Het tooneel

1490 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1918, 14 Septembre. Het tooneel. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/xg9f47j055/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel 4° Jaargang Nr 1 — 14 September 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem HIPPODROOM BESTUUR : FRANS CONDÈS EN VICTOR NEUTGENS Aile avonden om 8 T-XI• TT^2 ■■■£ *ibbV Zon- en Feestjtegon mgvertooning £ jtâO.Ï 116711115 ZIJ II S 12 nieuwe Décors Antwernsche Soektakelrevue in één voorspel en 2 bedriiven door Ed. CASTEELS. — Muziekbewerking van P. VERHOEVEN 5 grOOte BallOlten Hr LOUIS BERTRIJN. Kon. Ned. Schouwburg Son dezer dagon hadden we het goed geluk den heer Bertrijn te ontmoeten, den sympathiekon leider van het gezelschap. — En zeer natuurlijk vroogen we hem om nieuw». — Wel, zoo begon hij, zooals U reeds aange-kondigd hebt, zullen we doorspelen tôt het einde van Juni 1919. Ik moet de heeren leden van den Tooneelraad en van het Gemeentebestuur namens mijn gezelschap en tevens in mijnen naam van harte bedanken voor de bereidwilligheid waarme-de zij onze vraag beantwoord hebben. Zij hebben getoond ons streven naar waarde te schatten en wij zijn hen daarvoor zeor erkentelijk. — En wat zijn do vooruitzichten voor het toe-komond soizoen? — Dio zijn operbest. Abonnementen worden met de macht genomen. Als ik gewild had dan wâren voor de Zondagvertooningen al de plaat-sen bij inschrijving genomen. Maar dat mocht ik natuurlijk niet toelaten, daar een zeer groot ge-deelte van de zaal moet voorbehouden blijven voor het publiek dat niet allo Zondagen even re-g-elmatig' kan komen. — Dat is zeer teekenend voor de stemming van de theaterbezoekers en wij zijn dan ook overtuigd dat U andermaal een prachtseizoen te gemoet gaat... En mag ik U nu vragen of buiten de vier stukken: «Starkadd», «De Koolmijn», «Madame Sans - Gêne» en «Het Dal des Levens» nog andere werken bepaald zijn aangeduid? — Met plezier! Een der eerste werken, na de vier houger vennelde stukken, zal zijn : sHet Iundernummer» van Ern. W. Schmidt, dat met den eersten prijs bekroond werd in den laatsten tooneelprijskamp, uitgeschreven door den uitge-ver Gust Janssens. U kent het en weet dus dat we het allerbeste ervan verwachten. «Sonna» of «Dolle Hans» van Fabricius komt voorzeker vroeg aan de beurt, evenals «Aan Flarden» van Top Naeff. Dan denken we op te voeren de twee Duitsche blijspelen : «De Dochters van Hase-mann» en «De Hofslachter» en een nieuw «Mijn Vrouw, de Hoftooneelspeelster». Dees jaar doen we zeker een herneming van «Kaatje» van Paul Spaak in de meesterlijke vertaling van Antoon Moortgat. «De Pot van Pandora» van René Ver-mander© zal ook voor het voetlicht komen evenals de bekende en vermaarde «Sabijnsche Maagdenroof». Als nieuwe Fransche werken zijn op het ropertorium gebracht: «Haar Vader» (Son Pere) en «Vriendinnetje» (Petite Amie), van Brieux. Van Philippi spelen we: «De Redder in den Nood», en van Ibsen «Hedda Gabier». Ook «Mevrouw Warren's Bedrijf», dat verleden jaar niet kon doorgaan, zal tijdens dees seizoen her-nomen worden. Ik heb een paar éénakters aange-nomen: «De Verzoeningsengel» van Bogaert en «Félix Culpa» van Mevr. N. Hart. Ook denk ik er aan «De Zeventienjarige» te spelen van Max Dreyer, een werk dat ophef heeft gemaakt. In de lijn der waarschijnlijkheden liggen «Kleine Dora» van Dickens en «Miss Hobbs», evenals een werk van Willem Ogier, en ik denk er zeer ern-stig aan een werk van Brederoo op te voeren... En ziedaar een gedeelte van het repertorium... Zooveel mogelijk zullen we hernemingen doen van stukken dio voor twoo of meer jaren wer-den vertoond. Wij bedankten den leider voor zijn inlichtingen on wenschton hem oon vruchtbaar seizoen on voel aucces. Zooal» onze lezers kunnen oordeelen ia er voor afwisseling gezorgd en zullen de getrouwe bezoe-kera — en aie zijn legio — olk wat wils hebben. Kunstwerken zijn er genoeg op het repertorium «n zullen de kunatminnigen wel bevrediging ge-ven, daar onze artisten meta liovor wonachen clan ffoed work to apolen. N. Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen ELKE WEEK verschijnt bij mij minstens één ffyfAj Tiaamsch bock. Zooeven kwam van de pers Vly "OP DEN DOOLWEG,, door Joris Uyttebroek Dit nummer bevat do Kronijk : Over het nut en de bruikbaarheid van Pompiers in werkefbozen staat. (Uitgave "Onze Lcestafel,,) Prijs: fr. 9.11 Variétés-Schouwburg TOONEELSEIZOEN 1918 — 1919. BESTUURDER : Hr GEORGES VILLIER. PRIJZEN DER PLAATSEN. Gaia ■ ! Gewone a|l M "«'wniiii: I vertooning Qelijkvloers Bakloge per plaatg fr. 6.25 fr. 5.— Orkestzet. voorb. » » 6.25 » S.— Orkestzetul » » S.— » 3 75 Parket » » 3.75 » 2.*50 lerste rang Voortooneôl » fr. 6.25 fr. 5.— Loge » » 3.75 » 2^50 Balkon » » 3.50 » 2.50 Midden balcon » » 3.75 » 2.50 Tweede rang Voortoonael > fr. 2.50 fr. 1.75 Loge » » 2.50 » 175 Balkon » , » 2.50 » 1.75 Midden balkon » » 2.50 » 1.75 Derde rang Voortoonael » fr. ]. 25 fr. 1.— Balkon » 1.25 -> 1.'- Middenbalkon » * 1.25 » 1.— Gaanderif • I » a 7Ç .n'en Het locatiegeld is in den prijs begrepen. Er worden abonnementen afgeleverd — uitgo-zonderd voor den derden rang — voor al de Don-der-, Zaterdagen, enz. der maand (dus 4 à 5 ver-tooningen) aan den bovenstaanden prijs der plaat-sen. — Het verhuringsbureel is open aile dagen der woek — van af hoden Zaterdag 14 September van 11 tôt 4 uur T.U., Kolvenieraatraat, 1. !5y Jlnneessensstraat, 15 Concert Aantrekkélijkheden Dansen Aan onze Lezers Met dees nummer treedt «Het Tooneel» zijn vierden jaargang in. De stijgende bij val van ons blad is het beste bewijs dat wij de gunst genieten van het Ant-werpsch kunstminnend publiek. Niettegenstaande de moeilijkheden van de tijdsomstandigheden zullen wij onze beste krachten inspannen om onze duizende lezers de beste inlichtingen te verschaf-fen op tooneel- en ander kunstgebied. Wij zullen, zooals in 't verleden, met eerlijkheid en onpartij-digheid te werk gaan in het beoordeelen van kunstuitvoeringen, niet ongenadig afbreken waar naar het goede gestreefd wordt en ons gelukkig gevoelen te kunnen aanmoedigen waar op kunstgebied naar het beste betracht wordt. Dat was iinmer onze gedragslijn en zij zal het blijven in de loekomst!... «HET TOONEEL». Inenom de Schouwburgen KON. NED. SCHOUWBURG. — Zaterdag 21, Zondag 22 (dag- en avondvertooning), Maandag 23 en Donderdag 26 September, opvoering van: «De Koolmijn» (Gliick auf), spel van de mijnen in vier bedrijven en zeven tafereelen, van Her-nian Heijermans. — Rolverdeeling : Baumgarten, een mijneigenaar, heer B. Ruysbroeck. — Mathieu zijn zoon, heer V. Gheubens. — Sylvia, zijne doch-ter, Mej. J;< Janssens. — George Wied, mijnbe-stuurder, zijn schoonzoon, heer G. Cauwenberg. — Erich Stein, bedrijfsingenieur, heer E. Gorlé. — Kerkhoven, machienen ingenieur, hr W. Cauwenberg. — Anna Menzel, typiste, Mevr. H. Bertrijn. — Een mijnbestuurder, heer Van de Put-te. — Een aandeelhouder, heer Van Gool. — Een kantoorklerk, heer Ludikhuyzen. — Hadwig, een houwer, heer Van de Putte. — Schulz, een hou-wer, heer L. Bertrijn. — Wiener, een houwer. hr Piet Janssens. — Bartsch, een houwer, voorzitter van den Christelijken Bond, heer J. Schmitz. — Spiess, een sleper, heer Jaaks. — Schenk, mijn-gascontroleur, neer Remy. — Heil, vroeger mijn-werker, heer Angenot. — Een gendarm, heer F. Thees. — Moeder Schulz, Mevr. Ruysbroeck. — Greta Schulz, haar schoondochter, Mevr. Noter-man. — Rudolf Schulz, haar kleinzoon, leerling -houwer, Mej. M. Bertrijn. — De Vroedvrouw, Mevr. L. Hens. — De bruid van Wiener, Mevr. M. Dilis. — Een mijnwerkersvrouw, Mevr. Thees. — Mijnwerkersvrouwen, mijnwerkers, enz. enz. — Het spel geschiedt in dezen tijd in Westfalen. VERWACHT. — «Madame Sans - Gêne», too-neolspel van Victorien Sardou. ZILVEREN BRUILOFT HEER EN MEVR. BERTRIJN - DE DAPPER. — Toekomenden Maandag, 16 September, zal het vijf - en - twin-tig jaren geleden zijn dat heer Loui6 Bertrijn, de gewaardeerde kunstenaar en kundige leider van ons gezelschap in den echt trad met Mevr. Bertrijn, geboren Helena De Dapper, onze ge-vierde actrice. Wij wenschen het sympathiek echtpaar, dat er frisscher en jeugdiger voorstaat dan ooit,nog vêle jaren geluk en voorspoed in hun echtelijk le-ven en wij zijn voorzeker de tolk van al de schouwburgbezoekers en onze duizende lezers om hen bij deze gelukkige gebeurtenis te felicitee-ren.Wij maken tevens van de gelegenheid gebruik cm onze lezers te melden dat toekomend jaar heer en Mevr. Bertrijn - De Dapper vijf - en -twintig jaar onafgebroken deel zullen hebben uit-gemaakt van het gezelschap van onzen Konink-lijken Nederlandschen Schouwburg. Wannoer het dan stellig en vast vrede zal we-zen, zal deze kunstgebeurtenis door al de bewon-deraars van het schoon talent van heer en Mevr. Bertrijn - De Dapper met eer en glans herdacht worden. Waren we maar al zoo ver!... VARIETES SCHOUWBURG. — Bij de lijst van het zeer degelijk gezelschap van heer Georges Villier, verschenen in ons laatste nummer, moeten nog de namen van Mej. J. Derèse en Mev. Bertha Van der Heyden gevoegd worden. DE GEWONE VERTOONINGEN in de Variétés hebben plaats Donderdag, Zaterdag, Zondag (middag- en avondvertooning), en Maandag ; — de galavertooningen aile Donderdagen. DE GALA - VERTOONINGEN in de Variétés zullen bestaan uit een operette en een concertge-deelte, waarop de opera-artisten zich bij beurten zullen laten hooren. HET REPERTORIUM van heer Georges Villier is als volgt vastgesteld: «De Groothertogin van Gerolstein», «Walsdroom», «Véronique» «De Vledermuis», «De Dochter van Madame Angot», «Eva», «De Barakspelers», «Perichola», enz. t DE DOCHTER VAN DEN TAMBOER - MA-JOOR. — Voor 't laatste tafereel van «De dochter van den tamboer-majoor» (de intrede in Mi-laan), in den Hippodroom, — wordt een speciaal nieuw décor geschilderd door de heeren J. Pierre en Lynen, dat volgena do proefteekening prachtig zal zijn. «DE BELLE VAN NEW-YORK». _ Na «De dochter van den tamboer - majoor» wordt «De Belle van New-York» hernomen. Deze prachtige spektakel - operette zal met plezier worden te-ruggezlen.HEER AERTS die, zooals wij reeds over ver-scheidene weken gemeld hebben, het gezelschap van de Scala verlaat, om naar dit der Variétés ovor te gaan — onder den naam van heer Var-nier — zal als Prins Fritellini in «Do Maskotte» zijn afscheidsvertooning geven. IN «DE MASKOTTE» zal heer Gaspard Van den Hoeck de roi van Rocco vervullen. «DE GRAAF VAN LUXEMBURG» komt na «De Maskotte» aan de beurt. «DE ONDERZEEER», de dramatische acheta die destijds in Palatinat zulk doorslaand succès verwierf, zal eerstdaags in den Eden worden hernomen, door het gezelschap Louis Belloy. MEV. HILDA LANDENNE die eerlang in den Eden zal debuteeren, ontving hare muzikale op-leiding van verschillende leermeesters, terwijl hr Modest Lauwerijs haar de voordrachtkunst onder-wees. Reeds voor den oorlog, alhoewel nog zeer jong, stond zij in verscheidene kunstmiddens al gunstig als zangeres aangeschreven. Als dusda-nig trad zij op te Antwerpen, Brussel, Gent (we-reldtentoonstelling), B-lankenberghe, Rotterdam, enz. Slechts sedert Mei 1918 beoefent zii het ope-rettengenre, en zij creëerde met veel sucres Loui-sa in «Tooneelkoorts». De directie van den Eden is vast overtuigd dat Mevr. Hilda Landenne een onzer flinke operettenvertolksters zal worden. HEER LOUIS BELLOY herbegint met zijn gezelschap eene omreis. Hij zal te Turnhout debuteeren met «De Groote Nul». Ook alhier, in den Katholieken Kring, zal heer Belloy dit vermaard blijspel vertoonen. HEER PIET JANS trad te Mechelen op als Lutz, m «Oud-Heidelberg», een zijner glansrollen. De vertooning werd gegeven aie openingsvoor-•telling van «Het Tooneel», onder het beatuur van heer Karel De Heyder. IIEER J. DE MOOR, gunstig gekend om zijn degelijke Vlaamsche bewerkingen van vreemde tooneelspelen — men denke slechts aan het suc-ces van «Aanmelden a. u. b.» — heeft andermaal een blijspel «Oude Heertjes» in onze taal overge-bracht. Het stuk wordt eerlang te Mechelen vertoond.HET TOONEEL, aldus luidt de schouwburg-exploitatie, door heer Karel De Heyder te Mechelen, voor het komend winterseizoen, op touw ge-zet. Heer De Heyder zal trachten, door het op-voeren van degelijke stukken den smaak van het publiek te louteren. Zooals dit het geval is met heer Clauwaert, Belloy, Arnouts, e. a., die te Mechelen optreden, in den Nationalen schouwburg, draagt hij de gansche leiding en ook de al^eneele verantwoordeliikheid zijner onderne-ming. Heer De Heyder heeft uit liefde voor do kunst oen stout stuk gewaagd. Wij wenschen hem veol succès. Maudollenlesseii Appelmansstraat, 20 Starkadd DRAMA IN VIJF BEDRIJVEN, DOOR ALFRED HEGENSCHEIDT. Ter gelegenheid van deze openingsvertooning mag wel eens gewezen worden op den kenteren-den groei, dien we doorleefd hebben sinds die be-ruchte Arsène - Lupin - première van het eerste oorlogspeeljaar. Men kon misschien wel veronderstellen, dat door het losbreken van den oorlog, waardoor do egoïstisch - materialistische buil, die sinds vole jaren op het wezen van de maatschappij zwol en etterde, in voile rijpheid openbarstte, voor goed aile geestelijk lever, was gesmoord, en dat het gewoon theaterpubliek, voor. het grootste gedeelte wis en zeker het intellekt van onze kloine bur-gerij, het meest getroffen door de ramp, den schouwburg vast ontrouw zou worden, als er wat al te veel vereischt werd, en — o wonder! — juist een tegenovergestelde verschijning heeft zich veropenbaard. De stoffelijk - geestelijke dua-liteit, die in de menschheid huist, heeft zich in . haar kontrast sterker dan ooit ontwikkeld, en, als eenerzijds een verleiding lokte naar een materia-listischen ondergang, heeft zich anderzijds een sterke attraktie veropenbaard naar intellektueel leven. Nooit werd er zooveel gelezen, boeken - ge-kocht, schouwburg - gegaan, leergangen - ge-volgd als in de oorlogsjaren, en 't is misschien net begin van een periode, waarin het intellektueel leven hier te lande, zich niet langer zal be^alen bij een kultus door eenige enkelingen of bij een geheimzinnig gesmeul in literaire en wetenschap-pelijke cenakeltjes, die uit schrik - voor - kon-kurentie heel hun werking in vier - muren - ge-slotenheid be\vaarden, maar dat het stilaan zal doorzinderen tôt het bewustzijn van heel onze maasa. De lijn, die begon met «Arsène Lupin» in 1915, is dus getrokken tôt «Starkadd», een oorspronke-lijk Vlaamsch werk. Op onze tooneelliteratuiir ligt een vloek, die aldus kan geformuleerd worden : vermits ze kwijnt, kwijnt al wat ze voortbrengt, en onder die vooropgezette idee worden aile nieuwe Vlaamsche stukken met artistieke pretentie a priori veroordeeld. En de reden? Onze smaak is bedor-ven door eenzijdig vreemd werk, en wat niet op dezes formule is gebouwd, wordt nogal rap on-tooneelmatig of niet - speelbaar genoemd. «Tooneel is beweging», heet het, en dat begrip moet dan genomen worden in zijn kleinst - beperkste beteekenis, die we zouden kunnen omschrijven door uitsluitelijk zinnelijk - waarneembare, uiter-lijke plastiek. De oorzaak van die smaakverande-ring laten we hier in het midden. De opsporing zou ons te ver leiden. Met feitaanstipping moeten we ons tevreden stellen. Maar er is ook nog een andere beweging, na-melijk een psychologische. Al zitten b.v. twee menscheii kalm tegenover elkaar te redeneeren, (vergelijk Ibsen's «Nora> - slot) kan er door hun zielesferen, die met elkander aan 't wrijven gaan een intense beweging van innerlijk leven ontstaan, die, om tôt uiting te komen, meer nog dan de andere het tooneel noodig heeft, omdat ze slechts tôt voile ontwikkeling kan geraken, als iedere sfeer gedragen wordt in een afzonderlijke psychologische verschijning. In «Starkadd» bereikt Hegenscheidt soms een heel mooie psychologische. diepte, maar niet door die tooneel - eigen nsy<îholoe*ie - in - aktie. Hij laat de personen zichzelf ontleden, zelf en recht-streeks zeggen, wat ze voelen en hoe ze zijn, in feitelijk louter lyrische ontboezemingen. De ethe-rische eigenschappen van die psychologie - in -aktie zijn niet uitgebuit. Door intuïtief drama -gevoel een innerlijkheid suggereeren, ligt boven 's schrijvers dramatieke kracht. In den geschre-ven tekst is ailes g e z e g d . De personen zingen hun gevoel uit en dat ailes maakt van «Starkadd» een stuk - om - te - lezen. De psychologie is literair, niet dramatisch uitgedrukt, want psychologie - in - aktie leeft op als een essence uit den dialoog, schept slechts van op hot tooneel een sfeer, waarin de toeschouwer wordt opgenomen, een etherisch verband, dat hem het leven van de helden doet meeleven. Bij een «Starkadd» opvoering ontstaat dat verband slechts heel zelden. De toeschouwer blijft beschouwen, kenmerk van de meeste van onze oorspronkelijke stukken. En dat is misschien wel een gevolg van den vloek, die op het Vlaamsch tooneel drukt, want de eenigste aan-moediging en tevens school voor de auteurs: het tooneel - zelf, de opvoering van Vlaamsch - eigen werk, de praktijk was weggecijferd, en vervangen door officiëele tooneelçrijskampen,waarvan de be-kroning volgde na lezing, iets wat onbewuat leiden moest tôt het dooden van aile intuïtief drama - gevoel en tôt het fabriceeren van stukken -om - te - lezen. Alhoewel de eigenschappen, die tooneel onder-scheiden van ander literair werk, slechts in een noodzakelijk minimum in «Starkadd» wordt aan-getroffen, blijft het toch een van onze merk-waardigste oorspronkelijke werken, en, als men het als een b e 1 0 f t e beschouwd, baart het geen verwondering, als er bij de verschijning wel eens mee gedweept werd. Spijtig genoeg, dat Hegenscheidt die belofte onvervuld heeft gelaten. Afzonderlijk beschouwd zijn veel van de personen flink getypeerd. Door een vers, een paar woorden soms, trekt de schrijver de groote lijn van het karakter. Zoo Seamund: Ik heb mijn doel en daar ligt mijn geweten. Verbluffend stout soms, maar meestal ophitsend van op een tweede plan, de man die lijntjes viert, honig strijkend zijn slachtoffer hypnotiseert, venijnig gluipérig als een slang.Deze uitbeelding is ook het scherpst in relief gesteld, het best geslaagd, en naast den hoofdpersoon Starkadd beheerscht hij het stuk, is zelfs van heel het intrigue - verloop de recht-streeksche oorzaak. De ontwikkeling van de Starkadd - figuur is, dramatisch gesproken, al heel wat flauwer, misschien juist, omdat zij het meest lijdt onder He-genscheidt's lyrisme, waarvan zij trouwens de inkarnatie is. In haar wordt afgespeeld de eeu-wige tragedie van het idealistisch element in den mensch, gesteld tegenover poenig materialistisch egoïsme. Starkadd is de bard, de zanger en tevena do held, die zijn volk wil groot maken. Hij is do zie-11er, die durft droomen van een Toekomst, en 't is in dat heilig geloof, dat hij de gunst van ko-ning Froth, de hand van diens dochter, met ge-rust gemoed durft aan te nemen, hopend in dat geluk weer sterkte te vinden voor nieuwe helden-daden.Maar het is ook de vonk, die de bom van haat en nijd, waarmee zijn belagers hem bedreigen zal doen barsten; doch de aanslag mislukt, het nood-lot keert zich tegen hen, het is Starkadd, die ze-geviert, en uit de bacchanaal, die begint met wijn en stikt in bloed, stijgt hij op in glorievol-len aureolenschijn, als een geest, die het ploertig leven daar met zijn vloek heeft verdoemd. Maar stilaan heeft Starkadd opgehouden van mensch te zijn om nog slechts idee te worden. Hij, toch als £'evoelsmensch bedoeld (dat blijkt voortdurend uit zijn houding en vooral uit zijn prachtig lied in V), moet zich den moord op ko-ning Froth laten v e r t e 11 e n, en kon die door intuïtie, den grond van ieder heusch kunstenaar-echap, niet ondekken. Dat is de grootste dramatische zwakte in de Starkadd - uitbeelding, en wijst op de onvoldragenheid van het werk. Ook stoot hij van zich de sfeer van laag - wal-gelijk matérialisme, waar hij nu nochtans mees-. ter was, en werpt zich liever met een avontuurlij-ken spronk in den orkaan van een nieuw leven, dat het andere met donderend geweld zal vernieti-gen. Het pathetisch slot behoort zeker tôt het beste van het werk, is'prachtig van symboliek, maar 't is of de auteur daaraan slechts gedacht heeft, en de vier eerste bedrijven enkel als in-leiding heeft laten dienen. En ook dat slot is een bewijs van jeugdig op-pervlakkig idealisme. De auteur was nog niet rijp genoeg om beide sferen met elkander te verzoe-nen en om in die verzoening een hooge mensche-lijkheid te bereiken.Starkadd moet de krisis van rijpwording nog doorworstelen. — Het stoffelijk geestelijk - dualisme in den mensch blijft nog in twee sferen gescheiden. De koppeling van beide, de oplossing van de Starkadd - idee, heeft de auteur niet kunnen bewerken, en daaruit nochtans had de essence van de tragedie moeten bestaan. Maar in het stellen reeds van dat vraagstuk heeft de auteur zich veropenbaard als een levens-voeler, en het is voor ons een ramp geweest, dat Hegenscheidt het bij dit eenige werk heeft gelaten. Was het misschien ontmoediging ? Starkadd ia indordaad, al gobourdo hot gewoonlijk nogal in deftige bewoordingen, neergehaald. Maar we kunnen ons thans niet meer inlaten met voor - oor-logsche vormkultus, die steunde op de ontaar-dings - idee, dat een kunstenaar zich slechts van de andere menschen onderscheidt door een gaaf van te kunnen uitdrukken wat men zag en daar-door voelde, zoodât aile aandacht ging naar de wijze, waarop die uitdrukking geschiedde, naar het hoe, terwijl het wat op het tweede plan was geschoven, of heelemaal over het hoofd werd gezien; ja — de wijze van uitdrukken, als dio niet beviel, volstonrî om een werk te verguizen. Kunstenaars, heeft men eens gezegd, zijn de voelsprieten van de maatschappij. Door intuïtie voelen ze het bestaan van dingen die de gewone menschen niet voelen, zien ze van zekere feiten de oorzaken, waarvan de massa slechts de ge-volgen ziet. De weg om van het één naar het ander te komen, de zich daardoor openende levens-diepte, dat is de visie van het leven die de auteur in zijn werk geven moet. Maar daarmee is het ook uitgesloten, dat men van een kunstenaar zou mogen eischen, dat hij zich bepale bij de uitdrukking van wat hij zelf gezien en door leeft heeft, met andere woorden van wat men kan kontroleeren, omdat het ook onder M e n , s kon-ceptie - vermogen valt, dus een beperking tôt weergave van louter - zinnelijke waarneming. Maar wat zou van die formule terechtkomen als zij werd toegepast op Shakespeare, op Goethe, op Miehel Angelo... of op... Dante? 't Is in het teeken van dien uiterlijken vorm-kultus dat «Starkadd» werd miskend. Men ver-gat onbewust of door het maken van een zwakte tôt systeem, dat het innerlijk - geestelijk leven het doel is, en dat taal, techniek, kunst in 't al-gemeen, maar een vorm is, een middel om tôt het doel te geraken. Daarom hebben we er sterk aan gehouden, al zijn vorm of techniek heelemaal niet wat ze hadden moeten zijn, in het begin hebben dat genoeg laten blijken, het werk recht te laten wederya-ren terwille van de Starkadd - tragedie, die zich thans, bij de huidige krisis, in uiterst expressieve gedaante veropenbaart, en van dat standpunt gezien keuren we een Starkadd - opvoering gaarne goed, met dit voorbehoud nochtans, dat voor een openingsvertooning, toch een glanspunt in het tooneelseizoen, wel een degelijker première - stuk wàs te verkiezen geweest. Als derde hoofdfiguur staat Ingel, de bloo -zwakke koningszoon, die, uit schrik voor Star-kadd's waarschijnlijke troonsopvolging, tijdens dezes afwezigheid zijn vader vermoort en de plaats inneemt, na een vleiend - aanhitsend intrigue van Seamund, en niet voelt, dat hij slechts als middel wordt gebruikt, om den sluwe de kroon te bezorgen, welker verovering diens levensdoel is. In Ingel leeft nog iets van de oude tragedie-helden. Maar hij is slechts een dekadente epi-goon. Als de oude klassieke helden vielen onder de slagen van het noodlot (eigenlijk hun zwakte) dan dwongen ze een medelijdende bewondering af. Ingel kan slechts verfoeid worden. Hij en Seamund, met hun lage hartstochten en driften, met beestig gejaag op eer en roem, — de uitgebuite en de uitbuiter met hun slampam-perenden aanhang vormen de tegenstellende materialistische sfeer, die te vergeefs zal trachten Starkadd's idealisme te dooden. Door deze drie helden wordt het drama gedragen. Zij vormen den kern. De andere personnages zijn veel minder zuiver psychische verschij-ningen, doch daar plaatsgebrek ons belet een breedvoeriger analyse van het werk te geven zullen we die bespreteen naast aanvullende bijzon-derheden omtrent taal, vers, rythmiek bij de re-centie van de opvoering. Thans is slechts getracht, als inleiding tôt deze reeks van vertooningen, een beeld te geven van wat de schrijver heeft bedoeld, wat hij heeft bereikt, en waartoe de Starkadd - idee had moeten groeien, misschien zou gegroeid zijn, indien de auteur het niet bij dit eenige jeugdwerk had gelaten. WILLY. Institut Giraudet Schoonheidsoefeningen, Tolslraat, 6» Gewoonten • Gebruiken Te beginnen met Woensdag, 2 Oktober 1918 Heruemiug <ter Wiuterleergaugen Prospectus op aanvraag. Een Fameus Libellist over de Sinjoren (Slot.) Het loont de moeite eens de dertig bladzijden na te lezen die «de sleutel» van het blijspel hee-ten.Wie Weyerman iets ingegeven heeft wordt hier nader aangeduid en beschreven. Jan Bierlaers, verklaart hij, was de Waerd in het «Ramshoofd» genaamd «Starckx», een Kaerel die van de domme «Antwerpsche Hannekens» als een tweede «Koehoorn» of als een derde «Vau-ban» wiert gegroet, dewyl hy voorgaf, (doch dat Dreygement opperde hij meestentyds na syn ses-tiende Pint Leuvensbier) in staat te zyn, om den Westkappelsche Dyk-door te steeken met een Oestermes, en gevolglyk geheel Zeelant te kon-nen inondeeren, als het hem luste en geliefdo. — «Vive la Signorie d'Amberes!» Over Doktor Ab Ulula getuigt hij: Dien Dok-tor was een goed slag van een man,ruym zo dom als zyn geboorteplaats, en nog grooter Dronkert als Plompert. Het heugme nog zeer wel, dat hy het Gezelschap in de «Kroon» na by de Beurs op een wintersche avond een Dichtje van zyn Maak-sel voorzong... Maar over de vrouw van den geneesheer is hij niet te spreken. Zij is hem een toonbeeld van «Het Karakter van een Antwerpsche Klappey»: Dio Gemalinne des Geneesheers was zo een on-vergeeflyke Klappey, en zoodanig gevreest in haar Wyk, als haar man wiert geëert by de Antwerpsche Apotheekers. Zy was zo een uytgeleeze Labbekak, en een Dame van zo een uytgestrekte Korespondentie, dat een Man niet ter loops een «Doais» van Liefde kon administreeren aan een inschikkelyke Vriendin, of een goed Bot bieden aan de Vermeenigvuldiging van zyn Familie aan zyn eygen Wyf, of zy kon daags daar aan zeggen, «Hoe, waar, en in wat moment» die Verza-meling was gesolemniseert. Daar geschiede niets niets in den Omtrek van haar Buurt, of zy wist langs de »Vork« of langs de «Steel» te duyken tôt op den Bodem van die Zee, en kwam dan met de Paerl van dat Geheym op de Punt van haar Tong opborrelen. Eens daagsch gaf zy gestadig-lyk een Visite aan ieder Buurt klappey, zo dat zy nooit onkundig was, wat dronken Sinjoor zyn Huys6erpent karoste, wat Vrouwtje een averecht-sche stap dee achter haar mans rug, of wat Meysje haar kruykje brak door het hossebossen tegens een jongens Pypkannetje. Daar viel nooit een Huyskrakeel, of een Tweestryd van Schelden voor, in de nabuurige Breedte van haar Bezoek, of zy was de eersto beweegende oorzaak van dat kakelent Antwerpsch Laweyt, schoon zy door-gaans de Schuld wist te ontwijken, door het ver-wyt als «Twiststookster» te laden op de Schou-ders van een minder schuld hebbende Klapwaak-ster. Zy hielt haar man den Geneerheer «Uyl» zo strikt op zyn Taak, als een Kurassousch Planter zvn Negers, alhoewel zy den geheelen dag door als een Stalkaers van Stê tôt plaats huppelde,om geen Korrespondentie te verliezen. Dat kwaadaardig spook leefde, gelijk als wel eer «Nero» brutaaler Gedachtenis, gehaat bij een Iegelijk, maar by een Ieder gevreest. De gant-sche Gebuurschap vervloekte haar in den Afgrond van de Hel, en echter dorst geen een Mensch haar een kwaad Woord geeven, uyt vrees van in haar Ongenade te vervallen, dat is, van Slim-raer te vervallen in Erger;-want zy kon zo loos-lyk met den Tip van haar Tongetje een «Hoer» of een Koekoek maken, dat den Man aanstonds geloof de, dat zyn Vrouw een Allemans Winter-mofje, en dat de Vrouw vaststelde, dat haar Man een universeelen Boender was voor aile bekrooze Potten en Pannen. In 't kort, Leezer, Mevrouw Ab Ulula was een nydig en kwaadaardig Ge-spens».Aardig is het portret van den vetten Cellebroer die maar zes potten seef dronk: «Die Cellebroers naam was Broeder Jaak, een dronke Beest dat zo nu als dan,te hooi en te gras,een taamelyk aardig Bescheyd gaf, en zich daar langs in de Gezel-schappen van zyn Meerder wist in te wikkolen. Hierop volgen voorbeelden van zijn snedigo ant-woorden:Op blz. $2 in .het «tuk d#t uitvporig handolt over do Cellebroers spreekt hij nogmaals over Jaak: «een taamelyk aardig Kaerel, die zich zo uytsloofde in den Dienst der Kranken, dat hy voorgaf, dat een Lammigheyt in zijn Armen,die hy had overgewonnen door dag en nacht te zuy-pen, ontstond uyt het leunen der Kranken op zyn Armen, die volgens zyn Stelling, de Circulatio hadden beobstrueerdt in die twee Deelen. — Die knaap blonk als een mol door Vetheyt, zynde al-toos even vaardig tôt Eeten en Drinken, en al-toos even luy tôt de vereyschte Diensten». Anecdoten verhaalt hij over Broeder Jaak «die onsterfelyk zal verblyven op de Tong der Antwerpsche Hannekens». Hij was stalknecht geweest in «zyn groote jeugd» en «zy Eede ver-bonden in den Paerdendienst» en de zucht bleef hem bij ofschoon «verbetert tôt een Cellebroe-der».Nabij de Vischmarkt was in dien tijd een «brandewynshuys de «Grieksche Kerk» genaamd. Dat was het lokaal van «Steur de Vischkooper». Over hem weet Weyerman te vertellen: (Hij was) genaamt «Mon - Dêken Bom», een Kaerel dio noch Zot noch Wys, maar een groot Katechizant was in de «Grieksche Kerk». Die zelve Vischkooper was somtyds vry aardig in zyn Invallen, en daar van zal ik er een stuk a drie opleezen. «Op een zekere tyd kwam er in de «Grieksche Kerk» een Tandtrekker instuyven, en dewyl het vinnig koud was, verzocht hy den heer «Bom», om een weynig op te schikken op dat hy zyn part en deel mogt genieten van een ontstooken Tak-kebosch. «Ik ruym geen plaats voor een Tandtrekker», (gromde de zoutevischslachter tusschen zyn Tanden) — «want dat is een gemoedeloozo Broodwinning, alzo ghy Dief den Mensch die Molensteenen ontrukt, waar by hy moet leeven». «Den Rechter met de Hennep en met taaye Garden, by het Gemeen den Beul genaamt, was mee een dagelyksche Komparant in die Waeghol-der Societeyt; ook was het niet duyster uyt zyn Tronie te zien, dat hy meer Krieken-Brandewyn innam als Garstewater. «Mon - Dêken Bom» be-handelde dien Sinjeur Moesel, dat was zyn Naam, doorgaans met een bovengemeene Beleefdheyt, en ne de Reden daar van gevraagt zynde, gaf hy dit Bescheyd: «Een Bc-uls Ampt (sprak hij) is een beschouwende Professie, dewyl hy zich nooit daar in bezig houd, of hy errinnert zich zyn eygen Sterflot». «Een kwaadaardig Haag-Paapje, dat alzo krie-gel was als het «houten Davidje» aan de «Rotte», schold dien wakkeren Steur-ontleeder eenmaal • voor een Guyt, dewyl hy hem Stokvisch had gelê-vert die niet proefhoudent was tegens den Reuk noch tegens de Smaak, en Mon - Dêken antwoor-de: «Durfde ik uw een Spiegel toevertrouwen, Paapje, je zoudt my haast loslaateri, om u zelve te veroordeolen». Uylekop den Beenhouwer vond nog al genado in de oogen van den schrijver: «Die Vleeschhouwer was een liefdaadig Kaerel, en daar van gaf hy de navolgende Proef. Den Bisschop van Antwerpen had aan de in de «Leu-vensche Rosmolens» circuleerende Paapen de Her-bergen en de kroegen verbooden, en door dat Verbod scheenen de Straaten van die wel beruch-te Koopstad bezaayt te leggen met witte Dubbel-tjes en met Blamuysers welke Munt de dorstige Outerknapen gaande en staande distribueerden. Die Vervolging kon den Vleeschhouwer Uylekop niet langer dulden, die stuuwde zyn Kelder vol Leuvens Bier,en hy wierp zig op tôt een Paapen-Kasteleyn, schoon onder het Kruys, en dat ver-hoogde dat Werk van Karitate. Maar, let er wel op, Weldoenders, de Belooning vergezelschapt doorgaans een goed Werk, die Man wiert flukx beloont met een koppel Tweelingen, en zyn mal-sche Boterbloem die tien jaar lang voor on-vruchtbaar had geloopen, kraamde ordentelyk zo lang als die vruchtbaare besloten Neering duur-de».Ook Bof den Afslaager stond in zyn gratie! «Dien Afslaager of Vendumeester was al een heel aardige Kwant voor een Antwerpenaar, een Man die vry wel gezien was in het «Hoogerhuys», en om zyn vrolyk praaten, en om zyn onma-nierlyk drinken». Wanneer Weyerman Platvoet laat gewagen van de «Exercitie van Kools op den Schermersberg» bedoelt hij: «Die Kools was den Stads Scherm-meester van Antwerpen, een verdienstig Man in zyn Konst, die meesterlyk speelde met de Floret, met den Tashaak, met de Vlegel, met het Slag-zwaard, en die zig daar by wel verstont op de Exercitie van het Snaphaan en van de Piek». In het Antwerpsch bierhuys «Het Nobeltje», zwetst menigmaal Diel Kapuins! Hij was «een Wagenmaaker,doch «per Excellentiam» usurpeer-de hy den Tytel van Koetsenmaaker. Daar en boven speelde hy voor Geneesheer der Paerden, der Esels, en der Vleeschhouwers Monden; en hy loog zo onmanierlyk op dat Kapittel, dat ik geen Ge-span weet om hem by te vergelyken». Weyerman keuvelt verder in zijn Sleutel over «Jonker Kraway, een Edelman van de eerste broek»; over Matante Antonet die een «A la Mode» winkel hied en die «men met Recht den Naam van Slypsteen der jonge Antwerpsche Sin-joors» mogt noemen, wegens haar vlugge Geest en kluchtige Gedachten» waarmee zij «die domme Sal'ettisten die pas begonnen te rypen voor de Conversatie der Juffers polyste»; — over de stadsvroedvrouw Madame Vinkenet; over den rij-ken Veekeman wiens vader een groot «Lombai*-dier» was geweest, over lichtmissen en cellebroers (1), apotheksrs en prokureurs! Eigenaardig is ook nog de beschrijving van de armoede der in het Kasteel van Antwerpen gar-nizoen houdende Spaansche Soldaten. Zij kregen onvoldoende soldij, teerden op roof, bedelzak en «Spaansche glorie». «Ik wandelde, zegt de Auteur van dezen sleutel, eenmaal na Burgerhout met een voornaam Koopman die lange jaaren in Spaanje en in Por-tugaal had gewoont, en die nog al negotieerde op die Koningryken. Wy koozen de open Lucht, en om een Kannetje Leuvensbier te drinken, en om de onderscheyde Humeuren der Antwerpsche Hannekens te bestudeeren, die hun laatste Blamuysers in die Dollemans Drank zaaten te ver-zotten.Een Spaansch sergeant, zijn wederhelft en twee jonge «schallebyters»,zwart by gebrek van voed-ael, treden binnen. «Dat Heerachap scheen het kort Begrip te zyn van de Deftigheyt van zijn Natie, hy gewaardig-de zig niet eena om Iemant van het Gezelschap te groeten, maar vlyde zig neder aan een lange Tafel, en beduyde toen door de Welleevendheyt des Rams, (een Knik des Hoofds) aan Madonna de Serjeantinne, dat zy kon gaan nederzitten. Dat verricht hebbende eyschte hy met de Spraakbuys eens opperbevelhebbers een pint Antwerpsch bier, rukte een Pyp uyt zyn Tas die al ommers zo zwart als zyn Tanden, en alzo kort was als zyn Traktement, vulde die met een Soort van Tabalc met welkers Reuk men den Duyvel uit een beze-ten Mensch kon bannen, en gong toen gerust zitten vonken. Ondertusscnen kwam den Hospes.die geservetmutst was als de halve Maans Kok in het «Zwyns Malta», ons vraagen, «Of wij ook wilden gedient zyn van versche Hollandsche Kreeften; die na zyn Herbergsche Omschryving, zo rood als de Beugeltasjes van zyn Dochters, en al ommers zo zwaar van Visch w'aaren, als de conscientie der Cellebroeders van zwaare B&ren.» Op het oogenblik dat zij die geharnaste zee-snijders smakelijk begonnen op te kluiven, nader-den de «staalgrauwe Serjeantskinders» on loer-den gretig naar de kreeften. «Den koopman die vry spaansgezint, en ik dio uyt de Natuur goed arms was, gaaven aan ieder van die Schallebyters een subalterne Schaar, die met dien Buyt meenden te defileeren, doch on-derachept wierden by de achterdochtige blikken • van den Tieran des Hellebaards, die flukx die verhongerde Schepsels beval van die verrooverde Schaeren te transporteeren aan den Koopman en aan my, verzellende dat Verzoek met dit nevens-gaande Kompliment; «Het is geeft Gewoonte onder de Spaansche Natie, Dat de Kinders van een officier des Konings zouden verplicht zyn aan een paar Veillacos van Koopluyden voor een paar Fot... se Kreeftepooten». Over de helden van zijn blijspel geeft Weyerman geen bescheid. Wij weten dus niet of zij even getrouw naar het leven werden geteekend. Doch levende, argelooze volkstypen uit een be^ roerden tijd heeft zijn werk voor ons bewaard, en de terloops vernoemde figuren die hij tôt «een Party Antwerps Vee» zal gerekend hebben, ken-merkte hij in zijn «Sleutel». Het is dus Antwerpsch volk en sinjorenloven van het einde der 17e eeuw. Voor het sluiten der «Rysewyckschen Vrodo», 1697, verbleef Campo in de Scheldestad. Do Zuidolijko Nodorlandon werdon sinds jaron

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes