Mijnheer Zeep wordt Franskiljon
MIJNHEER ZEEP. — Nu ivij « rijken » zijn, hoeven <u)ij Fransch te kenneti. Vlaamsch ts zoo gemeen, 't ts met deftig in den mond van rijke menschen. Ik keb mijnheer de Professor meegebracht die ons de Fransche taal zal aanleeren. FIENh (zijn vrou-zu). — Zeg Jef, 't zal onnoodig zijn. 't Schijnt dat binnen ...