Het volk: christen werkmansblad

1242 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1915, 13 Juni. Het volk: christen werkmansblad. Konsultiert 06 Juli 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/610vq2td15/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Ifcir riiin ml I un i m.' ii i m un «r ir 'm mu fran t». i»mauu«ambs tVîjf-en-Twittligsle Jaâr. — H. 162 •»»«»»».■«»»=■ I GoflsSisast — Hulspzia — Eigeadom Zondag. I? Jjni 1915 ,, Aile briefwisselingen vraci ffrij te zen den aan Aug. Va ïseghem, uitgever voor de naan îmaatech. « Drukkerij Het Volt atfeersteeg, il0 16, Gent. b Bureel voor West-Ylaandeie: S&a-ston Bossu yt, Gilde der Au eachten Kortrijk. Telefoon 52 S Bureel van Antwerpen, Br fcant en Limburg : Viktor Kuj jUin cLerbroederstr., 24, Leuvei HET VOLK A K M V M WJ —• ■ ■ ■ ■ *f- jja Men schrijît ln : ~ Op aile postkantoren aan 10 îr. per jaar. Zes maanden fr. 5.00. Drie maanden fr. 2,50. Aankondlgingen : Prijs volgens tarief. Voorop te betalen. Rechterlijke herstelling, 2 fr per regel. ^ Ongeteekende brieven wordeï gb™ geweigerd. TELEFOON N» 137. Gent. JL centiem het nummer CHRISTEN WERKMANSBLAD fi. Centiem Siet nummer GIBRALTAR. J*Nu het oorlogsgeweld zich ook tôt Middenlandsche Zee uitgebreid he< jjkan het geen kwaad eens kennis te neir jmet dat landspunt, dat den éénigen \ beheerscht, die uit de groote ocear tïâar genoemde zee leidt. Ziehier wat « der meest befaamde en terecht gegeei ÎFransche schrijvers, JULES VERÎ> fer in een zijner aantrekkelijkste werl )van zegt : L — Een passagier, wien men niets r -jaegedeeld heeft omtrent de bestemm ■Van het schip waarop hij zich bevin kan onmogelijk raden op welk gedee fvan den aardbol liij aankomt, wann tiij te Gibraltar ontscheept. | Wat men het eerst ziet, is eene ka jmet kleine inhammen om het aanlegi 'der sloepen van de zeekasteelen (th •îdreadnoughts genaamd) te vergemak lijken. Daarna ziet men een bastion, îvormd door een waldam, waaronder e jpoort toegang verleent. Vf r volgens kc jmen op een onregelmatig plein, dat al Eijds omgeven is door hooge kazern '<lie terrasgewijze op de heuvelhell jgebouwd zijn. En eindelijk bevindt r izich in de lange, smalle en bochl Jstraat die de Mainstreet heet en jgrootste baan van de localiteit of pl£ lselijkheid Gibraltar is. ^ Daar treft men voortdurend eene d âdanig gemengde bevolking aan, dat r -scliier niet kan veronderstellen bij m Isoort nationaliteit men aangeland i ÎMalthezers, Marokkanen, Spanjaards, : iîianen, Arabieren, Duitschers, Franscl fPortugezen wisselen (in gewone tijd jeen groet met de Engelsche roodgej; ânfanteristen en lichtblauw gekleede jtilleristen. f Die zoogenaamde Mainstreet loopt d <geheel de stad, van de Zeepoort af !aan de Alamedapoort. Van af dit laa îpunt leidt zij vier duizend drie hond Sneter verre, naar het Zuidelijkste p jvan Europa, langsheen veelkleurige vi en groenende squares, onder het lorru =van hoog plantsoen en te midden ■ fcjrachtige bloemperken, afgewisseld i Icanonbatterijen van ieder stelsel en ko; Stapels van aile kaliber, tusschen boscl jvan sierplanten uit allerhande luchts Jken. | Die vier duizend drie honderd m< Zijn ongeveer de maat van de Gibral kots die vrijwel den vorm nabijkomt ;een koploozen drommedaris, welke ihurkt zou liggen op de zandvlakte jSan Roqua en wiens staart zich (volg jeen wein'ge verbeeldingskracht) tôt :<le Middenlandsche Zee zou uitstrekki jeene zeer merkwaardige verschijni îVan uit zee gezien. i Deze maclitige rotsklomp verheft s ïvier honderd v-ijf-en-twintig meter lo Techt boven de oppervlakte van rOceaan en bedreigt met zijne kanon: !»— zijne oud-wijvcntanden, zeggen jSpanjaards — het vasteland van we îzijden, zoowel Afrika als Europa. Van jkanonnen bevinden zich daar ruim a jhonderd stuks, wier monden met iuiterst somber aanzien te ontwaren : jdoor de schietgaten in de borstwerin en schildmuren der bomvrije kasemat * Van den top der Gibraltarrots heerscht de bezoeker de geheele z< engte tusschen Europa en Afrika, kan 9® het Marokkaansche strand gadeslaan !ît> heeft aan de eene zijde een vergezic ien op de Middenlandsche Zee en langs d anderen kant op den Atlantischen Oceai Jen die, wanneer het helder weêr is, e ;en prachtigen aanblik oplevert. •de Met hunne uitstekende telescopen verrekijkers, overzien de Engelschen v ;en op die hoogte een omtrek van ruim tv honderd kilometer, en zeer nauwkeu ne- slaan ze gâ alwat binnen dien omti ing gebeurt. dt, Eigenlijk een voorgebergte, behoi lté Gibraltar sedert 1704 aan Engeland 1 eer als eene rotsvesting, met eene stad erl Deze ligt in de Spaansche provincie Cad (jej in Andalusië, drie mijlen ten Noordoost jen van kaap Tarifa, het Zuidelijkste punt v ans Europa. ke- De rots met hare vestingwerken schi; ge. als 't ware in zee te liggen en is met i ene vaste- land slechts verbonden door ec imt lage strook onzijdigen grond, eene soi 1er- landtong, welke met lagunen of haft en, doorsneden is. Die rots is tien duize ing meter lang, vijftien honderd meter bre îen en vier honderd meter hoog. De bergk: ,ige heeft eene dakvormige gedaante en t de drie kruinen ; ©p de middenste dezer iat- het Seinhuis (Signalhouse). Op zijr sterk bevestigden Zuidelijken rand, us- de Punta d'Europa, verheft zich een vui ien toren. :lke De Westelijke helling, hoewel ook ro s ; achtig en steil, dra^gt toch de stad < [ta- braltar. Daarentegen vormen de O s len, hjke en Noordelijke zijden nagent en) loodrechte muren. Ter ander zijde v LSte den aarden wal, aan de vermelde landto ar- opgeworpen, verheft zich de Spaansc stad Santa Roqua op eene rots, oor Natuur en kunst hebben Gibraltar tôt eene onverwinnelijke vesting gemaa ;ste Behalve aan de loodrechte Oostzijde erd zij overal bevestigd door batterijen, fort< unt redouten, wallen, gekanteelde muren lias ver uitspringende bastions. De vestii ner werken zijn grootendeels in de rots v ran gehouwen. Vooral merkwaardig zijn net hooggewelfde breede rotsgaanderij ïej. aangebracht tijdens de laatste Spaans< ijes belegering van 1779-1781, ter hoogte \ t,re- twee honderd en drie honderd meter, eene diepte van 260 meter : twee 1:^ ;ter elkander gelegen gangen, die met hond -ar- den zware stukken geschut bewapend zi van Er is eene veilige, voldoend bomvi ge- wijkplaats voor het garnizoen, dat in van wone tijden uit drie duizend man ens £>taat. Acht ontzettend groote bomvi in waterbakken en een kolossaal diepe i în : leveren genoegzame waarborg tegen n Iig} gelijk watergebrek. Op eene hoogte, aan de Noordzijde < ;ich stad, heeft men de artilleriekazerne en od- militaire gevangenis in het oude Moors< Jen kasteel, hetwelk dagteekent van de acht ien eeuw onzer tijdrekening. de Karel V, (een Gentenaar) liet de oi }rs- Moorsche vestingwerken veranderen d' "die den beroemden ingenieur Spreekel cht Straatsburg. Tijdens den Spaanschen S een cessie-oorlog werd de vesting aan ;ijn Spanjaards ontrukt door de Engelsch gen Den 21 Juli 1704 verscheen admir en. Rook met eene Engelsche vloot in be- wateren van Gibraltar en zette aan 1 se- een klein maar dapper lcorps Britsche e tiij Nederlandsche krijgslieden, die reeds de en 4e Augustus de vesting bij overrompeliu ht innamen, onder de aanvoering va en den keizerlijken luitenant-veldmaarschal m prins George van Hessen-Darmstadt. en De Spaansche Koning Philippus V lit toen de stad, den 12e daaropvolgendi en met tienduizend man van de landzijd an aantaston en de vesting aan de zeezijd ree insluiten door vier-en-twintig schepe rig onder admiraal Poyer ; doch zoowel dot ek de batterijen der rotsvesting als door de bijstand der Nederlandsch-Engelsche vloc >rt werden zijne pogingen vorijdeld. oe In 1705 had eene herhaling dier pogii )ij. gen geen ander gevolg, dan dat de adm ix, raal Pcntis in de haven van Gibraltar d en nederlaag leed. Bij den vrede van Utrech an in 1714, werd Engeland uitslùitend in h( bezit van Gibraltar bevestigd, wat ni< jnt belette dat Spanje, den 7 Maart 172' let voor Gibraltar het beleg sloeg, hetwel ne echter moest opgebroken worden na c >rt komst van den Britschen admiraal Wagi en met elf slagschepen. nd Te vergeefs bood Spanje twee millioc ed pond sterling voor de vesting aan (vijft un millioen frank); volgens het verdrag v£ elt Sevilla, in 1729 gesloLen, moest het ve is aile aanspraken op Gibraltar afzien. en En toch, in 1779 werd Gibraltar o] op nieuw te water en te land ingesloten doi ir- de Spanjaards ; maar de Britsche ai miraal Rodney wist de vesting van ve ts- sterking en munitie te voorzien. Op \ ai- November 1781 deed de bezetting na; te- de landzijde eenen gelukkigen uitv ieg onder de generaals Elliot en Ross, waa a-î bij zij door haar vuur al de belegering ng werken vernielde, die door de Spanjaari he aangelegd waren. De vrede van 1783 liet eindelijk G :ot braltar in het bezit der Engelsche kt. nadat de belegering van 1779 tôt 17! is aan de oorlogvoerende Mogendheden me ;n, dan honderd tachtig millioen gulden g en kost had. | TH. COOPMAEf. în, Den 4e Juni is te Schaarbeek overledi :he de heer Th. Coopman, letterkundige i an werkend lid der Vlaamsclie Académie, op Gentenaar van geboorte, schreef I en verscheidene dichtbundels ; talrijke v; er- zijne dichtstukken en cantaten, die u: jn. munten door zangerigheid en diep gevoi •ije werden door onze beste toondichter ge- Antheunis, Blaes, Huberti, Miry, Vi t>e- Duyse, Waelput op muziek gezet. -ije Th. Coopman is de zanger van : Mi >ut Vlaandren lieb ik hartelijk lief, een d io- me«st populaire liederen van ons volk, i onze Gentsche beiaard speelt ieder u 1er zijn Klokke Iioeland die door Blaes s de toonzet werd. ;he O I schoone Bloemerikoninginne was j ste ren lang het gelieflcoosd koor voor pri uitreikingen en zangfeesten. de Th. Coopman's dichtbundel Kinderli ior werd door de Academie van België m uit goud bekroond. Dit werk, dat een zesti je- tal dichtstukken bevat, munt uit do de frisschen levenslust en mag in opzic en. van versbouw en rijm naast de Zorir aal stralen van Van Droogenbroeck geplaal de worden. val In 1880 verscheen het uitgebreide, d n gelijke werk : Onze Dichlers en in 1899 n in samenwerking met L. Scharpé, hoog- g leeraar te Leuven en briefwisselend lid n der Vlaamsche Academie, eene Geschiede- k nis der Vlaamsche Letterkunde van het jaar 1830 tôt 1899. :t Met dichter V. De la Montagne van ;, Antwerpen, bestuurde de overledene de e Vlaamsche Dicht- en Kunsthallc met den e Taalstrijd Hier en Elders, waarin voor n Vlaanderen een nieuw liclit opging over >r het vraagstulc der talen in de verschillen- n de Europeesclie landen en de wereld- >t deelen. . Sedert de slichting «1er Vlaamsche i- Academie, waarvan hij een der oudste i- leden was, wijdde Th. Coopman zich e met liart en ziel aan de werkzaamheden t, van dit wetenschappelijk genootschap. ;t In de uitgaven der Academie verscheen it in 1894 in de afdeeling Vak- en Kunst- 7, woorden : Coopman's werk over de k Steenbakkerij. In samenwerking met den le heer Gaillard, bestendige Secretaris der ;r Academie, een zeer degelijk en nuttig werk : De Plaalsnamen. n Zijn standaardwerk echter is zijne ig Bibliographie van den Vlaamschen Taal- n strijd, in samenwerking met wijlen Jan il Broeckaert, waarvan het negende deel (1883/84) in 1911 van de pers ltwam. i- Het heele leven van Th. Coopman >r was aan studie en werkzaamheid toege- i- wijd. Nederig en volhardend, doch moe- r- dig en geduldig streed en leed de stoere 57 Vlaming, die eerst in het graf de rust îr heeft gevonden, welke het leven hem niet al gunde. r- £ mmTmmmm. i- En, voor hij 't huis zijner moeder, il, 'n oudje van rond de zestig, verliet, had 52 hij het haar goed op 't harte gedrukt, dat er ze voor zijn kind moest zorge dragen. e- want hij wou niet hebben, dat er ietwat aan miskwam. 't Wijveken had het dan ten stelligste beloofd, dat hij niets moest vreezen, dat zij het zou verzorgd hebben, juist gelijk ze 't voor hem gedaan had. :n En, met 'n benepen hart, had hij het ;n kind en zijne moeder gekust en was ver-trokken.îij Hij was jong nog en van de eerste klas-m sen, en, van den aanvang der vijandelijk-t- heden reeds had 't moordende vuur van ;], hem 'n martelaar der vrijheid gemaakt. s : Zulks was zijn moeder te wete gekomen, m en 't oudje mijterde er heel en al van op. — Alhoewel ze krank was en ziek, tocli jn deed ze 't hare nog om 't kind je te ver-er zorgen. ;n Bij dit ailes, kwamen ongelukkiglijk ur d'annoê en d'ellende hun grillen in 't ne-e- derige keetjc bot vieren. 't Vrouwken kreeg, wel is waar, van goede ziolen 't eene a- en 't andere soms, doch de menschen |s- zegden dat ze niet konden blijven geven, en zij van haren kant, dierf haren nood ist niet meer gaan klagen. 't Kindekijn zou et er 't ergste mede varen, en 't duurde g- niet lang, of 't gene te voorzien was kwam or weldra : 't wichtje werd ziek, erg ziek. lit Grootmoeder ging schier nemeer te te- bedde on waakte meer nacliten dan zij st sliep, want op haar woog 'n groote plicht z'had immers aan heur zoon de sclioonstc e- beloften nopens 't kind gedaan, en kost wat kost zou zij die belofte trouw vol-brengen.Zekeren nacht, wijl in de verte 't kanon aan 't bulderen was, overal dood en ver-nieling zaaiend, kwam de dood boven 't dorpken zweven, om er 't eene of 't andere slaclitoffer te zoeken. Grijnzend vloog ze van dak tôt dak en kwam rusten ' dan op d'arme woning. 't Kindekijn bezweek aan d'hevigste smerten, en zijn rein zielke was ten hemel opgevlogen, ten hemel bij zijn vaêr en zijn moêrken zoete. 't Oudje had zelve 't wichtje afgelegd, en 't zijn allerbeste, 't zijn doopskleerkens aangedaan : 't had dit droevig werk zelve gedaan, want 't was middernacht en ieder sliep. Als de morgenzonne dan aan 't dagen ging en z'heur eerste stralen door 't ne-derige vensterken op 't wiegje zond, stond grootmoeder op van den versleten stoel, waar ze den ganschen nacht in bidden en zuchlen had doorgebracht, richtte heur wankelende schreden naar 't engel-ken toe, staarde er, dom-weg, 'n wijle op, kuste het dan en verliet ijlings de woonst. Wat was 't buiten prachtig. De natuur Stond in mooi gewaad gedoscht : de boomen schenen ruikers, de doornhagen vol witte blommen doorspikt en in 't weel-drige grasperk prijkten duizenden en dui-zenden edelsteenen, blank èn geel èn rood èn blauw. De vogel zong,. verborgen in 'n heesterstruik, zijn uchtendhynme en mengde 't zijne om 't mcnschdom naar hooger op te weklcen. En toch was dit ailes bij maclite niet 't oudje op te wekken, want heur gemoed was vol. — Ze trok de weide in, plukte er blomkens allerlei, miek er 'n ruikei van en lceerde huiswaarts weer. Daar was ailes stille nog. Hoe and ers, waar de dood heerscht 1 Ze ging tôt 't wiegje, strooide blomken voor blomken op 't lijkje neer, en, ieder blomken dat heur ontviel trok met zich 'n trane meê. Alleen blijft ze nu, gansch alleen ! Wie zal heur dan nog troosten? — 't Eenige wat Ze nog bezat op aarde was haar ontrukt I Sottegem, 5 Juni 1915. PEER KLAUS. ———■■■■eammeshœeneaae***—— De militaire Grost. Naar aanleiding van eene dagblad-discussie over den militairen groet, dien de Times « made in Germany » had genoemd, schrijft Dr Hubert Jansen in de Vossische Zeitung : Het is waar, dat deze groet tôt iets typisch Duitsch militairS geworden is. Ten tijde van den dertigjarigen oorlog en vroeger bij de landsknechten was hij niet bekend. Made in Germany is hij uit een patentrechteMjk gezichtspunt niet, al heeft hij ook zijn tegenwoordigen vorm in Duitschland en wel in Pruisen, of juister nog in Brandenburg gekregen. Een Bran-denburgsch of een Pruisisch vorst heeft heel toevallig en onopzettelijk aanleiding gegeven tôt het invoeren van dezen groet. Of het de groote lteurvorst of een zijner i opvolgers was, of de eerste koning van Pruisen of de Oude Frits, ben ik helaas vergeten. Alleen weet ik, dat het een onzer MENGELWERK 18 t * Op zoek naar den Schuldige — Mijne dochter, Mejuffer Vial, zegde îiij, gaat alleen naar Frankrijk wederkee-jren. Mag ik u verzoeken, Mijnheer, haar pnder uwe bescherming te willen nemen. iZij zal u dankbaar zijn voor de minste ©.andacht ten haren opzichte. ( De brave officier wierp een blik op ^Alice ; hij verklaarde gelukkig te zullen izijn dat jonge meisje te kunnen verplich-ten en zou er zooveel zorg aan wijden als £an zijne eigene dochter. j — Ik ga nu aan boord, Mijnheer, ver-fvolgde hij, zijn uurwerk beschouwende. » — Dan zal ik hier Van mijne dochter Jiîscheid nemen, zegde M. Vial. Met eene hvanhopige beweging sloot hij het meisje |n zijne armen. — Alice, dat de Hemel u bewake en l)escherme. Oh, wees vooral voorzichtig ^ant gij zijt mijn kostelijlcste schat hier ,<op aarde... Dat het Gode believe ons ^veder te vereenigen en dat Hij u in de jgevaren bescherme. Alice verhief de oogen ten Hemel. ^ — Wij zullen den vrede en het geluk jterugvinden, mijn welbeminde vader, feegde zij. De Voorzienigheid zal niet langer gedoogen dat de onschuldige voor den pchuldige boete. Tôt wederziens, mijn va-tôt wederziens... Het meisje rukte zich los uit haars vaders omhelzing ; met wankelende stap-pen volgde zij den kapitein die haar van dit oogenblik onder zijne vaderlijke bescherming nam. Toen M. Vial zijne dochter de brug van de boot zng bestijgen, voelde hij eene groote neiging haar weder te roepen. Volgens zijne meening was hij aile plichtsbe-grip te buiten gegaan. Hij ging haar teeken doen terug te komen aan land, toen hij opmerkte dat de grootsche stoomer zich langzamerhand van de kaai verwijderde. Te laat 1 zijne dochter was vertrokken ! Hij hield den blik op het vaartuig ge-vestigd tôt hij nog slechts half en half de onbepaalde vormen van zijn kind kon onderscheiden. Vervolgens ging hij een bootje opzoeken om hem zoo dicht mogelijk bij zijne oude woning te laten brengen. XXII. Te Triest aangekomen begaf Alice Vial zich over Venetië, Milanen en Geneve naar Parijs. Dank aan de door haren vader ver-schafte zeer juiste inlichtingen kwam zij een avond der maand September in de hoofdstad aan, zoiider eene enkele moei-lijkheid op hare lange reis ontmoet te hebben. Zij nam onmiddellijjk een rijtuig en deed zich naar het adres vàn hare ge-wezen gouvernante voeren, op dit tijd-stip onderwijzeres in een pensioenaat der voorstad van den Temple. Het voertuig hield stil voor een groot, in steen opgctrolcken gebouw ; de koetsier steeg af en belde aan de deur. Eene oude vrouw verscheen en vroeg wat men verlangde. — Het is eene jufvrouw die mejuffer Gauthier verlangt te spreken, antwoordde Alice in 't fransch. — Gij kunt binnenkomen, Madame, en de koetspoort werd wijd opengezet. De geleider nam terug plaats op den bok, het rijtuig rolde onder een somber gewelf tôt op een grooten koer waar het meisje uitsteeg. — Ik zal hier wachten, zegde zij tôt de poortierster, tôt gij dezen brief aan Mej. Gauthier besteld hebt. Na eenige oogenblikken vertoonde zich eene magere vrouw met zwarte haren en bleeke gelaatslcleur. Het was de oud-gouvernante van Alice. Altijd had zij hare leerlinge als eene teedere moeder bemind; ook was zij zeer gelukkig het meisje weer te zien. — Waarlijk, zijt gij het, mijne kleine Grieksche? riep zij uit, het meisje met kracht aan de borst drukkende, gij, mijne kleine Alice? — Zeker, ik ben het, Mejuffer, ant-woordde Alice, terzelfder tijd weenend en lachend. — En uw goede vader, waar is hij ? vroeg de onderwijzeres een blik iri het binnenste van 't rijtuig werpende. — Ik heb hem in Griekenland gelaten, Mejuffer. — Zoo ! en wie vergezelt u ? — Niemand, ik ben alleen gekomen; ben ik niet moedig? — Alleen 1 Groote God ! Een jong meisje alleen reizea, een meisje zoo lief- tallig als gij... Maar zulks is onbegrij-pelijk... M. Vial moet het hoofd verloren hebben. Onder ons gezegd, ik heb hem altijd wel zonderling gevonden... — Wat wilt gij ? Ik was verplicht naai Frankrijk te komen; daar mijn vadei mij niet kon vergezellen heeft hij mij aan de goede zorgen van den kapitein aanbevolen; deze heeft mij op zijne beurt onder de hoede gesteld van den bewakei des treins met welken il< in Parijs ben aangekomen, op zulke "wijze dat mijne veiligheid volledig was; en... hier ben ik : -— Ja, maar alleen, alleen, nooit zal ils van mijne verbazing bekomen. De be-stuurster van 't gësticht waar ik ben, zal ontsticlit zijn als zij zulks verneemt, En waarheen begeeft gij u? — Naar lier dorp Loutrel, département Morbihan. Ik vertrek morgen vroeg. Kunt gij mij een logement aanwijzen? — Ik zal u bij een mijner nichten ge-leiden en met u blijven tôt morgen. Maai ik moet eerst aan Madame de toelating vragen te mogen afwezig zijn. * * * In afwachting dat Mejuffer Gauthiei terugkeerde, ging Alice plaats nemen in het rijtuig. De gouvernante liet zich niet lang wachten. Zij had in der haast een uitgang-kleed aangetrokken na de toelating te hebben bekomen tôt 's anderdaags afwezig te zijn. Zij zette zich nevens Alice. — Wat zijt gij schoon geworden, riep zij uit, het meisje vol bewondering aan-schouwende. Nauwelijks kan ik gelooven dat gij de kleine Grieksche zijt die ik ginder heb achtergelaten. En zeg mij toch wat u naar Frankrijk brengt? — Ik ben gekomen voor eene zaak, mijn vader betreffende. De onderwijzeres fronste de wenkbrau-■ wen. In haren geest stond het vast dat M. Vial niet al te wel bij de zinnen was. — Gij hebt wijs gehandeld mij te komen vinden, mijn lief kind, zegde zij op ern- ' stigen toon, na een oogenblik overwogen te hebben. Ten minste dezen nacht zult gij in veiligheid zijn en daar gij morgen vroeg vertrekt... Maar, zeg mij, merkte zij op als door eene plotselinge ingeving, hebt gij vrienden in de streck waar gij u naartoe begeeft? — Neen, Mejuffer, ik lcen er geene leven de ziel. — Dan hebt ge toch wel aanbevelings-brieven voor personen die uw vader kent ? Verlegen zegde Alice : — Neen, maar ik zal alrap kennis ' maken. — Ik begrijp u niet, mijn lief kind; hoe kunt g'er aan denken u alleen te gaan aanbieden, zonder bescherming, bij personen die u niet kennen en die voorzeker ten uwen opzichte eene slechte meening zullen koesteren als ze vernemen dat gij van zooverre komtî — Maar ik verlang niet meer alleen te reizen, Mejuffer, hier is een brief in den-welken mijn vader u verzoekt mij eene bej aarde vrouw te bezorgen om met mij te gaan. — Dat is wel 1 Indien ik vrij was, zou ik u zelf vergezellen, maar ik kan Madame niet verlaten, ik mag haar geene moeilijk-lieden berolckenen. Çi Vervolgt; . ^ j

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Het volk: christen werkmansblad gehört zu der Kategorie Katholieke pers, veröffentlicht in - von 1891 bis 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume