Ons Vlaanderen

1206 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1916, 17 Septembre. Ons Vlaanderen. Accès à 26 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/3775t3h306/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Tweede Jaar -- Nr 30 EDITION HEBDOMADAIRE Zondacr 17 Sentember 191i ONS VLAANDEREN Door Eendracht Sterk I VERSCHIJNT Lj^KLN ZATERDAG Liever Dood dan Duitsch! Inschrijvingsprijs : Voor Frankrijk : per jaar 4.00 fr. per zes maand 2.25 i> Buiten Frankrijk: per jaar 6.00 » Bureelen der Redactie : te Gent : 24, Wellinckstraat. — te Parijs : 181,rue de Charonne Aankondigiiigen : Tien frank per 4 Regels. Zicli wetiden tôt Ons Vlaanderen. Aan onze Gëabonneerden Onze gëabonneerden wier abonnement in Augusti of September vervalt, worden vriendelijk verzocht ons den prijs (2.25 fr. voor zes maanden) per post te willen opzenden. Als men het verkiest, laten wij het bedrag (2.23 fr. meer de inningskosten) in het begin van October, per post ontvangen . —- <♦*>**>■ Bestuurlijke Decentraliseering Ons Belgie van voor 1916 wist zijne menigvuldige natuurlijke rijkdommen niet genoeg uit" te baten ; zijn ekono-misch werktuigental had te langen tijd van doen om zich op voldoende wijze te verveerdigen; de uitsluitelijke toeloop zijner ijzeren banen naar de Hoofdstad bracht de verschillende slreken van het land niet genoeg in rechtstreeksche verbintenis met elkander en met het buitenland; onze grootste nijverheids-centrums waren juist diegene die niet regelrecht verbonden waren met onze twee groote zeehavens, Antwerpen en Zeebrugge; de belgische handelsvloot Het zich te vergeefs langs de wij de zeebanen zoeken; het vakonderwijs en de beroepsopleiding waren bij ons on-gelukkiglijk niet genoeg ontwikkeld; schier bestonden er geene betrekkingen tusschen geleerden en stielmannen, tus-schen mannen van studie en mannen van praktijk; eindelijk waren onze stoffelijke, intellektueeleenwetenschap-pelijke rijkdommen meer dan eens zoodanig slecht in 't werk gezet, dat ons land, ondanks den wijdgeroemden iever van het Belgische volk, niet ge-raken kon tôt de hoogste sperre der wederlandsche ladder, waar zijne toe-komst stond afgebakend. Was er nu deze tien laatste jaren vôôr den oorlog, eene'merkelijke beternis waar te nemen, 't is dat de jotigere stammen begonnende noodzakelijkheid ' in te zien, de landsinstellingen te her-gieten naar de nieuwere aangelegenheden van het moderne leven. Zwaarder nog zal de taak zijn der Belgische burgers daags na den naken-den eindzege. Niet enkel hebben we ons geldelijk evenwicht te herstellen en de verhouding tusschen het « meta-liek in-kas » en het « papiergeld » door de Nationale Bank uitgegeven, te even-redigen, maar we zullen dq zware staatsschuld te schragen hebben ; puinen van allen aard te herstellen ; ons ver-woeste land herop te bouwen; de beproefden van den oorlog te vergoe-den; de gebrekkelijke oud-soldaten en familieën der gesneuveldente vergelden en terzelvertijd 's lands zelfbestaan te verzekeren. En hoe wellicht in dit ailes voorzien, indien onze gestuikte nijver-heid, onze- opgeschorte handel, onze verwaarloosde landbouw niet oogen-blikkelijk na den krijg eene ongemeene heropbeuring ondergaan en nieuwe inkomstmiddelen ten dienste van het nationale geldwezen bijdragen ? Met de wilskracht der Belgische ziel zijn gelukkiglijk aile kwalen te herstellen; maar in 't belang van 't algemeen moet de werkdadigheid van allen en van ieder in 't bezonder al het moge-lijke trachten te verwezenlijken. Dit is niet mogelijk zonder dat de Staat, onder den drang der ekonom'sten, ons eene geheele bestuurlijke hervorming toesta. Die noodige hervorming is de decentraliseering in het voorbereiden der staathuislcundige wetten, het voor-schrijven van gewestelijke reglementen en het uitvoeren van beide. Deze maat-regelen zijn nu éénmaal noodzakelijk geworden door den ekonomischen toestand, opgedaagd sedert meer dan eene halve eeuw, op gronde van het immer inniger toepassen der menigvuldige ekonomische uitvindingen en invoeringen : mekaniek, stoom, barn-kracht, telefoon, telegraaf ; op gronde ook nog van het uitbreiden en" de snelheid der vervoermiddelen te water en te lande. Dit gemak van vervoer alleen heeft eene ware ekonomische omwenteling te weeg gebracbt. De onderlinge afhankelijkheid der menschen onder lien wordt steeds enger en enger ; vandaar de innige toe-name in uitwisseling en handelsverkeer, kapitaal-uitbreiding en werkregeling. Eenerzijds, naar aanleiding van dit gemak van ' voortbrengst en vervoer, concentreeren zich de vroeger uit'een-wijkende intrestc-n ; ander/ijds om, hunne voortbrengselen aan de voordee-ligsle voorwaarden aan den man te brengen, specialiseeren zich de voort-brengers. Van dichte bij gczien ge-hoorzamen althans aile menschelijke ondernemingen aan de Wetten van Concentreering en van Specialiseering, welke tweede wet natuurlijker wijze voortspruit uit de eerste. Deze beide wetten komep ten klaar-ste voor, in het vormen der groote nijverheidsrichtingen, in het ontstaan der reuzachtige handelsinstellingen met monopolische neiging, maar vooral in het toènemen der gewestelijke hoofd-plaatsen welke rond zich eene schitteren-de werkdadigheid uitspreiden envoorde omliggende streken, maatschappelijke zetels zijn van initiatief, studie, weten-schappelijke voortleering en geldelijken onderstand. En deze gewestelijke handel- nijver-heid- en landbouwstreken hebben zoo waar nietsgemeens met onze bcstaande bestuurlijke provinciën die enkel bë-antwoorden aan eene verre geschied-kundige herinnering. Onze staatsman-nen et wetgevers, te zeer ingenomen met het geschiedkundige en het wettc-lijk-bestaande, hebben zich nooit genoeg bekommerd met de ekonomische wetten om dezer stoffelijke, moreele en maatschappelijke weerkaat-sing op 's lands noodwendigheden te begrijpen en, om volg ns deze wetten, de aloude methode van bestuur te veranderen en de staatsinstellingen te verbeteren. Mogen dan de droevige gebeurte-nissen dezer twee laatste jaren eene gelegenheid daarstellen tôt deze hoogst noodzakelijke hervorming. V. S. Bel Briefje van tien Belg De kunst is eene der aders langs de-welke het hart van een volk klopt : zij is de verwezentlijking van het zieleleven van dit volk. en een toets van de leven-digheid van het ras. Belgie is altijd de bakermat geweest van groote kunstenaarS, op aile gebied. Was Belgiëhet land niet vanMaerlant, Ruysbroeck, Conscience en Gezelle ? Schonk het niet het leven aan de Van Eycks, Breughel, Van Dyck, Rubens en zijn leerlingen, aan Courtens, Meunier en Claus ? Was het daar niet dat Van Beethoven, Gretry, Benoit en Tmel de eerste akkoorden tooverden van h un reu-zenlied ? Zijn erschooner kunstgcwrochten dan die kathedralen en prachtige kerken door ons onbekende bouwmeesters als 't ware in ons sUden en dorpen kwistig rondgestrooid ? Zijn er fijner kanten dan deze onzer vlaamsche kantwerksters ? Is er kunstiger werk dan dat van onze waalsche koperdrijvers ? Hebben wij redens dan jier te zijn van ons Belgie en ons Belg zijn ? Of liever haiden wij redens reeds voor dezen oorlog, den hoogmoed voor ons land diep in 't hart te dragen ? En sinds dien is België in de onster-felijkheid getreden dank onzen koning en onze soldaten. Zij waren de helden die een epos speelden, een epos dat zoo schoon en zoo groot is, dat het mi reeds als legeniarisch voorkomt. Dit leger de verhevenste uiting van het schoone van ons volk, moest noodzakelijk het leven schenken aan menigvuldige kunst-gewrochten en 't is ook wat geschiedde. Eenige dagen geleden werd in de Panne geopend eene « Kunsttentoonstéiling door eenige Belgische Kunstenaars-Soldaten op 't Front » Niet min dan 113 schil-derijen en teekeningen van onze jongens werden er tentoongesteld. Verheugcnd mag deze kunstmanifes-Uiiie,genoernd worden, en zijne inrichters drekt zij ter eere. Immers zij bewezen er door hoe groot en gezond ons volk is, en daarenboven bewezen zij groote diensten aan ons jongens zelf. (1) Cyriel Verschaeve zegt het, in het voor-woord van den cataloog dier tentoonstél-ling, wie de kunstenaars waren : « Soldaten waren het loch, strijdende soldaten nietwaar ?... Hun penseel, hun verf, hun boetseerklei, papier zelf s... daarvoor was er in hun ransel geen plaats als ze ver-trokken. Ze gingen immers uit, niet om te schilderen maar om te strijden, en hadden niets om zich uit te dfukken toen 't groote gebeurde waarbij hunne ziel aan 't wagen ging. » In zijn « Klokke Roeland » zegt Jo-hannes Joergensen ergens en hij bewijst het ten klaarste, dat de duitsche kultur zoo is, dat wanneer er enkel gevoelen en passie noodig is, zij meesterstukken kan voor brengen. Maar voor wat betreft de beeldhouwkunsl, schilder- en bouwkunst, is de duitscher een minderwaardige. De duitsche kultuur heeft nooit een Michel Angelo, een Velasquez, een Van Dyck of een Thorvaldsen kunnen voortbrengen. Zijn de iibermenschen uit Duitschland minderwaardig, ons volk is groot op aile gebied ! Nevens onze jonge schilder s hebben wij onze liedjeszangers die op 't front een buitengewonen bijval oogsten. En onze dichters ! Duizenden zijn er, die hun hoop en hun vreugd en hun wee in klinkende rijmen doen galmen. (1) Het mag gezegd worden dat het de Eerw. Pater Ildefons Peeters, Stichter-Bestuurder van « De Belgische Standaard s is, die deze tentoon-stelling op touw zette en ze zoowel wist doen te lukken. * « Oorlogs Poëzie » zoo heet het boek dat ons dees week toegezonden werd en dat honderden prachtige gedichten bevat. (1) Ons jongens, die nochtans in zulke moeilijke omstandigheden leven, geven het voorbeeld aan de burgerlijke bevol-king van wilskracht en diepgrondig zieleleven.BELG. De laatste dagen van Oostende We geven de pen en het. woord aan kommandant de Gerlache, die daarover het volgende verhaalt : « Ailes stroomde nu naar Oostende toe; duizenden vluchtelingen.dediensten van kleeding en van het ravitaillement des legers, de gekwetsten die men in de hospitalen der stad opnam ofwel naar Engeland en Frankrijk over-stuurde. Dan treinen en nog treinen met: troepen uit Antwerpen dat kvvam te vallen; troepen en nog troepen langs de wegen, soldaten bedekt met siof en slijk, uitgeput, haveioojs; uitgehongerd; voetvolk, ruilerij, schutters, \vagens. Zoo een volk had men in de konin-ginne der badsteden noôit te zien ge-kregen. En 's avonds, wanneer gansch de stad in de grootste duisternis was gedompeld, om reden van de tauben en de zeppelins, dan leverden de nauwe straten een onvergetelijk schouwspel. In den avond van den 10e October had een kabinetsraad plaats waaraan generaal Pau en de generaal bevelheb-ber der Engelsche troepen deelnamen. Daar werd de aftocht besloten tôt aan den Yzer en het vertrek van het Belgisch Staatsbestuur naar ' den Haver. Den 12™ October kwam uit Londen bevel toe ailes weg te ruimen tegen 's anderendaags Daar lagen in de haven een veertigtal stoomschepen, zesof ze-venmaal meer dan naar gewoonte . En op de kaaien eene opeenstapeling van allerhande koopwaren welke men aan-stonds moest wegruimen. Rond den avond te 8 ure, nieuw bevel; al de stoomschepen moeten weg zijn, niet 's anderendaags 's avonds, maar 's anderendaags in den morgen. Binst vijf à zes ure zal men het werk verrichten waarvoor men minstens eene heele week noodig had, in gewone tijden. Iedereen helpt mede, iedereen, zonder de minste uitzondering, heeren en werkvolk, ouderlingen en kinderen, handen die slechts een pennebuis hadden gehanteerd, heel hun leven lang, zoowel als schippers. Welke nacht ! Wat al droeve dingen heb ik dan langs de kaaien bijgewoond ! Hier doodmoede soldaten, daar gekwetsten die verloren waren geloopen ; verder vluchtelingen die met hunne kleine kleuterkens op hunne pakken, in het slijk, onder den zijpelenden kouden regen lagen te slapen. God, welke droeve dingen! Einde van wereld. Te 7 ure 's morgens vertrok de « Pieter de Coninck » naar den Haver, met aan boord, ons Staatsbestuur, uitgezonderd den Koning en M. de Broqueville. (1) « Oorlogspoezie » gedichten verzameld door Jan Bernaerts, Kidder in de Leopoldsorde, Krijgsaalmoezenier, en door Hendrik Tleyman, toegevoegd Kamerlid, Belgisch Secretaris, Gast-huis n. 4 Rennes.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Ons Vlaanderen appartenant à la catégorie Katholieke pers, parue à Parijs du 1915 au 1919.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes