De Landbouwer Weekblad voor Landbouwsra uitgegeven onder medewerklnB van het Duitscfi Generaaî Gouvernement in België. B«|gli«)ii bladm mogtn ult t D* Landbouwer > niati cvemomen, tondir tilkcni dt bron ti virmaldon* Np 28. | astmmatmmmÊmKaaaaxBmammarmmmmm^BmmsmmammÊamOamimaÊmmuK Opstelraad en rwzencant + Keizerl. Duitsch Bestuur, afdeel. TII, £frMMNMr»at, 14. Druhherij : Staatsdmkkerij. Leureusclie n i ni é —hum t\mm,mmw"minm-rrrrrnr<r Brussef, 1 2 Sept. 1917. AANKONDIGINGEN : 30 centiem de kleine regel. Bijlagen, bijzoadére prijs. 3* iiargaa».* INHOUÛ: Bijzondere verhanâelingen: Over den aardapi>«l»*#9t. — IXangt den ploeg aan den oogstivagen. Akherbouw, veeteelt, tain- en boschbouw, en*.: Dp rerpleging der dieren bij liet mien in den herfst. — Ilot mirtailren al« ziekte. — Verhaasting van het ruieu. — Aardappeikrmid 8,1s voedermiddel. — Bebandeling met heet water en boeto Xuckt tegen de zwain- ziekten van liet graan. — Zelfontbranding van hooi. — Geboden voor liet inmaken van groenten. — Bekamping der aardvlooien. — De praktisclie Schrebertuinier. — Bondige raadgevingen : i. Bijen-teelt. a. Tuinbouw. 3. Landbouw. 4- Fruitteelt. 5. Allerlei.— Uit stad en land. — Plagen bij onze huisdieren. Over den aardappeloogst. Do in de laatste weken dagelijks neervnllende zware onwef-^ens die b. v in den omtrek van Mechelen iot groote > erstroomingen , leid heeft, dœn vreezen dat de aanstaande aardappeloogst door rotheid en sciiurft be-dreigd is, zoo men geen bijzondere zorgen er aan besteedt en zoo znllen de aardappelen zick niet goed bewaren. De eigenlijk rijke aardappeloogst lcan dus bij voortduring van het vochtig weer met betrekking tôt hoeveelheid en hoedanigheid groote schade lijden. Om zooveel mogelijk verliezen te vermijden inoet men bij den oogst en de bewaring alla noodige maatregelen nemen zooals zij destijds in de bijlage 3 van nr a3 van den Landbouwer (a0 jaargang 1916) uitgelegd werden. Deze bijlage is op aanvraag steeds nog bij de Redaclie van den Landbouwer, te Brussel, Naamschestraat, 10, te krijgen. Te dezer plaatse weze nogmaals het belangrijkste in het licht gesteld : de aardappels moeten zoo droog mogelijk ingewinterd worden; bij regenweder moeten zij, zoo het jaargetij niet al te ver gevorderd is, liever nog zoo lang in de aarde blijven, totdat de grond weer wat gedroogd is; zoolang geen vorst ingetreden is, zijn de aardappelen beter in den grond bewaard dan elders. Voor aanvang October moest men dan 00k in 't algemeen niet met den oogst van de late soorten beginnen. Het sorteeren van de aardappelen moet volstrekt het inwinteren voorafgaan. Aile knollen, die rotte plekken hebben en zulke die door rupsenvraat of door de hak beschadigd zijn, moeten zorgvuldig uitgeraapt en gauw verbruikt worden. Of men het leggen in den silo of in den kelder verkiezen moet, hangt van de omstandigheden af. In het algemeen is het bergen in silo's, teu minste voor de bewaring van plantaardappelen doelmatiger. Zoo er groote massa's te bewaren zijn, zal men wel geen kelders hebben die groot genoeg zijn. Een kelder om aan aile eischen te voldoen moet gansch droog en vorstvrij zijn en tevens goed verluchtbaar, dus met goede verluch-tingsinrichtingen voorzien. Ook een te felle verwarming moet bijzonder in de lente verhinderd kunnen worden. De aardappel bevriest reeds bij a-3* koude. Bij warmte boven 8° onderzijds nemen de verliezen door verrotting zeer toe. De beste plaatsen om er aardappelen te leggen zijn zulke die tusschen o° en 8° kunnen gehouden worden. De aardappelen moeten ten hoogste 75 cm hoog geschud worden. Is de bodem uit cernent of uit een andere ondoordring-bare stof, zoo is het raadzaam een laag gezifte asch of versch gebluschte kalk (in poeder) er onder te leggen, Uaar de aardappelen moeten op een latten rooster geschud worden; is de bodem vochtig, zoo is zulke rooster volstrekt noodig. Bij droog weer en op vorstvrije dagen verluchte men zooveel mogelijk, opdat de door de uitwaseming ontstane vochtigheid en de door ademhaling gevormde warmte aîgeleid worden. Het voordeel van het inkelderen, dat bestaat in de mogelijkheid de knollen dikwijls tedoorzien, voorzichtig om te arbeiden en te sorteeren, moet niet uit het 00g verloren worden. Voor de kleine voorraden in het huishouden worden de aardappelen best in ondiepe op^ tickels rustende kisten gedaan, Avaarvan de bodem uit latlen gemaakt is. Bij het aanleggen van silos moet men er op waken dat de bodem noch te zwaar, noch te licht zij en vrij van ondergrondsvochtigheid. Diepten, waarin zich regenwater zamelt, zijn te vermijden. De vrije ligging en het ve'ld heeft het voordeel dat de wind dag en nacht voor de silos gaat en den arbeid der verluchting overneemt. De plaats waar men de aardappelen leggen wil, wordt ofwel enlcel effen gemaakt ofwel men haalt een spadesteek diep aarde uit den grond en legt de uitgeliaalde aarde op zij. De vlakke mijt laat een betere verdeeling van de warmte toe, ver-hindert ook eerder de aanzameling van vochtigheid. De mijt mag noch te breed noch te hoog zijn. Breedte niet boven 1,2 m.; kamhoogte van den hoop niet meer dan 0,76-1 m. Bij mijten die tegen wind en zon beschut zijn moeten er doorluchtingskanalen zijn, om de door ademing en uitwaseming ontstane overschietende warmte en vochtigheid af te leiden. Het noodwendigst schijnt het aanleggen van een lucht-kanaal, dat op het midden van de mijtzool de ganscha mijt doorloopt. Deze verluchtingsinrichting maakt men door dakvormig tegen elkaarstellen van twee roosters uit latten, boonstaken of planken, zoodat de dwarse doorsnea driehoekig is. Bij een niet gansch droge inwintering ia een vorstverluchting noodig; boven de onderste bedekking (strooj legt men langsheen den vorst der mijt eenen oogsi-boom; boven dezen brengt men nogmaals eene laag stroo en bevestigt deze met aarde. Trekt men den boom uit, zoo ontstaat een buis, waardoor de vochtige lucht uit den silo afgeleid wordt en bij beginnende vorst wordt die buia gesloten. Zijn de aardappelen in den silo gelegd, zoo worden zij eerst enkel met een i5-2û cm. dikke stroolaag ingedekt, waarover men een aardbedekking van i5-2û cm. legt. Bij stroomangel kan ook aardappelkruid gebruikt worden, zoo het niet door krankheid aangetast is. Bij aanlagen op het vrije veld zal men aardappelkruid de voorkeur geven. Is de warmte in de open lucht op 2-3° G. in de mijt op 6-7* gezonken, zoo volgt op de onderbedekking een tweedie»

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.