Het tooneel

776 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1918, 15 Juin. Het tooneel. Accès à 07 mai 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/4746q1tb5s/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel Jaargang I\r 4U - is Juni îvio Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centien Het INieuwe Boek van Allons de C>ock. Unaer ai aegenen, die zicn tegenover ae viaam-sche folklore hebben verdienstelijk gemaakt, is-er geen, die op meer achting en waardeering aan-spraak kan maken dan de oude, trouwe Alfons de Cock. Hij bestuurt niet alleen sedert meer dan vijf en twintig jaren het flinke tijdschrift «Volkskunde», maar hij heeft ons tevens een lange reeks ern-stige, voklragen werken over zijn lievelingsstudie geschonken. Velen hebben zich met onze folklore bezig gehouden en wij zijn erkentelijk voor al wat een Gezelle, een De Mont, een Lootens, een Feys, een I. Teirlinck, een F. van Duyse, een Gittée e. a. op dat gebied al gaven, maar onder allen munt De Cock uit door een uitgebreide ken-nis van aile inlandsche, oude gewoonten en ge-bruiken, gezegden en vertelsels; door een eerbied-wekkende belezenheid; en niet het minst door een ware, eerlijke liefde voor zijn vak, die aile op-pervlakkig geliefhebber uitsluit. Zoo krijgt bij hem de Vlaamsche folklore een echt wetenschap-pelijk karàkter. Ze beperkt zich niet tôt het ver-zamelen en rangschikken onzer volksoverleverin-g'en, maar vooral door vergelijkende studie en ook ft-el eens door het ontwerpen van verklarende hy-pothesen zoekt zij zich een eervol plaatsje te ver-overen in de internationale vakliteratuur. Nu weer heeft De Cock onder den titel «Volks-sage, Volksgeloof en Volksgebruik» een belangrij-ken bundel met dergelijke wetenschappelijk-fol-kloristische bijdragen laten verschijnen, waarop wij met genoegen de aandacht vestigen van al wie den zin voor eigenaardig Vlaamsch volksle-ven met verloren heeft. In dit lijvig boek, bevattende negentien ver-schillende opstellen, gedeeltelijk fonkelnieuw, ge-deeltelijk herdrukt maar aanzienlijk bijgewerkt, is er lectuur en studiemateriaal voor elks gading aanwezig. De sage van de gravin van Henneburg, die zooveel kinderen baarde als er dagen in het jaar zijn, .vordt hesproken in haar verband met de vele versante lezingen, over heel Europa en zelfs daar-Duiten verspreid. De genesis van Multatuli's mooie parabel «De Japansche Steenhouwer» wordt met zorg en uitgebreide bronnenkennis nagegaan. Allerlei wetenswaardigheden over duivelsgeloof op onze dagen, vooral in Vlaanderen, vinden wij hier vemeld en toegelicht. De menscheneters uit de volJcssprookjes worden besproken in het licht van tal van feiten, die bij de antropophagische stam-men in Kongoland werden waargenomen door rei- vormen, tue wij m sommige verteiseis aam,rei±t worden nagegaan ten einde vast te stellen hoever zij weerspiegelingen zijn van oude, bî baarsche beschavingstoestanden. Tegen het o< deel in van den missionaris Pater De Clercq, < in zekere monsterachtige schepsels, waarvan Kongoleesche scheppingssagen spreken, vervall afstammelingen ziet van den oorspronkelijk Bijbelmensch, verdedigt De Cock de meening, c de fantasie en de zucht naar het wonderbare het voortbrengen dier monsters de hoofdrol spe de. Ook over merkwaardige vonnissen in de voll overlevering krijgen wij belangrijke bijzonderl den met de daarbij passende ophelderingen. A den in Vlaanderen zoo populairen Sint Elooi, wien de heidensche mythologische figuren v den smid Wieland en Vulcanus voortleven, wi; De Cock ook een boeiende, goed gedocumente< de studie. Over verzonken klokken, die in cl Kerstnacht aan het luiden gaan; over scheppinj sagen met betrekking tôt man en vrouw; over waterdokter of piskijker en allerlei volksche ov leveringen voortvloeiende uit het vroeger gek aan de humoraal - pathologie, keuvelt De Ce verder aangenaam en leerrijk.. Eenige treffer bijzonderheden over sagenvorming op onze c gen, enkele zelfs in verband met figuren en f beurtenissen uit den thans nog woedenden v reldoorlog, geven ons een kijkje in de hedendaa sche volkspsychologie, die in den grond zoo w nig van die uit vroeger tijden afwijkt. Een I spreking van Dr A. Hellwig's werk over «W reldkrijg en Bijgeloof» sluit zich bij de voorgas de studie aan. De Cock deed over de Vrijmetse! rij in het Volksgeloof, vooral in Vlaanderen, c zoekingen, waarvan hij de merkwaardige uitko; sten hier ook mededeelt. Na een geleerde stu< over de fabel «De Ezel in de Leeuwenhuid», ha geschreven Indisch-Grieksche bronnen en haar de volkstraditie nog voortlevende verwante zingen, sluit een boeiende plantloristische bijdi ge over Nederlandsche plantennamen de bonté : merkwaardige verhandelingen, waarin zich * e beslagenheid en een kennis openbaren, die e< bied afdwingen en tôt dankbaarheid stemmen. Het boek is prachtig gedrukt op fijn glanze papier met een mooie, duidelijke letter, en bove dien versierd met 76 goed gekozen en gelukk greproduceerde platen. Wij wenschen schrijver en uitgever geluk rr hun puik werk en wenschen het in vele ha den. ht * TTT»Tmn n a nnn InenomdeSchouwburgen HEER PIET JANSSENS en zijn gezelschap zullen binnenkort «De Spaansche Vlieg», het ver-maârd lachsucces, in den Edenschouwburg vertol-ken.«DE DUIVEL IN DE VROUW», het pakkend spel, dat maanden lang, avond aan avond, heel Holland door, met ongemeenen bijval vertoond werd, zal denkelijk nog dezen zomer in den Eden opgevoerd worden. MEVR. VAN DE WIELE, de talentvolle actrice, zal waarschijnlijk in «De Duivel in de Vrouw» de roi vervullen, die in Holland voor goed den naam van Mevr. Magda Janssens vestigde. ZOOALS MEN WEET worden de vijf bedrijven van «De Duivel in de Vrouw» door drie personen gedragen. Buiten Mevr. Van de Wiele zouden op-treden de heeren Piet Janssens en Louis Belloy. «PELAGIE», het kluchtig spel, dat verleden zomer zooveel succès verwierf in den Scala -schouwburg het Tcontje Janssens in de titelrol, wordt dus heden in het Hippodroompaleis herno-raen, met Mej. Jeanne Janssens als «Pelagie». IN HET THEATRE DES FOLIES BERGERE te Brussel, presteerde Mevr. Van de Wiele on-langs een meesterlijke creatie van «Pelagie». Zij was de eerste actrice, die deze roi vervulde. MEVR. J. DIDIER «n HEER ALF. DARDEN zullen de smakelijk geteekende figuren weergeven van Mevr. en Mijnheer Krotvos. Deze beide per-sonages werden in den Scalaschouwburg door Mevrouw P. De Graef en heer Edw. Gorlé voor het eerst vertolkt. HEER FRANS CONDES blijft in -rPelagie» de roi behouden, die hij verleden Zomerseizoen op zich nam. HET SPREEKT VAN ZELF dat Pelagie» prachtiger zal gemonteerd wezen, dat dit het vo-rig jaar het geval was. NA «PELAGIE» komt «Madam zonder Kom-plimenten» aan de beurt. MOGELIJK wordt na «Madam zonder Kompli-menten» «De Dame van bij Maxim», het beroemt* blijspel van C. Feydeau opgevoerd. HEER E. VAN DEN BRANDE heeft met de Heeren Fr. Condès en Neutgens een verbintenis aîgesloten tôt einde Oogst 1919. HEER PIERRE VAN DEN EYNDE is aan een nieuwe revue werkzaam, die nog voor September aanstaande vertoond wordt. MEVR. NOTERMAN en Mevr. Mina Willemse-Daniëls vertolken op Zondag 16 Juni a.s. te Has-selt het zeer lief tooneelspel «Eerloos». | NINI DE BOEL. — Men kan zich moeilijk een juist gedacht vormen van het succès dat dé lieve actrice Mej. Nini de Boël te Leuven oogst. Haar bewonderaars boden haar kort geleden een feest-avond aan, waarop zij met prachtige geschenken en bloemkorven werd gehuldigd. GEZIEN DE GROOTE BELANGSTELLING werd de lieve opei-ette cPerichola», — waarmede Mej. Nini de Boël in de schouwburgzaal Louvain-Palace haar benefietavond gaf, verleden Donder-dag hernomen. OOK HEER VICTOR NEUTGENS trad ander-maal te dier gelegenheid in «Perichola» op, als Piquillo. De jonge artist werd langdurig toege-iuicht na elk bedrijf. OVER HEER PAUL SCAPUS in «Carmen», rinden wij het volgende in «Le Télégraphe» van Luik : «Mej. Adrien had een schitterende partner, de ténor Scapus die, als spel en stem, een Don José van allereerste gehalte was. Met veel kunde gaf hij de opvolgende pijnlijke toestanden te aan-schouwen aie deze ongelukkige verliefde door-leeft, — speelgoed dat men aanbidt en brutaal wegwerpt na het gebroken te hebben. Het soms hevige spel van heer Scapus, het indrukwekkend réalisme zijner vertolking, verwekten den groot-sten indruk.Het is,in een woord,een goede zanger, zeker van zijn stuk, waarvan de prachtige stem, met streelende intonaties in de perfectie de on-(-terfelijke partituur detailleerde en o.a. met zeer zachte demi-teinte de schoône romance der roos ( bisseerde. De bijval van heer Scapus was com-pleet en het herhaald en uitbundig handgeklap dat ] zijne vei*tolking begroette, heeft hem meteen bur-?errecht in het «Trianon» doen verwerven». ^ GELUK WENSCHEN. — Wij vernemen het hu- 1 elijk van den heer John Langenus, den gunstig ! fkende revueschrijver, met de lieve Mej. Marg. s . ■ lichielssens. — Onze beste gelukwenschen aan < Jan Dilis (Slot.) Ter gelegenheid van zijn vijf - en - twintig ja rig jubileum als tooneelspeler koos Jan Dilis dai ook de tragedie «Hamlet» uit. Hoe gevoelde hij zich niet in zijn schik, als be roemde kunstenaars, gelijk Catharina Beersman of Louis Bouwmeester een gastvoorstelling kwa men geven. Zoo trad hij,. o.m. op in «Marie Tudor; en als Edelwood in «Catharina Howart» naast d< geniale Vlaamsche^ actrice. Wat was hij geluk kig, wanneer hij tijdens die vertooningen de aan dacht van het publiek ook op zich kon vestigei dank aan zijn bewust en sober spel. Tevens wa ren die opvoeringen de beste gelegenheid om goe de voorbeelden te bestudeeren. Want uit de près taties van hooggeprezen acteurs valt er steed: iets te leeren. Ook woonde hij al de vertooningei bij door vermaarde, vreemde gezelschappen in d< Scheldestad ingericht. Heel veel keek hij zoodoen de af van den grooten artist Rossi die in on; midden o.m. «Othello» en «De Zoon der Wilder nis» uitbeeldde. In 1897 trad Jan Dilis met den Zuid-Nederland schen Tooneelbond te Amsterdam op, en bij di< gelegenheid verschenen over hem talrijke uitvoe rige bespiegelingen in de Hollandsche couranten Het spreekt van zelf dat een lange artistieki loopbaan als die van Jan Dilis rijk is aan leuk< en trieste avonture n. — Hoeveel van die voorvallen, en nog wel vai de smakelijkste, heb ik met den tijd vergeten, — vertrouwde hij ons fcoe... De volgende gebeurtenii is mij evenwel steeds duidelijk bijgebleven. Zeke ren dag was ik met het gezelschap van het VI theater op reis. Hoog aan den helderblauwen he mel glariede de brandende zon, en in het enf kompartiment, waar we opgepakt zaten, woog eer onuitstaanbare drukkende lucht. Zweetdruppelî parelden op eenieders aangezicht... We had den het zoodanig warm, dat er niet eens een en kel woord gewisseld werd. Aan een spoorhal rem de de machinist zoo schielijk, dat de buffers dei wagons met een hevig lawijd tegeneenschokten.. Nauwelijks stond de trein stil of Victor Driessenî keek doo>- het raam en verzocht een bediende di( op de kade wandelde een zakdoek aan een nabij-staande pomp te willen nat maken. .— Wat is hij voornemens te doen? dacht i\> meuwsgierig. En reeds vond ik allerlei oplossin-gen: Driessens zou af en toe zijn lippen wat af-koelen, ofwel het zweet van zijn aangezicht droo-gen.Maar daar kwam de bediende met de gevraag-de boodschap weer, en de vermaarde acteur stak hem een fooi toe. Weer zette de trein zich in be-weging, Driessens heniam de plaats, die hij vooi weinige oogenblikken verliet, met een enkel ge-baar rukte hij al zijn haren uit, en legde der V9chtigen zakdoek op zijn kalen knikker. Geweî-dig trof mij dit phenomeen»; ik lachte dat ik schokte en riep luide uit: — Is het mogelijk! Ik wist niet dat gij een pruik droegt!... Een andere maal doorstond ik'een oogenblik van allerhevigste ontroering. We gaven te Gent een gastvoorstelling met «Romeo en Julia;>. Waarom het juist was herinner ik mij niet duidelijk meer, althans bestond er tusschen de elementen van ons gezelschap en de Gentsche artisten een zekere wnjving. Misschien was het wel uit beroepsnijd. Gebeurde het met opzet, of wel bij toeval, ik weet het niet, in elk geval, gelijk ik met de aangesto-ken to'orts optrad, viel, loodzwaar, en mij zijde-lings rakend, van heel hoog, de logge b'rug uit De Reis rond de wereld» op het tooneel... Het scheelde weinig of dit avontuur kostte mij het le-ven. Ik kon gelukkiglijk bedaard blijven, en niet zoohaast was de emotie voorbij of ik speelde schijnbaar bedaard voort, alsof er niets geschied-de, ofschoon mijn hart nog gejaagd klopte. Jan Dilis ontwikkelde door onverpoosden arbeid en rustelooze studie zijn aangeboren talent in de mimekunst, met het résultant dat hij tusschen de jerste rangsartisten een benijdenswaardige plaats innam. Geen moeite, hoe zwaar ook, ontzag hij sich om aan de eischen zijner kunst te voldoen... fîij was een toonbeeldige acteur, die zich aile be-lenkbare opofferingen getroostte om steeds vor-leringen te maken. Hoezeer het door hem gepres-;eerd werk geloofd werd, nooit was hij er volko-uen over tevreden. Deze veelzijdige acteur begôn zijne loopbaan, oen de romantische spelen«Jane Grey», «De Bul-enaar», «Ben Leil», «Jane Shore» en later «De Claire van Antwerpen» e.a. op het programma itonden. Al spoedig was hij in dit genre thuis en ivenaarde hij zijn meesters. Als Marcus Suner- stond hij heel wat boven het werkelijk stuk ver-heven.De natuur begaafde hem, naast zijn helderklin-kend, buigzaam, welluidend en lenig orgaan, met een jeugdig voorkomen, een hooge gestalte, en een flinke lichaamsbouw, als zoovele hoedanigheden die men van den idealen acteur kan vergen. Nu eens gaf hij heerlijk de dichterlijke bespiegelingen weer van Orpheus in «Medea», dan weer toonde hij zich geschikt voor de interpretatie van comedies, burgerdramas ofwel volksstukken... En even sterk viel hij te prijzen in «Talent en Ge-boorte». «Anne-Mie» als in «Mevrouw Warren's Bedrijf».Zelden zal men hem overtreffen als Hel-mer in «Nora» van Ibsen. Wie bewonderde niet zijn prachtige realistische weergave van Goujet in <De Kroeg» van E. Zola. Daarenboven, men zal hem niet zoo gauw nabijkomen in de teere minnespelen van Lambert Kettman. De vermaarde possen waren naar zijn smaak. In «Met Plezier», «De Kilometeiwreter», «Logebroe-ders» e. a. oogstte hij, dank aan zijn natuurlijk rustig spel, zijn grootste successen. Jan Dilis streefde steeds naar den vooruitgang van ons Vlaamsch Tooneel. Van den ouden, doo-denden sieur mkte hij zich los, om meer moderne, breede wegen te bewandelen. Het was hem niet te doen gemakkelijken bijval te bekomen. Het komediespelen aanzag hij met als een middel om de massa te vermaken, noch als een banaal beroep, dat het bestaan verzekert, • maar wel als een roeping, ja, zelfs als een pries-terschap.Hij beschouvvde zich als de man, die de verhe-vene gedachten der denkers en dichters moet doen doordringen bij de gemeenschap, tôt het hoogste Welzijn van allen. Met Jan Dilis verdween een dier artisten, wier plaats niet zoo gauw ingevuld wordt. JAN DE SCHUYTER, Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen ^ ELKE WEEK verschijnt bij mij minstens één j vlaamsch boek. Zooeven kwam van de pers. XQ)J " WATERLOO „ door VICTOR HUGO (Uitgave "Onze Leestafel,,) Prijs : fr. 0.15 Al de in "Onze Leestafel,, reeds verschenen werken zijn te bekomen in het huis Tietz, Meirplnats, en hij al,e Boek- en Gazetverkoopers van Vlaamsch België. De Vlucht der Saksische Kanarievogels VIL In een straat, aan weerszijden met kleine ar-beiderswoningen bebouwd, woonde de kruier. Hij draaide het gaslicht op in het voorkamertje, ver-ontschuldigde zich dat hij even zijn vrouw ging verwittigen. — 't Riekt hier naar gebakken haring, vezelde Madame. — 'k Zou er wel een lusten, bekende Snepvan-gers^ .. Dan zaten zij stil te kijken naar het tafeltapijt, naar de kleerkast, de potjes op het schouwblad, en naar een portret der Koningin dat aan den wand hing. — Ik geloof dat het protestanten zijn, zei Mevrouw onthutst. — Och, Moeder, dat zijn ook menschen, en-.. De deur piepte en een magere vrouw met een zwarte muts op het hoofd kwam, gevolgd door den Kruier, binnen. — Welkom, Mevrouw en Menheer, spijtig dat wij zoo eng behuisd zijn... Mevrouw zal zich moe-ten behelpen met wat we aanbieden kunnen... —Maar 't is van harte gegund-.. de menschen moeten elkaar behelpen in deze benarde tijden, voegde de Kruier er aan toe. — Wij behooren maar tôt den arbeidenden stand, Mevrouw. — Ja maar, zei Snepvangers, ik vind het heel schoon -. mooi wil ik zeggen, maar ge moet zeg-gen wat het kost — Neen, weerde de huisvrouw af, wij doen wat wij kunnen, elkeen heeft vluchtelingen in huis. Maar Snepvangers drong aan, wou en zou be-talen.— Ik zou eerst maar een avondboterhammetje eten en het bed eens probeeren, dan kunnen we morgen verder praten, besloot de huisvrouw. Zij dronken samen een kommetje slappen kof-fie en aten boterhammen met kaas. Dan ging de Kruier met zijn vluchteling nog een slaapsmuts-ken drinken in een kroeg in de buurt, waar men de laatste berichten uit de brandende stad ver-nam.— Menheer is onder de bommen weggevlucht, pochte de Kruier. — Ile weet soms niet of ik nog leef, zei Snepvangers bescheiden. — Zoodra het bombardement gedaan is ga ik eens kijken, bedacht de Waard, terwijl hij kalm-pjes zijn pijp rookte, ik ben neutraal! Toen de mannen thuis kwamen schenen zij oude vrienden. Snepvangers had zijn halve levens-loop verteld. De vrouwen zaten gezelligjes in de voorkamer. Madame had de huisvrouw geholpen om de matras af te trekken en het bed te ver-schoonen. Eventjes zaten zij nog rustig bijeen, dan ging de Kruier met zijn vrouw naar boven want het zou weer vroeg dag zijn. Snepvangers geeuwde terwijl hij de deur af-eloot. Madame opende de deuren der alkoof. — 't Is proper, getuigde zij en sloeg de lakens open. — Maar 't is benauwd in de kamer, oordeelde Snepvangers, en 't riekt naar haring. — Ge droomt, Snepvangers. — Ook goed, onderwierp zich de man. Hij lei zijn valiesje boven zijn hoofdkussen, vleide zich neer en begon direct te ronken. Madame kon niet slapen, lag te woelen en te zuchten. Zij dacht aan de kinderen. Wat zou er met hen gebeurd zijn? Snepvangers scheen geen kommer te kennen, die peinsde noch aan zijn huis noch aan hen die achtergebleven waren. In haar verbeelding hoorde zij het gedaver van het vuur dat Antwerpen bestreek. Wat zou er hen nog boven het hoofd hangen. Zij zaten in een vreemd land en genoten de gastvrijheid, sliepen in an-dermans bed, mochten zich nog gelukkig achten want duizenden hadden geen onderkomen. Wanneer zij opstonden was dt Kruier al de baan op. Het ontbijt stond klaar in de keuken. — Goed geslapen, Mevrouw en Menheer? — Heel goed, zei Snepvangers, maar laat ons nu eens condities maken. — Ge zijt onze gasten! — Als ik niet mag betalen, dan trek ik er uit, dreigde Snepvangers, ik wil op niemands kap le-ven...— Dat zal Menheer niet doen, smeekte de huisvrouw, wat zullen de buren wel denken--- — Laat ons dan accoord maken... — Wel... laat ons dan zeggen een gulden!... Dat is toch niet overdreven... — Een gulden ?... En dan vertellen ze dat Holland een duur land is... neen dat gaat niet... ik zeg drie gulden, dat betaal ik overal in een hôtel... en dan is het goedkoop... En nu ga ik eens zien naar de statie; gaat ge mee, Moeder? — Ik blijf liever thuis en zal Madame helpen... Snepvangers trok blijmoedig op, kocht voor een dubbeltje sigaren en ging dan naar den boterwin-kel om zijn vriend af te halen die juist zijn tweede lichtgekookt eitje uitlepelde. Voor het station was de beweging even druk als den vorigen dag. Wagens en karren kwamen het plein opgereden, mannen zwoegden onder hun gepak, soldaten hielpen, vrouwen sleurden met drenzerige kinderen. Snepvangers sloeg het leven vvelgevallig gade, liep met den Verdierenpikker rookend van groepje tôt groepje om van de vlucht te hooren vertellen en de varende geruchten op te vangen. Soms werden zij aangesproken en dan gaf Snepvangers raad. — Ge moet dieper Holland intrekken, hier is B;een bed meer te vinden--. — Dat hebben de soldaten ook gezegd--. — Spreekt jandorie geen kwaad van de soldaten, en de Hollanders dat zijn menschen- • • — Dan zullen we maar naar Amsterdam gaan... — Mooi zoo, zei Snepvangers dan met een ef-fen gezicht, ingenomen met zijn Hollandsch woord în zijn goedkoope sigaar. 's Namiddags hadden zij tôt verpoozing een bij-îenkomst van landgenooten. Na het eten zocht Snepvangers weer zijn vriend op en trokken zij laar de vergadering.De voorzitter sprak Fransch, sette de toehoorders aan om goeden moed te hou-len, want de kansen gingen keeren. — Waarom moeten die mannen altijd Fransch jarleeren, zei de Verdierenpikker misnoegd. — Och datais zoo de chic, verzekerde Snepvangers, kom, hij weet er toch niks meer van dan vij... Holland is toch nog een land... hier kunt Ce altijd sigaren rooken... 's Avonds ging hij weer een slaapmutsken drin-cen met zijn gastneer. Snepvangers betaalde... lij sliep daarna weer godzahg en vermoedde niet :ens dat zijn vrouw heel den langen nacht sla-)eloos lag te dubben. Hij trok 's morgens weer de stad in alsof hij looit anders gedaan had, zeer op zijn gemak in le drukte. Op het plein vernamen zij dat Antwerpen gevallen was en het bombardement had 'Pgehouden. Het gaf een opluchting. De verga-lering was nog beter bezocht dan den vorigen dag. De voorzitter sprak weer Fransch, hij was een Antwerpsch advokaat, en hij stelde voor een bestuur te kiezen dat de belangen der vluchtelingen zou behartigen en den toestand onderzoeken. Dagelijks zouden zij samenkomen. Snepvangers werd op voorstel van den Verdierenpikker in het bestuur verkozen. Op zijn verzoek werd een dank-betuiging gestemd aan de stedelijke bevolking en de Wethouders van Rozendaal, aan het Magis-traat van Antwerpen en aan den Heer Voorzitter voor zijn wijs beleid. Zijn rede werd zeer toege-juicht en had voor gevolg dat hij met twee andere heeren aangeduid werd om naar Bergen op Zoom te reizen en aldaar met het plaatselijk Co-miteit te onderhandelen over de te treffen maat-regelen van algemeen belang. 's Zondags ging hij met zijn vrouw naar de hoogmis, later alleen naar de vergadering. Daar vernam hij schrikbarende dingen. — We mogen nog niet terugkeeren, verklaarde hij aan zijn vrouw, terwijl hij in de alkoof stap-te.De reis naar Bergen op Zoom verliep naar wensch. Daar ook vergaderde het Comiteit regel-matig aile dagen, evenals te Breda, in den Haag. te Vlissingen en elders--- Hij had er de groeten overgebracht van stad- en landgenooten die te Rozendaal onderdak hadden gevonden, menig glas gedronken en veel zweet verloren in den stoom-tram.Zijn dagen waren zeer gevuld. Reeds vroeg haalde hij zijn \Tiend af, ging naar het wissel-kantoor Belgisch geld ruilen tegen Hollandsche guldèns, daarna kijken en nieuwsjes visschen in den omtrek van het station, eten en vergaderen om den dag te besluiten met zijn gastheer in het gezellig kroegje. Op Zaterdagavond kwam de Waard hem tege-moet.? — Menheer Snepvangers, zei hij, ik ben te Antwerpen geweest, per fiets heen en weer, en 'k heb het genoegen u mee te deelen... — Zeg het rap, onderbrak Snepvangers onge-duldig...— Uw huis is onbeschadigd en uw familie stelt het naar wensch... — Jongen, dankte Snepvangers ontroerd, als ik ooit voor u iets doen kan--. door een vuur loopen.. — Dat is te warm, Menheer, schertste de Waard. — Dat zal \\nel, zei Snepvangers droomend, nu ga ik gauw mijne vrouw verwittigen--. — Het kan niet zijn, snikte Madame. — Van mijn kanarievogels heeft hij niks gezegd.— Wat zullen zij angst hebben uitgestaan! — Die arme vogeltjes... — Neen, de kinderen, Snepvangers! — Willen wij morgen naar huis gaan? — En het Comiteit? — Och Comiteit... Dat doet toch niks als vergaderen-- - Morgen vertrekken er treinen--. 't is er rustig... want er komen Heeren uit Antwerpen spreken om het volk aan te zetten weer naar huis te keeren... Ik ga den Verdierenpikker verwittigen. .. — Ja, zei Madame gedwee. — Teruggaan?... Ik terug naar Antwerpen,... Snepvangers, gij moogt mij veel vragen, maar dat niet... Ik stierf nog liever... ik trek naar Amerika, naar overal waar niet gevochten wordt, verklaarde de Verdierenpikker. — Ik ga naar Antwerpen, hield Snepvangers moedig vol. — Er staat geen huis meer recht... Ze zullen u krijgsgevangen nemen... denk toch na... en het Comiteit... — Ik ga, morgen vroeg al... — Als gij uw leven wilt riskeeren... ge zijt oud en wijs genoeg-.. — Dat hoop ik! — Snepvangers, hier is mijn deursleutel... — Wal zal ik er mee aanvangen? — We zijn altijd vrienden geweest... ga eens naar mijn huis zien... en naar mijn eigendommen ... en schrijf eens een woordje... als ge ginder gezond mocht^ aankomen.... — Dat zal ik, beloofde Snepvangers. Nog denzelfden avond rekenden zij af met den Kruier, inviteerden den gastheer en zijn vrouw om eens naar Antwerpen te komen. Ditmaal sliep Snepvangers ook niet. Het al-koofbed scheen hem hard en bedompt. Madame had medelijden met zijn steunen. — Morgen slapen wij in ons eigen bed, troost-te zij. — Wat zal ik blij zijn..- We kennen Holland nu... 't is een aardig land... de menschen zijn goed... heel goed zelfs... de sigaren zijn goedkoop ... maar toch, Oost West, thuis best... Ik begon anders goed Hollandsch te praten en met gulden en dubbeltjes te rekenen... En nu heb ik niks ge-kocht voor Albertken... De vrouw van den kruier weende bij het af-scheid en Madame had moeite om haar tranen te bedwingen. Zij kwamen veel te vroeg aan het station, koeh-ten nog een paar doosjes Haagsche Hopjes voor de kinderen... — Er wagen jzich nog maar weinigen, waar-schuwde de Kruier die hen vergezelde op het perron.— Och, misprees Snepvangers, dat is de schuld van die Comiteiten, die maken de menschen bang ... er is absoluut geen gevaar meer... al de stad-huisklerken gaan terug... Eindelijk werden de deurkens toegesmeten. — Snepvangers leunde door het raampje, zag een Antwerpsch kaaiagent, die den dienst van trein-wachter deed, opwippen, hoorde het gefluit en ge-puf der machine, en de statiechef scheen weg te glijden. Hij riep nog een afscheid aan zijn vriend, lachte omdat deze zoo beleefd tegen zijn pet tik-te,en weg joegen zij door het groene landschap dat gedoken lag in den najaarsmist waarop de zon haar goud uitstraalde. — Wie weet zien we die menschen nog ooit terug, bedacht Madame. — Ja, wie weet, zei Snepvangers, en de man met wien hij dagelijks borreltjes had gedronken scheen reeds zoo ver weggedrongen in zijn herin-nering.De trein vertraagde nabij Esschen, stond plots stil. Vreemde marinesoldaten met bloote halzen en kleine potsen stonden op het perron te kijken, één met het geweer op den schouder stond voor den barreel. De vreemde vlag woei op het gebouw. — Zie eens, fluisterde Snepvangers ademloos. — Ja, zei Madame schuw. Stil-angstig keken zij, maar spraken geen enkel woord. Mijnheer hield zijn valiesje krampach-tig vastgeklemd. Naast hen zat een bleeke derti-ger, die zenuwachtig op zijn snor beet, met ver-wezen oogen te staren... Achteraf zaten twee dienstmeisjes op hun paaschbest en vezelden. Zoohaast de trein opnieuw in beweging kwam scheen alleman te verademen. — Zij komen niet eens zien, zei Snepvangers. — Duurt het nog lang voor we aankomen? in-formeerde een der meisjes. — Gaat ge zoo samen terug? vroeg Snepvan-gers.— Ja, Mijnheer en Madame vertrekken naar Engeland... en wij moeten op het huis gaan pas-sen...— Schoon volk, misprees Snepvangers: Zij passeerden een uitgestrekte vlakte vol stronken van uitgerooide clennen, waarover een net van pinnekensdraad geslingerd lag. De einder klaarde licht nevelig. Onverpoosd joeg de trein en blies witte stoom-wolken langs het raampje. Aan elk station zagen zij mariniers en de vreemde vlag. En hoe dichter zij de stad naderden, hoe benauwder het hen werd. — Ik ben blij en niet blij, zei Madame. — Och-.. Snepvangers keek verstrooid,hij verlangde naar de straten die hem zoo gemeenzaam waren, maar was tevens gejaagd--. Ginder lag Mërxem, de trein vertraagde, stopte voor de wallen. Karwei-zoekers boden zich aan om het gepak te dragen en lanterfanters stonden de terugkeerende stad-genooten te monsteren, riepen wat tôt bekenden maar met gedempte stem. De vrouwen mochten zonder formaliteiten de stad binnen,maar de mannen moesten eerst hun paspoort laten afstempe-len.— Wacht maar aan de poort, ried Snepvangers. — Neen, ik ga mee, verklaarde Madame kor-daat.De marinier floot een deuntje, zag niet eens naar den trouwboek terwijl hij stempelde. — 't Is 'n goeie, fluisterde Snepvangers. Zij sjokten terug naar den doorsteek in de wallen. Niemand sprak hen aan, maar hun hart klopte fel; zij hijgden en het zweet droop van hun wezen. — 't Is warm, meende Snepvangers, en dan onder die winterkleeren. — Ja!... Langs de vaart, naast de dokken zeulden zij voort. Ailes lag stil en verlaten te broeien onder de zon. 't Was een vredige zondag waarin miis-schengetjilp weerklonk. Er roerde niks op de schepen en schuiten. Plots aan het goederensta-tion zagen zij weer soldaten, veldgrijzen met pin-helmen op. — Hier stonden gardecivikken, bedacht Snepvangers.Op de leien, waar de boomen vreemde scha-duwen wierpen, dwarreldeh de eerste herfstbla-deren neer. De heide terugkeerenden telden de menschen op hun weg. Naast hen bolde een lee-ge tram voort. (Wordt vervolgd.) LODE BAEKBLMANS. / XU^UOL I lVllUllflVA | Te Brussel overleed op 4 Juni 1. 1. een onzer meest gekende tooneelschrijvers, wiens werk veel bijval genieten mocht en wiens humor zoo diep in het volk wortelde. ^ De broeder van den gewezen bestuurder van den IConinklijken Vlaamschen Schouwburg te Brussel werd te Gent geboren op 1 April 1846. Na zich op de beeldhouwkunst te hebben toegelegd, trok hij als werkman naar Parijs. Twintig jaar oud ver-ti-ok hij naar Londen en van daar naar Amerika, waar hij vijf jaar verbleef. In 1874 keerde hij terug en werd in 1880 vertaler aan het Ministerie van Spoorwegen te Brussel. Eerst schreef hij eenige volksliederen en ver-volgens gaf hij uit: «Kosterliefde», blijspel in één bedrijf, Gent 1879; «Het verloren Minnebriefje», blijspel in één bedrijf, Sint Gillis 1880; «Roosje van den Veldwachter», drama in drie bedrijven, met Nestor de Tière, Brussel 1880; «Cupido op krukken», blijspel in één bedrijf, Brussel 1881; «Per Express», blijspel in één bedrijf. Brussel, 1882; «Oom Félix»; tooneelspel in drie bedrijven, Brussel 1883; «T. K. en P. K.», tooneelspel in één bedrijf, Gent 1885; «Achter 't Slot», tooneelspel in één becjjijf, Brussel 1886 ; «De Verboden Vrucht», blijspel in drie bedrijven, Brussel 1887; «De Schoonmoeder», tooneelspèl in drie bedrijven, Brussel 1887; «De Boezemvrienden», blijspel, — Brussel 1887. Later nog verschenen de meest bekende zijner werken: «Aangebrande Hutsepot», «De Familie Klepkens», «Prima Donna», «Trico-ni en Cie», e. a. Enkele dezer stukken werden in het Waalsch en in het Fransch vertaald. Zijn werk draagt een zuiver Gentschen stempel en is knap ineengezet... Aug. Hendrickx was een echt tooneelschrijver. Aan de familie Hendrickx biedt «Het Tooneel» zijn innige deelneming aan. /5, jflnnêessensstraat, 15 Concert Aantrekkelijkheden Dansen De Man in 't Hok Onder dezen titel lezen wij over Kees Ritman, den souffleur van de Tooneelvereeniging, directie Heijermans - Musch - Van der Horst,, die zijn zilveren jubileum gevierd heeft, het volgende: De stem van Kees Ritman is een belangrijk ele-ment bij de voorstellingen in het Grand-Théâtre. Die stem is de groote, de eenige uitkomst in veel gevallen voor de personen achter het voetlicht. Maar de anderen, die aan dezen kant zitten, hooren Ritman's fluisterstem liefst heelemaal niet... «Die vervelende souffleur», mopperen zij; mop-peren wij allen, als Ritman's aanmoediging al dringfender wordt. Maar die «vervelende» souffleur is een onmis-baar personage en... verveîend is hij heelemaal niet. Hij is een kwiek, ijverig kereltje, en toen hij met ons te praten zat over het heden en het verleden, toen kwam 't ons schier onwaarschijn-lijk voor, dat Ritman vijf - en - twintig jaar al meeloopt. Want heel die kwarteeuw heeft hij niet «gezeten». Het begon, vijf - en - twintig jaar terug, met een ambulant tooneelspelersbaantje in datzelfde Grand Théâtre, waar hij morgenavond hoopt te jubelen. Gebroeders Van Lier waren heer en meester in den Amstelstraatschen schouwburg en 't baantje van Ritman was klein; och zoo klein. Na een jaartje ambulantisme komt een vast engagement als kleine roi bij den Rotterdamschen Tivoli - schouwburg; toen een seizoen bij Maurice Meunier's Modem Tooneelensemble en in 1902 het eerste engagement als souffleur bij van Eysden. «Dat tooneelspelen», biecht Ritman, eerlijk, — «was niet veel. 't Bleef maar gebrekkig werk en 't was goed dat er een eind aan kwam». En uit die jaren haalt Ritman dan ook maar geen her-inneringen op. Doch als hij te spreken komt van den Van Eijsden - tijd; van zijn werk aan het Haarlemsch Tooneel, onder Bouwmeesters leiding; van de Roijaards-, de Colnot en Poons-, de Heijermans jaren, dan wordt onze conversatie plezieri-ger.O, hij de man uit 't hok, hij mag niet ailes ver-klappen! Wat ik wel van hem zou denken en wat al de tooneelmenschen wel van hem moesten ge-looven, als hij van die kleine tekortkomingen ge-looven ging, die ook de grootsten en de besten... stel je voor... Nee maar; wel even zeggen, hoe best hij 't altijd heeft gehad bij Louis Bouwmees-ter toen die zijn directeur was... Bouwmeester niet rolvast? O, dat kan wel, maar zoo zijn er wel meer... Frits, zijn broer, was ook nooit al te stevig in de roi... en Louis Moor, die zoo'n fijn acteur was en toch ook zoo'n joviaal man, Moor had tôt lijfspreuk als de rolvastheid te wenschen liet: «Ritman, als ik het den eersten keer niet ver-sta, fluister je 't nog maar eens...» Dirk Haspels heeft hij «geassisteerd» op zijn afscheidsvoorstel-ling in «Dr Klaus» en Rosier Faassen in «Abt Constantijn». En dan, ineens, herinnert Ritman zich «de ge-nerale» van «De Klauw», met Bouwmeester in de hoofdrol en hoe ze toch allemaal hun rollen la-zen... dat was toch zoo'n mal geval... en voor mij was 't op de première poot-an spelen, harder nog werken dan anders. «De jongeren» die komen er zoo lekker rond voor uit, als ze Ritman noodig hebben om hen op de première «er door te sleepen». Namen noe-men? Ik denk er niet aan... dat is streng ge-heim -- dat gaat met mij het graf in... En dan sleep ik ze er door en het is mijn grootste trots, als dat zoo gebeurt, dat noch de regisseur, noch de directie ook maar een snipper er van merken, dat de heeren niet rolvast waren, om 't nou maar eens zachies-an te noemen. 't Gebeurt ook wel eens, dat de spelers van de hoofdrollen mij bij zich laten komen. Dan zitten wij zoo'n halven nacht samen op en wij nemen de moeilijkste passages en ik merk, waar ze 't minst rolvast zijn en ik ben ex'tra gewapend op den pre-mière-avond-..Dan vertelt Ritman hoe hij zooveel van de jongeren carrière heeft zien maken.En hij noemt ze o^ in lange rij: Mien Duymaer, Cor van der Lugt, Cor Ruys, Til Lus, Else Mauhs. Hij heeft van Brondgeest, de Tartaud's, de Van Eysden's gelukkige, roemvolle jaren meegemaakt, en als hij eindelijk weer terecht is in de Amstelstraat,daii welt hem de ontboezeming .zoo rechtstreeks uit het hart: «Ik ben het best bij Heijermans. En ik ben hem toch zoo innig dankbaar, dat hij de war-me Pinksterdagen, die voor hem toch vrije dagen waren,heeft opgeofferd om een Falkland te schrij-ven, dat op mijn feestavond zal worden opgevoerd en waarin Heijermans een episode uit het souf-fleursleven heeft uitgewerkt. Ik heb niet te kla-gen!»Gelukkige kerel, die Kees Ritman! En, als tevreden mensch, een groote uitzondering! Hoe zal hij,morgen avond, van dankbaarheid overvloeien, als gij in het Grand Théâtre gaat bijwonen het Falklandje, dat zijn directeur voor hem schreef. Heel den avond zal hij, *den rug naar de zaal gewend, in 't kleine, houten hokje verlangen naar 't groote moment, dat hij, gekropen uit het enge kluisje, aan gene zijde van het voetlicht u mag danken voor uwe opkomst. En — zult gij Ritman niet teleurstellen ? Over het Falklandje dat Heijermans voor dien feestavond geschreven had, het volgend uittrek-sel:De heer C. Ritman is 25 jaar souffleur en Falkland heeft een Parodie in eén bedrijf geschreven, om den bekwamen souffleur in het zonnetje te zetten, wiens taalc, te midden van het inspannend tooneelbedrijf, uiterst ondankbaar is. Het stukje heet «Pitten». Ziehier de verklaring van dezen titel — dit bijzondere tooneelwoord: Eerste acteur. — Pitten, jongmensch, is het ver-moeden hoe je roi wel zou kunnen wezen — het je in den droom voorstellen hoe de roi mogelijk is — en voor de rest drijven op den souffleur... Tweede acteur. — Pitten is je ideaal!... Eerste acteur. — Aïs je zelf zoo diep zinkt, dat je geen geluid meer op de planken kan geven, dan is de souffleur je reddingsgordel — die blaast je ieder woord in — die sleept je er door tôt je bij de vijf - en - twintigste voorstelling 'n beetje vasten grond onder je voeten begint te krijgen... Vierde acteur. — Dus pitten...? Tweede acteur. — Is tooneelspelen!... Weet je 't niet verder, dan kijk je met smeekende oogen naar het hok — of je geeft signalen... Vierde acteur. — Wat voor signalen?... Eerste acteur. — Je wiebelt met je voet of je stampt. als Louis met je voet op den grond, en dan snapt Ritman 't wel... En als 't publiek dan 't niet van jou hoort, hoort 't publiek het van hem — of 't hoort 't tweemaal. Twee maal voor 't zelfde geld... Als de première morgenavond gaat, kan de directie dubbel entrée heffen — een entrée voor den souffleur die 't zeker zegt — en eenmaal voor ons die 't mischien zeggen... Falkland kent het tooneel. Inkoop OCCASIE JUWEELEX Verkoop F. VAN KERCKHOVEN l. Anneessenstraat, 1 Goudsmid Horlogiemaker Dlamantzetter

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes