De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

934 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1916, 30 Janvrier. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/fq9q23s25b/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

ïweede Jaargang. No. 12- Zondag 30 Januari 1916 5 Cen DE VLAAMSCHI STEM Een volk zal niet vergaan ! ALGEMEEN BELGISCH DAGBLAD Eendracht maakt macht ADMINISTRATIE EN REDACTIE: POSTBUS 432, 'S-GRAVENHAGE. Onder leiding van: Dr. RENE DE CLERCQ en Dr. A. JACOB. AB0NNEMEN1SPRIJu3 (bij vooruitbetaling): Yoor Nederlanrî per jaar gld. 6.50.— per kwartaal gld. 1.75 — per maand gld. 0.75 Voor België. Engeland, Frankrijl' en andere landeri dezelfde prijzen, met verhooging van verzendingskosten (2i/j cent per nummer). ADVERTENTIES 20 Cent per regel. Het Vlaamsch in 't leger. De heer De Brocqueviile, minister van Oorlog, heeft een rondscimj ven uitge-vaaraiéd, waariii hij het nooilig acht de aandacnt der legeriioofden en iioogere ©i-ficieren te vestigen op de doe.matigheid van het gebruit der moedertaai bij het drilleu en africhten des- Belgische soida-ten van Vlaapiscnen oorsprong. Hij drukt de hoop uit dat er met zijn uitarukkelijk verlangen reJienmg zal ge-liouden worden bij ae benoeming van on-derluitenanten en onderofiicieren. Aldus meent lii.j wrok te dempen, oneenigheid te voorkomen en het taaigeschil gedeel-telijk op te lossen, althans bij onze men-sclien, die zioh onder dè wapenen bevin-den.Gansch ongelijk heeft hij niet. Zijn oproep gaat uit van een oprecht, vader-iandslievend gevoetl- Alleen komt hij wat laat, en is te zeer beperkt tôt onbepaalde sanetielooze voorschriften en vreedzame, vrome wenschen. De toon van het ministerieele stuk is vaderlijk sussend, paaiend. Het Vlaam-sohe volk wordt nog steeds behandeldals een goedig, dom kind. Wat de inhoud betreft: Waarom is, of liever was de kennis der Vlaamsche taal niet een uitgesproken vereischte,een eerste onoverkombare voor-waarde tôt mogelijkheid van benoeming tôt militaire graden? Hiermede bedoel en wij niet een oppervlakkige kennis, een radbraken en nawauwelen van een paar dialectische woorden en klanken, maar een voUedige kennis, van echt, flink, zui-ver Nederlandsch. Of zullen er ook on-derluitenanten benoemd worden die het. Fransch niet machtig zijn? Waarom wordt dezelfde kennis, in ster-keren graad dan nog, niet gevergd van de hoogere officieren ? Reiken hun weten-schap en wijsheid, reikt hun heele wezen zoo oneindig ver boven de gewoon ge-nummerden uit, dat onze eenwudige, on-opgesierde taal ze bezwaarlijk zoude kunnen vertolken? Wil men die groote heei-rcri èeuwig boven de verhouding laten van rèeht tôt plicht, en de meerderheid van het volk er onder? Moeten wij, terwijl ons beste bloed vloeit -— eilacy — niet steeds om onze zaak, buiten zooveel ïeed, ook die vernedering verdragen? De heele kwestie is deze: Niet gedu-rende den oorlog, uit nooddwang rnoest ons een etukje recht toegeworpen, maar in vTedestijd, na de bespreking der le-gerwet, moest ons volledig recht van hoo-gerhand erkend en, zonder afdingen noch afdoeoi, voluit toegemeten. Het is toch het onnatuurlijkste, redeloosste en ramp-zaligste, dat iemand, elken dag zijn le-ven in gevaâr stdlend, strijden moet onder de bevelen van overlieden, welke hij niet verstaat. Het vaderland zal bij het handhaven van dergelijke toestandeii maar weinig gebaat wezen; de vaderlaaids'ief-de nog minder...... Waarom werd op dat ééne gepaste oogenblik niet doortastender ingegrepen? De regeering werkte . tegeh, lauwe Vlaamschgezinden lieten om harentwil hun volk in den ste.ek, en degenen ,die, bi] 't oude, voordeel vonden, wisten ons, klagers en vragers, andeimaal af te çche-pen met een paar woorden en fraaie be-loften. Zoo lang de wereld wereld is, blijft het immers een niet onbegrijpelijk gebraik dat alwie voorrechten bézit er bezwaarlijk afstand van doet. Intusschen ook wie laat leert, krijgt verstand. •Tuist het schreeuwend onredeliike in het stelselmatig verdrukken der Ylamin-gen, breng-t, aile bewusten bijeen, om van de hoogere maeht volledige staatsburger-lijke gelijk]-ieid op te vorderen, niet in woorden. maar in werkelijkheid. Tlians is het niet alleen een geschilfte, het is de gesehikte tijd. Het ministerieele rondschriiven levert daartoe het treffend-ste bewijs. De bewuste Vlaming. Indien ik. in mijne herinneringen naspeur waaraan. het ligt, dat de Vlaamsche strijd mij roept, aïs was ik Vlaming, dan vind ik als eerste oorzaak het feit, dat ik als zoon van Hollandsche ouders in Indië werd gebo-ren. Scherp lieb ik daar gevoeld de heerscher-positie van het blanke ras, het gevoel te behooreri tôt een supérieur volk. Tevens, hoezeer mijne gedachten uitgingen tôt het onderdrukte volk, ondervonden, dat volken ge?cheiden worden door hun Wezen zelf. Wie zich zijn stam bewust is, voelt scherp de te-genstelling met iederen anderen stam, lige 1 weinig bevooroordeeld men ook is. Ik kan hier openlijk en zonder terughouding over ] sçreken, omdat sinds mijn jeugd de verhou- i sÛnç tusschen heerschend volk en onderwor- ) pen volk in Indië meer en meer bewust ge-regeld wordt naar beginselen van recht, welke men zelf s in Europa nog niet ten voile onderschrijft ten aanzien der „onderdrukte" volkeren. Behalve dat de Hollander in Indië 't ge-loof krijgt in de roeping van zijn volk, zoo leert hij ook — een handvol, 80 000 te mid-den van meer dan 30 000 000 zielen — zijn landgenooten zien als medewerkers aan één-zelfden arbeid, aangewezen op elkanders steun. Hij voelt zich solidair met hen. Ik kwam dus in Holland met een sterk nationaal bewustzijn en een krachtig sa-menhoorigheidsgevoel.Zoo voorbereid ,kwam ik reeds in den aan-vang van mijn studententijd te staan voor het probleem der Vlaamsche beweging, toen de vacantieleergangen te Leiden Nverden geopend. Aanvankelijk gedreven door nieuws-gierigheid, moest al spoedig door nadere kennismaking de nieuwsgierigheid plaats maken voor medelijden eerst, voor bewon-dering later. Ik herkende den Vlaming als stamgenoot. zoo goed als den Brabander of Zeeuw of Geldersman. Tôt die erkenning gekomen, verzette zich mijn trots, wanneer ik Franskiljonsch gescheld zag op de Vlaam-scfie taal, evengoed als ik mij beleedigd gevoel, wanneer men mijn Hollandsche stam-genooten krenken wil. Ile voelde mij met de Vlamingen een. Hoe 1 cer ik de beweging volgde, vooral ook va: den Franschen en Franskiljonschen kant. cegreep ik de psy-chologische zijde van het vraagstuk. Waal, Franskiljon en Franschman staan tegenover den Vlaming evenals de Hollander in Indië tegenover den inboorling : zooals een over-heerscher zich supérieur voelt boven den overheerschte. Zonder dat nochtans bij de Walen, Franskiljons of Franschen ook maar een oogenblik dit gevoel wordt getemperd door het gevoel van plichtcn tegenover het onderdrukte volk. Integendeel. Terwijl de overheersching in onze kolo-niën is een historisch gegeven, waaraan men in den jongsten tijd als rechtsgrond tracht te geven, dat wij recht brengen en orde terwijl als rechtvaardiging in de naaste toekomst alleen kan gelden, dat wij pogen de talrijke volkeren van den Archipel door onderwijs en opheffing van den geest op te voeden tôt zelfbestuur, is de overheersching van het Franskiljonisme in België en Fransch-Vlaanderen een uiting van nationalistisch impérialisme, waarbij het onderdrukken en machteloos maken van den geest va; het Vlaamsche volk het Caudijnsche juk i s om dat volk aan den Franschen geest te onder-werpen. De Vlaamsche geest is historisch de evenknie, zoo niet de meerdere, dan. toch geenszins de mindere van den Franschen geest. Slechts door aan het Vlaamsche volk te onthouden de middelen om zich te ont-plooien — middelbaar en hooger onderwijs in eigen taal, aangepast aan zijn voile be-hoeften — gelukt het aan den Franskiljon zichzelf, maar ook niemand anders er van te overtuigen, dat er van een eigen Vlaamsche cultuur van beteekenis geen sprake is. Hij voelt, dat hij moet blijven onderdrukken, omdat anders zijn minachting in een minimum van tijd zou verloren raken. Het groote middel, voor buitenstaanders moeilijk naspeurbaar, was het stelselmatig voortrek-ken van Walen en Franskiljons in hooge en lage staats- gemeente en andere betrek-kingen. Zôô ontstond in 85 jaren een hecht aaneengesloten Franskiljons ambtenaren-dom op Welks solidariteitsgevoel aile ver-spreide pogingen van Vlamingen om recht te krijgen moest afstuiten. In het leger, op school. in den inwendigen dienst van aile ministeries, in het onbeschaamd optreden der ambtenaren der posterijen en spoorwegen naar buiten, overal drong de Franskiljonsche phalanx door. Terwijl in de overheersching van een cul-tuurvolk over cen lager staand volk een na-tuurlijk moment ligt, dat die verhouding tôt zekere hoogte wettigt, is de overheersching van het Franskiljonisme in België onnatuurlijk en op den langen duur alleen verkregen —■ met op zijdestelling van de beginselen der grondwet, door politieke invloe-den met steun uit Frankrijk. Des te gevaar-lijker was de verhouding, omdat onder den mom van schoone leuzen, waaraan de Fran-sche geest zoo vruchtbaar is, het Vlaamsche volk gefopt werd. Gij kent de leuzen van vôôr den oorlog. Gij weet dat België een constitutionneele staat is.waarin grondwettelijk het recht der Vlaamsche taal erkend heet. Gij weet, dat dit niet anders was dan een schoon etiket op een ver-valschte waar. Thans bezweert men U, met een beroep op ridderiijkheid en vaderlandsliefde, Uwenstaat België te verdedigen, onderwijl men U in Uw rug aanstoot. Men doet een beroep op Uw eed van trouw aan Uw vaderland — dat men België noemt —• men roept U op Uw jeheiligde rechten te verdedigen, terwijl men nimmer Uw Rechten heeft erkend ea .nv vaderland Vlaanderen sinds jaren heeft mtuijd. Hier geen beschuldiging aan Uw .■orst. Ook geen aanmaning om links of echts te gaan. Gij moet in u zelf zien. Gij noet Uw geest weten te verhelfen boven de opperijen en de slavernii van vroeger. Gij moet hoon en laster en verguising niet als vroeger aanvaarden als iets intreurigs dat over U komt, niet gelooven aan misverstand, dat kan worden opgehelderd. Gij moet niet langer smeeken, niet trachten te overreden, zelfs niet langer met woorden eischen. Gij hebt slechts te beseffen dat de waarde Uwer Vlaamsche persoonlijkheid minstens net zoo hoog ja hooger staat dan de persoonlijkheid van Uwe belagers. Gij moet U niet langer ver-genoegen met de roi van paria in Uw eigen land. Gij moet bij ieder uur dat het Franskiljonisme in Vlaanderen woekeren blijft, het bewustzijn in U dragen, dat het een uur langer het teeken is Uwer slavernij. Gij moet geen genade hebben en geen pardon. Qij moet. meester worden m Uw land, niet ge-bonden aan anderen wil, maar aan Uw eigen wil, die immers, dat hebt gij gezworen, ge-richt is op het gebrek van uw volk. Hoe vaak heb ik mij als Hollander verbaasd over de goedzakkigheid van den Vlaming. Ik bedoel niets beleedigends. Ik bedoel slechts dat gij te lang zelf te goeder trouw en eerlijk en rechtschapen zijt blijven gelooven in de goede trouw van Uw tegenstanders, hebt ge-tracht te ovërreden, terwijl gij hadt moeten slâân. Gij kent de Brabançonne. Ik verlang van U niet, dat gij de Oranjes eert, zooals ik doe. Indien er een vorstenliuis is, dat een wereld-beteekenis heeft, dan is 't Oranje. Willem I moge hebben. gefaald, de smaad en hoon der Brabançonne treft hem niet, maar het volk, dat zulk een lied zijn volkslied noemt. Ge-loof niet, dat ik er verder iëts om geef of er mij nog geprikkeld om voel, al herinner ik mij nog goed, hoe het bij den eersten keer dat ik den text las, het bloed naar de kaken joeg. Ik.haal het aan als een voorbeeld van wat de Franskiljon, den Franschman van kleiner eest, typeert. Welnu, die geest kent geen w ardeering, kent elders slechts hoon, spot, la ier, gerug5tcund als het zich voelt door de Grande Nation" zonder dat het hàar deugdei heeft. Waarom moest de treinge-geleider e Luik afgerammeld en uit zijn be-trekkii » ontslagen, terwijl hij zijn plicht deed ? Waarom uiyt.. Peercn achtenntge steld, \ arom de I.eeuwenvlag te Bergen beleedigd, waarom honden opgehitst op intel-lectueele Vlamingen te Gent ?_ Waarom het Vlaamsche volk gescholden in alweer een volkslied, het Waalsche ? Omdat gij Vlamingen genoegen naamt met de roi van vernederden. Omdat niet één Uwer den moed had voor Uw volk den dood tn te gaan als Fourie. Nietwaar, 't lijkt ook zoo grotesk in vollen vredestijd in een consti-tutionneel land met een wezenlijke „goe-dendag" te werken. Terwijl er thans tienduizenden hun bloed moeten offeren voor ,,België" was de Vlaamsche zaak vôôr 1914 gered geweest door één man, die uit vrijen wil had kunnen sterven voor „Vlaanderen". Gij waart kleinmoedig en ik Weet, dat het niet gemakkelijk zou geweest zijn. Gij zijt beter geschikt voor „zwanzer" dan voor martelaar. Ik wijs op Uwe burgerwaclit-flaminganten, die met dat al niet konden uit-roeien, voor goed het verfranscht gedoe. Nog herinner ik mij een staaltje, weinig be-kend. Een Vlaamsch vriend had moei-lijkheden gehad bij de Fransche douane met betrekking tôt iets heel onschuldigs, doch waarbij flamingantisme te pas kwam. Ik vroeg waarom hij zich niet op zijn consul had beroepen, tenminste zoo zou ik gedaan hebben. Hij echter stond hulpeloos, want de consul in dat ressort was een bekend franskiljon. Alweer zou hij dus „gefopt" zijn. Toen hij later nogmaals voor het geval kwam te staan, had hij er iets opgevonden. Hij bericp zich op den Nederlandschen consul, als ware hij Hollander. Dat hielp, onmiddellijk be-zweek de douane. Dit heeft mij eerst recht doen beseffen, hoe verloren een Vlaming in België was. Bij een beroep op de eigen over-lieid zou men gefopt uitkomen, zoodat geen ander beroep over bleef. dan op den vertegen-woordiger van een vreemden Staat. Dat was België vôôr 1914- Ik heb U genoeg gekapitteld. Ik zal ein-digen. Want met den oorlog zijn enkelen, ve-len, Uwer ontwaakt. Gij hebt gevoeld, dat argumente? ren niet hielp, Gij hebt U schrap gezet. Gij hebt Uw eerste helden — gelukkig nog niet gefusilleerd — leeren kennen. Gij hebt U so lidair gevoeld met hun en ook openlijk beled en. Hun standvastigheid eert ook U, omdat zij wellicht niet den moed zouden hebben gevonden te volharden. wanneer zij niet de hoop hadden gekoesterd dat Vlaan-' deren het offer waard was. Ik begroet U Nieuw-Vlaanderen met het heerschersgevoel. Werpt af de slavernij en weest elkander trouw. Steun niet te zeer op Holland. Want slechts weinigen worden niet door gemakkelijk te voeden vooroordeelen — heelt nien U zelf niet jarenlang gefopt en nog steeds ? — verhinderd, in Wât thans in Vlaanderen, gebeurt, een schoone toekomst te herken-nen. Het betert langzaam aan, maar ook niet meer. Tegenover eenige honderden staan honderdduizenden, die uit met-be-grijpen zelfs veroordeelen. ... Zij kunnen niet inzien, dat de Staat Belgie was aïs een omgekeerde aarden pot van franskiljonisme, verstikkend de bleeke Vlaamsche scheut. De stuk geslagen scherven hebben Vlaanderen gekwetst, doch niet ontwor-tekl. Ondanks de oorlogswolken breekt een zwakke zon door. Nu zal Vlaanderen groeien. En eenmaal groeiend tilt de jonge eik zelfs de zware zerk, die hem drukt. W. J. L. VAN ES. Het aftrede van i/iinister Helle itte * Zooeven bereikte ons het bericht, dat de heer Helleputte ontslag heeft „geno-menv> als imânister van Landhouw en Open-bare Werken. Hij zal -vervangen worden . door den heer Davignon. * * * Deze laoom'sche niededeeling z 1 onder het gewone publiek wel eenige "v^ wonde-ring baren, waar toch het aftreiivjn -van den heer Helleputte tôt heden ongemoti-veerd hleef. In politieke kring-en echter werd deze wijzigirïg in den >stand van zaîken reeds geruimen tijd voorzien en mea verwonderde er zich slechts over het feit, dat a i 1 e e n de Minister van Landbouw en Openbare Werken ontslag nam, en niet met hem ziijn co'llega van Geldwe-zen, de heer Van de Vijvere. Reeds onmiddeHij'k na het uitbreken van den oorlog, in Augustus 1914, liep in Vlaanderen het gerucht, dat deze twee ministers niet langer aan lïet .roer zouden bldjven en later dook telkens hetzelfde nièuws weer op. Het schijnt inderdaad vast te staan, dat Helleputte en Van de Vijvere het met de overige leden der Regeering in den be-ginne niet eens waren over -de in deze kri-sis te volgen politiek. Men zegt, dat beiden bij iiet uitbreken van den oorlog zich zouden verzet hebben tegen eene on-voo'rwaarde.lâjike aansluiting van België bij de Entente-tmogendheden. Dat zij, vooraleer het land in al de ellende van eenen langen oorlog te storten, van Frankrijk en Engeland de formeele toezegging wil den eischen van eene voldoende en tijdig te zenden troepenmacht om de grenzen te verdedigen, opdat niet een handvol Beigen alleen de schok van de ontelbare Duit-sche 'legersçharen zou moeten doorstaan; opdat niet, het aanvaarden van den strijd aan de zijde der Entente zou wezen een weerloos overleveren van ons land en van ons volk aan de woede van het imachtigste leger der wereld. Men zegt nog, dat in dit ailes graaf Woes*te, België's oudste en meest ervaren staatsman, de twee hooger- genoemden ter zJijde stond. * * * Ik weet niet in hoeverre die geruchten waarheid behelzen. De geschiedenis zal ons dat wellicht eens leeren. Zeker is het echter, dat sedert dien graaf Woeste in ongenade is bij ons Haversch gouvernement, en niet minder bij de Fransche pers! Heeft de grijze staatsman, wils-lvrachtiger of klaarziender dan de twee anderen, uit eigen beweging geweigerd de Regeering te volgen, al dus willende laten , blijîken, dat niet h ij verantwoordelijk wil zijn voor al het onheil, dat over ons land is gekomen, en dat minstens had kunnen vermeden worden? Of heeft de Regeering, misnoegd door zijn optreden, niet aan hem zooals aan de andere ministers van State, gevraagd haar te volgen? Ook deze vra-gen moeten wij voorloopig onbeantwoord laten. * * * Het âftreden van den heer Helleputte zal velen, na deze korte terugblik in de geschiedenis. der laatste maanden, minder be vreemden. Wij wi'llen tfr hier nog even op wijzen, dat het verschil van imieening tusschen hem en zijne collega's wellicht daaruit voortspruit, dat. de heer Helleputte, een Maesycker Vlaming, de zaken minder dan de andere heeren, door den Franschen briil zag. Wij kunnen dan ook alleen be-treuren, dat hij het stuur aan cen ander overlaat en nog wel aan den door en door Franschgezinden Davignon. Zijn vertrek is, evenals de aankomst in het nieuwe kabi-net der heeren Hijmans, Goblet d'Al vieil a en Vandervelde, voor Vlaanderen een onheil sp el 1 en d voor t e e k en. Nu blijft er één man in het ministerie, die Vlaming heeten kan. de heer Van de Vijvere. Eén op der tien! Ook een slecht teeken, die deriien... voor Van de Vijvere. H. DE WANDELEIBE. * (Volgcns latere berichten heet het, dat Minister Helleputte op zijn ontslagoanYr&ag teruggekomen zou zijn. — Red.) -O ■» Kern. l e mouvement Flamand, pour quiconque le considère, est imposant, mais il est sur-tout entraînant et irrésistible pour ceux-là qui ont le sentiment de la dignité nationale. J. B. LANGLOIS, Le mouvement flamand au point de vue politique. Brussel 1858. bl. 8. Roskam. Vlaamsche Bronncn? Tegenover de maoht der Vlaamsohe pers, die wel in zake taktiek verdeeld mag zijn, maar het eens is omtrent het doel : Vlaande-ren's geestelijke zelfstandigheid te vrijwaren, hebben de Franskiljons een goede Vlaamsche pers gesticht. Ziehier hoe het in Le Havre toegaat, vol» gens de Stem uit België : ,,Het Vaderland" dat voor bestaansredea heeft in ons overwegend-Vlaamseh leger, de Vlaamsche bladen tegen te werken (be-wijzen na den oorlog), en de politiek van „XXe Siècle" voor te staan, krijgt last het artikel van ,,XXe Siècle" in 't Nederlandsch te zetten om aan de Franschen den iridruk te geven dat de „Vlaamschsprekend© Bel-gen" tegen Van de Perre's meening zijn (29 Dec.) Dit artikel wordt dan aan de Fransche pers rondgestuurd met de noodige nota, den 28 December. reeds. Denzelfden dag schrijft de bestuurder van den „XXe Siècle" naar de Fransche pers in dezer voege : „...Notez que ce .,Belgische Standaard"1 dont on fait grand état, n'a aucune espèce d'importance. Bien plus il est entre les mains de flamingants germanophiles. Si vous voulez relire cet articulet (de Mr. Van de Perre), vous verrez tout de suite que son but est de provoquer un mouvement afin que la Belgique reste neutre après la guerre comme auparavant. C'est ce que veulent les Allemands. Ils y ont un intérêt majeur ; ils seraient enchantés de ne trouver devant eux, au jour de leur nouvelle agression qu'une Belgique à moitié désarmée. Or ce sera le cas si notre pays reste condamné à la neutralité. En accueillant de pareils articles la presse française fait donc sans le savoir le jeu des Allemands et des flamingants germanophiles.Tôt zoover de Stem uit België. Hetzelfde middel werd in Holland toege-past. Hier werd een Vlaamsch ( !) Belgische krant gesticht door twee walen, franskiljons van de ergste soort, en een huurling, die vroeger door de regeering was betaald om ons blad tegen ..., ik verspreek mij, om aan ons blad mede te werken. Nu speelt de officieuze XXe Siècle ook deze „onverdachte vlaamsche bron" uit tegenover de echte vlaamsche pers, die „ver-kocht" heet. Eigenaardige verhoudingen ! 't Kan verkeeren... Naar -het volgende kunnen onze lefers oordeelen, o i de bovenstaande spreuk van Bredero ook op den heer A u g u s t Mon et, wiens optreden tegen de Vlaamsche nationailisten in zeke<re minderwaar-dige pers berucht is, toepasselijjt heeten ka.n. In het mede door hem in 1893 to Ânt-werpen opgerichte veertiendaagsche blad ,.De vri;e Pen".dat geestdriftÎR opkwam voor een Nationaal Vlaamsche Partij, schreef in het zesde nummer, d.d. 3 December, onder den schuilnaam H a p k e n. i de jonge journalist August Monet, onder den tiiel Liefde tôt het Vader-1 a. nd : „Bij de Franschen is het gevoel van patriotisni zôôzeer ontwikkeld, zôô ver gedreven, dat het in een onzinnige drift ont* aardt, in dat, wat men chauvinisme noemt. „De Franschen zijn chauvins, zij b®el> den zich in het verstandigste, het geleent-ste, het edelmoedigste volk der aard« t* zijn; zij alléén bezitten het monopoli om van al wat een menschelijk schepsel auil goede hoedanifîheden bezitten kaal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Amsterdam du 1900 au 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes