Het vaderland: Belgisch dagblad te Havre verschijnend

868 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1918, 24 Juillet. Het vaderland: Belgisch dagblad te Havre verschijnend. Accès à 10 mai 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/wh2d796q8k/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

I gje JAARCAHC, Nr 851ï_^ WOENSDAC, 24 JUL1 191S._ HET VADEELAND pleine aankondigingen : 1 fr. per regel Groote O- overeenkomst Dienstaanbiedingen : voor gereforraeer-den tosteloos. Belgisch dagblad, voerloopïg te Parijs, 3, Place des Deux-Écus, 3 LEO VAN GOETHEM, Directeur k 7 Het nummer ; 5 ccntiera (Front en Frankrijk). 10 centiem (andere lauden). Per maand (vooruitbetaald) : Frankrijk 1.75 fr. Engeland 2 sb. Holland 1 gld. 25. Elders 3.00 fr. VOOR ONZE SOLDATEN ■ ■ ii MVWI DE TERUGKEER TOT HET BURGERLEVEIi ■Daar — volgens aile waarschijnlijk-|jjeij - deze oorlog, jammer genoeg, de Bgen.de week nog niet ten einde zal ■ffoopen zijn, zullen wij do gelegen-Kd nog wel krijgen om te zien hoe ge-■ialiike'lijk onze regeerders — indien ■ werkelijk regeerders willen zijn —> Eri middel zouden vinden om « ai » de ■daten tmminste gedeeltelij'k sehade-BLte stelilen voor al de offers die zij, E>or de redding en Voor 't behoud van l'fcand gebrachit hebben. Bftfagen wij d-erhalve hier eerst de ■afcjes dicht doen, die wij in een artt.i-|felluiten deze reeks maar ncet vreemd |8ap deze reeks, openden voor de be-«{Tekin,? van den plichft voor onze par-BÉnentairen om de regeering, door hun Kisporing en aandrijving, te dwingen San de soldaten den terugkeer tôt het ■blu^erleven mogelijk en gemakkelijk ||ti maken ? (1) ■Onder de parlementairen, senators pi vol'kvertegenwoordigers, die, op dit ■ynbliik, te Sainte-Adresse vergade-Ki, vindt men er voorzeker geen twee, |dfe het « onparlementair » en hun.on-■aardïg acbten zich bezig te houden K en zich in te spannen voor het ■rgwden aan de soldaten van al de Kffelij'ke en zedelijke verliezen hun Soor den oorlog opgelegd. ■Men veronderstelt, inderdaad, geen jwee parlementairen, die de geschiede-Bs niet zouden kennen van de instel-Lr, waarvan zij fier zijn deel uit te ■piken en men veronderstelt geen twee ■plçmentairen, in 1918, die ni.et ?.ou-fcweien dat één hunner voorgangers Kpv in de Kamer zegde-T--- -I Men heeft den ooHog (tegen Hol-iand niet gevoerd, men heeft de om-■nteling niet doorgedreven om sloffe-■te belangen, maar dat is geeoi reden Ri die stoffelijke belangen uit het oog Ilwliezen. » ■Geen twee parlementairen zou men l| voorzeker vinden, die doze woor-len niet voor hun rekening zouden ne-■èn, die niet van meening zijn, of-ftoon deze oorlog (tegen Duitschland) ■èrd ondernomen voor de vrijheid, ■or het rechit, voor de .eer, voor de liSnciepen en voor al rie dinigën, die ■en gewoonlijk met hooldleiters Bhrijft en met klem uctspreekt, dat ■ toch geen reden ,is om de stoffelijke plangen te verwaarloozen, oyer het Bofd te zien. ■sSS û -s ■Onze parlementa,iren in Sainte-Bresse vergaderd, zullen het ons niet ■falijk nemen dat wij een deeltje van ■n eigen bekendhéid met de geschie-Bnis van ons parlement ook aan niet-■rlementairen mêeideelen. Zij zullen ■eleer vinden dat we, met te herinne-■n aan iets goeds door 't parlement BiMht, de tegenwoordi»je vergade-in Sainte-Adresse helpen verrecht-■Migen en helpen doen aannemen ■or de Belgen, in het biùtenland, als Ri gebeurtenis, waaruit zij ook veel ■feds mogen verwachten. ■Op 14 Maart 1832, bij de bespreking ■» hoofdstufc VII van de begrooting, ■•Vie Jullien, afgevaardigde voor Brug- ■ aan de Kamer voor een kredcet te ■mmen van 20.000 gui den (wij a%-■; verseh van Holland af en rekendeh K niet met franks) teneinde een ver-■fding te bezorgen « aan de officieren ■«' de vrijwilligerskorpsen, _ die deel ■flûmen badden aan de geveetiten van ■ revolutie ». Bendebien, volksvertegenwoordiger ■or Bergen, sloeg voor het krediet op B)® gulden te brengen. ■En een beter voorsiel kwam vanwe-Nothomb, afgevaardigde voor die de vergoeding wilde zien HMiden tôt de siinpele soldaten. Rto langdurige bespreking volgde Jullien (Brugge), Ch. de p^uckère -(Brussel. minister van oor-K)> Félix de Mérode (Brussel), Del-l"!?ne (Brussel), Nothomb (Aarlen), R™elemy (Brussel), Lebeau (Hoe:)., (Luik), en Destouvelles, d"ie ■ _.ons nog niet ontrukte Maestricht ■"^enwoordigde. ■ '"' voorstel werd verzonden voor ■ ereoek naar een commàssie, die — K Parlementarisme was nog in de ~ zaa^ n'e': on(^er een.berg K'er, de diepste schuif begroef. ■ op 17 Maart — de commissiën ■in-!'71'^ Yee' uitstel' toen — vroeg ^Maestricht) of men de begroo-Kj". ^j^en zou, vooraleer een be-Bi ri. "ebben genonien over de kwes- ■ vergoeding. En in dezelfde zitting reeds hoorde men afgevaardigde Brabant (Namen) het verslag uitbrengen van de commis-sie, die nog verder ging dan jde vorigé voorstanders van de z3ak en aan de Kamer vroeg een krédiet te stemmen A'an G0.000 gulden. Daar werd niet meer geredetwiist en nog voor de volksvertegenwoordigers dien dag uiteengingèn was het krediet van 60.000 gulden aangenomen met 58 stemmen tegen één en 10 onthoudingen. Bleef het Senaat nog over. Hier gin-gen de zaken nog vlugger van de hand: op 21 Mei 1832 stelde de Rouillé (Ath) voor het krediet van 60.000 gulden voor de vergoedingen aan te nemen. Op 22 Mei wilde Lefebvre •(Roesse-laere) 70.000 gulden doen stemmen. Van Hoobrouck de Mooreghem, vader (Où-denaerde) sprak z:c,h voor het voorstel uiï « omdat het een middel is voor het Land om aan zijn redders en ves-dedi-g&rs zijn dankbaarheid te betoonsn ». Denzelfden dag nog werd het voorstel goedgekeurd voor 60.000 gulden. . Ziediar wat het Parlement in 1832 deed. Het betaalde de soldaten ! Men kome niet af met de opwerping dat die soldaten maar een handvol wa-ren. Degene, die zich né et èrmede ver-genoegt de geschiedenis van zijin land te kennen te , rekenen met den dag waarop hij zelf geboren werd, moe.t weten dat de geldelj'ke toestand van Belgjë, in de eerate dagen na zijn vrij-making, sleehter, veel sleehter was dan' d?""geldelijko toestand" van' Belêië nu, gelfs na vier jaar oorlog. En 60.000 gulden was, — in verhouding — een zoo barde noot om kraken voor ons land in 1832 als nu de soin zou zijn, die aan de soldaten den terugkeer tôt het bur-gerleven mogelijk zou maken. •,Wij zullen verder die som noemen. En wanneer men de « eskouade » zero's zal zien, die achter het eerste cijfer komen, moet ,men, in onmacht en ver-schrikking, maar de armen niet in de iucht gaâ'n steken en roepen : — 't. Is onmogelij'k ! Want het is niet onmôgeiijk Indien de oorlog maar enkele weken, langer duurde dan hij nu duren zal, zou België het geld wel moeten vinden om de kosten van die enkele weken oorlog te dragen. Laat men hetzelfde vennuft en dezelfde spitsvondigheid, die men zoli aanwenden om het geld voor die enkele weken oorlog te ontdefcken, in 't- werk slelle-n orh de som te vinden die ,aan de soldaten een schaduw van scliadeloosstelling zou verzekeren. En dan, wanneer is de oorlog ge-daan ? Is het wanneer de diplomaten met de voeten onder de tàfel zich op hun eerste bar.ket vérsterken voor den arbeid, dien zij gaan leveren ? Neen. en de vredesonderhandelingeii na de laatste Balkanoorlogeri, de vredesonder-handelingen in Brest-Litow.sk zelfs, doen ons neen zeggén. De oorlog is ge-daan, wanneer de soldaten weer bur-gers zullen zijn. De terugkeer van de soldaten tôt het burgerleven maakt deel uit van den oorlog, zoowel als het laatste « snelvuur », zoowel als de uiterste « stormloop » en zoowel als voor de laatst versehoten muni,tdes moet men voor den terugkeer tôt het burgerleven geld vinden en kan men voor den terugkeer tôt het burgerleven geld vinden.Men kome ons ook niet zeggen dat. de soldaten van 19! i, 1915, 1916, 1917, 1918 minder aanspraak mogen maken op een .sohadeloossteilling dan de soldaten van de Belgische omwenteling van 1830. Wij willen ze/ker niet met een greintje de verdiensten verminde-ren en de glorie van de stichters van onz Natie. Maar toen werden de ge-veehten ternauwernôod met géweren geleverd en met kanonnen. Geweren en kanonnen gaven meer gerucht en meer roakwolken, dan effect. De oorlog werd niet ver van huis gevoerd en duurde maar eenige weken lang. Nu knallen en « treffen » naast de gew?ren de mitraljeuzeu; de kanonnen verspreiden wéinig rook, maar de damjjen van de stikgassen zijn daar om dien rook voldoende te vervangen. Tanks ,vliegtuigen, mortieren spannen met het slijk of met'het stof meê om van dezen oorlog een verschrikiking te makën, waarbij de strijd in 1830 « kleine maneuvers » schijnt. En dat duurt nu vier jaar, ver vain huis, ver van vrouw en .kinderen, van vader en moeder, van broe-rs ,zusters en vrienden, meestal zonder eenig nieuws \~an degenen, die men ginder achterliet. En 't gaa;t hier nu niet enkel om vrijwilligers, die, grootendeels er op konden rekenen weer in hun huis een plaats te vinden met de tafel ge-reed gedekt, het bed gefeed gespreid en 't werkhuis op hen waohtend. Neen, 't gaat hier nu om mannen, die in wer-kelijken of overdrachtelijken zin — 't één is zoo erg als ''t ander — hun huis weer zullen moeten oprichien, zelf zorgen dat er eten op tafel komt en dat er een bed is om te rusten en naar een nieuw werkhuis en nieuw. gereed-schap zullen moeten zoeken. Indien de soldaten van 1830 hun vergoeding kregen, moeten de soldaten van dezen oorlog ze- zekér kTijgen. Wij twijfelen niet of onder de parlementairen, thans in Sainte-Adresse vergaderd, zullen er velen opsiaan. die ge- . lijk van Hoobrouck de Mooreghem in 1832, de vergoeding willen voor de soldaten « omdat dit het middel is (het eenige 'doelmatige middel) voor het Land om aan zijne redders en verdedi-gérs zijn dankbaarheid te betoonen ». Wij hadden parlementairen in 1832. Zij betaalden de soldaten. Wij hebben parlementairen in 1918. Wij wachten LEO VAN GOETHEM. (1) Zie « Het Vaderland » van 17 Juli 1918 : « Het Parlement te Sainte-Adreâse ». DUITSCHLAND EN HET VOLKENREIHT DE WERKCGMPAGNiEN EU HET DU3TSGHE LEGER f • Hardnekkige Franschen We hebben \veer schandelijko prac-iijken der Duitsc-hers mode te deelen. I'e Audenaarde, in Oost-Vlaanderen,zijn 350 Pransehe turgèrs aangekomen. Ze cverden nièrheen gevoerd als dwangar-ueidérs om spoorlijne'n aah te leggen. ?e weigeren reeds gedurende 20 maari-:len een arbeidscontract. voor de Duit-ichers te teekenen. Hun leus is : Liever len kogel, dan dat we onzen naam zou-len zetten onder een stuk, waarin we .oestemmen togen onze eigen broederen ,e werken. En zoo spreken er duizenden. Aan ^ranschen en Belgen wordt dus door de Duitâctie overheid gelegenlieid gegeven !en werkcontrâct te teekenen. Die zulks Icen, zijn zoogenaamde vrijwillige ar-aeiders. Is het een cpntract voor het belette land, dan bedraagt het loon twee-m-een halven mark per dag; stemt men oe aan 't front zelf te arbeiden, dan ver-lient men acht frank daags en krijgt nen een premie van vijfti,g frank voor le eerste drie maanden. Wie na deze drie naanden zijn contract vernieuvvt, ont-/angt negen frank per dag en een nieu-•ve premie van honderd frank. Op deze x.ntracten beroepen de Duitschers zich >m aan 't buitenland wijs te maken, îat de burgers van 't bezette gebied vrij-A'illig werken, doch duizenden en dui-ïenden weigerdan te teekenen en die ivorden naar allerlei gewesten heenge-, oerd. Zoo waren er Pranschen te Brug-re; zoo zij,n er nu te Audenaarde, want le Duitschers volgen het systeem een '.elfde wrerkkompan;e nooit een werk te aLen voltooiên. Dit wordt door een an-lere ged'aan en zulks. geschiedt om spiorr lage te voorkomen. De Penningmannen Zij, die niet.willen teekenen en toch ofc rnilitairen arbeid "gedwongen wor-len, heeten de penningmannen. Fran-iôheh en Bélgen behooren er toe. Pen-iin,gmannen,. geldt als een eerenaam, lien men zelf heeft gekozen. Immers leze vaderlanders verdienefi geen mar-cen; voor hun zwaren arbeid krijgen ze slechts achttien pfennig per dag. Ze A'orden in companieën ingedeeld. Voor >lke tien man is ev een Duitsch soldaat il s bewaker. De Franscho penningman-icn dragen een roodén en de Belgen een jeieu hand om den arm. Allen hebben ?en metalen plaatje met een nummer Dp het hoofddeksel. Deze companieën kvorden meestal in veewagens van het ;ene punt naar het andere gevoerd. Kan nen zich een hatelijker slavensysteem ,'<jorstei!en ? Deze ongelukkigen worden geheel on-lervoed.- Ze krijgen anderhalf kilogram jrood per week en een liter watersoep jer dag. Daaruit be;staat hun gansche roeding. {Wordt voortgezet). De Kweekschoo! van Meester Pips|«i door FRITZ FRANCKEN xvîii Na 't noenmaal ontstaken Toontje en Walter een sigaar die ze in de verandah oppaffen gingen. Door de in-^ood-gevat-te l'antaisieruities der breede, hooge, ra-men tuurcîe Walter den tuin in waar een fletsch zonnctje den sneeuw smoit der bloemperk-olipsen. Aan de naakte takken van een schralen fruitboom weekten ijskegels ïos. — Nog vijf dagen en we zitten in 't smoking-salon van Meester Pips, lamen-teerde Toontje. ■— Bah ! binnen drie maanden is 't weeral vacantie. ** -*-■ En t examen T" — Kinderspel. — Meent ge ? Voor u, ja. Maar voor-mij.— Voor ai ook, paaide Walter. Ze haalden hun hert nog eens op bij oè lxerinnering aan de voorbije perten. —■ We zullen dat ailes op tijd en stond uitboeten, voorspelde Svmoens. Een golf van cabrioleerende akkoor-den plisplaste in het saJonnelje. — Ha ! Magdaleentje speelt. — Sst ! deed Walter. — Kom lokte Toontje, rechtsprin-gend.Op de leenen, stillekens, trapten ze naar 't salonnetje. Walter plaatste zich naast zijn vrien-l op den kanapee, de beenen gekruist, de armen gevouwen op de borst, 't hoofd achterover geleund. — Kent go de derde fantasia voor klavier van Benoit, vroeg Magdaleentje. — Met Kerstmis heeft de stadsbeiaar-dier dat nog gespeeld op den toren, be-vestigde Walter, en hij floot het leid-motief.Magdaleentje knikte'. < En lijzâ zette zij de melodie in. Haar bleeke handen huppelden over de ivo-ren toetsen, zwierig alscf ze van den top der vinseren waterdroppels spren-kelde. Fiksch gekampeerd op het ebben pianokrukje, zat ze daar voor de roer-looze, witte bladcn, bij wij len lichtekens den donkerblonden helm. der vlechten schuddend en de schouders ophalend naar het douwdeinen der klankritsen 't Was of ze met de vingertjes fijne spoeltjes op een kantwerkbord beroerde en een d'afaan weefsel van uiuz-leik spon om al de popoerige dingen welke haar omringden. Zij bezielde het dru'i lend .Tanuarilicht dat door de roomgele gordijnen over den geboenden vloer zim-perde en de bloemen van het tapijt ver-levendigde. Er heerschte een harmonie tusschen haar en de omgevirig, en dezelfde rhytmen welke 't spel van liin en klank doortogen, regplden den pols-klop van Walters bloed, wulpsch. Er was geen zenuw in hem die niet trildé Hij liet zich wiegen op den tonenvloed * en een stijgend enthousiasme over-àtroomde hem van kruin tôt hiel. Star bekeek hij, de rosettenschelpen van het plafond. Er bestond niets meer rond hem. De muren weken; de zoldering verwolkte en zijn verbeelding dreef hem de oneindigheid in waar zijn ziel, als een gevleugelde aartsengel ter he-melvaart den drempel der eeuwigheid overschreed. Glimlachend weiidde Magdaleentje Ziçh om. -— Bravo ! juichte Toontje, plotseling den (Jods-vrede Verbrekend waarin Walter gehuld zweefdé. Walter sprak geen woord. Zijn b-laa we, neldere oogen bedankten Magdaleentje. Half-berispend zei hij tôt Toontje : — 't Zou moeten verboden zijn in de handen te klappen na de uitvoering van een rnuziekstuk. Dat verbrijzeld heel de impressie.. Er is niets wat me meer de keel uithangt in dert Opéra b. v. 't Gor-dijn is amper dichteovallen of la.p! daar steekt 'n storm op, brrr. — In Bayréudh moen ik, zei Magdaleentje.— Ja, in Bavreuth is aile luidruchtig applaus ten strengste verboden. Magdaleentje rommelde in haar mu-ziekboeken-standerdtje.— De «Sonate pathétique» van Beethoven meldde ze. Indroef, als een ver gelui van doods-klokken iri den avondschemering, galm-de het door de stilte. Walter werd er koud van. Er brak iets in ziin borst en hij dac.ht aan grootje toen ze op haar sterfbed lei, het magere, beenige hoofd belicht door licht van glimmende was-keerssn, en de stijve armen- oip het witte lijkdoek uitgestrekt. Die tonen grepen hem bij de keel en een striemende wee-moed doorloomde zijn lichaam. — Hoe triestig, jammerde Toontje. Tôt het duister werd en zij in 't ge- doezel van den' naderenden avond nog i'nkel een vage, witte schim geleek, bleaf Magdaleentje spelen. To-en het deksel van het tœtsenberd sloot, zei Walter als om zijn impressies samen te vatten. — De muziek is misschien wel de volledigste kunst. Rond zeven uur vergezelden Toontje en Magdaleentje hem naar 't station. Bij 't afscbeid herhaalde hij nog eens : — Hartelij.k dank voor 't gezellig par-tijtje.En Magdaleentje's hand vol ontroe-ring knellende, murmelde hij : — Tôt weerziens, mejuffer, en moest xiçh bedwihgen om haar niet te.om-helzen.FRITZ FRANCKEN. (M'ordt vervolgd.) MERKWAÂRD1GE HERINNERINGEN VAN VOOR DEN OORLOG (Yervulg en skot) » Deze verklaring seheen den aan-zienlijken Engelschman afdoende en hij boekstaafde ze. Ik wefet niet wat uw persoonlijke inlichtingen zijn, maar mij lijkt die verklaring evôneens afdoende. En wel om de volgende reden: Het was in Januari 1914, meer dan zes maanden voor het begin van den oorlog, -toen' de huidige Duitsche staatssekretaris voor buitenlandsche zaken, Herr von Kuhl-mann, destijds kanselier van het Duitsche gezantschap te Londen, aldaar een vriendschappelijk bezoek bracht aan een Duitschen diplomaat, en hem in den loop van hun gesprek zeide : « Ik weet niet, wat uwe ambitie is. Maar ik heb de ambitie, de zaken van mijn land te leiden. Ik vind. dat ze ja-renlang verkeerd beheerd zijn. De tijd is voor ons voorbij, ons doel te bereikeri, louter door met de sabel te rammelen. Wij dienen onze krachten door heel de wereld heen te organiseeren. Bedenk sleehts, welk eeTi maelitigen he.fboom wij zouden kunnen hantoeren in Noord-ert Zuid-Amerika, als daar de Duitsche bevolkirig behoorhjik werd georgani-seerd.In de Vereenigde S.taten zijn enkel vergaarplaatsen voor handelsinlichtin-gen geweest.. Ze dienden middelpunten van politieken invloed te zijn. Werden de Duitschers in de Vereenigde Staterx goed georganiséèrd en werd hun plicht ïegens Duitechlandl hun geleerd, dan konden zij iedere presiden tsverk iezi n g ei in hun voordeel doen uitvallen en het H voor de Vereenigde Staten onmogelijk p] maken, ooit een anti-Duitsche politiek m te volgen. tr En kijk naar Zuid-Amerika. Welke ri krachtige brandpunten hebben wij in g< Braziîië, in Argentinië en in andere zi Zuid-Amerikaansche republieken. Ze d< dienden georganiseerd en benut te wor- E den. Daarnaar moeten wij streven.» p; ..«sGij zijt u bewust», ging mr. Steed ce voort, van Duitschlands schrandere F: plannen in Mexico en zijn pogen,kwaad m bloed tusschen Japan en uw land te h; zetten. Dat vormde ailes een onderdeel le van Duitschlands streven naar de we- m reldheerschappij, een oogmerk, dat-uit- oi gevoerd zou zijn geworden, nadat h; Duitschland zijn 'heerschappij over M Europa gevestigd en het Britsche rijk oi vernietigd zou hebben. Daarom geloof b< ilk, dat gij l;ier -sbrijdt voor uw eigen ge toekomstige veiligheid en onafhanke- lijikheidioen gij de Westersche verbon- w denen te hulp kwaamt, voor de verdedi- se ging van recht en gerechtigheid en om vi de onafhankelijkhe-id van Europa te ver- bi zekeren.» b< .Mr. Steed zette dan de beteekenis uit- v< een van Pruisens oorlogen in 1864, 1866 en 1870, als aanloopen of uitgangspun- se ten tôt den opzet, van dezen wereldoor- log; hij gewaagde van Bismarck's leed- li; vvezen omdat hi j in 1871 Frankrijk odor bt een zware ooriogsschatting, niet liai Ri laten «doodbloêden»; hij vertelde de ge- la schiedenis van Elzas-Lotharingen, zi Duitschlands internationale intriges, die m de oogen van wijlen koning Edward VII G openden en Rusland in den oorlog met se Japan dreven. Dienaangaande vertelde ze Wickham Steed het volgende : le « Gij herinnert u den oorlog van 1895 v? tusschen China en Japan, waarop .Tapan zc Port Arthur veroverde. or Het met China gesloten vredesverdrag se gaf Japan bezit van die plaatsen, welko. [jo eeri Duitsche intrige het wederom on{-nam. Duitschlands invloed op Rusland, dreef dit land naar een gewapend con-flikt met Japan. Duitschlands doel Was duidelijk. De Fransch-Russische allian-tie was pas gesloten. Duitschland wilde Ruslands blikken van Europa en Frank-rijk aftrekken en naar het verre Oosten richten. Twee maanden voor het ùitbre-ken van den Paissisch-.Tapanschen oorlog ontving ik te Weenen bericht, datl Japan zeer gemachtigde maar onver-minderbare eischen aan Rusland' had gesteld, en verklaard had, dat het Ruslands inbreuken op zijn rochten niet kon dulden, maar dat het zeer verlan-gend was naar een vriendschappelïjk-e overeenkomst, en men zeide mij, dat het op een oorlog zou uitloopen, als Rusland togen het einde van Januari 1904 de Ja-panscihe eischen niet zou hebben aan--vaard. Einde 1903 verliet ik Weenen voor een korte vacantie, kwam in Januari 1904 te Rome, waar ik te voren zes jaren had gewoond, en bradÏÏTer. een bezoek aan Donna Laura MingHettî, de schoonmoeder van den toenmaligen Duitschen rijkskanselier, prins Biilow. Toen ik haar vertrek binnentrad, vroej* zij : — Wel, wat dunkt u van den oorlog ? — Heeft Rusland toegegeven? vroeg ik. — O, neen, zeide zij. — Dan, gaf ik te kennen, hebben wt» einde dezer maand oorlog. — U hebt het glad mis ! riep zij uit. Bornhard (haar schoonzoon, prins Bu-lo\\\), schrijft, dat de Japanners stellig zullen toegeven, en maar een grooten mond opzetten. Ik verzekerde haar, vertelde mr. Steed, dat de Japanners niet snoefden. Maar zij verklaarde, dat prins Biilow beter wist en Rusland had verteld, dat Japan zou toegeven. Het was inderdaad von Biilow, die Rusland prikkelde tôt •den oorlog met Japan, dio bijna noc'd-lottig- v»or 't. eerstgenoemde land ware afgeloopen. Wickham Steed vertelde dan, hoe En-i geland, afschoon Japan's bondgenoot, Rusland telkens had gewaarschuwd voor het gevaar van een oorlog met 'Japan, doch dat Duitschland hët toelegda op de vernedering en de vernietiging van Rusland. Dit zag men te Petrogradl te laat in, maar ten slotte begreep men daar toch, dat Londen oprechter dan Berlijn jegens Rusland had gehandeld. Dit droeg bij tôt Ruslands toenadering toi Engeland. De drievoudige Entente ontstond tôt nijd en wrok van Duitsche land. ' De Duitschers deden al hét mogelijk?, zeide mr. Steed in zijn voordraëht, d« goede verstandhouding tusschen Frank-> heid en Engeland te ondermijnen, en ruzie te zoeken met Frankrijk, in de onderstelling, dat Engelarid, sîechta -loa en niet definitief met Frankrijk verbon-den, het niet ter hulp zou komen. Ik hacï in de jaren van 1904 tôt en met 1909, het voorrecht, vele dier zaken persoonl'ijk te bespreken met wijlen koning Edward) en zijn verantwoordelijke adviseuirs., Hij kwam ieder jaar naar de kleine bad-plaats Mariënbad, in Bohemen, en deeci mij de eer aan, mij te raadplegen omirent de algemeene politiek- van Oosten-rijk e.a. Europeesche zaken. Bij een dier gelegenheden, die ik altijd als historiSc-fV' zal beschouwen, kreeg ik een inzicht in! dé waar-schijnlijke ontwikkeling van het Europeesch conflict, dat mij goed te pas kwam. In Aug. 1908 kwam Clemén-ceau, de huidige mnisîer-president van Frankrijk, naar Karlsbad, ongeveer 30 mij len van Mariënbad verwijderd. Ik1 had hem Vijf tien jaren vroeger te Pari j 3 leeren kennen. Ik schrtîef hem, of hij} mij te Karlsbad kon ontvangén voor-eèn onderhoud. De omwénteling in Turkija had pas plaats gehad, de-toestand im Marokko was gespannen, e*n Europa over het algomeen onrustig. Na te Karlsbad een ûur met Clemenceau te hebben-gesproken, zeide deze : De vraag, die mi j ' vertintrust-, is, wat, Engeland zal doen, als« de Duit-sctiers een voorwendsel voor den oorlogi' vinden on dan door België Frankrijk, binnendringen, om te trachten Parijs*ta bereiken, alvorens Frankrijk zich karï verdodigen. —- Hebt u eenige reden, dit waarv schijnlijk te achten ? vroeg ik. Ik weet, dat het Duitsohland's stellig voornemen is, zeide Clemenceau. Itè besprak dit verleden voorjaar met Sir* Edward Grey, uw minister van buiten-, landsche zaken, en zeide tôt hem : Wat zult gij doen, indien gij op een goeden morgen de Duitschers in België vindt-î' Grey antwoordde : O, dat zou een op-schudding geven. Fen opschudding t zeide Clemenceau. Wij verkiezen eeri leger boven een opschudding. De hulp van 150,000 man troepen over het kanaal zou Weinig baten: 250,000 man kondert ons helpen, den opmarsc.h der Duit-i schers tegen te houden; een half mil-* ioen manschappen zou> ons in staat st#&

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het vaderland: Belgisch dagblad te Havre verschijnend appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Le Havre du 1915 au 1919.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Sujets

Périodes