De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

1409 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1915, 25 Août. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Accès à 03 mai 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/445h990b7b/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

I eSte Jaargatig K6. Ï9Ï Wôensdaâ, 25 AtsâMsîias i«?is S Cent DE VLAAMSCHE STEM i f„/; t/giK £M moi vorunau: ALGEMEEN BELGISCH DAGBLAD tenuracnt maakt macht REDACTIE. EN ADHIINISTRATIEBUREELEH I KALVERSTRAAT 64, bovenhuis, AMSTERDAM. T8lefoon No. 9922 Noord, Onder leiding van RENE DE CLERCQ en Dr. A. JACOB. AlSOaxmiUiMïbFJUJS (b« vooruitbetaling): Voor Nederland per jaar »ld 6 60 — per kwartaal gld. 1.75 - per maand gld. 0.75. Voor België, Engeland, Frankrijk per nummer) Z Pr«zen> mefc verhooging van verzendingskosten (2^ eerit A DVERTENTIES : 20 Cent per regel. lin Open Brief uit 1911. g.n faer vroogt ons inlichtingen om-i een ,fîptn Brief " in 1911 aan Z.M. , fioning gezonden door de heeren René bGltrcq tn Alfons Sevens. Wellicht zvllen landere lesers met b elangstelling hennis van dit stuk, dat oorspronkelijk in Gentsche maandblad ,,De Witte Ka-■Mn" vcrscheen. Om de gegevens die liet ' fcv, yiaavischen taalstrijd bevat eh in loyden toon waarin het is geschre-f,i laten wij het hier volgen. Een opper-fiikige vergelijking met het geformuleer-frinonsen „0pen Brief aan onze Vrienden (> ' Vkandereii" die een week geleden in jjfad verscheen Jean aantoonen, hoezeer fo laatste jaren de Vlaamsche denkbeel-lich hebben ont wikkeld. En geen won-;,r• tusschen 1911 en 1915 liggen de actie J'ir de Waalsche en Vlaamsche regimen-(n voor het Nederlandsch in het Loger (jritrmjs — twee pijnlijîce nederlagen die , ; hadden te boeken — en vooral, d e jircldoorl o g, Hefc stuk luidt : Aan Z. M. Albert, Konlng der Bolgen. Sire, Jleermalen heeft het Uw Majesteit beliefd lia België's volk Uw groote liefde en be-lin»3tellîng te laten blijken. Met Nieuwjaar lieefb Uw antwoord aan Senaat bewezen, dat ook de brandende ulkwestie niet beneden Uw bezorgdheden [:i. Zoo luidde Uw raadgevend woord: ' Laten we van nu af aan de oplossing fcnaderen, die rekenschap houdt met de rechtmatigo verzuchtingen, nooden en be-ingén van beide deelen der natie. Tôt velerlei uiteenlo.opende gedachtenwis-RÎingen gaven Uw vorstelijke woord en aan-leiding.Wij, die Vorst en volk liefhebben, zijn zoo rrij in eerbiedige openhartigheid ook onze ienswijze uit te drukken. * * * De oplossing die rekenschap lioudt met de K-itmatige verzuchtingen, nooden en . be-Imgen van-beide deelen der natie kan geen der dan de volgende wezen : Volledige ge-!;'iheid tusschen Vlaming en Waal voor het b:uur, het Gerecht, het Leger; — het Ne-folandsch, de moedertaal der Vlamingen, »îs voertaal van gansch het onderwijs in het Vlaamsch gedeelte des Lands; het Fransch, ii moedertaal der Walen, als voertaal van l^sch het onderwijs in het Waalsch ge-Jdte des Lands. ^Offl- tot die oplossing te geraken, voeren tjjgeen strijd tegen onze Waalsche landge-iwten, wel tegen de verbasterde Vlamin-die met hun taal ook hun volk ver-ihten.* * * 't Is een overbek^nd feit, dat de Ylamm-jen de talrijkste zijn in het land; en het ^Dortecijfer — 33 % Vlainingen tegen SI % Walen — bewijst steeds meer en meer, est de snellere aanwas der Vlaamsche be-jolkir.g in de toekomst niet zal verminde-ren. Dus betalen de Vlamingen het mee&t feiastingen en leveren het grootste getal sol-ôaten aan het leger. Den 4 November 1899 wklaarde minister Schollaert in de Kamer voor Volksvertegenwoordigers, dat volgens m nieuwe krijgswet, het Belgische léger zou l«vatten, 57 Vlamingen tegenover 43 Wa-kn,Sedert 1830 zijn de Vlamingen behandeld ?:~orden als een. ondergeschikt ras, en alkœwel de grondwet de vrijheid der talen îutreept, hebben de Vlamingen sedert de Be'gische onafhankelijkheid oaiverpoosd ---ten strijden om enkele taalwetten te be-Wn. Nooit echter vraagden zij een maat-die de taalvrijherd onzer Waalsche taeders in 't minst kon krenken. t Eerst sedert 1873 kunnen de Vlamingen l! het Vlaamsch gedeelte des lands voor de tatîtraffelijke rechtbank in hun taal geoor-^id worden, indien zij het verlangen; -— K:st sedert 1390 moeten de.rechter in Winderen Vlaamsch kenneai, (in Congo (ï£Wen aile rechters onmiddellijk verplicht :e-' fiott aan te leeren) ; — ©erst sedert 1891 K--!en onkele Vlaamschsprekemde recihters t;] het beroepshof te L>uik ten beihoeve der kfflburgschè Vlamingen, een recht noch-hun .vooroude^s onder de Prinsbis-^oppen tœgestaan; — eindelijk eerst in heeffc de wet Vanderlinden-Renkin aan { ^schandelijken toestand. een einde gesteld, wt- Vlaamsche Brabanders voor het eedge-te Brussel gevonnist en ter dood ver-wrdeeld werden in een taal, die ze niet be-Pepen.moesten deze moeilijk verkregen ^Iwetten stipt uitgevoerd worden, hetgeen ^gôval niet is, leed daardoor onze Waal-^0 broeder? In zijn eigen streek niet ' e9n, maar gansch België door kan hij in jn eigen taal te recht staan. hefc bestuur betreft, niemand kan be-®ren dafc de wet De Laet van 1878 de min-s zwangheid berokkent aan het vlaamsch-undig gedeelte van Uw volk. Nog im-?er Moeten ail© beambten in I -lgië Fransch eiJDen; alleen degenen, die in het Vlaamsch Sedeelte van het rijk hun ambt vervullen," ^.wten daarbij ook het Vlaamsch machtig h Zou misschien Wallonië in opstand ko-omdat de Vlamingen met aile volkeren L°P?: beambte bestaat voor het volk, «et volk voor den beambte? den Ha ad van Uw Majesteit zetelen d ,ls^rsj die het Vlaamsch niet spreken, iï Van de meerderheid van de Belgische v King. Zouden onze Waalsche broeders ,UafcTniSter &e>611 Fransch ver- I ^aal kan men ni«-t te kort doen, 't \n ^)llroerwa'Cht kl Vlaamsch-België in jjjii». laamsch aan te voeren; integendeel d-!,1 toestand van den Vlaamschen sol-lu ln ^°t Belgisch leger onreohtvaardig jelin0rn6^erend- Welhoe, de Vlaamsche jon-fcin ^oro0PeT1» verlaat huis en akker om Jeugd en kracht ten diensto te stellen van het vaderland, en komt voor een over-ster te staan, die hem zijn krijgsplichten niet kan voorhouden in zijn taal! Sire, vreugde heeft het land doorsidderd, als uit uw mond de Vlaamsche spraak weer-klonk. Hoe hebben de officieren het hooge voorbeeld van hun Vorst en Opperbevèlheb-ber niet begrepen? Waarom ontmoet de 1 Vlaamsche soldaat nog commandanten, die hem onrechtvaardig veroordeelen, omdat zij hem niet begrijpen en die alzoo haat strooien in het hart der Vlamingen? Waarom wordt de Vlaamsche soldaat in de hos-pitalen nog gemeesterd en mismeesterd door 1 Vlaamschonkundige krijgsgeneesheeren ? Nooit zouden onze Waalsche medeburgers dit gedoogen, en terecht! Eveneens zijn de verkregen taahvett&n op s het onderwijs, hoegenaamd niet tegen onze ; zuidelijke landgenooten . gericlit. In het : \koninldijk Atheneum van Antwerpen, waar de wet van 1883 het best nageleefd wordt, geeft men per week 62 uren les bij middel van het Nederlandsch en 121 uren bij mid-dèl van het Fransch. Toch moeten de Waalsche studenten die leergangen niet volgen, i aangezien voor hen het Waalsch regiern be- j staat. Gelijkaardigen maatregel hebben de hen- j derdduizend in het Walenland verblijvende Vlamingen nooit gevergd. * * O neen, Sire, niet tegen- de Waalsche ge- ! westen is onze werking gericht; niet eigen landgenooten zijn we in de eigen ontwikke-ling tôt struikelsteen en stremming; noch is de Vlaamsche burger met zijn wereldbe-faamda gehechtheid aan vrijheid en grond-gebied, met zijn vaak -gevierde trouw en steeds toenemende liefde jegens zijn door-luchtig Vorstenhuis zoo slecht een vaderlan-der geworden, dat hij twist en tweedracht zaait om onrechfc in onrust te zien opschie-ten op het kleine doch flink bebouwde veld van een gelijkloopend dadenrijk streven; maar tegen den ontaarden ras misprijzenden Vlaming, die zijn schamelen breeder den rug toekeert en den strijder voor 't gcede den ga.ng belemmert, ' onverschillig en ailes wat buiten den kring ligt van . zijn hoovaar-dige zelfzucht, vijandig zoodra een edel po-gën de kloof zoekt te dempen die gaapt tusschen zijn schijnschoone pronkwereld en de donkere massa, wroetend daaronder; tegen den waangroote, die moeilrjk iets over kan hebben'' voor zijn land, aangezien hij niets over heeft voor zijn volk; tegen denzulke blijven we ons redelijk recht verdedigen tôt het uiterste toe. Hen bekampen we niet uit haat, maar uit liefde, zooals wij met de smart van een vader, die zijn kind kastiidt, de zwakkelingen onder ons slaan en geeselen tôt ze opstaa-n uit de laksheid en vernede-ring, waarin zij kleinendeels door eigen schuld en grootendeels door die hunner meerderen tijdelijk liggen gedompeld.. Want. wij leven in en met ons volk en hopen zijn groote duistere gaven op te voeren tôt de klaarheid van een bewuste kracht. Daartoe moet de machtige hëfboom der menschheid, de wetenschap, tôt nog toe de uitsluitende eigendoon van de verfranschte standen, gansch ons vclk kunnen omhocg tillen, en daarom will'en.. we de vervlaam-sching der Gentsche Hoogeschool. En Sire, "zoo de mihste Uwer ondèrdanen het zich tôt een eervollen plicht rekent sterk te staan in de heropbeuring van zijn stam; zoo wij allen, Walen en Vlamingen, als broeders uit een zelfe huis niet-tegen, maar naast en voor eïkander willen mede-werken aan den bloei van ons gemeenschap-pelijk vaderland; zco kan Uw Majesteit geen verhevener doel beoegen dan het volkomen j gelijk worden van beide rassen te bespoedi-,gon, zoo dat elke Belg. de volheid van zijn vermogens vrijelijk kunne ontwikkelen tôt heil van de natie en tôt roem van den Ko-ning.Sire, De grootheid van een volk is de groot-heid van zijn Vorst. RENE DE CLERCQ. ALFONS SEVENS. Gij praat en pratelt maar immer voort van stijl en gedachte, van vorm en woord, o schrandere profèssoren? Gij acht^de Vlaamsche zaak gered, Wordt hiCT een letterken min gezet en daar eeh ander verkoren! Gij zijt zoo knap, ?oo bijderhand, en spreekt zoo fraai, zoo vol verstand Intusschen gaat onze taal te schand in de school, waar de kroon een vreemde spant! — Met de taie gaat het vaderland verloren 1 Gij rijmt en rijmelt er maar op aan, nu op de zon, dan op de maan of liefkens oogen en ooren, en meegesleept door het maatgeluid, zoo droomt gij, dat u de roem ontsluit, o poët-en, den schrijn der trezorenl En gij hangt de ivoreue lier a$n den wand en klapt u zelven ter eer in dé hand.. Intusschen zinkt onze taal in het zand, versmeten voor vreemden toon en trant ! — Mefc de taie gaat het vaderland verloren ! O volksverlichters, met woede en schrik vervullen op beurt uw woord en uw blik hen, die u zien en hooren. De menschheid ligt u zoo dicht aan het hart, en Bismarck nu, dan Bonapart ontvlamt u en wekt uwen toren ! Zoo waant gij te strijden met hand en tand voor recht en rede, zoo wreed vermand. Intusschen ligt onze taal aan den band ! Een volk ontzielt men aan 't Schelde- strand ! — Met do taie gaat het vaderland verloren ! *T,ANS DE CORT. Oorlogsgepeinzen. I Zoover ik mij herinner, îs de oorlog be-gonnen met den mulder van Geulhem. Als go den man ooit tegenkomt, moet ge hean daar niet soheol voor aankijken, want hij is | zoo otischuldig als een l'am. Maar ik zal u vertellen hoe 't kwam. We keeirden tegen den avond terug van de Meersensohe bank, twee Amsterdamsche f ami lies en ik. We badden daar op onzen rug in 't gras gelegen en naar de wolken gekekon, we hadden nu cens naar 't Geuldal en dan weer naar 't Maasdal getuurd, we hadden rijpe en halfrijpe braambessen en-daarna ook kamperfoelie geplukt, we hadden bergop en bergaf geloopen, gestruikeld, kleeren gescheurd, gepraat, geschertst, kort-cm ailes gedaan wat men in 't verlof iai oeui landelijk zomerverblijf behoort te doen, en koerden nu zeer voldaan, zeer vermoeid en zeer hongerig terug naar ons hôtel, om het laatste punt van de dagorder, het avond-maaJ, gewetensvol af te werken, toen we voorbij deiî gevel van 't molenhuis kuieTe-nd, daarop een groenen plakbrief ontdekton met bovenaan in reuzenletteçs het vreeselijke woord : Mobilisatie. Geschrokken bleven we staan. Daar hadden we 't nu, opeena, om en bij ons. Sedert eenige dagen hadden we wel in de kranten gelezen van spanning en wrijving, van dreigingen en troepenbewe-ging, maar 't was ginder lieel ver in 't Oosten, aan de grenzen van Servië, Oostcn-rijk en Rusland, waar het wel eens meer zwart zag en rommelde, en we ma^kten on3 niet erg ongerust, overtuigd als we wa.^en, dat het wel weer aftrekken zou, want dafc de volkeren van Europa niets1 liever wensch-ten dan peàs en vrede. En daar was het nu : mobilisatie, en nog wel hier, in Nederland, in het stille rus tige Nederland. Hoe kon dat nu? 't Was een donderslag uit een hel der en lieanel....- En toen kwam de mulder uit het donker van zijn doargat op- ons af. Hij was opge-wo?iden van ontsteltenis en zoo wit als 't meel op zijn kleeren. En of dat nu niet schrikkelijk en belabberd en wraakroepend was, vroeg hij : hij had graan gokocht iii Maastricht en Aken, en overal weigerden ze het af te leveren, en de prijs van 't graan ging van uur tôt uur de hoogte in, en op Berg-Terblijt ^aren vandaag niet minder dan zooveel en zooveel jongens onder de wapèris geroe'pen, moest getrou'wde, en wat moesten nu de vrouwen en kinderen doeai zonder hun broodwinner, wie zou die nu den kost gerven en wie moest er nu den oogst afpikken en binnenhalen, die rijp te velde stond... Dat vraag ik u... Ja, dat wisten we natuurlijk niet. Ik zei dat ik hoopte dat het niet zoo'n vaart zou loopen, dab het toch maar eeai voorzorgs-maatregel was, die mobilisatie, en dat het-onweer wel over enkele dagen1 van de lucht zou zijn. Maar de mulder wou zich niet laten kalmeeren, hij was verontwaardigd en maaJcte misbaar, bromde en speelde op, en 't ergste was, hij bracht de dames' van ons .gezeJschap van streek, en ook eon enkele heer begon al sip .te kijken, zoodat ik korte metten maakte en zei : Komaan, 't is tijd, we moeten gaan eten. Dat deden we dan Ook. Maar dat liielp ons niet veol : we kwamen van den regeïi | in den drop. Het hôtel stond in rep en roer, J het gonsde en ronkte binnen en buiten in trcepjes en drommen van gejaagd betoo-gende en gebarende menschen — net een bijenkorf d.ie aan 't zwermen gaat. De groote vraag, die aile gesprekken be-hee-rschte en aile gemoêderen beklemde, was : Zal Holland voor den oorlog gespaard blijven? Want het scheen .bij iedereen van-zelf te sprekèn, dat, wanne&r Oostenrijk tegen Servië en Rusland aan 't bakkeleien ging, Duitschland dan ook te velde zou trekken, en dan kwamen onvermijdelijk Frankrijk en Engeland los, om zioh te weer te stellen tegen den vijand van hun bondgenoot. En in ge<val dat gebeurde, langs waar zouden de Duitsohe legers eenerzijds en de Frapsche en Engelsche legers ander-zijds, malkander tegemœt gaan: door Holland of door België, of door allebei, dat was de beangstigende vraag. De Hollanders vreesden 't ergste, want waarom zou de Regeering, die wel wist wat ze deed, de landweer oproepen als het ge-vaar niet naakte? Ik vermeende, half lachend half ernstig, dat Holland niet bang behoeifde t-^ wezen, • want. dat België ten allen tijde het 9lagveld gewoest was van Europa. Ik had er een voorgevoel van en berustte er in van tevoren als in een soort liistorisch noodlot en nog wel met een soort weemoedigen trots, dat, àls de storm ergens losbrak, liet in België zou gebeuren. In ons land kruisen, eilaas, de heirwegen der volkeren. Dien avond echter doolden we nog in 't onzskere. Het eenige» stellige, naar oorlog zwoamenda feit, dat we beleefden, was het vertrek van Bernstein. Bernstein was een buurman, die een herberg hield aan den voet van den berg, waar de meeste hotel-gasten geregeld hun koffie gingen drinken. En daar kwam hij nu parmantig aangestapt, een kranig landweerman met eon buikje, den ransel en do karabijn krijgshaftig op den rug, twee in Atjeh gewonnen kruisen op de borst en de tranen in de oogen. Hij was op weg naar 't station. We drongen met zijn twintigen om hem heen, drukteil hem de hand, riepen ,,vaarwel" en ,,tot weerziens" en ,,leve Bornstean", maar de man deed niks ge-estdriffcig of romantisch, hij vroeg al-lfecn dat we zijn vrouw de klandizie van den koffie zouden blijven gunnen, want dat ze van die klandizie moest leven. En dat bo-loofden we, ontroerd, e,n meenens. De volgende dagen kwamen de tijdingen, slag op slag, met verbijsterende snelheid en vlijmende pijn : mobilisatie in Duitschland, j in Frankrijk, in België, bezetting van Luxemburg, ultimatum aan België, antwoord van België, oorlogsverklaring van Duitschland aan Frankrijk en België, enz. enz. en inmiddelg de Beurzen gesloten, de treinen stopg^zet, eerst geheel en dan drie-kwart, de pest ontredderd, de telegraaf on-bruikbaar, de telefoon dito, de Banken be-stormd, de munt uit den omloop, met een woord, de schielijke instoring van 't dage-lijksch leven. 't Was of een reusachtige fa-briek met ronkeivie riemen en suizende wie-len ineens stilviel en de stilte hoorbaar in-trad. We waren van de buitenwereld afge-sloten, voelden ons aan ons lot en eigen krachten overgelaten, als Robinson op zijn eiland, voelden ons machteloos en weerloos tegenover een rondomme ont-zaglijke overmacht. Het zomerseizoen in 't Geuldal was meteen afgeloopën. De hôtels en pensions liepen van liever-lede leeg, uit het Rotspark en 't Pa-viljoen te Valkenburg vertrokken de muzi-kanten, de padvinders ruimden hun kamp op in 't Odapark, de rotsbewoners — een troepje H. B. S.-ers ontruimden de grot, die ze betrokken hadden en van waaruit ze gingen muàiceeren hier en daar tôt jclijt der badgasten en tôt hun eigen voordeel. De zomersche drukt9 maakte plaats voor de wintersche verl'atenheid. Er heersohten geen andere geruchten meer dan 't dof geruisch der watervallen in de Geul, dan het ge-suis der boomen en dan weldra — het ge-bulder der kanonnen in de verte. II. Het is gebeurd. Het is gebeurende. Het gebeurt. Men moet het zich als een spijker door herhaaldelijk kloppen in de hersens hameren, om de barre werkelijkheid te be-seffen. Datgene wat ik totnogtôe alleen uit boeken kende als een gruwelijk-boeiende ge-schiedenis, wat ik in mijn schooltijd vaak heb beschreven in rijm en onrijm zonder het ooit te hebben beleefd — dat hoefde op school niet, we hadden immers de klassieke voorD&elden om na te volgen — datgene wat ik met menig. ander in stilte of luidop sedert jaren heb gedacht en gevreesd, als mootende eenmaal uitbarsten boven onze hcofden, dat is nu inderdaad en werkelijk gaande. Er is geen ontkomen meer aan, het dringt zich op, het is een onherroepelijke voldongenheid. Want ginder in 't nabije zuidep, op enkele uren af stand, buldért het kanon, onop-houdelijk, met zware dof nagalmende don-derslagen; hoog door de lucht snorren "vlie-geniers van onherkenbare nationaliteit; te Maastricht in de ziekenhuizen liggen al ge-kwetsten, aangevoerd door de auto's van 't Roode Kruis, en op een kasteel hier vlakbij steekt de vlag van 't Roode Kruis uit de ramen. Verleden nacht zijn te Rothem door de marechaussee verdoolde uhlanenpaarden opgevangen met bloed aan hun tuig; nieuws-gierige Limburgers tuffen, fietsen of loopen uaar Eysden en brengen verhalen mee: hoe prachtig het Duitsche leger uitgemonsterd is, hoe er geplunderd en , brand gesticht wordt in het arme België; hoe burgers, ook weerlooze vrouwen en kinderen, door de wreed-ontaarde Duitschers worden gemar-teld en vermeord; hoe anderen zoo maar worden opgepakt en gevankelijk naar Duitschland gevoerd, hoe ér lijken hangen aan de boomen en het menschenbloed zijpelt door de straatgreppels, hoe zorgvuldig de ,,moffen" bij hun opmarsch vennijden om ook maar even de Nederlandsche grens te betredeii... Al de menschen, die ge hoort of ziet, zijn vervuld van de ijselijkheid, ze spreken over niets anders, en als ze er over zwijgen, kunt ge lezen op hun gezicht, dat ze er aan denken. In mijn pension zijn maar een half dozijn gasten meer, die trouwens bezig zijn met in te pakken; het is er stil en doodsch; geen gezelschap om mee te praten, zelfs geen kranten om te lezen — tjlie komen niet meer, of komen verouderd en waardeloos aan. Buiten, in de lucht, sidderen de echo's aan van het staag daverend geschut, ge hoort alleen dàt! 't Is het geluid dat ailes ovèrheerscht, dat u vervolgt en beklenit. Ik kuier de Geul langs naar de Meersen-sche Bank, de uiterste punt van den heuve-lenkam op den linkeroever van dit schilder-achtig kronkelend, druk-stroomend beekje, en ga zitten op het fijne droge gras van een wegberm. Beneden mij glooit zacht en wijd in den zonneschijn het vruclitbare Maasdal met den Sint-Pietersberg en de Ma-as-trichtsche torens en schoorsteenen aan den overkant. Liiiks, stroomopwaarts, tusschen de oeverhoogten door, zie ik in het Lûiker land, op Visé en die buurt. Doch van Visé is niets te onderscheideïi. 't Hangt daar vol rook, wit doorzond, die vadsig draait en drijft en de gansche diepte verdoezelt. Ge ziet telkens nieuwe rookzuilen opstijgen, grootere en kleinere, nu hier d^n daar, rechtop in de zomerlucht. En aldoor do^m doemen de kanonnen. îk heb moeite , om me voor te stellen, dat elk schot men-schenlevens vernielt, jonge bloeiende levens, dat er van minuut tôt minuut jongens neer-vallen, schielijk dood en stom en hun ziel teruggevend aan hun Schepper en Rechter. — Heer, ontferm u over hen ! — of kermend en kreunend met bloedende verminkende wonden. wie weet hoe pijnlijk en afgrijse-lijk. En allen zijn ze iemands kinderen, allen hebben ze iemand wien ze dierbaar zijn en die beangst is over hun lot, allen hebben ze een jeugdig menschenhart, met levensplannen en -Verwachtingen, met ver-langens en wenschen, vreugden en smarten, vatbaarheid voor liefde en geluk. JOZEF DE COCK. (Wordt vervolgd.) De plichten van elken Vramlng ton opzichte van ,,de Vlaamsche Stem" zijn: MEDEWERKEN. ABONNEEREN. YER5PREIDEN. [KLEINE KHONIEK Kern. Waarheid. Zijt wat ge schijnt en sckijnt wafc ge zijt, Maar zijt wat goeds, Met woorden en daden tôt waarheid bereid, Met veel moeds; Dan speelt ge wel vriendschap en gunsten kwijt En ander zoets, .Doch meer is de vrede en de vreugdigheid Uws ge-moeds, En God leeft, die waarheid kroont en verblijdt Onverhoeds. /23-VHI-'15. J. DE COCK. Victor Delà ïvlcntagne. t Emmanuel de Bom schrijft in de ,,N. Rott. Courant": Uit Havre bereikt me Jfc laconische bericht, dat de Vlaamsche dichter Victor Delà Montagne a-'ldar den 19n dr. is overledên. 't Zal veien in 't Noorden, evenzeer.als bij ons in 't Zuiden, een droeve tijding zijn. Dezen zeer gevoelige moet de tragedie van den uittocht ; naar den vreemde meer dan menigeen hebben a-angegrepen. Jarenlarig reeds was zijn levens- en dichtlust weggekwijnd. Wat hij misschien meer dan vie ook wensclite ,,oni gewoon vergeten te worden" was welhaast zijn deel. De redacteur deeer rubriek hield hem dan ook al voor een doode, toen een stukje van mij in een Vlaamsch tijd-6clirift zijn lof had gesproken. Sindsdien be-zorgde de Wereldbibhotheek een herdruk van : zijn gedichten. Dat kleine boekje — en liet is verre van mees.terwerk '— heeft hem dan toch nog de liefde van velen verzekerd. Nog wei-nige dagen geleden kwam toch van een Hol-landsch musicus het verzoek (het htaeveelste ?) om een van zijn gedichten op muziek te mo-gen brengen. Zeker er is in dat werk van bij-kan6 een lialve eeuw geleden een gemoedelij'ke toon, die ons nu soms wel wat verouderd lij'kt. Maar er is daarin ook nog zooveel echtheid, zooveel voornaamlieid, en deze stille in den lande heeft dan toch enkele liedjes geneurd die tôt het innigste behooren . wat in onze jonge literatuur aan te wijzen 16. 'k Heb zoete liefde verdreven uit het ontlooverd nest; en als een slot omgeven mijn hart met wal en vest. Wel is ihet stil daar binnen, maar 't is er rustig en goed ; en nimmermeer blaast op de tinnen de wachter, met dartele zinnen, een reizer den welkomstgr^t. Melodisch ruischt zijn Zomernamiddag: Mijn lieveken zeg, lierinnert ge 't u? Het was een zonnige zomernamiddag : geen windje dat ruischte, geen blad dat hc- [woog ; een hemel zoo blauw als 't azuur van uw oog, o zonnige zomernamiddag! Hij had bekoorlijk-scbalksche invallen -. Kom, zij de ruzie nu gedaan, verdwijne om 't frissche rozenbekje — hoe lief 't u'sta — dat pruilrig trekje, en zie me weer eens vriendlik aan... En hij kon kleine etsjes maken van oude huisjes ergens in een of ander Enkhuizen, waar hij zijn innigheid in weerspiegeld vond. Zijn licht-ironische, geestige, zeer simpele zegging, wars van uitbundigheid en à peu près, kon soms heel plastiek beelden afronden en slem-ming geven. Men vergeet niet die prettig ge-rijmde Wintervisie: De sneeuw ligt op de daken en, door de morsige steê, spoên roodgeneusde gestalten in ulster en caclie-nez. En zijn allermooiste, eigenlijk een verdiet-sching.van een vael langer liedje van Biche-pin, dat algemeen bekend is ook in Noord-Nederland, maar vaak — ook wel eens door iemand als Willem Kloos! — aan een.... mid-deleeuwsch volksdichter werd toegeschreven : Een oudt- Jiedeken. . Tsagh eens een snape stervensgeérn een valsche, wreedo, boose deern. e Sei totten enape : ,,hael mi terstont din moeders hërt voor minen hont." Hi ging en sloech sin moedei* doot en vluchtte met het herte root. Mer twyl hi loopt, stuiefc oppen st'een en valt — dat erme hert meteen. Al botsen op de barde baen, vingh plots dat hert te spreken aen, Al weenen vinghet te spreken aen: ,,Och, jonghe, hebs di seer gedaen?" Victor Delà Montagne heeft' slechts eenige tientallen bladzijden geschreven — 't beste deel van zijn werk werd in een klein boekjè vergaard — en toch zouden wij niet graag dat simpele, en zoo fijne geluid in onze letterr kunde missen. Met Albrecht Rodenbach en Pol de Mont stond hij in de jaren '80 tôt '90 aan 5t hoofd van de toenmalige dichterlijke generatie. ,,Hij dicht. voor zich zelf alleen, deze, eenzelvig als iemancl die niets verlangt, niets vraagt aan de wereld dan dat zij hem toelate in stilte voor zichzelf zijn liedeken te neuren. Het lied •van zijn innige ervaringen, zijn ernstige en zijn kiesche voeling van dit leven. Wat in later tijd menigeen zal treffen is de reine en teere klank van zijn vers, en hoe hij, als door de omringende drukte nog meer tôt ingetogen-heid genoopt, zijn stem als 't ware befloerste, oni zoo weinig mogelijk gehoord te worden. Wat in hem opwelde aan teederheid en innigheid, het werd in het sierlijke lied of het teere gedicht. liefdevol, vast en bevallig uitgespro-ken. Wat men er vooral in voelfc is : oprecht-heid. Zeldzame gave, in een tijd toen voorge-wende emotie, opgeschroefde bombarie zpo vaak voor hartstocht en ,,minnegloed" werd aan-vaard door de goêgemeente. Dit is de stem van een vertrouwbaar mensch, wiens gebaar niets meer en niets anders zegt dan wat hij voelt: die een dichter is, dichter door zijn gave om eigen schoonheid in welluidenden toon uit te beelden, dichter om zijn- menschelijkheid, om zijn eenvoudig en diep doorvoelen van wat in een sterk bewogen. maar ingetogen stil-gehou-den levensepisoàe hem geviel..." Aldus mocht ik over liem schriiven nu acht en half jaar'geleden — en nu ik zoek naai woorden om dezen voortreffelijken Zuid-Ne-derlander in zijn uitvaart naar :t. eeuwige te begeleiden, kan ik niet dan herhalen, daar dit nog steeds mijn vaste- overtuiging is. In Vlaanderen— en ver daar buiten, overal waar nu Vlamingen zijn, helaas! — zal M bericht van zijn dood, in ballingschap, ver van zijn geboortegrond, dien hij zoo werkelijk lief- had zeker ontroeren hen die in hem den fijnzinnigen man erkenden, met zijn ridderlijk karakter en zijn, ondanks zekere slordigheid m zijn uiterlijke verschijning der latere jaren, echt aristocratisch wezen. De l'audace, de l'audace toujours! Namens het ,,Comité National de secours et d alimentation, Comité Local pour Amsterdam" stuurde de Amsterdamsche secretaris, de heer F. Carpentier, ons voor een pa-ar dagen een in het Fransch gestelde mededeeling, met het verzoek ze op te nemen in de ,,V1. Stem". Met de kantteekening : ,,Verzoeke Nederlandsch" zond de Redactie het stuk aan den afzender terug. Tôt onze verwondering (och nee, het verbaast ons niets...) kwam per ommegaande het Fran-sche stuk onvertaald in ons bezit, met het Volgende begeleidend schrijven: Monsieur le Redacteur, Ne pourriez vous me faire le plaisir de faire opérer la traduction au journal, comme le faisait mon ami Monsieur Deswarte. Je compte sur votre bonne obligeance et vous prie d'agréer, Monsieur le Redacteur, mes empressées salutations. Comité Local pour Amsterdam: Le Secrétaire, t (w.g.) F. CARPENTIER. Ce 23 Août 1915. V ertaling : Mijnheer de Redacteur, Zou u mij het genoegen willen doen, het stuk op het bureau van het blad te laten ver-talen, zooals mijn vriend do heer Deswarte deed. Ik reken op uw vriendelike dienstwillig-heid. Met beleefde groeten enz. Het schrijven van onzen briefwisselaar werpt een eigenaardig liclit op de verfransching in het Comité waarvan hij de Secretaris is. Stem-pels en hoofden van brieven en omslagen zijn uitsluitend Fransch, terwijl blijkbaar de ge-heelo briefwisseling in het Fransch gevoerd wordt. Aan de hulp van een^Nederlandsch vertaler schijnt het Comité niet te hebben gedacht.Wat ons betreft kunnen wij op het verzoek van den heer Secretaris i^iet ingaan. De een-voudigsto wellevendheid eischt. van een Belgisch ambtenaar, dat hij zich tôt een Vlaamsch1-Belgisch blad in het Nederlandsch wendt. Voorts houdt de ,,V1. Stem" er geen vertalings-bureau ten behoeve van Nederlandsch-onkun-dige Belgische Comités op na. Duikboot tegen dulkboot. „Central News" seint de volgendo levendige beschrijving van een gevecht tusschen een Oos-tenrijksche en een Italiaansche duikboot, uit de ,,Stampa" : Een Italiaansche torpedoboot die op eenigen afstand van een> Italiaansche duikboot kruiste, zag een vijandelijke duikboot, die met groote snelheid naderde. De commandant besloot, er geen jacht op te maken, maar manoeuvreerde zoo, dat hij dicht bij de Italiaansche onderzee-boot kwam, voortdurend doende alsof hij den vijand niet bemerkt had'. Toen de twee onderzeeërs tegenover elkaar lagen, vuurde de vijand een torpédo af, die miste-. Toen. vblgde een praclitige strijd. De twee duikbooten streden anderhalf uur, steeds trachtend elkaai\,te torpedeeren en soms bijna met elkaar in botsing komende. Elk der duik-1 booten zorgde er voor, niet dwars voor de lan- Iceerbuizen van den ander te komen, want hefc was eeri strijd op 3even en dcod. IntUSscheji kwam de Italiaansche torpedoboot dichterbij, gereed om de Oostenrijksctio duikboot als die aan de oppervlakte zou komen, te beschieten en tôt zinken te brengèp. Ten slotte slaagde de Italiaansche duikboot erin, in de gezochte positie te komen. Het Oos-tênrijksche vaartuig schoot in den blinde nog twee torpedo's af. Zij gingen voorbij zonder schade te doen en het volgende oogenblik raak-té de Italiaansche torpédo de Oostenrijksche boot vol midscheeps, waarop zij. zoo snel zonk, dat geen enkel màn der équipage gered kon worden. Het uitsterven van den leeuw. Het gebied van den leeûw, den koning der diéren, wordt iedèren dag kleiner, en de tijd. schijnt niet ver meor, dat hij zijn rijk gehad heeft. Ook in het Zwarte Werelddeol wordt de leeuw voortdurend t&ruggedron-gen. De'grootste verliezen leidt de leeuw in Zuid-Afrika. In 1694 was'het beslist nood-zakclijk, het aantal schildwachten van het fort te Kaapstad te verdubbelen; de leeuw was gèvreesd en er was een hooge premie op het dooden van den leeuw gesteld. Onze ,,oud-oomes", de oude Kaa.psche pioniers, verhalen hoe zij zich tegen den leeuw moesten verdedigen. Transvaal was bijna onbe-j wconbaar,: enkel en alleen omdat de leeuw | er regeerde. En tliàns? De leeuw is uitge-| roeid. Ten zuiden van de Limpopo en de | Kalehari-wcestijn is de leeuw absoluut ver-, dreven. In Noord-West-Afrika, het .oude Numidië, dat eens de leeuwen leverde voor de speleu in de Romîjnsche amphitheaters, is de leeuw sterk teruggodrongen, on ook in de verschillende kuststreken aan den Kongo-mond en in Senegambië. zoekt men den leeuw tevergeefs. In de Sahara en in de Nijllanden ten ■ noorden van 16 gr. 30 min. komt de leeuw niet meer voor. Echter vindt men den leeuw nog wel in den geheelen Soedan, en aan den zuidrand der Sahara. Ook leeft de leeuw nog. aan den Boven-Nijl, in Abessinië, in Britsck-Oost-Afrika en in Duitsch-Oost-Afrika.De leeuw komt buiten Âirika nog slechts in twee plaatsen in Azië voor, n.l. in enkele gedeelten van Perzië o. a. op het Zagros-geibsrgte en voorts in Pendsjab (Britsch-Indië). Vroeger leefde de leeuw ook in Syrië en Palestina. Zelfs . kwam hij in Europa voor, n.l. in Griekenland, omstreeks Chris-fcus' geboorte heeft men hem daar uitgc-roeid.Enfant terrible. ,,Tante Keetje, wat is dat, een telegraaf P" ,,Een telegraaf is een ding, als men hier iefcs zegt, dan weofc men het dadelijk in Rotterdam.",,0, dan is u een telegraaf, taîrfce!" ,,Waarom, kind?" _ ,,Ja weet u, pàpa zei gisteren nog tegen marna, vertel er nu niets van aan tante Keetje, anders weet men het dadelijk in de heele stad^'- . .. ..

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Amsterdam du 1900 au 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes