Het Vlaamsche nieuws

1928 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1915, 28 Decembre. Het Vlaamsche nieuws. Accès à 28 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/h707w68s8f/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Dinsdag 28 December 1915, Eerste Jaarg. Nr 347 Frijs : g Centiemea door geheei België kœaBss&gtBBœiœ&MïïimMB&BœimPiaiMÊ&jmëÉïKMMmmiÊmMMmKttœnwK-mvm n rtf&œz n 11 ■ 11 mim—Hamamu«— Het Vlaamsche Nieuws m —"- — ——■"—■ ———— w-w*.*»®. ■■KMn « «e-arflu» stw^ Het best ingelicht en meest verspreid Nienwsblad van Baigië. - Verschijnt 7 maal pei week ABONNBMENTSPRIJZEN AFGEVAARDIGDEN VAN DEN OPSTELRAAD : AANKGNDÎGINGEN Pït week 0.35 Per 3 maanden 8.7B " „ * XT nr. * Tweede bladz., per regel 2.50 Vierde bladz., per regel.. 8.58 Per maand 1.25 Per 6 maardea 7.50 Allg, BORMh — Alberi i AN DEN ERANLlE Derde bladz., id. !.~ Doodsbericht 6.— Per jaar U.— BU1REELEN : ROODESTRAAT, 44, ANTWERPEN, TeK 1990 Voor aile annoncen, wende m zich: ROODBSTRAAT, 44. 08 Vlaamsche Btweging van HeÉn Onder den titel « De Vlaamsche Beweging van heden : de drie groepen, wat lien verdeelt, wat hen vereent », ver-scheen in « De Nieuwe Amsterdammer », van de hand van den heer L. Simons, den belksnden leider der Wereldbibliotheek en genegen vriend der Vlamingen, den uitgever van den steunbundel voor René de ClAftq, een merkwaardig opstel, vvaaraan wij hier een en ander ontlee-nen.Na een korte schets van de ontwikke-ling der Vlaamsche Beweging sedert haar ontstaan tôt aan den oorlog te hebben gegeven, vervolgt de heer Simons : « Toen is de oorlog gekomen. En de Duitsche inval bracht een on-vermijdelijke omkeer van sympathie tôt de romaansche « wapenbroeders », de me-destrijders tegen de Germaansche over-heerschers.De Walen en Franskiljons,die steeds de toenadering tôt Frankrijk ge-wenscht hadden, konden de vlag hijschen. Duitschland, het groote Germaansche land, werd de erfvijand ; Ne-derland kan gebrandmerkt worden als de helper van dezen en als den plichtver-zakenden bondgenoot ; de Union latine scheen nu de instemming te krijgen van heel de ontwaakte « Belgische ziel ». En als omkeering der oude Vlaamsche leus : « Wat Walsch is, valsch is », gold nu « wat Vlaamsch is, Duitsch is », — en de Vlamingen heetten landverraders ; het einddoel van den oorlog voor veel Walen en Franskiljons : de overwinning over het Vaamsch. En toen is tegen dezen door de Regee-ring oogluikend toegelaten aanval op het Vlaamsche volksdeel de tegenkan-ting niet uit kunnen bijven. De door dezen aanval verstoorde « Godsvrede » kon door de Vlamingen niet aldus worden op-gevat ,dat zij zich moesten laten mollen zonder verweer. En als ik nu maar ineenen mag vast-leggen wat de drie Vlaamsche groepen onmiskenbaar vereenigt, het is dit vast besluit: de oorlog zal niet eindigen met Vlaandertns ondergang. Integendeel, hij moet ook voor Vlaanderen,eindelijk bren-gen afdoende voldoening aan de redit-matige nationale eischen. Wat de drie groepen verdeelt is : de taktiek van het oogenblik en de methode der toekomst. En als de twee scherpst tegenoverge-stelde opvattingen vinden wij dan : die van het in Den Haag verschijnende weekblad « Vrij België » van Mr. Frans van Cauwelaert en Mr. Julius Hoste Jr., en die van « De Vlaamsche Post » van Gnet; oorspronkelijk gesticht door den thans mede in ons land vertoevenden Léo Picard, thans voortgezet door de letter-kundigen A. Thiry en Reimond Kimpe met den Pangermaan Domela. Nieuwen-huis, Nyegaard Snr. De eersten worden door hun Vlaamsche tegenstanders de Quietisten of Nietsdoeners geheeten, en zij zelven noe-men de « Vlaamsche Post »-ers : opstan-digen en landverraders. Men krijgt, als buitenstaander neiging de eersten ook te benoemen : loyale idea-listen;en de Gentenaren : radicale Utopis-ten.Want die eersten willen tôt het uiter-ste den nationalen Godsvrede handhaven ; hun landsregeering in deze moeilijke om-standigheden niet nog meer bemoeilijken en haar hun volkomen vertrouwen blijven schenken. België, dus redeneeren zij ver-der, strijdt alleen voor het ideëele recht der kleine volken, en het is ondenkbaar dat na het herstel zijner onafhankelijk-heid de Walen niet de rechten der Vlamingen zouden willen erkennen, te meer waar dezen de groote meerderheid uit-maken van het nog strijdende léger. Haar de Gentsche radicalen verwerpen dit vertrouwen in de Walen en Franskiljons en hun regeering als onzinnig. Zich steunend op de feiten sinds 1830 verkla-ren zij zelfs dat er voor de Vlamingen in België niets te verwachten valt. En de uiterste slotsom uit hun wantrouwen trekkend, zijn zij nu zelfs zoo ver, dat zij ttn geheel afzonderlijk Vlaamsch Ko-ninkrijk dat de oorspronkelijk Vlaamsche Gewesten in Noord-Frankrijk mede zou omvatten, tôt hun leus hebben ge- waakt. Tusschen deze beide groepen Ln strij-1 thans « De Vlaamsche Stem » te Amsterdam en het « Vlaamsche Nieuws » te Antwerpen voor wat zij den naam van " Bestuurlijke scheiding» hebben gege-ven : een soort van Hom« Rule, wtarvan kerm t» viaden is in de leus : in Wal-Vmië Fransch ; in Vlaanderen Vlaamsch. i Dus geen tweetaligheid in de beide dee-len, maar eentaligheid in elk der beide deelen. Over de aanhangers van deze dubbele middengroep zegt de heer Simons : « De aanhangers ervan beijveren zich aan te toonen, dat reeds de eerste Fla-mingantsche voorgangers de onvermijde-lijkheid ervan (van zelfbestuur ni.) inza-gen, en zij hebben zeker een sterken troef in handen met het feit, dat voor eenige jaren de Waalsche afgevaar-digde, de socialist Destrée in zijn beken-den brief aan koning Albert denzelfden vvensch stelde wijl de doorzetting van den eisch dat men geen ambtenaar in België zou kunnen worden zonder beide talen te kennen, de (hardleersche) Walen uit hun (bevoorrechte) baantjespositie zou drijven, omdat zij nooit het « barbaar-sche Vlaamsch» zouden kunnen leeren ! — Indertijd hebben de Vlamingen deze bestuurlijke scheiding verworpen; nu willen de Walen er niet van weten, omdat zij hopen weer de volkomen meesters in België te blijven, ook over Vlaanderen.» Dat de fractie van Cauwelaert van bestuurlijke scheiding niet wil hooren, ver-klaart de heer Simons als volgt, tegelijk kritiek oefenend op haar standpunt : « Eensdeels komt dit, doordat zij de questie nu niet aan de orde wil gesteld zien ; anderdeels doordat zij het denk-beeld te vaag en bovendien overbodig acht. De groote mate van zelfbestuur in België aan de Gemeenten en Provincies gelaten, maken het naar deze opvatting reeds nu voor de Vlamingen mogelijk ervoor te zorgen dat het in Vlaanderen Vlaamsch zal gelden, mits de Vlamingen zelf er bij het kiezen hunner vertegen-woordigers en in hun eigen levenswandel maar aan Vast houden : een opvatting die zeker veel waars bevat, doch die toch ten opzichte van de eentaligheid bij het on-clerwijs, en de volkstaal in het leger en rechtspraak niet opgaat, zoolang daar-voor door de Centrale Volksvertegen-woordiging en de verfranschte Regeering beslist moet worden.» De heer Simons spreekt vervolgens de overtuiging uit, dat tusschen de Groep « Vrij België » en de Groep « Vlaamsche Nieuws »-« Vlaamsche Stem » eén goede verstandhouding op den duur niet behoeft uit te blijven. In dit opzicht deelen ook wij de mee-ning van Dr. L. Brûlez, zooals die geheel onlangs in een voortreffelijk artikel in de « Vlaamsche Stem » geuit werd, dat ni. « die eendracht alleen kan berusten op eenheid van zienswijze omtrent het Vlaamsche en Belgisch belang.» Op dit stuk echter heerschen nog steeds de meest diepgaande meeningsverschillen. Het komt ons intusschen zeer onge-' schikt voor, dat in « Vrij België » ver-klaard wordt, dat ook bij haar het ver-langen naar eendracht aanwezig zou zijn, waar tegelijk, in hetzelfde artikel, op be-hendige en weinig faire wijze, de «Vlaamsche Stem» verdacht gemaakt en trotsch : uit de hoogte op bedenkelijke wijze ge-! kleineerd wordt. Men zal toegeven, dat \ hierdoor althans den schijn wordt ge-wekt, dat het verlangen der «Vrij Bel-: giërs » eer platonisch dan werkdadig is. : Ten slotte laten wij nog het besluit van ; dit merkwaardig opstel volgen : 1 « Niet aan ons, trouwens schrijft de ' heer Simons, om hier eenige andere slotsom te trekken dan deze heugelijke: I Vlaanderen is ontwaakt en waakt weer. | Ieder op zijn post; ieder met zijn eigen ! zelfgekozen « goedendag ». Zijn zelfbe-slissing over zijn toekomst heeft het eilaas niet in handen ; toch kan het reeds veel doen : zich gereed maken. Het ook door mij warm verdedigde denkbeeld der ; vorming van een stevige zuiver Vlaamsche partij, die niets zou beoogen dan de algeheele opbeuring van het Vlaamsche volk : maatschappelijk, geestelijk, zede-lijk, schiet in elk geval wortels. En komt zij tôt stand, dan is aan Vlaanderen een sterke eigen kracht geboren. » Met welk inzicht ook wij volkomen in-stemmen.N. ONZE LETTERKUNDIGE PRIJSKAMP Vlaamsche Scluijvers Wij zouden ook nog mogen spre.ken over Dr. Pieter Tack,den taalgeleerde en schrijver ; Hendrik Muyldermans, van Jette, schrijver van Linda ; Constant Van Buggenhoudt, die De Wondernacht uitgaf ; Alfons Stevens, den ijverigen, kranigen werker en redenaar van v66r den oorlog, schrijver van de reeks ro-j mans Hooger Vlaanderen1 (Schoolmees- - ' ter en Moeders Hoogmoed), van tooneel-werken en letterkundige studies ; Je f i van Overloop ; Paul Kenis, enz. Het zal moeilijk zijn volledig te wezen. * * * Eimburg telt veel letterbeoefenaars onder de ge.estelijkheid. Zoo hebben we nog Pastoor van ' Genck, geboren in 1839 en sinds 1884 pastoor te Buvingen, die zich gunstig deed kennen door zijn verzen en door zijn proza. i Te zijner gelegenheid toont Paul Bel-'■^cfroid nog eens aan hoe hardnekkig en loos de strijd steeds woedde in de onder-i wijsgestichten tegen al wat Vlaamsch ! is. En nu we een tijd beleven dat de nieuwe schoolwet, ook uit een Vlaamsch oogpunt, moet toegepast worden, is het noodig er op te waken dat het gebeure in een zin van rechtvaardigheid, anders wordt het nogmaals en andermaal een knoeierij, en wat onder uithangbord Vlaamschgezindheid werd geschonken, zal tegen ons eigen volk als wapen worden gc-bezigd. Z06 ging het nu in 't Seminarie te Sint-Truiden1 : « lu 't Seminarie van Sint-Truiden was van Genck de apostel der Vlaamsche beweging, hoewel in dien beuarden tijd slechts drie kwartier in de week aan 't Nederlandsch niocht worden besteed. In het geniep leende hij Vlaamsche leesboeken1 aan zijne studenten, omdat zij zich door zelfstudie in de kennis der moedertaal zouden kunnen volmaken. Droevige toestand ! Nog ergerlijker en dwazer werd die toestand na het vertrek van leeraar Van Genck in 1867. Hij had van den voonnaligen bestuur-der voor de Waalsche studenten de toe-lating verkregen oui te kiezen tusschen het Vlaamsch en het Hoogduitsch en ve-len, onder de beste studenten hadden de voorkeur gegeven aan he.t Vlaamsch. Onmiddellijk na lie.t vertrek van van Genck werd, onder een Waalschen be-stuurder, de Vlaamsche curius voor Walen afgeschaft en dezen werden, ondanks hunne klachten, gedwongen Hoogduitsch te leeren. Wat den Vlaamschen cursus voor Vlaamsche studenten betrof, deze werd opgedragen aan den professer van muziek, die zich nooit met Neder-landsche taalstudie had onledig gehou-den en ten eenemale vreemd was in de Nederlandsche letterkunde. Zware veraiitwoordelijkheid jegens de geschiedenis van 't Vlaamsche volk, jegens hen, welke die stand van zaken iu 't leven riepen of gedoogdeu ! En eere aan de helderziende. mannen, die daarte-gen dorsten inwerken ! » Voor Limburg gaan we 't nu kort maken, 't zou anders niet moeilijk vallen er nog een reeks namen aan toe te voe-gen, niet van 't allerhoogste gehalte, doch van plaatselijk en gewestelijk belang in de lette.rkunde. Wij hebben Peeters Wij hebben nog kanunnik Filips Jacob Peeters, geb. in 1826, die een Leven van Kristus schreef, dat waardeering verdieni ; Peter Van Spillebeek (1829-1891), die liederen schreef; Truyens (1829-1893) maakte luimige verhalen ; Brouwers (1831-1897) liet verschillende dichtbundels na : Lentebloempjes, Mei-loover, Zomerbloei en een dicht in 12 zangen naar Pyrker : De Tunisiade ; Pastor Van Hees ; Matthias Ballings ; Jan-Lambrecht Van Mechelen ; Jef Mar. ket ; Huibrecht Haenen ; Nickmans, en Edmond Jaminé, thans nog pleitbezor-ger te Tongeren en aan wien Mej. Bel-paire een liarer werken opdroeg met de toewijding : Aan den volksdichter der oude stad Tongeren. Uit de volksgedichten van Jaminé knippen wij het volgende, het draagt vcor titel Men iëste jonge-broek, doch om het goed voor te dragen zouden we volstrekt Meester Plenri de Ravenne moeten he.bben : 'G waois zoo'n goei vier joeëraad, boes toch dê taaid verloupe!... Vol poeï'r en vleugeraai-ig waois ni van kartong !... Oulc waois ig dûvels mù met mets-kesklei'r te loupe, 'Nig vroeg, veur goed, aoin meer, en taubroek waai'ne jong... 't Twaois staois van Sinterklocës, dat zal ig nooit vergête. Ik kreeg van d'n helge man en vrouw van peperkoek, En troem'l, e jaog-gewêr en nog van al veur t'ête, En eind'lik, me.nen droum, men iëste jonge-broek. We mogen nu ook, om te sluiten, Lodewijk Plessers niet vergeten, vroe-ger leeraar aan het Koninklijk Athe-neum te Antwerpen, en die knappe ge-dichten schreef en steeds moedige Vlaamscfoe kamper is gebleven. Nu aan 't Atheneum te Brugge. Onze Schilders in de 19e Eeuw ■ t I i Achtste voordracht van Pol de Mont * (A. N. V.) (Vervolg.) I J. DIJCKMANS (1811-1888) was de: oudste van de schilders, die de nieuwere 1 realistische richting volgde. Alhoewel ' zeif een reus van gestalte, schilderde hij zcer kleine schilderijtjes. Het zijn geen juitingen van kracht. Zijn werken hee-ten : « Een vrouwtje op de bidbank ver-| zonken in gebeden », a Een visschers-.vrouwtje». In 011s Muséum: «De blinde», zooals Jan van Beers hem aan hel kerkportaal voorstelt. Het is geen ware, .echte blinde als bij Breughel, men ziet het hem aan dat hij maar als een blinde doet, het is konventioneel. Het doek .s'elt ons den blinden man met zijn dochtertje voor gezeten in het kerkpor-jtaal. Het werk is met groot talent ge-jschilderd, men heeft eerbied voor de ; ontzaglijke som arbeid welke er aan besteed werd. Daaroln moeten wij het werk van Dijckmans waardeeren. Hij oegstte veel bij val in het buitenland en vooral iu Eugeland, waar zich tal van werken van zijn hand bevinden in de National Gallery en andere musea. Th. GÉRARD (1829-1902) van Gent. Hij schildert moderne costumes uit het Zwabenland evenals den Duitschen schilder Vautier in hetzelfde jaar 1829 geboren en dus zijn tijdgenoot. Zij schildercn beiden dezelfde onderwerpen in hetzelfde land, zoodat men wel eens beweerd heeft, dat ze van elkaar afge-keken hebben. In ons muséum bevindt zich van hem « Een bruiloft in een Zwaabsch binnen-huis ». Het is een streven naar mooi-doenerij en boiitheid, aile voorgestelde Ipersonen zijn schoone mannen en vrou-'wen in een prachtige, schilderachtige kleederdracht. Er is echter veel klaar-heid en licht in het werk van Gérard, dat zeer goed geschilderd is. | H. BOURSE, (1826-1895), een Ant-werpenaar. Zijn kunst is vriendelijke ku,nst. Hij aardt naar Israëls en andere Noordiiederlandsche schilders, vooral j naar Israëls in zijn eerste tijdperk. Ook I hij doet aan mooidoenerij en schildert ; visscliers van Scheveningen in hun doen 'en late,n. Er zit veel gemaaktheid in zijn werk, als b. v. in het doek, dat wij be-zitten en in het werk in het Brusselsch Muséum «De Terugkomst ». Zijn wer-| ken zijn echter sappig en plezierig geschilderd evenals Conscience vertelt. Alhoewel berekend op effekt is zijn kunst eerbiedwaardig als die va,n vele jvan zijn tiidgenooten. | Willem LINNIG Tunior (1842-1890), was een schilder van heerlijk talent, die veel te weinig gewaardeerd werd. Hij was een schilder in de ware beteekenis van het woord. Zijn « Antwerpsch Hu-welijk uit de jare,n 1865-70 » uit ons Muséum is ee,n typisch voorbeeld van Antwerpsche volkszedenschildering. ' Het stelt ons een bruiloft voor op wan-jdel, met als aehtergrond de Mechelsche 1 poort, zooals die door Breughel, F. De 1 ! Braekeleer en Deys geschilderd werd, de ''zoogenaamde Keizerpoort. Het doek heeft veel waarde in de geschiedenis van onze schilderschool. Er zit dege-lijkheid in, alhoewel het een samenstel-ling is, die ons aan een anecdote, of lie-'ver aan een opeenstapeling vau anecdo-tische voorvallen doet denken. | Het <( Portret van zijn vader » doet .ons aan de oude meesters denken en is een waar meesterstukje. Willem Ljnnig Jr. is een groot meester, helaas te weinig gekend. In een private verzameling te Antwerpen bevinden zich van hem een veertigtal schilderijen. In het buitenland had hij meer bijval. Hij werd geroepen om in Weimar de plaatst te bekleeden van Bestuurder van de Aca- ( demie, waar hii na zijn dood vervangen i werd door A. Struys. Jan VERHAS (1834-1896) een ander volkszedenschilder geeft ons een kijkje op het strand. Het doek uit onze galerij is een van de eerste openluchtschilderin-. Igen in de 19* eeuw. Frans VAN EEEMPUTTEN (1850-1914) gaf ons «De Brooduitdeeling », «De Turfput », «De Begrafenis », ; « De bedevaart naar Scherpenheuvel » j (triptiek). Hij is de schilder van de Antwerpsche Kempen, die hij door en door kent en met liefde en groote waar-diVheid uitbeeldt. Zijn kunst houdt het midden tusschen talenten als Hendrik Conscience en Stijn Streuvels voor de letterkunde en doet ons denken aan Virginie Loveling. Hij was een schilder die waarlijk onze waardeerinp- verdient. Piet VERHAERT (1852 Antwerpen) begon zijn loopbaati in het historisch-! genre en schilderde mannetjes in het kostuum van de 18 eeuw, erg klein op-gevat. Dater komt hij tôt de ware wer-kelijkheid. Een mooi doek van hem in ons muséum « De Stempel van den Zee-man » geeft ons daar een duidelijk spre-kend bewijs van. Het munt uit door mooie toon en iuist koloriet. Edgard FARAZIJN ( (1858) is in ons Muséum vertegenwoordisd met « De oude vischmijn te Antwerpen » die ons doet denken aan schilders als Minder-hout en Maerten de Vos uit de 17° eeuw. Theodoor VERSTRAETE (1851 Gent) beoefende meer het landschap dan de volkszedenschildering. Toch le-verde hij op dit gebied eenige karakter-volle werken als <c De Rozenkrans in de Kempen ». De figuren zijn niet stijf en stram, er zit beweging in hun doen en laten. Dit stuk is een van de meester-werken van de Moderne Vlaamsche School in onze Antwerpsche galerij. Léo FREDERIC U856 Brussel.) Van hem bezitten wij : « Twee Waalsche Meisjes » en « Het kincl met de bloe-men ». Deze werken, evenals « De vier leeftijden van den Waal », zijn geen mooi-doenerij, het is al natuurlijkheid, hier ook weer is het onderwerp niets, maar wel het « hoe », de manier van uit-voering.Julius VAN BOVEN gaf ons een « kijkje in de apotheek van een Brugsch Godshuis )). Evert LAROCK (1865-1901) van Ka-pelleu op den Bosch levert schoone, ge-voelige kunst als « De onnoozele door de kinderen geplaagd», ee,n stuk schil-derwerk mooi van opvattinp- en koloriet. Gevoelig ja, maar niet gevoelerig. Ge-voeligheid is geen kunst, want dan zou de ui, zooals H. Heine zegt, de grootste kunstenaar zijn, vermits hij ons steeds doet weenen. Hendrik DE SMETH (1865 Borger-hout) een blind geworden schilder, die in ons Muséum door een goed werk « I11 de sacristij » vertegenwoordigd is. Piet VAN ENGEEEN (1863 Lier) met zîijn « Landverhuizersaankomst » leverde ons goed werk vol lijn, kleur en beweging. Alois BOUDRY (1851 Meenen) schildert vooral tooneelen uit het visschersle-ven van De Panne en Oost-Duinkerken. Zijn werken munten uit door lichtschil-clering.Katel MERTENS leverde « De Be-rechting». Hij is in ons Muséum niet ver tegenwoordigd. Victor HAGEMAN beeldt ons het landverhuizersleven uit in al zijn kleu-ren e,n geniën. Veel deed hij buiten olieverfschildering aan pasitelwerk. Hij oogstte buiteri'het land veel bijval in. Eugeen LAERMANS (1864 Molen-beek). Deze schilder werd zeer uiteen-loopend beoordeeld. Sommigen stellen hem op een lijn met Pieter Breughel den Ouden, anderen halen hem naar bene-den en zeggen dat hii geen teekenaar, maar slechts een karikaturist is. Beide soort van critici zijn verkeerd in hun opvatting.In de beoordeeling van dezen schilder moet men evenals bij aile anderen eer-lijk te werk gaan. Niet naar één werk mag men hem oordeelen, men moet uit-gaan van gansch zijn werk alvorens een oordeel te vellen. Plaatst men nevens « De Landverhuizers » de triptiek uit ons Muséum, zijn andere werken : « De Blinde en de Kreupele », « De Doode », « De voor in den weg », « De Indrin-gers », « De Zwarte Vijvers », « Het Kerkhof » en andere, dan heeft men een overzicht, dat ons doet zien dat I.aermans, zonder een evenknie van Breughel te zijn, een van de voortreffe-lijkste dichters is met kleuren. « De Landverhuizers » werd i,n 1896 voltooid. Op het eerste zicht doet het karikaturaal aan. Wanneer wij dit werk beschouwen mogen wij niet vergeten, dat Laermans van zijn llde jaar af stomdoof werd. Dit werpt op heel zijn werk een bijzonder licht. In het besproke ndrieluik : links het « Afscheid », in het midden « Naar de haven » en rechts « Naar het schip », zit een gevoelsuiting bij al die men-schen, die gaan, gaan zonder iets te zeggen. lu het middenstuk zien ze nog eens uit de verte om naar hun dorp, dat ze gaan verlaten; dat is gevoel. Het stomdoof-zijn brengt bij Laermans mede, dat hij beter en ook anders ziet dan wij. Hij ziet de menschen treu-riger, missclyen leelijker dan wij, voelt het sarcasme of de buitengewone nood-lottigheid van het leven. Veel gebreken kan men in dit werk vinden, maar toch is het schoon, aangrijpend als geheel. Het genre wordt hier als het ware op-nieuw historieschildering. De schilder is doordrongen van het groote wee van de arbeidersbevolking. De menschen worden er voorgesteld als die welke hij we-zenlijk zag, in de streek tusschen Ter-nath en Laken, geen boeren meer eu toch ook geen menschen van de stad. Ontdoet men ze van het schijnbaar kari-katurale, dan heeft men de wezenlijk-heid. Laermans is een groot schilder in de lij,n van De Groux, Verstraete, Luy-ten en Millet in Franlaijk. Hendrik LUYTEN (Roermond 1859.) Flet doek van hem in ons Muséum « Het gezin van den visscher biddend alvorens het karige eetmaal te gebmiken » is licht e,n vriendelijk geschilderd. Men ziet den ernst op de gezichten bij liet gezin waar vader afwezig is, de menschen zijn we-zenlijk arm en treurig. Zij wekken bij ons deemoed. Het stuk is mooi en waar en doet ons denken aan de Hollandsche meesters. Het groote drieluik « De Werksta-king » is een genre-stuk dat ook als het ware historieschildering wordt, het is groote kunst in den echten zin van het woord. Het stelt ons tafereelen voor uit den strijd tôt het bekomen van Alge-meen stemrecht uit de jaren 1884 tôt 1890. De indrukken heeft Luyten te Luik, te Namen en te Antwerpen opge-daan. Het middenpaneel stelt ans een meeting voor op het oogenblik waar het besluit genomen wordt de werkstaking uit te roepen. Dit middenstuk werd eerst alleen tentoongesteld. Aan dit werk vverkte Luyten vele jaren, veel studie werd er aa,n besteed. De zijluiken stellen de annoede van de werkersklasse voor en het einde van de werkstaking. Geen tendens komt hierbij te pas, enkel uit humatiiteitsgevoel werd het geschilderd. Het is een werk van allergrootste beteekenis. Wij mogen fier zijn het in ons Antwerpsch Muséum te bezitten. Hendrik Luyten ' sehonk het ons met een vorstelijk gebaar. * * * Met dezç prachtige voordracht ein-cligde de heer Pol de Mont deze reeks vnn acht lessen over onze nationale schilderkunst in de 19de eeuw, ons te.-vens aankondigend dat na nieuwjaar een nieuwe reeks zou begonnen worden over de « Landschapschildering ». De bijval we.lke aan deze voordachten ten deel viel is wel de beste dank voor den soreker. Zij leerden het^ aanwezige publiek kijk krijgen en inzicht in onze Vlaamsche kunst en brachten troost in deze tijden van zwaannoedigheid en al-gemeene ontreddering. Goethe zegt ergens : « Een echt kunst-werk blijft als een natuurwerk voor ons verstand, inimer oneindig ; het wordt aanschouwd, ondervonden, het werkt op ons in, het kan echter eigenlijk niet er-kend worden en vee.l minder zijn wezen, zijn verdienste met woorden laten uit-drukken. » Is dit over het algemeen ge-sproken waar, zoo is het toch een feit dat de menschen moeten voorgelicht worden en geleid op de baan die tôt de kunstwaardeering voert. Dat heeft Pol de; Mont gedaan in zijn voordrachten, en wij zijn er hem, evenals het A. N. V. — dat de voordrachten inrichtte ■—, dankbaar voor, én voor het gesmaakte kunsteenot voor het 00g én voor het heerlijke Vlaamsche woord dat hij liet weerklinken. Mochte.n de nieuwe voordrachten srauw aanvangen, het is ons aller wensch. MAX. P. S. — In ans varig verslag slopen e«n paar ormaoïwkeurighodten, die wij ans verfiaaaten t« hetrstelliein : 1) WILLEM LINNIG Sr werd bijg«naamd MUS, volgens de laatste lettergreep Tan zijn voomaam Guiiielmua, niet «Muach». 2) FLOR WILLEMS was nie-t « de » me«st gevierde sdhàlidleir tusschen 1840 en 1880, maar meit Alfred Stevens, die zijn personnages modem» zag, kteedde ein liet handeleiri, « in zijn bij zonder vak wal « d-e » meest gevierde ». 3) LA.GAYE moet zijn LAGIJE. 4) OLE Y N HE N S is niet te veel vergeten maaa- een « te weinig gewaardeerd » schilder. Hij is noig sprimglevemd. 5) KAREL BOOM: «niet heel hijzond/er» drukt de meening niet uit. Misschien niet bijzonder nieuw va.11 vinding, vermits Levs' dWan-deiing buitein de Muren » aïs van zelf voor on-zein geest komt. Maar in zijn geheel goed, aan-genaam en degelijk werk. 6) G. PORTIELJE. Bij hem is geen sleohte wijze van aankleeding waar te neimen. Ondainks hett otidmodieoh of historisch pakje, waarin ook hij zijn Irakien iaat optredten, wat niemand overigeins hem kwaiijk kan nemen, is zijn stuk : « Een Slachtaffer » met evenveel kunde samen-gesteld afe met liefd;e geteekend en geschilderd. 7) De genoemde schilders oit het eerste deel van het verslag zijn niet allilen ouderdoonsge-nooten van De Groux. Dat zijn alileen Linnâg Sr, Dell'Aqua, Wifflan», M-arkejbach, Lagije. De andieren zijm allen jonger dian De Groux. Kern « Ik het u, met voile overtuiçmg, mijne heeren, indien uw gemoed zich ia dit oogenblik niet boven de gewone denkwijze der menigte verheffen kan, is Vlaendersn verloren ! » CONSCIENCE.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het Vlaamsche nieuws appartenant à la catégorie Gecensureerde pers, parue à Antwerpen du 1915 au 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes