De legerbode

767 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1918, 03 Janvrier. De legerbode. Accès à 07 mai 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/bc3st7fg1g/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

DE LEGERBODE den Dinsdag, Dondetdag en Zaterdag verschijnende Dit, blad is VOOR DE BELGISCHE SOLDATEN bestemd ; iedere compagnie, escadron of batterij ontvang-t tien of vijftieri Fransciie en Nederlandsche exemplaren. Te Merckam an te Steenstraete Puinen en Graven. —Verdwenen Dorpen. In het Schiereiland Luyghem. De Belgische jongens zijn geblindeerd. (Van eenen ooggstuige.) Belgisch front, December 1917. Heden wandelde ik in het Schiereilaud van Luyghem, deze streek bezuiden den Blankaert, die wij over eenige weken met beliulp van Fransche detachementen, onzen rechten flank steunende, veroverden en waar wij de Duitschers verplichtten 5 kilometers terug te wijken op een front van nagenoeg dezelfde lengte. Alvorens 'de brug van Drie-Grachten te bereiken kwamen wij door Reninghe, een dorp dat voorheen 1,800 inwoners telde en op wier welstand vooreerst tzooveel werd gebogen. en door Noordschoote. îfieden zijn die dorpen slechts puinen. Een muur-vak van den toren van Reninghe verheft zich' aïs een wijsvinger te midden der puinen van de jkerk en der verwoeste graven van het kerkhof en ■schijnt den voorbijganger te zeggen : Zie toe en hêrinner u. ! Sleehts enkele voorbijgangers treft men hier aan : Een detachement zich naar de ioopgraven i'begevende of er van terugkomende, geuiesol-daten die materiaal aanbrengen en werkers die de banen herstellen. Voorheen volgden onze eerste liniën den loop van de Yperlee. Van Drie-Grachten tôt Boesinghe, tôt Lizerne, Steenstraete en Het-Sas heeft men in November 1914 en April 1915 met hardnek-kigheid gestreden. Hoeveel bloed werd hier niet vergoten. Bij elken stap treft men houten kruisen aan met driekleurige kokarden, de Belgische en de Fransche driekleur. Maar hier zoowel als aan den Yser werd de stormloop der Duitschers gestremd. Het is een heidhaftig hoekje van Vlaanderen... Wij zijn nu de brug van Drie-Grachten voorbij. Links, zien wij de houten overgangbrugjes over de overstroomde weiden, waarvan de kronke-lingen in dezen mistigen wintermorgend ver-zwinden. Ik sla de baan van Luyghem in. Baan Was zij gisteren nog en zal het misschien morgen terug worden, te oordeelen naar de werken die hier worden uitgevoerd. In haren huidigen staat biedt ze slechts kuilen en bochten aan. De artillerie heeft den grond omgewoeld met de vreemde griliigheid den zwaren stukken eigen. Î Voorheen waren enkele huizen te Luyghem... Tegenwoordig staat hier niets meer recht. Wij begeven ons naar Merckem, ginds ten Zuid-Oosten.Het was een dorp van 3,600 zielen, een dezer vreedzame dorpen van West-Vlaanderen waar de rijke boeren een luilekker-leventje leidden. Hoopen puinen omringen nu de kerk en het ver-woest kerkhof, Ik blijt een weinig verwijlen te midden der droefgeestigheidder vernielde ijzeren kruisen, der losgerukte grafzerken en dezer doo-den waarvan men den indruk ontvangt dat men ze eene tweede maal heeft willen dooden. Eea Soldant roept mij toe : — Het is hier ongezond, niet waar? •— Inderdaad, men schiet. — Merckem « ontvangt » zoo iederen dag. Zie toe (hij wijst mij met den vinger de vol water gevulde grau: tkuilen aan; op de dunne ijskorts liggen enkele kloinpjes versche aarde, daarneven een lcuil met bruin glimmende wandeii alsof eene ploe_isehaar daar haar werk pas had verricht). — Hij is hier zooeven gevallen. — Ik ga naar Steenstraete. — Geenen weg te vinden langs hier. Keer op ttwe stappen terug tôt aan de baan van Pype-gaele.~ ûank, mijn beste.. Ziehier Zuidsehoote, of ten minste de plaats ■Waar het dorp zich bevond, Lizerne, waarvan zelf's niets meer overblijft. lemand die mij duur-baar was is hier in April 1915 gesneuveld. Men heeft mij gezegd als zoude hij op ongeveer ,400 meters bezuiden den molen begraven liggen. Ik zoek tusschen de Ioopgraven en de kuilen en Se zijn ontelbaur, de kruisen met uitgeveegde na-nien en meer nog de naamtooz", kruisen van Bel-geu euFranschea: «Voor 'tvaueriaad gevaliea.» Hier en daai*, treft men een plekje aan waar makkers een kruis hebben vervaardiçd uit pa-troondoppen, bij hetwelke zij een geblutsten helm en een met roest overdekt gebroken ge-weer hebben neêrgeplaatst. Ik kan er niet in gelukken het graf te vinden, alhoewel een officier, zeer eigen met den sector, mij in mijne opzoe-kingen behulpzaam is en mij moed tracht in te spreken. — Het is zeer moeilijk zich heden rekening te geven over hetgene de plaatsligging van Lizerne was. Er zijn hier geene herkenningsteekens en Lk zelve kan met moeite de plaats hervinden waar vroeger de kerk heeft gestaan. Gij zoudt goed doen van u te doen vergezellen door een der makkers van uwen broeder, die hem heeft zien begraven. j Wij hebben nu de brug van Steenstraete achter den rug. Links bevindt zich het beruchte Veerliuis, rechts de sluis van Het-Sas, waar zulke bloedige en heldhaftige gevechten plaats grepen. Wij hebben den steenweg van Bix-schoote verlaten en volgen nu de onlartgs vero-verde Duitsche eerste liniën. Stukken van vroe-gere Ioopgraven en vernielde dekkingen, staan daar als gebukt. daar ze duchtig werdèn gebeukt onder het geweld der projectielen en zijn alzoo half en half ingezakt in den modderigen grond. Overal granaatkuilen waartusschen wegeltjes slingeren, want hier bemerkt men geen wegen meer met borstweeringen van zakken zand. Ân-iere yoi water geschoten granaatkuilen, zijn met îene dunne ijskorst bedekt, versch aangerichte granaatkuilen, naar de pas omwoelde aarde sulks aanduidt. Aan weerskanten wordt er trou-svens onophoudend gevuurd. Soms hoort men liet gefluit van een kogel. Wij gaan tusschen twee poelen door. Het zijn uithollingen aange-richt door twee naast elkaar te recht gekomen i20gers. Hier ligt een kreng van een dezen mor-*end gedood paard. Breidel en zadel liggen er aaast. Wat verder eene voile kist Duitsche hand-jranaten.— Men heeft nog den tijd niet gehad om hier illes weg te halen, zegt mij mijn leidsman. Zij hebben hier een heelen boel materiaal achterge-laten.— Zijn de Duitschers dan zoo ras vertroklcen in November laatst ? — Er was een regiment in het schiereiland ran Luyghem. Als zij vernamen dat de Fran-ichen zich Noordwaarts richtten naar het bosch pan Houthulst, terwijl wij oostwaarts oprukten, rreesden zij « afgesneden d te worden en de tolonel kreeg bevel oogenblikkelijk den aftoeht ;e doen blazen. Toenwij de onlangs door hem Detrokken dekking binnentraden, stond zijne îchrijftafel daar alsof hij pas daar had aange-seten. Zijn bed was opgemaakt. De dekking zag îr drollig uit. Er was daar eene kamer waar-sran de reten zorgvuldig waren dicht gemaakt :egen de stikgassen. Overal elektrisch licht (en net een glimlach) ongelukkiglijk is de stroom au afgesneden. De bevelhebberspost waar men mij had uit-*enoodigd om een stukje te eten, zag er niet te weelderig uit ; daar waar eene oude hoeve had gestaan lagen nog slechts, als overblijfsels, eene eerroeste room- en naaimachien ; men zou aooit vermoed hebben dat daar vroeger nijverige 3n spaarzame boerenlui hadden gewoond. Komiteit van België's Vrienden te Le Mans Voor een jaar wezen wij op de heerlijke wer-liing van het komiteit van Beigië's vrienden te Le Mans. Blijkens de jongste inlichtingen, bewijst dit werk steeds ware diensten aan onze soldaten, en gaat het voort met degelijke en nuttige gil'ten naar het front te sturen. Natuurlijk hebben de Belgische zieken en ge-wonden van de veldhospilalen en gasthuizen van La Sarthe hun paart in de bedeeling. En op de feestdagen is hun keuken dan ook wat steviger. Ten slotte worden de viuchtelin-gen ook niet vergeten, en worden hun door het komiteit op Kerstdag eetwaren en kleeding-stnkken uitgedeeld. t Geen werk tôt ondersteuning aan de oorlogs-geteistcrden, toont meer leefbaarheid noch vcr-vult eea auttigeren en degelijkeren roi. Het padje liep tusschen twee |rafterpjes, waaronder een Fransche en een Duitsche soldant bedolven lagen. Men moet zich fel bukken om door het gat te geraken dai ingang leent tôt de keuken. De zoldering is zeer laag. — Hebt gij uw masker bij de hand? vroeg mijn dischgenoot. ? ? ? — Ja. Natuurlijk heb ik mijn voorzorgen ge-nomen, want den laatsten keer hebben wij drie uren te reke stikgranaten naar den kop gehad. Een sober maal. Wij eten naar hartelust onder vroolijk gelcout. Men spreekt van ailes wat, maar bijzonderlijk over de soldaten, want de oflicieren zijn er trotsch op op hunne wakkere kerels te kunnen pochen. — Thans is de grond bevroren, maar toen wij hier toekwamen was het hier een echt modder-bad dat den gang hinderlijk maakte. Het was nacht. De mannen hielden dezelfde koord vast om niet af te dwalen en desnoods om hunne makkers te waarschuwen telkens men aan een kuil kvvam. Men moest zich koes houden en dan nog mocht men geen lichtje aansteken. Er zaten Duitschers vôôr ons, op loer in de zwarte dui- • sternis. Bij het minste gerucht, bij het geringste licht, ratelden de machinegeweren. Mannen ge-raaklen vast in 't slijk en kwamen daar om, vooraleer er hulp kon opdagen- Een jongen van mijn regiment zakte in 't slijlt en men wist niet waar hij was gebleven. Hij bleefgeheel den dag in een kuil zonder te kunnen verroeren. Slechts den volgenden nacht vonden zijne makkers hem terug. Hij was bewusteloos daar neergezijgd ea 19 uur achter gebleven. Meu bracht hem naar het gasthuis. Wellicht is hij weldra weer te been... en zal hij vragen om terug naar 't front te keeren. — Ha! het front... Kent gij de geschiedenis van den korporaal die zich al te verre vooruit had gewaagd ? Hij was een flinke en dappere kerel en op het punt sergeant te worden benoemd. Tijdens eene patroeije geraakt hij deerlijk ge-havend. Men voert hem naar een gasthuis er-gens in Frankrijk ; daar wdrdt hij flink opge-past. Men maakt er een nieuwen van. Onza kerel vraagt om terug naar zijne compagnie te gaan. — Onmogelijk, mijn beste jongen, krijgt hij ten antwoord. Gij zijt nog niet in staat om uw dieust te hernemen. Eerst eeni»e weken rust ta X..., jongen.— Ja, maar... — Geene maren ! —■ Krijg ik dan een verlof om mijne ouders te gaan bezoeken? — Dat mag .. En ziedaar onzen jongen op rcis voor vier dagen, daarna. .. komt hij op 't front terug. Hij wordt feestelijk door zijn makkers onthaald. Dat is ailes niet. Hij moet zich « presenteeren » bij den commandant der compagnie, wien hij eene fel ingewikkelde historié verhaalt. — Het is eene historié van negers welke gij mij daar vertelt, beste jongen, doet deze opmerken. — Men zal zien, ik ga uvva stukken vragen. Hier geraakt de zaak erg inge-wikkeld. In plaats van de gevraagde stukkea komt er een gepeperde brief bij den commandant, waarop staat dat de korporaal « manquait » is. Men moet hem onmiddellijk naar X... terug-sturen, zoo niet loopt hij gevaar als deserteur aanzien te worden. De korporaal is dus weer « achteruit », hetgene hem niet aanstond. Hij moest daar tegen heug en meug in 't gasthuis blijven. Vandaar mocht hij terug naar 't front ' ko men, waar hij de strepen van sergeant ver-wierf. Ha ! het zijn ijzersterke kerels, onze jongens! — En wilt gij hier een snedig woord van een onzer soldaten ? vraagt mij een andere dischgenoot. Een echt soldatenwoord, want aile dagen hoort men er nieuwe.Op zelteren dag brengt men eenen gekwetsten in eene verbandplaats aan. Hij was erg aan de borst geraakt, maar hij blijt't onbewogen. Geneesheer en ziekenverpleger out-kleedden hem heel vlug en behoedzaam. Men ontdoet hem kapotjas, vest, hemd en slaaplijf. De dokter maakt een gebaar : Het is nog niet ge-daan? De gekwelste, die de operatie met stijven blik heeft toegezien, murmelt met zwakke stens, terwijl een pijnlijke glimlach om" zijne lippen speeii : « Niet waar, heer dokter, ik ben geblindeerd? » Oh ja, onze jongens hebben een riem, een panster onder het hart. 3 Jamiari 1P18 Nlimmer 521

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre De legerbode appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Antwerpen du 1914 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Sujets

Périodes