Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit

645 0
14 november 1915
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 14 November. Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit. Geraadpleegd op 25 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/tb0xp6ws0j/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

ZONDAGSBLAD Bijblad van " VOORUIT „ ZONDAG 14 NOVEMBER Î915 Nr 35 Prijs : 5 centiemen De Maaizeis Rukus Van den Zavel, een hardkoppige boer, boomhoog, ' ruigbeschorst, die m de vijftig getreden was en op het doksaal in de kerk zong, had in zijn jongen tijd ruzie gehad met Thijsken Winters, een gezond, pezig manne-ken uit zijn gehucht, dat voor dag en dauw uit de veeren was en zich de handen van 't lijf wroette om de twee emd-jes aaneen te knoopen. — En dat, lerdsji ! toch zoo gaarne trakteert ! prees het eeuwig dorstige boerenvolk van Demerghem. Meer dan ééns was het vroeger tusschen hen tôt daden gekomen, zelfs tôt bloedige daden : voor jonge paarden, voor soorthanen, voor boerendeernen, voor ailes en niemen-dal.Ofschoon de wonde sedert lang gesloten was, hals-starrig weigerden de stugge mannen een voet in malkan-ders huis te zetten ; en sommige lui durfden stout te voor-spellen : — Die wonde zal nogeens opnieuw beginnen te bloeden ! Wacht maar ! Daar beiden echter al groote kinderen hadden en tôt zeer ordentelijke families behoorden, beten zij zich op de gele tanden en hielden hun driften onder den duim, zoo-dra kleine moeilijkheden rezen in den dagelijkschen boe-renhandel : een hen die verloren legde, een koe die in de klaver had gezeten, een geleende gaffel die niet bij tijds teruggedragen was geworden — en zoo meer. * * * Rukus had een zoon van negentien jaar, een rosblonde, botsbollige kerel met bruinkleurig gelaat, — «de Koperen» heette hij, — die aan het hoofd van de vrijwillige pompiers der gemeente stond, en die evenveel van zijn neus begon te maken als hij zelf, toen hij uit vrijen ging en met karre-wielen van vijf frank op de kegelbanen gooide. — Ik vertrouw dien Koperen maar half ! schuddekopten de mooie meisjes van het dorp. — Ik geloof, dat hij geen haarspier op> den kop> heeft, dat deugt! — En zijn oogen, let eens op die oogen! Hebt ge van zijn leven zulke oogen gezien? Zij zouen door en door een mensch heenkijken, niet waar? Doch degenen, die hem van dichtbij kenden,'beweerden dat hij hoegenaamd geen slechte inborst had. — Precies de ouwe, leerden zij. Dezelfde bruine, vier-kantige kop, kijk maar ; dezelfde geur van stalmest, die overal met hem meegaat. Opvliegend, spotziek, ailes dur-vend, jawel ; maar, evenals hij, een kerel die recht in zijn schoenen gaat ! Ten andere, de ouwe wil geen kwaad van hem hooren, dat weet ge wel ; voor den duivel niet ! De Koperen is een heilige in zijn oogen ! Op een zekeren keer, — 't was juist voor den Lieve-Vrouwendag in September — stapte Peter, een gaffel op den schouder, door het geurige, wijd openliggend Krekel-veld. 't Was een ongenadig schoone dag. Onzichtbaar hoog hingen de leeuwerikken te tierelieren in de staalblauwe lucht. Twee koekoeken koekoekten elkander koddig tegen in een verren beemd. Heel bij toeval kwam Peter het meisken van zijn gebuur in het kronkelige Bergsteegje tegen, waar het altijd don-ker is, — en waar het ook bijna altijd vuil is, zelfs wan-neer de boeren drie maanden droog weer gehad hebben. Dat meisken was een klein, pittig zwartje, met bolle wangen en kersrooden mond, malsdh om erin te bijten, dat een snellen, ietwat wiegewagenden gang had, — bijna alsof het twee emmers water droeg lachten de lui, — en dat bij lange niet op hare tong gevallen was. — Hoe gaat het, Suska? polste de wildzang. — Niet slechter sinds den mcen, was het antwoord. Het meisje wilde zeggen, dat ze elkaar dien dag rond het mid-daguur al goeien dag geknikt hadden. — Dat is hier nu eens een lekker plekje om te vrijen, he ? — Gij moet het weten, Peter. — Zoudt gij het ook niet een keer willen weten, Suska? — Misschien wel, maar vandaag niet. — Ba ! Kom eens hier ! Laat me u maar eens met den kop pakken! — De ha.iden van mij afhouden, hoor ! - Luister eens : 't is veel te schoon weder, om u kwaad te maken. En binnen drie weken is 't kermis, weet ge dat wel ? — Zou ik dàt niet weten? Mijn jongen is al sedert lang ondersproken ! — Dan zal ik alweer te laat komen, wilt ge zeggen. Arme Peter! Die heeft ook voor geen halven cent geluk in de wereld ! — Ik wou, dat ik den tijd had om u te beklagen ! ■—- Kom, Suska, wij zijn immers goeie geburen : kijk eens wat een mooi plekje daar in 't gras. Willen we ons voor een oogenblik neerlaten? De andere zal 't niet weten. Toe! Daar het meisje de vrijpostige kussen, die haar bestemd waren, met vuisten en ellebogen afweerde, en daar zij luid aan het schreeuwen wildè gaan, zette hij haar een voet je... hetgeen haar deed struikelen. —■ Leelijke sloeber! — Ha ha ha! — Koperkop! Leelijke kopermuil! —; Ha, ha, ha! Méer was er niet gebeurd... Doch toen het meisje ten harent, met tranen in de oogen, over de ontmoeting gewaagde, en toen de ouders merkten, dat haar voorschoot heelemaal bevuild was, beeld-den zij zich in, dat zij niet ailes durfde te biechten. — Wat nog meer? wilden zij weten. Wàt? Spreek op ! Het meisje dreigde in tranen te stikken. — Wat heeft hij nog meer gedaan, lerdsji?... Of willen doen?... Wàt? Zeg het maar. Ik wil, ik moet het weten?... Waarom is uw kleed zoo vuil?... Heeft hij u?... Heeft hij? — Neen, vader, dàt niet, dàt niet! Thijsken begon akelig met de tanden te schijveren en al was Thijsken zoo goed als een stuk brood : — Hij zal, lerdsji! door mijn handen passeeren! klonk de korte, rauwe bedreiging ; en zijn koolzwarte oogballen vlogen flitsend weg en weer in hun donkere kuilen. Na de lui gedurende een paar dagen meer dan naar

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Gent van 1915 tot 1928.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes