Tap Toe: orgaan van den vaderlandschen bond tegen alcoolisme

382 0
01 januari 1914
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1914, 01 Januari. Tap Toe: orgaan van den vaderlandschen bond tegen alcoolisme. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/qn5z60d53n/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

> 4. o Centiemen per nummer 4e .Junrir;m£. TAP TOE 1 Orgaari van den Vaderlandsctien Bond îegen Alcoolisme (Provincie Aniwerpen) Voor deEer des Vaderlands, het Creluk des Huisgezins en het Maatsehappelijk "Welzijn. REDAKTIE : A. COOMANS. Bureel : Provinciestraat, 87, ANTWERPEN. ABONNEMENTSPRIJS : Voor België : 1 frank per jaar. Buitenland : 2J50 fr. Het blad verschijnt tweemaal per maand. Geteekende opstellen blijven ter verantwoording des schrijvers. — Van naamlooze stukken wordt geen nota gehouden.— Van elk boekwerk waar-van de opstelraad twee exemplaren ontvangt, za] melding gemaakt worden. TEN STRIJDE Wijze : Zij zullen hem niet temmen Zij zullen het niet winnen, Zoolang één onzer Ieeft, Zoolang de kracht tôt strijden, Nog onze ziel doorzweeft. Waarvele duizendtallen In drank ten onder gaan, Daarsnellen wij ter hulpe Omhoog d'Onthoudersvaan. Koor. Zij zullen het niet winnen, Zoolang één onzer leeft, Zoolang de kracht tôt strijden Nog onze ziel doorzweeft. We zullen blijven strijden,. In lieîdesnaam, vooruit, We weten van geen wijken En niemand die ons stuit. Al zouden z'ons bespotten, We blijven dapper staan. En heffen steeds te hooger De G'heelonthoudersvaan. Zoo, vast aaneengesloten, Eenieder op zijn post, Zoo zullen w'overwinnen Wat ook de zege kost. Ter wille onzer broedren, Den drank te laten staan. Op, mannen, op, ten strijde, Blijft trouw d'onthoudersvaan. We zijn een deel dier dapp'ren Die moedig, onvervaard, d'Onthoudersvaan doen wapp'ren Over de gansche aard. Al is de vijand machtig, Wij houden moedig stand, Wij strijden voor de welvaart Van Volken Vaderland ! HET LEVEN. In het midden der tuin stond een groot huis. Hoog-recht stonden de populieren, als hooge, groene hei-ningen ter zijden der tuinpaden. Detuinpaden waren hel wit, en het blanke grint kraakte bij iederen voet-stap, en langs de tuinpaden, achter de zwart-groene stammen der populieren, lagen groote heldere gras-velden, als'n groot nieuw kleed over den tuin. En schoon kleurden de heldere tinten der bloemen zich op het jonge groen, de bloemen die stonden te wui-ven op hun ranke stengels, en die door hun ritseling schenen te zingen'n lied van eeuwige jeugd.De vijvers in den tuin geleken meertjes van vloeibaar zilver, dat langzaam voortgolfde onder de gouden stralen, die de zon heenschoot door de lente lucht. Ailes tintelde van schoon leven, en ailes fonkelde van kleuren-tin-ten in groote nuanceering, en ailes scheen te ademen in 'n reine, blauwe lucht van eeuwigheid. Zoo wasde schoone groote tuin ; en te midden van dat ailes stond hoog-op in z'n frissche roode steen hel-derheid het groote huis. En zooals detuin was.evenzoo was het huis. Ailes was ruim en groot, en blank van marmer, en glinsterend van graniet en de frissche koelte der zomerlucht speelde dcor de breede ruime zalen. Dat huis was : het huis der jeugd. In het huis en in den tuin stoeiden en speelden de kinderen, den ganschen dag. Forsch waren zij van gestalten, en de lange gouden lokken hingen op het reine blank hunner schouders. Helder wit waren hun wijde, lange kleederen, die het gouden zonlicht weer-kaatsten in deatmosfeer, warit reine, witte kleederen moest men dragen in het land der jeugd. Doch niet voor altijd was men in dat land, want na jaren kwam het Leven, om hen die daar waren, te brengen buiten het schoon der tuin, en de blanke frischeid van het groote huis. Buiten den tuin strekte zich uit tôt in de oneidig-heid, 'n dorre woestijn, vol rotsen. In de gloei-hitte ! derzon, danste de grijze eentonigheid derzandkorrels, ' en de rotsen gloeiden uit hun vuur hitte. Door die uitgestrekte woestheid waren nooit gebaande paden 1 gemaakt, en nergens waren woningen of bronnen. Vooraan in de woestijn stonden hoog-op in de blauwe lucht, grootezwarte kruizen waarop geschreven met bloed « Rijk van het Leven. » ( Wanneer dan het Leven kwam in het land der jeugd 1 en enkelen uitkoos om het te volgen, sprak het aldus : 1 « Ziehier mijn rijk, ga daar in en baant u een pad, ! want er zijn geen gebaande paden, elkeen moet zijn ' eigen wegmaken. Dan zult ge uw voet stooten aan de scherpe rotsen en ge zult kermen als ge uw bebloe- ' de voeten zult moeten zetten in het gloeiend warme 1 zand, en ge zult ontvellen uw handen, als ge zult ' trachten op te ruimen de rotsblokken, die ge meend dat op uw pad liggen. En uw rein wit kleed zal aan flarden scheuren en uw rein bloed zal purper kleuren die flarden. ' Maar weet : als ge lang, heel lang zult geloopen S hebben zult ge zien, 'n groot wit kruis, waarop met gouden letters « Ideaal », tracht dat te bereiken. ( Doch vrees niet, want naarmate de zaken scherper ' zullen worden en het grijze woestijn zand meer zal uit- : gloeien, zult gij naderen het kruis, dat'k u aanduid- ' de. En nu ga ; ga zoo ge wilt te zamen, kies u 'n zus- ' ter.of ga met meerderen, doet zoo het moet, ga alleen, 1 doch boven ailes, tracht te bereiken het witte kruis, : dat zal u 'n vergoeding zijn voor uw eenzaamheid. » En nadat het Leven zoo gesproken had, gingen er ' velen zingende zijn Rijk binnen. Toen geschitdde 't zooals gezegd was, want er moesten wegen gebaand worden door de rotsen. En hun zangen verstomden steeds meer, en bloed kleurde het pad dat zij moesten maken. Telkens als de zon onderging vielen zij uitge-put neder, om nog even vermoeid weder te herrijzen, als de meuwe dag aanbrak. Zoo ging het vele lange jaren, en de jeugdige gestalten waren gebroken door den strijd en hun hoofden hingen moe en vol rimpels neder en hun bloederige kleederen hingen aan flarden hei om gebogen lijf. De wieede dorst branddt op hun lippeu en zware zuchten stegen loom op, naar het on-bekende Hooge.Toen op 'n oehtend zagen ze 'n bron helder opzwellen te midden der kale rotsen, en daar-bij stond'n boom vol groote roode vruchten, en aan den voet dier boom stond « Genot ». Velen gingen er naar de bron om te drinken en wilden eten van de roode vruchten. Maar het bronwater was zout en steeds wilden zij er meer van drinken, en toch, steeds heviger werd hun dorst. En de roode vruchten waren als bloed, en kleurden hun verdorde lippen, en zij durfden elkander niet meer aanzien, omdat zij bloed verslonden. Maar enkelen schudden het hoofd en gingen het «Genot » voorbij, want het « Ideaal » was hun doel. Zij, die gebleven waren, stierven van dorst, want zij konden zich aan het Genot niet laven. De anderen gingen steeds langzamer vooruit, door de oneffenhe-den van het « Rijk van het Leven », want hun gestalten bogen steeds meer en hun handen en voeten wer-den geheel ontveld, en hun bloed ging langs het pad waar zij gingen. Telkens weer kwamen zij langs bronnen van Genot, en telkens meer bleven er achter, want steeds moeilijker werd hun de tocht. Op het eind bleven er nog maar een paar over, die hun moe-delijven voortsleepten langs de rotsen en hun bebloe-de voeten met iederen stap verbrandden aan het gloeiende zand. Na heel veel lange jaren van strijd zagen zij eindelijk hoog boven 'nsteile rotswand het witte kruis, dat stond met zijn gouden letteren te fon-kelen in het zonlicht. Maar steeds steiler werden de rotsen, en steeds minder werd hun kracht, en toen, één voor één, vielen zij neder, om voor altijd te blijven liggen, zij, de gebrokenen in den strijd. Maar heel van verre hadden zij gezien, wat het doel van het leven was. Zoo stierven zij allen, behalve één, wiens baard reeds wit was geworden, en die nu alleen voort-ging met zijn lijdensleven, om het kruis te aanschou-wen van nabij. Iedere dag naderde hij meer, maar iederen dag werd zijn tocht moeilijker en ging zijn kracht meer van hem. Toen op 'n middag, terwijl de zon hoog stond neer te branden op z'n ontfeld lichaam kwam hij onderaan bij desteile rotswant. waar hoog-op het kruis stond. Maar hij voelde zijn einde naderen, en zijn handen saam gevouwen boven zijn hoofd zag hij op naar het kruis. De gouden zonnestralen weerspiegelden in de gulden letters, en vielen op zijn bleek gelaat. Voor het laatst fonkelden z'n doffe oo-

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Tap Toe: orgaan van den vaderlandschen bond tegen alcoolisme behorende tot de categorie Vakbladen. Uitgegeven in - van 1911 tot 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes