Vooruit: socialistisch dagblad

1051 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1915, 30 November. Vooruit: socialistisch dagblad. Konsultiert 13 Mai 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/3j39020g6w/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Dmkster-Ultgeeïatef [aœ: Maatschappij H ET L!CHT bestuurder > p. DE VISCH. Ledeberg-Gent . . REDACTÎE . . ADM1NISTRATIE SiOOGPOORT. 29. GENT ABONN EMENTSPRIJS BELGIE Drle maanden, » » , . fr. 3.23' Zes maanden fr. 6 50 Een jaar ....... fr. 12.50 Men abonneert zich op elle postburtcle» DEN VREEMDE Orie maanden (dagelijks verzonden). ..... fr. 6.19 Orgaan der delgische W&rkfredenparfîj. — Verschjjnende aile datera. HET VEKVAL DER AMBACHTEN XIII De vaststelling gedaan voor de jon-gens, namelijk grooter aantal werklie-den aan 50 centiemen en minder per dag, gepaard aan langere werkuren, vooral in de stielen, dat verschijnsel komt even juist uit bij meisjesambach-ten.In de nijverheden der kolen, van het "las, van de ceramiek, alsook van den textiel, is de evenredigheid der werk-sters die minder dan 50 centiemen win-nen geen 3 per honderd, terwijl zij in de beroepen die den vorm van stiel of am-bacht behouden hebben, tôt de volgen-de gétallen beloopt : naaisters, 57,6 per honderd ; modisten, 52 p. h.; corset-maakste..5, 82,4 p. h.; linnenwasch-slers, 26,8 p. h. ; linnenstrijksters, 39,8 per honderd. Men zou kunnen meenen dat zulk groùt verschil voortspruit uit het feit dat velc dier laatste werksters gevoed en gehuisvest worden bij hare patroons. Daar is niemendalle van! De waarheid is, dat de grootere uit-buiting der kinderkrachten een der ka-raktcristieke trekken is die de stielen van de groot-nijverheid onderscheidt. Deze bestatiging, bevestigd door de statistiek, moest volgens ons eens en vooral een einde stellen aan al de opper-vlakkige theoriën die beweren dat het behouci der stielen of a.mbachten_ onmis-baar is voor het geluk en de stilte der samenleving. Indien het onderzoek over den toe-stand der Kleine Burgerij met een wetenschappelijk doel ware gedaan en Iernstig georganiseerd, zij zou ons, even-als het onderzoek van het Arbeidsbureel het deed voor het thuiswerk, kostelijke ! pegevens bezorgd hebben over de uit-bmting van het menschenwerk in de In den veirm waarin dit onderzoek ge-darn werd, licht zij ons geenszins in over de kwestie. Gelukkiglijk bezitten wij de Nijverheidsoptelling van 1896 die gedeeltelijk in de leemte voorziet. Men laadt eene zware verantwoorde-lijkheid op zich door kunstmatig de ontwikkeling der ambachten te bevorderen of hun verval trachten te beletten. Deze verantwoordelijkheid is des te zwaarder omdat de maatregelen in België door het Bureel der Middenklas-pen genomen om de stielen te redden, in niets en nooit den triomfantelijken bpmarsch der fabrieken zullen beletten. Wij zullen pogen het te bewijzen. # # if Men heeft dikwijls geloofd, en velen gelooven heden nog, dat de elektrieke motor de tooverkracht zou geweest zijn die toelaten zou de nijverheid niet samen te trekken. Het verslag over de werkzaamheid der Middenklassen zegt daaromtrent : « het gemak van de elektrische beweeg-kracht te verdeelen, heeft in vele streken de hinderpalen weggeruimd die zich ver-j. zetten tegen de vervorming'van het ge- reedschàp.s 'r Het verslag drukt daarna den geest , uit dat met het modem gereedschap de voortbrengingskosten van den am-bachtsman zullen naderen bij den prijs der waren in massa voortgebracht door de groot-nijverheid, dat de verbruikers n over 't algemeen den voorkeur zullen geven aan den ambachtsman en « dat dit deel der middenklasse met voordeel den strijd zal voeren op het terrein der concurrentie en zich zal rechthouden ^cor zijn eigen middelen. » In zijne « Studiën over Geschiedenis en Staathuishoudkunde », heeft Karl Biicher de valschheid eener dergelijke g opvatting aangetoond. « Eene machien, — zegt hij, — rnoet kunnen benuttigd worden als men wil t dat de voortbrengst weinig kostend is. j « Daar zij zich niet kan gelasten met geheel de fabricatie, maar alleenlijk met enkele harer deelen om voordtdurend in beweging te blijven, zoo spruit daaruit voort eene vergrooting der uitbating, een zeer groot getal werklieden, enz. « Maar waar zal de meester het nco-dige kapitaal vinden ? « In de veronderstelling zelf dat hij het kapitaal bezit, de groote onderne-t ming zal altijd het voordeel hebben van _ een beterkoop der grondstoffen, deze van een veel grootere verdeeling van het werk, van het gebruik van de geschikte werklieden, door de techniek en door de ~ kunst, en ten slotte door een gemakke-a lijker afzet der voortbrengselen. « Men verstaat moeilijk dat zoo iets ,j aan doorzichtige lieden ontsnapt is. » ' Sombart heeft, — hij 00k, — al de _ naieviteit onderlijnd van de theorie die beweert den stielman te redden door de techniek of de manier van werken. Het belgisch verslag van het Bureel ~ der Middenklassen heeft zich bitter wei-i nig om al deze kritieken bekommerd en heeft zich bepaald met daarover ver-ouderde gedachten op te dienen. Wij gelooven dat onze ontleding van ~ de oorzaken van het verval der ambach-~ ten klaar heeft aangetoond dat het de machien niet is die de voornaamste oor-^ zaak is voor het hooger staan der fa-briek.Wij hebben maar éénmaal de machines aangehaald en het was om aan te toonen, dat de beweegkracht duurder kostte, naarmate zij in kleinere evenre-digheden gebezigd werd. Alhoewel de kleine elektrische motors, alsook deze met gaz en samengedrukte 1 lucht, met petrool, enz. sedert lang zijn ; uitgevonden, zijn zij van geen gebruik 1 in de stielen. 1 In de klein-nijverheid (inrichtingen van 1 tôt 4 werklieden) zijn de motors 1 geheel zeldzaam volgens de Nijverheids-: optelling van 1896, behalve in de volgen-- de nijverheden, waar men er eene tame-1 lijk sterke evenredigheid aantreft : Ondernemingen en deelen van onder-nemingen : Met motor Totaal Fabricatie van olie, bougies en zeep 121 of 411 Fabricatie van bloem 1807 of '3752 Fabricatie van drank 631 of 2407 ■ Zeggen wij hierbij dat het voor een ' groot deel windmotors betreft, bijvoor- beeld in de fabricatie der bloem. ; F. H. le mijnniiverNeiâ rond Luik Een ingenieur heeft het volgende verteld aan den man van een brusselsch burgers-blad : De voortbreugst der kolenmijnen rond Luik, mijnheer, heeft zich langzaam maar zonder onderbreking zoo "oed als hersteld. Ds normale voortbriengst moet geschat worden op omtrent 500.000 ton per maand, voortbrengst die gedurende de eerste maanden van den oorlog gedaald was tôt 50.000 ton of een tiende. De algemeene toestand heeft zich zoo ver-beterd daJu er ten minste 400.000 ton kolen per maand naar boven gehaald worden wat op 80 % der normale voortbrengst kcmt. Deze herneming is van aard om ons voor-loopig gerust te stellen, want wij zouden weldra tet de normale voortbrengst komen, ware het niet dat omtrent 20 % van het per-soneel ontbreekt. De vraag naar kolen is natunrlijk 00k on-afgebreken gestegen, en dit heeft voor na-tuurlijk gevolg gehad dat de stock onzer streek, die voor het uitbreken van den oorlog op 300.000 ton geschat was, verminderd is tôt 150.000 ton en nog aile weken vermin-dert.De loonen onzer mijnwerkers bereiken thans omtrent 90% van hetgeen zij waren voor het uitbreken van den oorlog en wij gelooven daij zij binnen kort op net nor-vnaal peil zullen staan. De uitbatingsprijs der kolen is nogal aan-zienlijk gestegen naarmate dat de verhou-delijlçe voortbrengst verminderde en naarmate ailes duurder werd dat men voor de uitbating koopen moet. Het' is waar dat de verkoopprijzen, vooral vooT den uitvoer, gestegen zijn, maar gij moogt zeggen dat die prijzen niet stegen in verhouding met de algemeene onkosten. Gelukkiglijk iiebben de mijnen rond Luik niet veel van den oorlog geleden, als men de eenige mijnen rond Herve afrekent, waar de scliade zoo overgroot niet is. Voor de mijnen rond Herve was het een ongeluk dat zij zoo heelemaal afhingen van de spoorwegen, die weldra niet meer te ge-bruiken waren. De kolenmijnen, die kaaien aan de Maae hadden, die dus niet van de spoorwegen afhingen voor het) vervoer, hebben zoo goed als onafgebroken kunnen dcorwerken en verzenden naar aile richtingen. Gij moogt 00k zeggen dat de meesten onzer mijneigenaars bij het begin van den oorlog menschlievende maatregels genomen hebben om mm werkerspersoneel in de maat van het mogelijke te ondersteunen en zelfs van levensmàddels te voorzien. Op onze dagen nog zijn er maatschappijen die brood uit Holland laten komen, dat zij onder de werklieden verdeelen in verhouding van liun huisgezin. Andere maatschappijen hebben al den tijd aardappels en spek van over de grenzen laten komen, dat zij onder de werklieden verdeelden of aan kes tenden prijs afstonden aan de minder be , hoeftigen. 1 Wij moeten hier 00k nog bijvoegen dat de meeste maatschappijen nog voortdurent 1 aanzienlijke hoeveelheden kolen schenkei 2 aan hare werklieden en vcoral aan de lief 7 dadige inrichtingen der streek. Rond den Oorlog it&p i® ^®3BfâBi®jfr2|nsoiie } gress _Uit Zuid-Dalmatië schrijft Arnold Holl-riegel over den strijd in het Montenegrijn-. sche grensgeied, dien hij den strijd in de f steenen noemt-,aan het «Berliner Tageblatt» flij beschrijft het sombere landschap, de t donkere bergkammen, onder den zwaren , wolkenhemel, de verspreid liggende bleeke steenen tusschen het kreupelhout op de hel-) lingen, de diepe gaten, waarin een weinig vruchtbare aarde als een begraven schat ligt, de breede rivieren die plotseling uit on-i deraardsche holen te voorschijn storten, b blauw wegvloeien en verderop in de bergen verdwijnen. De doode d^rpen langs den weg, de huizen l met gebarsten daken, de kerken zonder de , klokslag, de verlaten minarets en dan allés steen, steen, steen. Ergens in een beschut'-ten hoek een vijgeboom, een myrthenstruik, vorstelijk om te zien in de Eopelooze woeste-nij. Ergens een kudde zwarte schapen tusschen de rotsblokken ; kleine wilde paarden, die dwars over den weg hollen. Een herder [ in wijde blauwe broek met een bonté gordel-doek en de roode Servische muta, die 00k de Montenegrijnen dragen. Verder ailes steen, ; st'een, steen. En ten slotte van een bergpas naar beneden gezien, goddelijk troostend, als eene verlossing, het tafereel van de zee. Het Oostenrijk-Hongaarsche verdedigings-kamp Altowak. Gisteren heb ik in Mostar rondgeloopen en niet genoeg kunnen zien. van de Oostersche schoonheid der stad Geen plaats voor Europeanen.Maar mooi. 1 Gewemel van huisjés aan de Marenta, de hooge Turkschè brug, het wilde water, dat onder overhangende vijgetakken kolkt en sist', een rotshol, waarin de ezels vastgebon-den staan als in den stal van Bethlehem, ge-tulbande Turkschè grafsteellen, heel zwart van ouderdom naast een verweerde moskee. Bonté Turken in een wartgeraakte koffie-• kraam hurkende, Servische vrouwen in kor-te gestikte jakken, stank van pas gestroopte wolfsvellen, aie in de bazar hangen. Ailes wonderlijk schilderachtig. Alleen voor een Europeaan werkelijk geen plaats om te wo-nen. Als een provincienest 00k nog ouver-valscht Oostersch is... Hollriegel vertelt dan wat hij van Oosten-rijksche officieren over de Montenegrijnen heeft gehoord, dingen die reeds vroeger door andere zijn gemeld. Hij vertelt o. a. : Bij de Montenegrijnen wordit niet met de telefoota gecommandeerd.Daar gaat ailes eenvoudiger. Daar op dien bergtop ligt er een, in een oude kule, zooals de vroegere Turkschè grenstorens he-eten, ligt een ander met zijn geweer en een derde ligt in een spleetgat. Zij kunnen niet naar elkander toeloopen maar in betrekking met elkaar staan ze toch Op bepaalde tijden schiet elk zijn geweer af. Ons hindert dit niet op den grooten afstand. M__aar de Montenegrijnsche officier in zijn kleinen steenen huis wil alleen maar wetea of ieder op zijn post is. Prachtkerels, dieî Montenegrijnsche officieren. Stuk voor stuk, » in Europa opgevoed en gentlemen. Dat be-j treft echter siechts de geregelde officieren, j ! niet de bende-hoofden. Voor de Montenegrijnen aanvallen begini op hun berg een geroep van top tôt top. Marco tsjusj, Peter t-susj. Hoort ge Marco' « hoort ge Peter. Men ziet ze al niet meer. I Maar nog kaatste het geroep tusschen de bergen, Marco springt op zijn zachte opan-ken van den eenen steen op den anderen, twee meter of het niets is. iaij ligt tusschea twee steenen, ©en derde legt hij op zijn hoofd, nu is hij onzichtbaar. Juist op het-afgesproken punt. treft hij Peter. Nu zijn; je met hun tweeën. Van links komen er nogl twee. Eenzaine scliildwacht in deze kring-vormige steenen schans, pas nu op. Naar hun geroep noemen de Oostenrijkers hen tsjusjen. Zij noemen de Oostenrijkers1 ! Schwabas, van welke nationaliteiten zij 00k > zijn. Als zij 's nachts eens willen aanvallen1 ; en wij verlichten het voorterrein met licht-i kogels, dan roepen zij toornig: Schwabaskal' j Komedia. Een Zwavische komedie. Dit zijn! voor hen aile technische nieuwigheden,; ; waarvan zij niet houden. Zelfs de vliegers. ; Ze roepen de Oostenrijkers toe, dat zij toch' niet zoo boosaardig moeten ziiu om vliegers; met borûmen over hun land te laten vliegen.1 Zij moeten niet altijd zoo komedie spelen. Verder vertelt Hôliriegel : Wij rijden naar Biletsa. De weg gaat dicht langs de Montenegrijnsche grensbergen. Voor een auto-mobiel verder gelaten wordt, richt de naast-bijzijnde batterij haar kanonnen op den weg ■ en trekt. een groep greusjagers uit. Die lig-, gen nu langs den weg achter de steenen en de Montenegrijnen weten heel goed, dat zâji nu niet naar beneden komen en de wegen, bezetten kunnen. Van hun bergkammen mogen zij schieten, zij treffen toch niets. Biletsa is in vrede een soort stad. In da oorlog is er geen emkele vrouw. Sedert vijf-tien maanden ligt er gamizoen in Bil-ep. Êri. is een Turksch café, er is een prachtig offi-cierscasino, dienst', drukte, strijd. maar vaa den eersten dag af, dat men den vijand zijn wapens zag aanleggen, geen vrouwelijk ge-. zicht. Verder leest men nog: Ik stond aiet vert van het stadje Trebinje, op een berg. Er waren verblijven onder den top aaugelegd. De barakken voor de manchappen heeten hôtel «Bukt u». En d& hutten der onderhoo^ rige officieren Battenbmg. Aan den anderen' kant langs een bergrand liep een lange Mon^ tenegrijn te wandelen en keek naar ons* Door den verrekijker kon men de knoopen van zijn uniform tellen. Onze soldaten zagen, hem, maar schoten niet op één man. Waar-voor?Ze roepen ons vaaik toe, vertellen ze. of wij brood hebben? Zij hadden het niet. Vioesch van den jarats, van den oudea taaien bok, hadden zij in overvloed. Maar geen brood. Wa-arorri wij het dichte bosch omgehakt hebben? Schwaba, laat toch ona bosch in vrede. Ze roepen steeds weer. schiet niet, wij schieten 00k niet. Hoe zouden we kunnen ? Het rijn beste en eenvou-dige kerels, en mooi in hun wildheid. Hun vrouwen gaan met hen in het vuur. Als de man valt dragen zij hem weg. En als hij dood is, binden zij hem een strik en slee-pen ham weg. Het is jammer dat wij oorlog met hen voeren. Zij haten ons niet en wij haten hen niet. Wij voeren oorlog als twee eerlijke tegenstanders, ofschoon we vaak tôt wilde dieren kunnen worden, Als daar 00k nog eens een offensief be-ginnen moetl Wel bestrijken de werken van Wilp.t met, hnn zware artillerie den War- le afstamming » du lensch Ifîebiopt verslag der voordrachten gehouden in s 0ns Huis » op U en 18 Novembcr door E. ALLE M AN. (Vervolg en slot) Van deza tweeslachtig© visschen stammen 00k eena andere soort dieren af, bvb. de faeeslachtige viervoetige dieren, zooals de Kikvorsch. Bij onderzoek der ontwikkelings-stadiums van een kikvorsch, zien wij deze de reeds bekende vormen doorloopen, zo.o van eencellig, blastrula, gastrula en andere tocstandei], het geen de wet van Muller be-vestigt, die zegt: De toestanden der wor-dende vrucht van een dier, zijn de weer-EPiegeling van de achtereenvolgende ont-l'-ùkelingsvormen welke zijne soort in den loop der vroegere tijden de eene na de an-ae|'° heeft doorworsteld. J)e afstammelingen der tweeslaohtige vis sohen hadden er aile belang bij de aarde te "f'jven bewonen. Immers op de oevers der rivieren krioelde het van insekten, zij von-?en er. dus overvloedig voedsel. Hunne be-rachtiging was dus zooveel mogelijk op het and te blijven. Daarin zijn de sterksten ge-Upt en aldus ontstonden de kruipdieren. -liens volledig het land bewonende, zoo ervormden zich deze dieren.Hunne ledema-|D emdigden op vijf vingers. De muil ver-°' te zich en de hersenen namen eene grootere ontwikkeling. weeg gebracht der vogelen en der zoogdie-ren. Men heeft vele versfeende overblijfse-len gevonden van uitgestorven kruipdieren die konden vliegen. Deze dieren namen een hoogen trap van ontwikkeling. Zoo heeft men de Iguanodon die 7,5 m. hoogte telde en wiens geraamte te Brussel bewaard wordt. We kennen 00k den hagedisvogel (Archœopterix) die, alhoewel reeds vogel zijnde, nog vele kenfeekens van de kruipdieren draagt. Hij heeft onder anderen nog tanden en zijne vleugelen eindigen op vingers. Deze vogel is 00k uitgestorven, men heeft enkel zijn versteend geraamte gevonden.De kruipdieren zijn bijna allen uitgestorven; er blijven ons nog enkele soorten over, zooals de krokodillen, de schildpadden, de hagedissen en de slangen. Dit is te wijten aan het volgende: de tôt hiertoe geziene dieren waren allen koudbloedig, zij hadden een warmtegraad gelijk aan de omgeving waarin zij leefden. Doch bij de verschijning der zoogdieren in het tweede aardkundig tijdvak, verandert het klimaat en volgen de gekende jaargetijden ^lkander op. De zoogdieren zijn warmbloedig, aan hen dus de overwinning; de koudbloedigen stierven daardoor bijna allen uit. Het is dan 00k in dat tijdperk dat de ontwikkeling der zoogdieren en der vogelen eene groote vlucht nam. Zoogdieren zijn dieren die hunne jongen zogen. Een overgangsdier tusschen de kruipdieren en de zoogdieren vinden wij in den miereneçel (Echidna,). Dat dier legt nog altijd eieren en zoogt zijne jongen. De eieren ondergaan hier reeds eene vervor-ming: zij zijn niet overdekt met eene kalk-laag, maar met een dun vlies. De reden waarom de zoogdieren aan het eierenleggen -VSïaafl&LMbea» ifl de maMs:-- ring van het klimaat. De zoogdieren hebben tôt het ontstaan van zeer veel soorten dieren aanleiding ge-geven. De belangrijkste groep dezer is voor ons de apen. De a-pen waren oorspronkelijk insekten-etende zoogdieren, die zich het leven in de boomen aangepast hadden. Het gevolg daarvan was de vorming van een duim, die zich tegenover de vier vingeren kon plaatsen. Zij begonnen met half-apen te zijn. Dit zijn apen met een staart, vos-semuil en onvolledige oogholten. Zij zijn bijna allen uitgestorven en hunne versteen-de overblijfselen vindt men nog in Europa als in Amerika terug. Op het eiland Mada- faskar vindt men nog een stam Lemurie- en genaamd. Uit de apen zijn nu een groot aantal andere groepen ontstaan. Een dezer groepen is deze der Anthropomorphen of Menschapen. Als voornaamste hebben wij de Gibbon, de Ohimpansee, de Gorilla, de -Orang-Oetang en de mensch. Aldus zijn wij aan het einde van den stamboom van den mensch gekomen. Ik wil nochtans enkele bewijzen geven dat de mensch deelmaakt van de anthropomor-pen.Eerst en vooral een scheikundig bewijs: wanneer men bloedwei van een zeker dier inspuit in het Iîchaam van een ander dier-soort dan sterft heit laatste dier; integen-deel wanneer men bloedwei inspuit in het lichaam van een zelfde diersoort, dan sterft het laatste dier niet. Spuit men nu bloedwei van den mensch in het lichaam van den Gibbon, dan blijft deze volkomen ge-zond. Dus Gibbon en mensch behoor&n tôt de zelfde dierensoort. De menschapen vormen twee groepen, de eerste bestaat uit de Mensch en de Gibbon, de tweede uit de Orang-Oetang, de Gorilla fra. çlç Gijnûitâasé.a- 'B.ij eeae Yeïseliikiaa.ïan,.. den Gibbon en den Mensch bestatigen wij het volgende : Het geraamte van den Mensch en de Gibbon hebben hetzelfde ge tal beenderen, hunne lévensverrichtingen, zooals de bloedsomloop en de spijsverte-ring, zijn de zelfden. De Gibbon stapt ins-gelijks rechtop en zwaait met de armen boven het hoofd. Hij stapt slecht want hij heeft zich naar het boomen-klimmen ver-vormd, zijne armen na de geboorte verlen-gen zich. Bij de mensch zien wij het tegen-overgestelde. De mensch stapt goed, zijn beenen en voeten hebben er zich naar ver-vormd. Hij klimt niet in de boomen en na zijne geboorte verlengen zich zijne armen niet. Wanneer wij de embroyonvorming van den mensch en de Gibbon vergelijken iien wij er zeer veel punten in die overeensteni-men en zelfs de wet van Muller bevesti-gen. Zoo zien wij de menschelijke embryon voorzien van een staart, van kieuwspleten, ja op zekeren tijd volledig overdekt met haren. Wij mogen dus zeggen dat de mensch afstamt van de apen. Dit ailes is niet plotseling gebeurd. Men heeft te i<Iean-derthal en te bpy (Namen) overblijfselen van menschelijke schedels gevonden wier hersenpan en hersenen kleiner waren dan de levende wilden. Op 't eiland Java, heeft men een dijbeen, twee maaltanden en een bovendeel van een schedel gevonden van een dierensoort dat rechtopging. De schedel gelijkt op deze van den Gibbon en bij vergelijking zien wij dat bij het midden houdt tusseben het ras yan Neanderthal en de Gibbon. Hit ailes bewijst dat de mensch opgenouden heeft de boomen te beklimmen vooraleer de hersenen volledig ontwikkeld waren. Gelukkiglijk zijn de wilde dieren maar later verscheneu want de mensch is slecht bedeeld van verdedigings-mlddslsQ«- De andere. maugsbapea hrvhban zich ntwur hunne v&rdediging vervormd. Zij hebben groote hoekstanden en sterke kaak-spieren gekregen. De mensch heeft zicli later kunstmatige wapenen aangeschaft. Dat de mensch zich nog vervormt laat geen twijfel over, doch deze vervorming is onzichtbaar in den loop van een enkel ge-slecht. Het feit dat de menscH meer dan 150 nuttelooze oîganen heeft is het klaarste bewijs daarvan. Immers bijna al deze orga-nen hebben hun nut gehad maar door ver-andering van levensvoorwaarden verdwijnen zij. Wa/t besluit hebben wij uit dit ailes te trekken ? Dat al de menschen -van een enikelen vorm afstammen. Zij dus aile dezelfde plic'h_ ten, dus 00k de zelfde rechten moeten hebben. Om dit des te waardiger te zijn hebben wij voor plicht ons te ontwikkelen, onze levensvoorwaarden zoo gunstig mogelijk te maken om naar het ideaal-mensch-zijn te streven tôt nut en meer bescha-ving der « menschen-maatschappij ». Daarom richt ik een oproep tôt u allen, te studeeren, u te volmaken in uw ambacht, lessen van vakonderwijs en voordrachten zooveel mogelijk te volgen. Er zijn goed be-deelden genoeg die zich ter uwer beschik-king willen stellen. Wat mij betreft, daar waar het het onderwijs van het vlaamsche volk geldt daar zult u mij altijd vinden ! (Levendige toejuichingen.) Dez-e voordracht scheen door de talrijke aanwezigen goed begrepen te zijn gewor-den. Spreker had er voor gerorgd ze zooveel mogelijk met talrijke teekeningen op te luisteren. De voorzitter bedankte den voordracht-gever en hoopt binn&n kort hem terug tf •sullgn Ijaer.ea'- £*• 3V !aar -■ W» 333 Prijs per nuœmer : voor Bolgie 3 o«ntieraon, voor den Vreemde S» centiemen Teleloon : Redaotse 247 ■ AdminSstratie 2845 O nsdas 30 WOtfÉlUBBER 1915

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Vooruit: socialistisch dagblad gehört zu der Kategorie Socialistische pers, veröffentlicht in Gent von 1884 bis 1978.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume