Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad

854 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1916, 16 September. Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad. Konsultiert 12 Mai 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/4t6f18tb7r/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

16 September 1916 Nr 38 39e Jaargang HET VLAAMSCH HEELAL Vrij en OnafhankeSijk Katholiek volksgezind weekblad voor Viaamsche en Algemeene Belangen i\scnnijvixG8PiuJ8 Voor een jaar fr. 5.^ Voor 6 maanden » 2.75 Voor 3 maanden » 1.50 Voor Nederland » 5.50 Voor 't Groot Hertogdom Luxemburg. . » 5.50 Voor andere landen » 7.00 Dit blad verschijnt dan Zaturdag morgend.— Men teekent in bij den Uitgever en in aile postbureelen, alsooh bij de briefdragers. Hoofdopsteller : JOHAN LEEMANS Deo Juvante Vincam ! Aile artihelen en mededeelingen moeten vôàr Donderdag avond ten bureéle besteld zijn, alsook de aankondigingen. Afzonderlijke nummers van dit blad zijn te bekomen ten onzen bureele, Carnotplaats 65. — 1 O centiemen het nummer. AANKONDIGIIVGEIW Den regel fr. 0.20 Kleine aankondiging » 0.50 Begrafenisbencht » 5.00 Groote aankondigingen bij overeenkomst. Voor aankondigingen buiten de provincie, wende men zich tôt le Agencie H A VAS, Martelarenplaats 8, Brussel, en Beurs-plaats 8, te Parijs. Voor aile andere aankondigingen ten bureele Cai-nol plaate (Laar) <»£>, Bort;erhont-Aatwei'pen Volharding en Volmaking Op aile gebied ontwaart men thans ^ de weldoende neiging om door volhar- 1 ding tôt volmaking te geraken. Dit was 1 wel noodig, althans hier te lande, want 1 velen stelden zich te vreden met bekrom- 1 penheid en het alledaagsche, om zich te berusten in den gewonen gang der zaken en in de lamlendige spreuk : laat maar gaan dat gaat, na ons vergaat 1 de wereld ! * * * Het is vooral op onderwijs- en vak- ] gebied dat die weldoende volmaking is ■ waar te nemen. Niet alleen is door ( het verplicht onderwijs den grondslag ■ gelegd tôt algemeene ontwikkeling, ] maar ook is dit onderwijs meer uitge- j breid door het bijvoegen van twee leer- ■ jaren, die wel het meeste nut bewijzen. . t Is immers juist in die twee bijge- < voegde jaren dat de geest der leerlingen ( meer open gaat en meer vatbaar is . voor het aangeleerde ; 't is ook tijdens die twee jaren dat zij beter het doel en het nut van 't onderwijs begrijpen en door volharding tôt volmaking willen | komen. ( * * * Op vakgebied zien wij ook het ver-blijdend verschijnsel, dat de ambachts-lieden de gelegenheden waarnemen, om in de verschillende vakscholen hunne ambachtskennis te volledigen en te \ volmaken. De tentoonstellingen van ' de werken der leerlingen, door die vakscholen ingericht, hebben aange-wezen wat goede wil en volharding vermogen. Er zal in de toekomst dan ook minder te klagen zijn over het gebrek aan goedgeschoolde werklieden. * * * Het zijn niet alleen de jongeren die ' zich door het vakonderwijs willen j bekwamen en hooger op werken, ook , meer bejaarden ontzien zich geene • moeite om datgene aan te leeren, wat zij in hunne jonkheid hebben moeten 1 derven. Die aandrang tôt volmaking is J zeker nog niet algemeen, maar de weg j is geopend die aan iedereen het doel j aanwijst om in stielen en ambachten en i aanverwante vakken, een beter bestaan te verwerven dan zulks tôt heden het ! geval was. \ * * * i Deze goede neiging bij minderen en ' geringen zou moeten gevolgd worden ' door meer ontwikkelden, door de , «geestes arbeiders». Het gebeurt maar al te veel, dat de volharding en volmaking daar veel te wenschen laat door dezelfde moedelooze levenswijze van « laat maar gaan dat gaat ». Eens hunne gewone schoolstudiën voleindigd en in bezit van een diploma, meenen zij niets meer te leeren te hebben, alhoewel dàn juist het oogenblik van zelfonderricht, van praktijk en van volmaking intreedt. Wie zulks niet doet, weet het doorgaans niet verre te brengen in zijn beroep of in zijn ambt. Althans ontneemt hem dit aile eer-gevoel of persoonlijke eigenwaarde, want meermaals moet zijne onwetend-heid, in strijd met zijn diploma, besta-tigd worden. * * # Op dit gebied is dus ook veel te doen, want de toekomst hoort toe aan de meest bekwamen, aan de meest waardigen. Tôt heden konden velen gelukken door voorspraak of kuiperijen, maar dit stelsei zal van lieverlede ver-dwijnen, naarmate de minderen door vakonderwijs en andere kennissen, meer bevoegdheid zullen verworven hebben. De slordigheid bij de meer ontwikkelden was deze laatste tijden spreek-woordelijk geworden. Niet alleen leerden zij niets meer bij, maar zij ontzagen zich zelfs de moeite zich degelijk voor te bereiden tôt den arbeid dien zij leveren moesten. Onderwijzers, advokaten en meer anderen die tôt hunne leerlingen, tôt overheden of tôt het volk moesten spreken, deden dit meermaals onvoorbereid en haalden dan ook geene eer van hun optreden. * * * Dit scheen hun nogtans weinig te kwellen. Eergevoel en persoonlijke waardigheid, gelijk hooger gezegd, ontbrak hun geheel ; ook aile verant-woordelijkheid en goede trouw bleek hun vreemd, want iemand die aan-gesteld is om eene zaak of een ambt waar te nemen,moet toch beantwoorden aan 't vertrouwen dat men in hem stelde. Slechte arbeid staat gelijk met oneerlijkheid, 't is eender in welken stand of in welk vak. * * ¥ Een kerkvoogd vestigde daarop ins-gelij ks de aandacht zijner onderhoorigen, en zegde dienaangaande volgens eene Latijnsche spreuk : « wie onvoorbereid het spreekgestoelte beklimt, komt er gewoonlijk zonder eer af ». Dit gezegde is toepasselijk op en in aile zoogezegde ontwikkelde standen, waar volharding en volmaking ontbreekt, en waar men zich te vreden stelt met het alledaagsche. Eergevoel en waardigheid moeten daar heropgewekt worden, tôt meerder nut van aile edele betrachtingen en instellingen. J. L. deToestandïïber en elders . NEDERLAND. — Het opnemen van vrouwen in de openbare diensten, noodzakelijk gemaakt doordat vele beambten legerdienst doen, wordt hier waargenomen om het vrouwenstemrecht te bevorderen. Voor het oogenblik kan die vordering niet gelukken, maar velen zijn er voor, om bij de aanstaande Grondwets-herziening die zaak voor te staan en de Grondwet aldus te wijzigen, dat het vrouwenstemrecht niet uitgesloten blijft. Het is vol-doende dat er eene aanwijzing bestaat, om later zonder nieuwe Grondwetsherziening dit stemrecht te kunnen toekennen. Wanneer men ziet wat al moeielykheden eene Grondwetsherziening te weeg brengt, zou er niet zoo gemakkelijk mogen toe over-gegaan worden, want « praten zijn geen oorden ». Immers, zulke veranderingen worden meermaals gevraagd of geëischt door personen, die zelven geene aannemelijke voorstellen weten in te dienen. Het werk valt dan geheel en al op hen, die de Grondwetsherziening niet hebben aangevraagd en er zelfs vijandig aan waren. —o— RUSLAND. — Niet enkel in Nederland, maar nog meer in de oorlogvoerende landen, komt de vrouwenhulp in de openbare diensten zeer van pas. In Rusland heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken een wetsontwerp inge-diend, om den toestand der vrouwelijke bedien-den te regelen. In hoofdzaak zal van hen een meer uitgebreid lager onderwijs vereischt worden. In 't algemeen laat het volksonderwijs in Rusland nog veel te wenschen. —o— OOST-INDIË. — Nederland heeft heel wat last met zijne bezittingen in Oost-Indië. De inlandsche bevolking moet bestendig onder bedwang gehouden worden. Nu komt er nog dit bij, dat de Japanners daar veel byzonder bezit a£nkoopen, om aldus meer invloed te bekomen. 't Is reeds lang gekend, dat Japan gaarne de hand zou leggen op eenige Neder-landscbe bezittingen in Oost-Indië. AMERIKA. — Bij de gevreesde werkstaking van de werklieden en bedienden der jjzeren wegen, is nu ook eene werkstaking van tram-bedienden te New-York uitgebroken. De dienst is geheel ontredderd geweest, maar er zijn geene onlusten ontstaan. De ijzerenweg-maatschappijen die dadelijk na het stemmen der wet op het 8-uren-werk verklaarden zich daaraan niet te zullen onderwerpen, omdat deze wet, naar hunne zienswijze, ongrond-wettelijk is, volharden in hun besluit, maar hebben intusschen aan hunne werklieden vijf-en-twintig ten honderd vermeerdering van loon toegekend. —o— ENGELAND. — In Engeland willen mijn-werklieden ook hoogere eisschen stellen, maar hunne instellingen en bonden zijn door den oorlog ontredderd, zoodat zij geene voldoende leiders meer hebben. Zij zullen hunne eischen tôt betere dagen moeten uitstellen, indien de maatschappijen hun deze niet vrij willig toekennen. Pax Uit de Gazettenwereld De dagbladen hebben nog al eens den naam, dat zij hunne lezers slecht bedienen door onge-grond of valsch nieuws, maar wanneer zij enkel de waarheid vermelden, dan is het ook niet goed. Zelfs geschiedkundige feiten zouden, volgens sommigen, moeten verwrongen en naar hunnen zin moeten uitgelegd worden. Dat gebeurde zoo in gewone tijden, maar nu is 't nog erger. Die ontevredenen zullen nooit voldaan zijn en 't best is dus er zich niet om te bekommeren. Gelukkiglijk zijn er anderen die het werk der dagbladen waardeeren, vooral in de huidige omstandigheden. En dit mag wel zijn, want genoeglijk is dit werk niet ; het mag eene oprechte opoffering genoemd worden. * * * De papiernood schijnt thans min of meer afgewend te zijn, want de dagbladen klagen er niet meer over. De hooge prijzen van 't papier zullen echter nog lang gehandhaafd blijven, buiten verhouding van de kostprijzen. De hoofdzaak is, dat het noodige papier te bekomen blijft, hetgeen hetzelfde geval is met de eetwaren. De duurte is een groot kwaad, maar gebrek aan eetmiddelen zou voor velen nog veel erger zijn. Hildebrand Over " Afbrekers-Opvoedingsleer „ m De School van Nederlands-Indië schijnt een ware voorliefde te hebben voor « afbrekers-opvoedkunde»; althans in een volgend nummer gaat dezelfde « afbrekers-opvoedkundige » — ik vermoed toch dat het dezelfde is, want het ware jammer zoo twee miswassen te vinden in één blad — met zijne albreker'j voor t. Thans krijgt J. J. Rousseau van de Neder-landsch-Indische roede : de welgedocumen-teerde (!!!) opsteller van dit nieuwe stuk komt hier nogmaals voor den dag met duizendmaal afgezaagde en weerlegde kletspraatjes, die genoegzaam aantoonen hoe ontzettend-opper-vlakkkig hij met het opvoedingsstelsel van Rousseau vertrouwd is. In de onderscheidene verhandelingen, die ik reeds in Nederland, in België en in Prankrijk over dergelijke vraagstukken deed verschijnen, heb ik kunnen bewijzen dat, om over Rousseau te spreken, een zeer grondige studie van al de bijkomende omstandigheden vereischt wordt. Nu echter werpt onze Nederlandsch-Indische « opvoedkundige » nog eens dit feit op : « In een dagblad, waarin men het verblijf vermeldt van Rousseau te Straatsburg in 1765, wordt verhaald dat een zekere Angar een bezoek bracht aan Rousseau en zeide : « U ziet hier voor u, mijnheer, een man, die zijn zoon heeft opgevoed volgens de beginselen, die hij zoo gelukkig was in uw Emile uiteengezet te vinden.» Rousseau antwoordde : « Dat spijt mij voor u en voor uw zoon ! » En ik kan aan de begeerte niet weerstaan hier gedeeldelijk mede te deelen v/at ik reeds twee maanden te voren in een der voornaamste Nederlandsche Vakbladen over dezelfde vraag nederschreef, in betrek met de oprakeling dezer opwerping door een ander schrijver : Er is gezegd geworden dat Rousseau «iemand die hem mededeelde zijn zoon à l'instar van Emile te hebben opgevoed, diep beklaagde. » Dat is het feit waarop ik me veroorloof de aandacht te vestigen, om wille *an het besluit dat er onmiddellijk op volgt : « Zoo heeft Rousseau over zichzelf het oordeel uitgespro-ken en het dwaze van zijn droomerijen ingezien. Het is niet van belang ontbloot hierop de aandacht te vestigen omdat er zelfs heden nog menschen te vinden zijn, die zijn toor-schriften als orakels trachten te volgen. » Het komt er nu weinig op aan wie dit schreef en waar hij het schreef. Zoolang de steller van dergelijke dwaalbegrippen er zelf niet voor opkomt, houd ik er aan geen namen te noemen, opdat geen persoonlijk heden mij ne opstellen mogen ontsieren. Dit zij hier eens en voor altijd gezegd. Het aangehaalde feit is zeker merkwaardig, en indien het waar is, schijnt het besluit gerechtvaardigd. We staan dus voor twee vragen : 1s het feit waar ? en : Is het besluit logisch ? Is het feit waar ? Ja. Toen Jean-Jacques te Straatsburg was, kwam hem een zekere heer Angar bezoeken, die zich aan hem voorstelde met deze woorden : « Mijnheer, gij ziet in mij een man die zijn zoon opgevoed heeft volgens de grondbeginselen van uw Emile. » — Zooveel te erger, Mijnheer, » antwoordde hem Rousseau, « zooveel te erger voor u en voor uw zoon ! Is het nu logisch daaruit te besluiten dat Rousseau « het dwaze van zijn droomerijen heeft ingezien » ? Daartoe moeten we eerst eens even den Emile in oogenschouw nemen. De Emile, dit is genoeg geweten, is de opvoedkundige geschiedenis van een kind, van vôôr zijn geboorte tôt het de mannenjaren bereikt heeft. 't Is dus een volledige leergang van opvoedkunde, in Emile belichaamd. Maar wie ooit onbevooroordeeld ait meesterwerk bestudeerde, is ten voile overtuigd dat het hier geen verzameling van aan te passen leerwijzen geldt, maar enkel strekhingen, tendenzen. Wie letterlijk den Emile zou willen opvolgen, zou geheel en al het spoor verliezen en op een miswas uitkomen, juist omdat het geen leid-draad, maar een poging is, en een wel-geslaagde poging, om gedachten te doen ontstaan in den lezer. Twee korte voorbeelden zullen dit aanstonds doen begrijpen. Ten einde niet in een geharre-war te geraken, is elk der vier boeken van den Emile — het vijfde voor het oogenblik buiten rekening latend — aan één hoofdpunt gewijd : het eerste aan de lichamelijke opvoeding der prilste jeugd, het tweede aan de opvoeding van lichaam en zinnen, het derde aan de verstande-lijke opvoeding, het vierde aan de zedelijke en godsdienstige. Zonder deze verdeeling zouden we voorzeker beter de persoonlijke opvoeding van Emile kunnen nagaan, maar we zouden talrijke heerlyke gedaciiten moeten ontberen. Spencer behandelt eveneens afzonderlijk de hoofdverdeelingen der opvoeding, zonder ze nochtans in een persoon te belichamen. Deze doenwijze, aan een theoretisch oproe-der toegelaten om wille der groote voordeelen die er voor de studie uit voortspruiten, past echter geenszins aan de praktijk. Wie ziet niet in dat het onmogelijk zou zijn in het werkelyke leven de onderverdeelingen der opvoeding van elkaar af te zonderen ? Eerst een laag lichamelijke opvoeding, dan een laag zedelijke en godsdienstige ? Die onderscheidene lagen zouden nooit een mensch vormen, want de praktijk der opvoeding vereischt dat de verschillende onderafdeelingen in elkaar gewerkt worden en op elkaar werken. Het tweede voorbeeld is nog duidelijker. In het tweede boek spreekt Rousseau van de negatieve opvoeding. Hij vraagt enkel de slechte invloeden te verwijderen opdat de goede grond, het kind aangeboren, moge te voorschija treden en zich vrij ontwikkelen. Dus geen ingrijpen van wege de opvoeders ; enkel toezien en het kind zich zelven laten opvoeden. Dat is Rousseau's stelling en hier mag ik het woord laten aan den grooten denker Michelet, wanneer hij, die niet altijd zeer teeder is voor Jean-Jacques, nederschrijft over de « negatieve opvoeding » : « Een aantal dwazen hebben hem bij het woord genomen en gezegd : Waartoe dan de opvoeding noodig ? De nalatigheid, de traagheid, de moederlijke zwakheden, zouden zich daar best bij bevinden. Maar Rousseau zelf maakt hier met een machtig gezond verstand, een zeer erge opmer-king, namelijk dat zulke « negatieve opvoeding » een waar mirakel ver onder stelt. Welk ? Een volmaakt midden, een zoo uit-stekende omgeving, dat het kind, niets rond hem ziende dan wat scboon en goed is, zich verbetert door dien enkelen invloed. Maar zulk midden vindt men nergens / » Op het hooge nut van voorschriften als dit laatste, hoe onmogelijk zij ook zijn om te verwezenlijken, zal ik hier niet ingaan : een andere maal zal dit wellicht van pas komen. Maar, om nu terug te keeren op het waar bevonden feit dat Rousseau den vader bekloeg die zijn zoon à l'instar van Emile opgevoed had, is het niet waarlijk onzinnig en wettigt het niet geheel en al het antwoord van Rousseau, de twee hier aangehaalde voorbeelden — en er zouden in dien aard nog talrijker kunnen aangehaald worden — letterlijk te willen toepassen op de werkelijke opvoeding van een vleeschelijk kind ? Dat zal geen verder betoog behoeven, en het antwoord van Rousseau besprekend, schry/t L. Dugas met aile recht en reden : « Rousseau is klaarblijkend verontwaardigd omdat een dwaashoofd (un imbécile) zijn theorieën in gevaar brengt door ze letterlijk toe te passen. » En ik mag dus besluiten : In de aangehaalde woorden van den Hol-landschen schrijver is het feit waar, maçir S verraadt het besluit een onvoldoende hennis | van Rousseau's opvoedkunde. Tours t

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad gehört zu der Kategorie Katholieke pers, veröffentlicht in Borgerhout von 1878 bis 1930.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume