De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

1414 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1915, 21 Septembre. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Accès à 26 juin 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/7p8tb0zt15/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

I Ferste Jaargang No. 31 "7 SMssssIag, SI feeptembes* 19fô S Ceîîê DE VLAAMSCHE STEM [m volk zal niet vergaait.' AL GEMEEN BELQISCH DAGBLAD r . Eendracht maakt macht REDACTIE- EN ADMIHISTRATIEBUREELEKi KALVERSTRAAT 64, boïenhuio, AMSTERDAM. Tolefoon No. 9922 Noord. Onder leiding van RENE DE CLERCQ en Or. A. JACOB. ABONNEMENTSP.RIJS (bjj vooraitbetaling) : Voor Nederland per jaar ald. 6 fO — per Jiwartaal gld. 1.76 — per maaud gid. 0.75. Voor Belgie, Engeland, Frankrijk en andere landen dezelfde prgzen, met verhooging van verzendineskosten (2V. cent per nummer), A DYERTENTIES 20 Ctent per regel. Open Brief aan Vlaamsch-gezinde Soldaten. y an onzen hooggewaardecrden Medewcr-Icr Prof. dr' ^' ^,e C°ck kwam de volgcnde "(/peu Brief aan Vloannschgezinde Soldaten iu ot?s beJt. _ Tfgelijk met d%t stuk bereikte ons een ricuw schryven van het front, wacur'm ook ire briefwisselaar zijn sympathie betuigt net het streven van Prof, de Cock, zooals jjl ontwikkeld in het opstel .,Geweîens- Ondcr:oek". Zwolle 18 September 1915. Zeer geachte Redaktie, Wel bodnnkt voor de brieven uit Frankrijk, die ile, door de bemiddeling van uw kan-:oor, tien dagen na hirn verfcrek, tôt mijn vrcugde heb ontvangen. Tôt mijn dankbare vreugde. Want 't wa-ren allemaal brieven van Vlaamsche soldaten, van trouwe lezers der ,, Vlaamsche ! stem'', van weldenkende ©del© strijders, die ! zoo overtuigd en vervuld waren van de rede-jjjkheid en rechtvaardigheid van Zelfbestuur voor Vlaanderen en Wallonië, dat z© den drang,uiet konden weerstaan om schriftelijk hirn in6t>emming te betuigen met inboud en •:rekking van 'het opstel ,,Gewetensonder-; zook", dat ik het voorrecht had op 31 Aug. il in uw blajî te plaatsen. Ik was volstrekt zeker van mijn stuk, toen ik aan 't slot van dat artikel schreef : „We zijn talrijker dan men wellicht ver-' moedt." Niettemin doet het goed aan het hart Vlaamsche stemmen te hooren opgaan uifc allô landen waar zdch thans Vlamingen bevinden : uit Vlaanderen, het lijdende en geliefde, uit Nederland, het verwante en gastvrije ,uit Frankrijk en Eoigel'and, de landen der bondgonooten uit nood. Stem-manvan mannen, die, samen met ons, geest-'driftig en moedig, de eenig-logische, de eenig-reddende strijdleus belijden : ZeLfbe-:4 iur. Ik -kan me levendig voorstellen wat bon tôt het schrijven van huin brieven heeft teiieven. Er wordt daar in Frankrijk, in de kampen en aan 't front, zoo'n geweld gedaan door de Franskiljonsche bladen, zoo gehoond, gesard en getreiterd door Frana-kiljonsche officieren en rainderen, dat de Vlaamsche jongens niet ail een met hand en tand aich verweren ter plaatse, maar be-hoofte gevoelen, tôt ontlasting van hirn ge-moed en tôt verwerving van steun, om te reikhalzen, te roepen en te tasten naar de c'c;îtverwanten en strijdmakkers in de verte. Ze zooken voeling met de verstrooide Ylaajn--rolie gemeenschap. Ze zijn blij als ze onze slommen hooren. Nu, wij verheugen ons Met minder als we de lrunne vernemen, en roepen hun toe: Weest geru6t, kerels, de Vlaamsche gemeenschap is verstrooid, maar ze beetaat, ze leeft feller dan ooit. Gij, die me sehrijft, en zij aie nu spreken luidop in Vlaanderen en hier en elders, zijn slechts , strijdbare voorlioede, de baanbrekers en voorvechtei*s. Achter u, achter hen, staat het léger der stillen in den lande, de dui- • Endtalien die zwijgen, maar even hoog dra-gen het ideaal van de toekomstige zelfstan- ; ^ohsid, grootheid en sehoonheid van Vlaan-derland.Laat de Franskiljons maar brallen : Ge ajt maar een handjevol. Ze gelooven hnn ^t611 woorden niet. Als zo hun eigen woor geloofden, zouden zo nn niet razen als 1 ce ^uivel in een wijwatervat. De waarheid ; 1-. dat ze bang zijn voor onze groeiende , macht, en dat ze ons willen verbluffen en ^mmen door gescheld en getier, verdacht- ' màking çn laster, bedreiging en dwang. Uudt v°et bij stuk! Bewaakt in uw bin-c-nst het heilige vuur, verwarmt de lauwen, °ntste©kfc de koelen, laat ontvlammen uw Vlaamsch geloof. ^Vee3t op uw hoede voor Staatsche „lei-dçrs op u komen toegeloopen, sussend tn teemend : ,,Voorziclitig ! Niet zoo hard ! ^ de rangen blijven, achter ons aan!" Ziet of het geen ,,leider3" zijn, zelf verleid ^°3r de Franskiljonsche sirene, dus tôt lei-^en geroepen. Gedenkt dat er ook lei- ' ^ers ziin, die ong gerege'ld leiden naar ne- ; ae-îagen. Herinnert u 't lot van onze jong- ■ ^eSOTwet en onze jorigste ondenvijswet : Vlaamsche nederlagen, die door man- ] ^•ijke onwrikbaarheid hadden kunnen voor- : • onien worden, nederlagen waarvan de won- < e'J nog bloeden. Wral wankelt1 niet en tuimelt niet om, , Janneer en Franskiljons en meer Staat6ch- < •n Vlaamschgezinde ,,leiders" eensgezind - cron; )}q^ zjjt Duitechgezind, ge heult den vijand, ge zijt omgekocht, enz." . ze de bewiia&n en stopfc hun den i mond. Trouwens, we weteai wed beter, niet waar, mannen? Wij wfâten dat.wij„ beUiaive den tijdelijken vijand, die op tijd en stond wel verdwij.nen zal en waartoe wij bereid zijn ons deel te doen, ooik en vooral den erfvijand hebben, den gevaariijiksten, want-blij-vend inwonenden: liet Staatsche Frais-ldjljonisme. Die heeft al 85 jaar zijn best gedaan om ons volkflbeetaan te wurgen en hij zou wel grinniken van pledzier als we ons nu zonder kikken, ter eere vair den Belgischen Staatsvorm en te zijnen gerieve, den doodkneep lieten geven. Maar dat pleizier gunnen we hem niet. 't Is nu uit met de goodzakkigiheid en 't argeloos ver-trouwen. We ©ischen voortaan eenvoudig ons rocht. Wie ons dat recht betwist en venkort is onze vij.-nd en voor dien vijand geen kamp. We zeggen met Rodenbach. dat abyssus abyssum invocat, dat kraciht allee.n gebroken wordt door kraoht en dat de aanval steeds de beste verdediging is ge-bleken. Kr moet nu worden doorgezet, xnet bezonnènheid w- en overleg, maar waar die zijn betracht : buigen ©f bersten. Huh ! wat gebruik ik hevige woorden ! 't Lijkt wel of ik u wou aanzetten tôt ran-selpartijen en relietjes, is 't niet? Maai dat ligt in de bedoeKng niet, dat begrijpt ge wel. Geen gejouw of geschreeuw — dat is giced voor bange knapen in 't donker —■ maar kalme wijskraclit, ©nschokbare begin-seltrouw, waardige vastheid van karakter! 't Komt efr op dit oogenblik hoofdzakelijk op aan elk voor zich zelf de trouw aan Vlaanderen t© bewaren en duiidelijk het doel te zien en het middel. Het doel is : Vlaanderen's vrije bloei tôt schoonhoid, grootheid en volksgeluk. Het middel : Zelfbestuur. Ik ken niet voldoende de omstandigheden waarin ge leeft, ©m te kunnen uitmaken of ge nog iets meer kunt doen dan get-rouwen te zijn en getrouwen te wûinen. Leest in de „Vlaamsche Stem" van 14 September het hoofdartikel en onderzoekt zelf of ge iets in die richting verm©ogt. Kunt g© ni©t, t©t daaraanto©- Wi© doet wat hij kan is een eerlijik man. Maar w© rekenen op u na den oorlog. Ondertussclien, hartelijk gegroet van J. DE COOK. immi Oordeelen. Hcra de menigite soans oordeelt is kortweg verbazend... De huidige omstandigheden leeren ©verfcuigend heé weinig, sohier onbe-duidend in 't algemeen bij ons volk, rede-neerkracht en gezond oordeel te bespeuren vallen. 't Verwondert niemand meer hoe zoogezegde volksmenners ©f politiekers er voortdurenid toe komen, door d© grofste drcigredenen en volksbedrog de massa als îen tamme kudde op te zweepen en vcort t© irijven naax huu beoogd doel. Van die kortzichtigheid en domheid weten die poli-biekers behandig gebruik te maken om het /olk stelseknatig te blindoeken en te bedrie-gen. Zij maken zich meester van de v©lks-çunst om hun eigen persoontje zoo hoog en joo zeker m©gelijk te plaatsen. Is het dan t© verwonderen dat om wdMe iier gewetenlooze politiek de heiildgste be-.angen van een volk worden opgeoilerd. Is iet dan nog te verwonderen dat vreemde-iingen het zâoh in het hoofd niet kunnen prenten, hoe het toun mogelijik is dat in îen land, zooals in België, waa/r de Vla-ndngen de meenderheid, het beste en ge-jondste gedeelte, de steun van Kerk, Troon m Regeering uitmaken, niet langer hun /olledig réélit bezitten, Iioe men het aan-lurft hen zoo wraakroepend te hoonen, te rernederen, te kneoluten en uit te buiten. Wel heel eenvoudig — het volk heeft men roortcLurend bedrogen en belet te oordeelen. yten heeft er bijzonder zorg voor gedragen jedurende 85 jaar, aile rasbewustheid, lief-ie voor het volk te smo©ren, den v©lksgeest 5©oveel m©gelijk te verminken, te verstom-^en. Het volk een kLaar onderseheid Jee-:en maken tusschen geestelijk of stoffelijk, /olks- of staatsbelangen mocht niet gebeu- ^ :en, want dan ware het aanstonds gedaan çew©est met hunne volksbedriegerijen. Het ^erband tusschen die verschillerude belangen ( n©et immers overgelaten worden aan rechts-çeleerden en andere soortgélijken- Ja maar, suit ge zeggen, dat is goed en wel maar er :ijn voorzeker tooh gen©eg mensolien die _ cunnen red©neeren en beoordeel©n. Zeker, rerheugend is het te bestatigen dat hun ge-,al aliènes om meer en meer aangroeit, ioe — in tegenstelliiLg met die volksbedrie-rers — stoute, fiere onverschrokken mannen ^evonded worden, die, spijts ailes voor de cl are waarheid, rechtvaardigheid en recht, 'link durven uitkomen, maar zij zijn d© >verigroote massa niet. Tegen hen vinden lie gewetenlooze volksmenners en verdruk-cers toch nog een scherp, laag, gemeen . vapen : lasteren, verdaohtmaken en brood-rooven. Zoo kan dan ook door dit toe- | ioen de Belgische. Staat voortdurend op- j iieden als een maohtige verdru-iu.er van die I meerderheid, het beste geeondste deel der Belgdscihe bevolking, van het Vlaamsche ras, dat ze nu nog, in deze tragisohe tijden, laat bespotten en vernederen. Eens te meer wordt ten huidigen dage beweaen ho© ©ngenadig doon en onberede-neerd de massa soms oordeelt. Vergtedijk maar cens in uwe omgeving de beschuldigin-gen van somniigen geuit tegen de leiders van de „V1. St." Ge ©ntmoet dan vrien-den, ja zelf s diie zdcli voor flamingant laten doorgaan, di© de zaak wel genegen zijn en u bewenderen zullen voor uwe kranigfheid en stouten durf, maar voofloopig wenschen tusschen het meening^geschil uit te blijven. O, di halfslachtdgen. Ze zullen eerst nog wat toekij'ken. Anderen weten dat de Vlamingen erg verongelij'kt zijn en de eenig© afdoende maatregel daartegen voor d© toekomst ,,Zelfibestuur" moet zijn. Zij waren ook tegenwoordig in de zoovele plechtige volks-vergaderingen waar, in tegenwoordigheid en bij aandxingen hunner eigen volksvertegon-woordigers, als een heilige eed, een eenige redding v©or het volkswelzijn, een autenoom Vlaanderen wierd geëdscht. Doch zij zijn bevreesd en keeren nu den rug naar hun volk voorafgegaan door de volksleiders. Zij aohten het oogenblik nog niet geschikt ©m die zaak v©oruit te zetten. Zij zullen ook wachten tôt later, wanneer zij zien, dat de getrouwen, door kraohtig willen en durven ©en ©noverwinnelijke massa zullen gevormd. h©bben. ©m dan gedwe© bij te draaien. Êen andere soort, ©n die zijn wel de talrijkste, zij hebben gehoord van Piet of Jan ofwed geîezen in een of ander krant dat de ,,Vlaamsche Stem" verkocht is aan den Duitsch. Ze loopen er mee op den neus en vertellen het aan allen die het hooren willen. Niets ter wereld kan hen het uit het hoofd praten, want.... Piet heêft het ge-zegd ; het staat ook in de ,,Telegraaf" en ,,Vrij België", Mr. X. en Mr. Z. hebben hun onts'ag gegeven en dit zegt genceg. Natuurlijk. Zij hebben niet het minst besef van het kwaad dat zij hun stam berokkenen. Wanneer men zich dan de moeite ge-troost, de vèi"soliillende mensciien even te ©ndervxagen op w©lken gronxl zij hunne be-weringen steunen, tkomt men alras tôt het besluit dat zij van de toedracht nog van de zaak zelve der ,,V1. St." niets, maar niets afweten. Somirnigen lezen de ;,V1. St." eventjes door, bekijfcen iets nauwkeuriger het oorlogsnieuws en gewone alledaagsche borichten uit het bezette vaderiandsch ge-bied en plooien hun krarut toe. Anderen, zij zijn zelfs talrijk en meestal de j^evigsle schreeuwers, leaen nooit of zeLden de ,,Vil. St." Vraagt men hen wie die Mr. X. en Mr. Z. zijn, komt men alvast voor de naïeve bekentenis dat het invloedrijke polit iekers zijn.. Vraagt men hen ©f zij zich nooit bedrogen hebben bevondon door Mr. X. of Mr. Z. enz-, dan sohijnen zij zidh daarvan weinig te bekoctnmeren. Maar wanneer men hen verderen uitleg verstrekt en voor feiten stelt, o, dan kijiken zij aardiLg op. En toch willen zij ver oordeelen. Ja, zij gevoelen zich min of meer vernederd, wanneer men lien aanspcort alvorens iets te veroordeelen zij goed zouden doen.zich in staat te stellen van beihoorlijik te.oordeelen. En zoo is de massa ongelukkig-lijk ! Zouden zij niet onedndig beter beter doen de ,,V1. St." nau/wikeuriger en regelmatâg t© lezen en in pJaats van af te breken, mee te werken tôt den opbouw van het grootsoh. gebouw vaai een autonoom "Vlaamderen in een vrif België ? BLAUWVOET. F. A. Snellaert. 1809—1872. WHIems' geosâelijke Zoon. (Slot.) I-n 1851 kwam te Gent eene maatschappij bot stand met den titel Het Wiïlemsfonds, die zich voor doel stelde, practisch nut-bige boeken onder het Vlaamsehe volk te <7erspreiden, en tôt heden toe met zulke vlijt en krachtdadigheid ( aa.n dit doel is trouw gebleven, dat zij niet min dan een seventigtal werken van practisch of sociâal nut in de wereld heeft gezonden, die an-iers aangezien den bijzonderen toestand ^nzer Letterkunde — nimmer het licht hadden gezien. Snellaert was bij de stichting van het . Willemsfonds, de penningmeester der zoo -•'erd'ienstelijke maatschappij, en werd later aa baron de St. Génois, haar vcorzitter. net het opstellen der Vlaemsclie bibliographie of lijst der NecierduUsche boeken sedert 1830 in België uitgegeven, een werk van >en honderdtal bladzijden, dat als eerste lummer der uitgaven van het Willemsfonds n 1851 verscheen. Hij volledigde deze lijst m zette zij ne opgave v©©rt tôt in 1855, als vanneer deze, onder nr. 26, door het Wil-emsfonds werd heruitgegeven. Voor dezelfde maatschappij bezorgde hij ïene verzameling volksl'i©d©ren. waarbij hij, loor den toonkunstenaar L. Hemelsoet ge-îolpen, de melodiën voe^dè. Deze ver-sameling, ©nder den titel Oude en nieuwe Hedjes, vormt no. 46 der uitgaven van aet Willemsfonds. Sedert de heropkomst onzer nationale Letterkunde, had de Vlaamsche bevolking nerhaalde malen vertoogschriften naar de KLamers gezonden, om de Vlaamsche taal n hare rechten hersteld te zien. Eindelijk, in 1856, de heer P. De Decker, Minister van Binnenlandsche Zaken zijnde, /erscheen er een Koninklijk besluit, waar-/an art. 1 dus luidde : >,Er is eene commissie ingesteld |en eindo de bekwaamste maatregelen op t© zoeken er aan het Staatsbestuur aan te duiden, orc d© ontwikkeling der Vlaamsche Letterkunde te verzekeren en het gebruik dei Vlaamsche taal te regelen, in hare betrek-king met de verschiliige çredeelten van het openbaar bestuur." De commissie uit negen leden samenge-steld, koos Snellaert tôt haren verslaggever, en schoof aldus den zwaarsten last van den gezamenlijken arbeid ©p d© schouders van den man, dien zij aanzag als de warmste en ijverigste voorstander der Vlaamsche belangen. De commissie liield zjestien zittîngen; hare werkzaamheden duurden meer dan een jaar. Iedereen kent het wijdloopig en merk-Avaardig verslag, door Snellaert in haren ?iaam opgesteld, en dat in 1859 werd uit-gegeven, ©nder den titel Vlaemsche Commissie — înstellmg, beraedslagmgen, verslag, officieeZe oorkonden etc. Tôt in 1865 vinden wij Snellaert in ailes wat" er ten voordeele der Vlaamsche Zaak wordt ©ndernomen; van dit jaar toch dag-teekent zijn laatste vlugschriftje : _ Over den toestand van het Nederduitsch in België. Maar omtrent dien tijd verdeelden de Vlaamsche mannen, te Gent, zich in twee gezindheden; welke, ter gelegenheid der kiezingen voor de K.amers en het gemeente-bestuur, scherp tegenover elkander stonden. Dit verwekte eene zoo bitsige tegenstre-ving tuschen d© Vlamingen zelven, dat Snellaert, in zijn© overtuiging g©kwetst, zich idt den strijd terugtrok, en sedert dan zich bepaalde met in zij ne studie-kamer met evenveel ijver en lief de voor de Vlaamsche l>elangen en de Vlaamsche letteren te arbei-den.Het is gedurende deze laatste jaren zijner vrij'willig© eenzaamheid, dat hij voor de Koninklijke Aoademie de uitgave bereddd© van de Nederlandsche gedichten uit de XlVe eeuw, waarvan reeds is gewag gémaakt. Snellaert wae ridder van de Leopolds-orde en van den Nederlandschen Leeuw. Tôt nu toe hebben wij S-nellaert slechts leechouwd a-ls Letterkundige en als verde-diger der Vlaamsche zaak. Het is plicht, meenen wij, tôt s|lot eenige woorden over zijn© ambtelijke lo©pbaan t© zeggen, en aan t^ duiden welke diensten hij, als genees-heer, heeft bewezen ; want de ©nvermoeibare man misbruikte letterlijk zijne krachten en bezat dadighedd genœg, om op meer dan i vekl zich door zijne werkzaamheid en zijne zelfopoffering t© ©nderscheiden. Het Staatsbestuur veo-leende hem de gou-den medalie, als erkenning zijner belang-leoze mensolienliefde in het uitoefenen van zijn ambt, tijdens het heerschen vau be-. smettelijke ziekten. Aan de redevoering, door een lid der Koniiiklijke Academie bij zijne begraving uitgesproken, ontleenen Avij de volgend^ woorden: ,,Weten wij niet, dat Snellaert, juist om zijne koortsige — ik zal maar zeg-g©n onmeedoogende vlaamsahg©zindlieid — en om zijn© rondborstigheid, moeielijk bij voorkcur de dokter der hoogere standeta kon zijn ? ,,Van dien kant dus werd hem den wel-stand geweigerd, waarop zijne geleerdheid en zijne ervarendheid hem recht gaven. „Het zij nu uit nood of uit voorliefde, hij was de geneesheer der minderen, de helper, de trooster van ditzelfde volk, voor "welks zedelijke hedl hij als kunstenaar en geleerde streed. ,, Elkeen die hem van nabi j heeft gekend, weet, hoe hij, in tijden van choiera of andere besmefcteliijke ziekten, sohier zonder eten noch slapen, gansche dagen en nach-ten te voet rondliep, bdnnen Gent en verre er buiten, op voorgeborchten en dorpen, om zijne anne lijders hulp te brengen ; en hoe hij, te linis komende, meer dan eens daar neder viel van udtgeputheid. ,,Twee maal zelfs hebben erge, dreigende ongesteldheden hem verwittigd, dat opoffe-ring en liefdadigheid het menschelijk lichaam niet onverwinnelijk maken. ,,Waarschijnlijk is onze vriend oiider zulk© overspanning zijner krachten nu be-zweken.,,E»i in dit druk en arbeidzaam leven vond do moedige Snellaert nog tijd, om Vlaanderens taal- en letterkunde met sohoone werken te verrijken, om ©p last der Koninklijke Akademi© zwaaiiijvig© boekdeelen uit te geven -1- en in zijn gedu-rig beproefd hart nog jeugdig vuur genoeg, om met angstdge liefde voor taal en volk t© kampen ! ,,0! wij zouden wel schulddg zijn, indien wij niet eene onvergankelijke herinnering behielden, aan den man, die ailes, tôt zijn leven toe, heeft opgeofferd aan zijne, aàn onze moeder: het dierbaar en heden nog niet gelukkig Vlaandferen " Snellaert, wiens krachten sedert eenigen tijd, tengevolg© eener ,erge ziekte, merkelijk waren verminderd, ont sliep in den Heer, den 3en Juli 1872. Zijn stoffelijk overschot werd ter j aarde besteld op het stedolijk kerkhof, buiten de Dam-poort-, te Gent, in tegenwoordigiheid van velen der voornaamste letterkundigen van Vlaanderen, van loden der Koninklijke Academie en van talrijke geneesheeren, die allen met ware treumis een laatst vaarwel zedden aan den moedigen ©u talentvollen man, wiens nuttig leven zo© vroegtijdig is gebroken. • HENDRIK CONSCIENCE. 1872. (Met de welwillende toestemming van Mevr. M. Antheunis—Conscience herdrukt door de „Vl. Stem,".) TEN VÎJAMO IN! DAT OP ZIJN SCHAMBEN DE LEEUWLN OANSEN KLEINE KRONIEK Kern. ...Niet te zeer voet geven aan de vrecs. De vrees, ^ vooral onder don naam van politicke ■unjshcid en weldenkende Staafckunde, is door-gaans de meest bedri<^ellpcô leidsvronw, de ergste vijandin. GROION VAN PRINSTERER, Ncprede van vijfjarigen strijd, 1855. Rupert Brooke en John Masefiaîd. De heer W. G. C. Byvanck sehrijft in de „N. a.": Onder de Engelsche oorlogsgedichten — wanneer mon zoo allo verzen wil noemen die door het uitbreken van den krijg zijn bezield, — is er éen vplmaalït gedicht van Rupert Brooke, een jong luitenant der marine die in de lente van dit jaar den dood heeft gevonden op Lemnos in do Aegeïsche zee: het geeft in een reinon spiegel de Engelsche stemming weer. Want de oorlog heeft wel de gevoolens en do gedachton in Engeland vrij gemaakt, vrij van het bekrompen, gekunsteldo, gebonden loven, vrij ook van het leven zelf, maar niet vrij van do geheehtheid aan Engeland. Dezo Rupert Brooko goleek in zijn persoon en zijn aard op Shelley; hij had het uitbun-digo en gejaagde, het griÛigo én grootsclie van Shelley, en ook zijn diepe melancholie, zijn be-hoofte aan lief do en zijn weerzin van het leven, zijn apartheid. Zijn zworftoeliten op zee hadden hem in de Australische wateren ge-bracht; zijn poëzie had er een exotisclie tint gekregen. De forsche adern van het grooter leven nu, waartoe zijn zicl door haar geestdrift ont-waakte, streek die windsels weg van zijn talent. Hij noemde het gedicht dat de reeks van zijn krijgsverzen opent: V r e d o. Nu, dank'zij God dio ons gespaard heeft met Zijn stond, En vastgreep onze jeugd, en wekte ons van slapen... Maar zijn gevoeligsto regels, gesproten uit den grond van Engelands ziel, zijn betiteld : S o 1 d i e r, en zi,j zijn do laatste wil van den lcrijgsman, wanneer hij denkt aan zijn graf in vreemdo aardo: ■ If I should die, think only thls of m© : That there's some corner of a foreign field That is for ever England Dat moet do troost zijn voor dio achterble-ven, dat daar ergens ver weg het land rijker is geworden door de aanraking met zijn asch", en rijker oOk door do bevruchting van zijn gees't, ontbondon van zijn gebreken on puur levend in het wezen dat hij aan Engeland dankt. En lees dan eens do regels,, die hij aan Engeland wijdt, daar ver weg op de purperen wateren van de Aegeïsche Zee, zonder dat hot hart er u van warm wordt!.... Het is een goestelijke uitbreiding van Engelands i m p o r i u m ; maar het blocd vlooit naar het middelpunt terug. Engelands natuur heeft de sehoonsto krijgsverzen ingegeven. Een gedicht van John Masefield — een naam die ook onder do Engelsche dichters mag worden genoemd — heet A u g u s t 1914. Het opent met den regel : How still this quiet cornfield is to night! Dio regel geeft den klank aan en do dracht der verzen: de a vond valt over het landschap; en het is niet alleen do vorm van de heuvels met hun pijnbossehen of de muziok der tjin-kelende bcllen A'an het vee of de lijn der huis-waarts keerendo vogels die aan de streek haar kenmerk geven en aan het uur zijn plechtig-heid; neen, er is iets dât'vàn ziel tôt ziel spreekt, in dien grond die ademt in een atmos-feer van heimweegevoelens van versehillende ge-slaehten. Zij zijn uitgetrokken uit hun vader-land. dio vorigo generaties van mensehen, en zij hebben op zoo gezwalkt en gestreden, zij hebben ontberingen geleden en zij hebben hun leven opgeofferd ; maar altijd zijn hun gedach-ten teruggegaan naar huis, hun ziel leeft mee mot de ziel van het landschap, dat is de goestelijke atmosfeer waarin het baadt; en die maakt dat de duisternis er valt met een vleug van schoonhoid als een heiligende ademtocht. Do maan rijst: A glimmering moon begins, the moonlight runs over the grasses of the «noient way Rutted this moming by the passing gnns. Op een ma al onder het geglinster van» de manestralen liet ingesneden spoor van het ge-sohut, dien morgen langs den ouden weg ver-voerd!Het Oostelijk doej der Duitschers. Ik Wijf bij do meening, 6'Jirij.ft Polybe in de „Figaro", dat het doel der Duitschers in Rus-land, Petrograd is. Hun huidig offensdef be-weegt zioh zeer duidelijk naar den enormen hoofdcirkel der epoorwegen, die Riga on Lem-berg verbinden en, over de Dwinsk gaande, Wilna, Sarny en Rowno. Grootsoh plan, JLoder begrij.pt het groote voordeel van de Duitschers, indien zij dezen grooten verkeersweg van 800 werst in hun han-den krijgen. Hij zou hun verbindingen verzekeren en hen in staat stellen hun troepén snel naar door do Russen bedreigde punten te ver-voeren. Hindenburg beihaalde zijn groote zege-pi-alen met zijn spoorwegen. Hij blijft, met recht, trouw aan zijn taktiek. Do Duitsohers hebben thans drie ûioofdgroe-pon op het Russischo front. In het N., van de lialtische Zee tôt Grodno, aan de Wilija en aan de Njemon Hindenburg; zijn luitenants Bolow en Eichhorn, zijn er nog niet in ge6laagd, do linie van de Dwina voor Riga, noch dio van do Meretssehenka voor Wilna*te forceeren. In het centrum wordt het leger van prins Loopold van Beieren opgèhouden voor het groote woud van Bjeloveja: In het zuiden, tussclien het woud en (het mooras van de Pripet staat Mackensen. Do groep Oostenrijkscho generaal is opgesteld tusschen do moerassen en de Dnjester, langs do Sereth. Deze legers liggen op een af6tand van ge-middeld 100 K.M. van de spoorweglinie's. Voor het behoud waarvan de Russen hun te-rugtocht hebben gestaakt. Er is geen sprake meer, meent Polyhe, van een omsingeling der Russen in een reusachtig Sedan. Hoo krachtig de Duitsche legerhoofden na don val van Warschau hun offensief ook voortzetten, do zeer hoogstaande strategie van den grootvorst her;ft hen hun prooi ontroofd. Stap op stap wijkendo uit het terrein, dat moest prijsgegeven worden, de versterkte plaatsen opofferend zoodra deze hun roi van vertra-ging van den vijandelijken opmarsdh vervuld hadden, achter zich dorpen en steden platbTan-dend, heeft hij hot leger gered, het leger, dat zeker groote verliezen leed, maar welks mo-reole kracht geen oogenblik bezweek en dat thans in overyloed ammunitie begint te ontvangen. Al wil ik niet zeggen, dat do Duib-Bohers, do door hen voorgestedde linie niet zullen bereiken, zij zullen daar niet komen, dan na een weg met lijken te lliebben bozaaid. Zij vordoren op hot oogenblik niet meer dan 4 toc •_> K.M. per dag. Do herfst met zijai rearen vop-dert ook. En dan is er ook de Tsaar. Dick King. D i c k K i n g, bekond uit do gesohiedenis van de Voortrokkors in Natal, wier pLamieii hij door ecu yermetelea en verron rit door oon go-vaarlijk en weinig bekend binnenland, in°do was wist te sturen, heeft thans te Durban op de esplanade een monument gekregen. Op het voetstuk staat: „ Dick King saved Natal, Mai 1842. Erected 17 PabJlc .subscription". (Dick King redde Natal, Mei 1842. Op gericht uit vrijwillige bii-<iragen). J 1)© rit van King was een boen stuk. De îei-der der gednpeoixl© voortrekkers was Pretorius. Deze was met zijn volgelingen te Durban aan-gekomen en geraakte er in strijd met de En-gelsohen. King reed naar Gralxamstown, deed <laar verslag van don staat van zaken ; en de Britscho autoritoiton zonden onmiddellijk een oorlogaschip naar Durban. Pretorius moest nu weer wegtrekken, het binnenland in. De Romeinsche god Janus. Vaak hoort men in dezen oorlogstijd zeggen, dat de tempol van Janus zoo lang geopend blijft. Men bedoelt daarmede, dat 'd© oorlow van langen duur is. Janus was bij de oud-Italianen de god van den zonneloop, van aile ingangen en uitgan-gen ,van deuren en poorten, de god van allo begin, do regeerder van het jaar en den tijd. Hij werd voorgesteld met een soepter in do rechter- en een 6leutel in do linkerhand, mec twee geziehten, een jeugdig en een oud ge-laat, vooruit en achterwaarts kijkend in de toekomst en het verleden tegelijk. Do maand Januari was hem in het bijzondor toegewijd, voorts een poortgebouw op het Forum te Romo :net twee tegenover olkaar staande deuren, die gedurende den vredo gesloten, tijdens den oorlog geopend ' waren. Kenschetsond voor het oorlogszuchtig karakter van het Romeinsche volk is het, dat deze Janus-tempel gedurende de geheele Romeinsche geschiedenis, voor zoover deze voor Christus' geboorte valt. slechts driemaal gesloten was, en wel onder zijn stichter Nu ma, daar-op na he£ eindo van den eersten Punisohen oor.log (264—241) en onder Augustus na de overwinning op Autonius en Cleopatra in den slag bij Actium (31 v. Clîr.). Aan de grenzen. Do N. Arnh. Ct. vertelt: Het gebeurde op een grensstatkm. De grenzen des lands loopen soms wondcrlijk, boerderijen zijn er dio ten deelo tôt het eigen, ten deele tôt het vreemdo grondgebied be-hooren; het komt voor dat de grons ©on huis tôt twee nationaliteiten doet behooren. Zoo is het ook eeii station, waar doet nieb ter zako, waar do Nederlandsch-Duitsche grens over het perron loopt. Uit Duitschland kwam een Hollandscho dame met een koffertje. De Duitscho grons-wacht maakte geen bezwaar tegen het kof-I wel toSerî de papieren welke do dame I bij zich had. Die moesten eerst voor onder-zoek naar Aken. Praten hielp niet, de grens-wacht bleef onvermurwbaar. Vlak brj den Duitsclier stond op het Nederlandsche perron-gebied een Hollandsclie grenswacht. Het was 1 maar een af stand van een el en een paar duim. Do dame lcrijgt een inval, blijft door-redeneeren met do papieren in de. hand en ondenvijl haar koffertje in het oog houdend. Eon.onmerkbare voetbeweging en het koffertje nadert een paar palm do Nederlandsche grens, nog één wat harder, en het heeft den vador-landschen Ixxlem bereikt. Intusschen is ook de.damo in quaestie zonder dat do Duitsche schildwaoht het bemerkt, wat vooruitgekomen. Dan éôn flinko sta]> en zij be-vindt zich dp Nederlandsch 'gebied, triomfânto-Irjk don Duitscher, wijzend op den Nederlandschen soldaat, toeroepend: Zie zoo, nu sta ik onder de bescherming van dezen verdediger van mijn vaderland. Op Duitsch grondgebied keek men sip, er werd goscholden, ,,spion" geroepen, maar do Nederlandsche dame, voor wio een b ri even-onderzook had beteekend een verlies van tijd dat zij zich niet kon getroosten, bohoofdo zich daarvan niets aan te trekkeu. Zij zat weer in den troin die haar verder huiswaarts bracht^ Drinkliedje. Er zat-eon oud maxtneken van tachentig jaren, In 't hoekjen van den haard met 't lijf vol t> .. * flerecijn, De dokter die raadd© 'em, wou hij* wel varen Hij zou 'em toch wachten van den Rynscheii •wijn,. 0 Rynsche wijn, Gij maakt geen florocijn.^ Ik moet, zei dat oud manneken, Nog drinken cens een kanneken, Ik moet, zei dat oud manneken, Nog eensjens vrolijk zijn. Dat manneken dat zeide: ik zal den wijn niet mi spareai Al zou ik daarom lijden nog zoo grooten pijn; De dokter daar weêr tegen, met tieren en mot baren: •Zoo wil ik niet langer jou dokter zijn. 0 Rynsche wijn, enz. Dat manneken zei weêr: al zou ik kwalijk varen, Ik drink toch te garen een tougjon Rynschon wijn, Do dokter daartegen: hij zitt' dan op de Iblaren Die 't lust zich te brandon ; ik hou het. voor venijn. O Ryneohe wijn, enz. H Manneken liet schenken een tougjen van den * klaren, En bracht het aan den dokter, den grooten medicijn, Terwijlen dat men zong en speelde-n-opde snar- ren Een liedeken ter eeren van den Rynschen wijn. O Rynsche wijn, Gîj maakt geen flerecijn; Ik moet, zei dat oud manneken, Nog drinken eens een kanneken, Ik moet, zei dat oud manneken, Nog eensjens vrolijk lâjn,

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Amsterdam du 1900 au 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes