge-zag in handen hebben gehad. Het huidige geslacht is dus ruimschoots in de gelegenheid geweest om hunne theoriën aan de praktijk hunner daden te toetsen. En wat is daar-bij gebleken ? Dat werdt ons jaren geleden reeds in een onzer arbeidersbladen ongeveer als volgt gezegd : Daar de toepassing dezer beginselen, heeft men de zegenrijke gevolgen genoten van een maatschappij steunende op de vrije konkuren-tie. (Die zegenrijke en heilzame gevolgen genie-ten wij vooral in ônze dagen nôg). Zij zouden den arbeid vrij maken uit de boeien der vroegere voortbrengst vormen, en... zij brachten hen onder het juk van het kapitaal. Zij zouden de pro-ductiekrachten zich in vrijheid laten ontwikkelen, en.... zij hebben haar vastgemeerd in de ketenen der ellende. Zij zouden welvaart brengen aan de maatschappij, en zij brachten aan de eene zijde over- vloed en aan de andere gebrek. Zij zouden aile voorrechten afschaffen, en in plaats daarvan brachten zij de reuzenmonopolies van het kapitaal. Zij zouden den oorlog doen eindigen en.... zij schiepen de aanleiding en het voortdurend gevaar vaor oorlogen met konkureerende landen en bur-geroorlogen. Zij wilden in één woord onbeperkte vrijheid, en.... zij brachten in het bijzonder voor de arbeiders de schandelijkste slavernij. De werkelijkheid gaf dus het tegendeel van de theorie, en als zij eerlijk wilden, konden of mochten zijn, dan moesten zij verklaren dat nooit een theorie jammerlijker fiasco heeft gemaakt dan de hunne. Wi] hebben dus overvloed van redenen onze medearbeiders te waarschuwen voor het zoet ge-fluit dezer burgerlijke vogelaars wanneer zij op steek zitten en hun toekomstmuziek weer in de ooren des volks blazen, want het gewichtigste in de muziek staat niet in de noten, lazen wij nog dezer dagen, maar schuilt als van zelve in de juiste opvatting, de zuivere uitvoering, in de daad dus. Democraten noemen deze volksvrienden zich bovendien met een groote liefde voor het wôôrd, wel te verstaan. Hunne volksgezindheid uit daden sprekend, zal men echter te vergeefs zoeken. Demokraten dezer soort staan op dezelfde lijn met hunne liefde voor de verdrukten, als de vroegere planters en slavenhandelaars der Zuid-Ame-rikaansche staten welke zich jarenlang verzet hebben tegen de bewoners der Noordelijke dito, welke laatsten de afschaffing der slavernij eisch-ten, en tôch noemden deze zich (de slavenhandelaars en hunne handlangers) demokraten I De burgerlijke woord- eh penvoeiders beginnen het dan ook hier en daar te voelen en te vreezen, dat naar wij hopen de groote massa, hun gevaarlîjk en oneerlijk spel, dat tôt zulke diep rampzalige gevolgen heeft geleidt, begint te doorzien. Daarom pogen zij opnieuw het vertrouwen der ergste slachtoffers van hun heilloos en menschonteerend werk te winnen, ten einde hunne plaatsen aan het staats- en gemeenteroer in de toekomst niet voor bekwamer en eerlijker stuurlieden te moeten inruimen. Gelukken zij er integendeel in, de meerderheid der eenvoudigen van harte weer den blinddoek voor de oogen te binden en voor hunnen « demo-kratischen » wagen te spannen, door honigzoete beloften of met dramatisch gebaar en trillende stem hunne medelijdende gevoelens over het lijden des volks te luchten, dan is het schaap weer voor lange jaren in (hun) huis. En als gevolg daarvan twijfele men er geen oogenblik aan dat de heeren zich dan heilig voornetnen om met dezelfde ijver van voorheen de nooden en belangen onzer klasse aan hunne o ! zoo volksgezinde zolen te lappen. Want men verlieze nooit uit het oog dat de verbetering, voor al de radikale en afdoende ver-betering van het lot der arbeiders hun eigen werk moet zijn, en het erger dan de waarheid is dat van anderen te verwachten, wier belangen in lijn-rechten strijd zijn met de onze, en, wie van het verleden niet leert, verstaat de toekomst immer verkeerd. Fr. W. (Wordt voortgezet). ZATERDAG i3 Juli 1918 4d* JAARGANG n' 1 ———mmmmmmmm—mm—— i B i n i mu i ' '■ " ■ ' ■■ ■■ I ■ ! -*_J ! i.__ 1 _ ... 1 ' . . J ... 1 1 1 1 . , J'Jl '-j..' IL"-.1..1 1 . 1 1 " . 1 ■ÇJP*" »

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes