Het tooneel

1138 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 13 Janvrier. Het tooneel. Accès à 10 mai 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/3n20c4tf11/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel 2e Jaarganj ; Nr 18 ■ 13 Januari 19^/jp- Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen — . : ■ - 10 Gentiem De Kritiek over ,, Op Hoop van Zegen " ) i HERMAN HEIJERMANS. 1 Bernard Canter woonde verleden jaar de 600e vertooning bij van «Op Hoop van Zegen» en schreef daar-over : «Waaraan het fabelachtige succès van dit stuk is te danken? Wij heb-ben bij de 600e opvoering aan een critiek van Frans Coenen gedacht,die een tiental jaren geleden wees op de geheimzinnige macht van de zee, die men achter het tooneelstuk, voelde. «Op Hoop van Zegen» is het drama van de zee. Het is de elementaire kracht van de zee, die hier als het fatum, het noodlot uit de Oud-Griek-sche tragediën, het publiek die duur-zame zielshuivering geeft, welke het in andere sferen, dan die van het nuchtere dagelijksche bestaan, ver-heft.»In het tijdschrift «Lucifer», van 28 October 1906, komt een beoordee-ling voor van Goldmann, waaraan wij het een en ander ontleenen : «In dit drama wordt getrouw en naar de werkelijkheid, het bestaan van de arme Hollandsche zeevisschersbevol-king geschilderd. De schrijver heeft met eenvoudige middelen, maar met kunstvolle hand, ailes wat hij heeft willen geven, weten uit te beelden,en met die eenvoudige middelen, heeft hij ons innig geroerd. «Op Hoop van Zegen» doet ons denken aan Pierre Loti's werk, «De Visschers van IJs-land», dat nagenoeg hetzelfde onder-werp behandelt, waarin de schrijver door eenvoudige en vlotte uitdruk-king, eene zoo geweldige uitwerking weet voort te brengen, dat dit boek voor de dramatische kunst als klas-sieke voorbeeld kan dienen. En «Op Hoop van Zegen» staat daarom zoo noog bo-ven de laatste tooneelwerken van het Duitsch naturalisme verhe-ven, omdat de schrijver zich niet te-vreden hield met het aaneenflansen van een met moeite verzameld hoop-je realiteit, maar door 't weergeven van 't werkelijk leven, de harten der toeschouwers warmer en inniger te doen kloppen. En zelfs de humor ont-breekt niet in 't werk, de gezonde, de behaaglijke humor uit de Nederlan-den. Daar wordt menig krachtig woord gesproken dat ons in stemming brengt, gelijk we die hebben bij 't aanschouwen der kermis - tafereelen van Teniers, of van den goeden Jan Steen. 't Duitsch naturalisme heeft den humor uit zijn werk gesioten... De Duitsche naturalist kan den humor met zijn ernstige kunst niet ver-eenzelvigen, omdat hij geen humor bezit. De kritiekers hebben gelijk, als ze op de overeenkomst wij zen, die er tusschen Heijermans werk en «De Wevers» van Hauptmann bestaat.De Hollandsche schrijver heeft zich blijkbaar door den Duitsche laten be-invloeden. Heijermans heeft met het beste drama dat Hauptmann schreef, al zijn techniek geleerd ; hij heeft «De Wevers» als model genomen om zijn «Op Hoop van Zegen» op te bou-wen. De weg, dien Hauptmann heeft gekozen om het ellendig bestaan der Silezische wevers in toonbeeld weer te geven, is door Heijermans gevolgd om het leven der arme Hollandsche zeevisschers op het tooneel aanschou-welijk te maken. In het eene werk, zoowel als in het andere is er een weinig socialisme geweven. In «De Wevers» keert een soldaat, die bij de Pruisische infanterie heeft gediend, met oproerige ideeën naar zijn dorp terug ; in «Op Hoop van Zegen» komt een matroos, die bij de Hollandsche marine dienst heeft gedaan, als revo-lutionair uit de gevangenis naar huis. En wat de dramatische grondgedach-te van dit laatste werk aangaat, die is in Ibsen's «De Steunpilaren van de Maatschappij» te vinden, namelijk een reeder die een schip in zee stuurt waarvan hij weet, dat het niet zee-waardig is. En toch is op de grondge-dachte in «Op Hoop van Zegen» niet al te veel gewicht gelegd, daar in dit drama niet hoofdzakelijk de steunni-laren van de maatschappij beoordeeld worden, maar slechts terloops wor-den aangeraakt. Het komt hier min-der op den reeder aan, dan wel op de zeevisschers. Er werd hier toevallig een dramatisch idee genomen en aîs motief gebruikt, om de ellende dezer ongelukkige visschers op het tooneel te brengen. En daarom kan men niet zeggen dat Heijermans Ibsen heeft gecopi-eerd en nog veel minder Hauptmann, want het is niet altijd copiëeren als een schrijver hier of daar iets ont-leent. De vraag is niet, wat heeft de schrijver genomen, maar wel, — wat heeft hij er uit gemaakt. En wie iets weet te maken uit wat hij aan an-deren heeft ontleend, mag al nemen wat hij vindt. In de letterkunde heet het: «wat ik leven weet te geven, is mijn eigendom». Ook in dit geval be-slist alleen de persoonlijkheid... En juist omdat Heijermans een persoonlijkheid is, heeft hij een zelfstandig werk voortgebracht, en daarom ook mag hij van Ibsen een idee en van Hauptmann de techniek nemen. Ja, Heijermans is een persoonlijkheid... Zijn werk heeft eigen leven en eigen poëzie. Al de typen die in «Op Hoop van Zegen» voorkomen, zijn men-schen, die alleen door een dichter kunnen geschapen worden. En 't is enkel aan een dichter gegeven stemming in een drama te leggen, gelijk die in bovengenoemd stuk aanwezig is. De schrijver heeft niet te vergeefs zijn werk een «zeestuk» genoemd, — want de stemming van de zee, haar sterke adem, gaat door heel het stuk. Men voelt hem in elk tafereel. De zee werpt haar golven tôt op het venster van het kleine visschershuisje, waarin het drama zich afspeelt. Men hoort net gefluit der stoomschepen, en de storm over het huis loeien, diezelfde storm die de golven hemelhoog op- zweept. De zee is in de nabijheid van het huisje; het leven van hen, die het huisje bewonen, is aan haar verbon-den, en ze grijpt diep in hun leven in. En zoo werkt die machtige zee gedurig mede, om het leven der men-schen in dit drama weer te geven... Dit drama speelt tusschen de men-schen en de zee. Ailes wat er in voor-komt is met dit grootsch element in betrekking, en ieder persoon die op-treedt brengt er een stuk van mede.Terwijl buiten de zee woedt, is ze ter zelfder tijd op de planken, als hoofdpersoon aanwezig, een hoofd-persoon dus, die men niet te zien krijgt,maar wiens aanwezigheid men toch gedurende heel de handeling voelt. Ja, die verderfbrengende, on-verzadelijke zee, die als een onbarm-hartigen vijand, dat arm, onschuldig volk, voortdurend beloert... En toch is die hoofdpersoon niet minder kun-stig geteekend dan al de andere per-sonen in het drama, maar deze worden er ook niet door in den schaduw gesteld. Dit ailes is op eene nieuwe, eigenaardige en zelfstandige wijze uitgebeeld. Wat vooral nieuw en eigenaardig is, dat is Holland. Niet het Hollancr dat alleen bij plezierreisjes waarge-nomen wordt. Men krijgt geen wind-molens, geen kanalen te zien; geen Rembrandt, geen Frans Hais ; niet de ivalverstraat te Amsterdam, met haar armoedig avondleven ; niet den vijver in den Haag, met zijn zwanen, die zacht over 't water giijden. Het is ook niet het Holland, zooals het zich hier en daar, bij bezoeken aan vreemde hoven vertoont, in de ge-daante eener jonge, blondharige ko-ningin, met een snoer van briljanten om den lelieblanken hais. Neen, we zien een Holland dat we tôt hiertoe niet kenden. De hand van den dichter rukt de schilderachtige oppervlakte, die als een sluier over dat Holland ligt uit-gespreid, weg, en laat ons zien wat daaronder verborgen is. Hij laat op den bodem zien,waar we Hollandsche armoede ontwaren, ondanks het ka-rakteristieke hoofdtooisel van de sneeuwwitte muts, de gouden ringen en platen der Hollandsche vrouw. We zien het van verontwaardiging gloeiend aangezicht van den door Droogstoppel uitgezogen arbeider... Droogstoppel, de hartelooze, uitbui-tende kruienier, door Multatuli zoo meesterlijk geteekend en onsterfelijk gemaakt, en dien we hier in de ge-daante van een reeder over het tooneel zien gaan. En we zien hoe het Hollandsche volk zwoegt en zweet, en zijn leven offert voor dien Droogstoppel, hoe dat volk lijdt en duldt, om zijn ellendig, kommervol bestaan , voort te slepen. We zien een krachtig en openhartig volk, dat ons diepste medelijden waardig is. De eerste bedrijven van het drama worden in deze omgeving afgespeeld. In de armoedig gemeubileerde ka-mer is niets te bespeuren van al het-geen men gewoonlijk in de Hollandsche intérieurs aantreft : helder, blinkend koperwerk, Delftsch porse-lein, enz. Hollandsch alleen is het groote, breede venster en Hollandsch is het licht dat door dit venster naar binnen stroomt, een zeer schitterend licht, zooals het in dit land schitteren kan, als de zon in 't water schijnt en het water de stralen terugkaatst. Kniertje is weduwe, en in 't dorp is aan weduwen geen gebrek.De man-nen gaan op de vischvangst en 't ge-beurt zeer dikwijls dat de zee de vis-scherssloepen verbrijzelt en de visschers onder haar golven begraaft... Wat is daar tegen te doen ?... Men weent, men bidt, maar de zee doet toch wat ze wil. En opdat de stadsbe-woners hun visch zouden kunnen eten is het noodig dat nu en dan vrouwen haar mannen en kinderen hun vaders verliezen. — De visch wordt duur b e t a a 1 d . In en om de Schouwburgen — ROLVERDEELING van «Het Schan-daal», tooneelspel in 4 bedrijven, van Henry Bataille, dat Zaterdag aanst. wordt opgevoerd. — Maurice Férioul, Hr L. Ber-trijn. — Charlotte, zijne vrouw, Mevr. H. Bertrijn. — Marthon, hun kind, Juf. J. Van Gool. — Riquet, hun kind, Juf. M. Van den Baen. — Parizot, Hr A. Van Thillo. — Ar-tanezzo, Hr G. Cattwenberg. — Jeannetier. Hr R. Van de Putte. — De Prefekt, Hr R. Angenot. — Gaston de Rieux, Hr J. Smits. — Griiz, Hr F. Van Gool. — Jean, chauffeur, Hr F. Thees. — Mevr. Férioul, Mev. Ch. Noterman. — Margaridou, Mevr. L. Hens.— Juffrouw Blanquette, Mej. M. Bertrijn. — De Dame met den Blauwen hoed, Mej. J. Janssens. — De Dame met den Rooden hoed, Mej. I. Vervoort. — MEVROUW WARREN'S BEDRlJF, tooneelspel in vier bedrijven-, van George Bernard Shaw, en 'T KLEINTJE, tooneelspel in een bedrijf, door Maurits Sabbe, zullen aanstonds na Het Schandaal gaan. — HET IS DUS HEDEN ZATERDAG avond, dat in «Palatinat» de eerste opvoering plaats grijpt van «De Gescheidene Vrouw», de verrukkelijke operette van Léo Fall. De Vlaamsche bewerking is van Paul Robert. — DE «KINO - KONINGIN», van Jean Gilbert, zal ook dit seizoen nog, in «Palatinat» worden vertoond. — NA «DE GESCHEIDENE VROUW» krijgen wij eene «reprise» van «Musketiers in 't Klooster» met een gansch nieuwe be-zetting. Daarna komt «De Graaf van Lu-xemburg» aan de beurt. Marten Melsen Oorzaken van materieelen aard hebben — spijtig genoeg — ons belet reeds de vo-rige week over de intéressante tentoonstel-ling van dezen kunstschilder te spreken. Het is geruimen tijd geleden — sedert heel de droevige periode van den oorlog — dat wij nog een expositie te zien gekregen hebben als deze merkwaardige uiting van een schoon talent. Van Marten Melsen mag gezegd worden dat hij een begaafd artist is en tevens een onverdroter werker, zoeker en vorscher. Zijn kunstbetrachting is van zuiver ge-halte en zijn streven om met nieuw en per-soonlijk werk onzen Vlaamschen kunstschat te verrijken, valt zeker zeer op prijs gesteld te worden. Marten Melsen die aan de Academie van Brussel studeerde en genoteerd stond door bestuurder en professors als een vlijtigen leerling-, ontvlood zoo haast mogeMjk, na volbrachte studies, de muffe, weepsche, initiatief - doodende atmosfeer der Academie, om in de natuur met haar wisseling van jaargetijden en elementen, lossen teu-gel te.kunnen geven aan zijn naar vrijheid en ruimte snakkende kunstenaarsziel. En hij vestigde zich te Stabroeck, het weelderige dorp aan de Hollandsche grens, in vollen polder, maar in de onmiddellijke nabijheid van de prachtige Antwerpsche heidestreek. En hij heeft daar goed toegezien, met echten kunstenaarsblik, gevoeld en ge-werkt, hard gewerkt zelfs met de devotie van een roeping. De boeren en hun intérieurs trokken, hem bijzonderlijk aan, de honkige en bon-kige typen van boeren en de dikke, sterke boerinnen met de hypertrophische buiken, hun gezonde en leversblije jongens en meis-jes met de dikke, witharige dikkoppen. Hij heeft daar ailes wat leeft en tiert, menschen en dieren, nagegaan in hun een-voudig gedoe. Hij heeft er de menschen bekeken en be-studeerd in hun dagelijksche bezigheid op het veld, in den stal en hun woonhuis, in de herberg wanneer ze gezapig gezeten zijn voor borrel of pint, of anders nog, wanneer ze ongebreideld en beestig zelfs, zich neelemaal overgeven aan de kermisjoel en ze dagen lang zuipen en zwieren, en hossen als wildemannen in de overhitte en ransrui-kende danstent. Verleden jaar gaf M. Hendrik Baccaert een studie over het werk van Marten Melsen, vol lyrisme en buitengewoon sympa-thiek voor den schilder, in Elseviers Maand-sc.hrift, rijkelijk geïllustreerd. Ook onze groote Vlaamsche dichter en fijnzinnige criticus, Karel van de Woestij-ne, heeft over den schilder der boeren,zeer eigenaardig- geschreven. Ziehier wat hij er over zegt : «Marten Melsen is een déraciné. Zijne boeren, hoe hij ook van ze houde, hoe eigen hij zich ook heeft gemaakt, hij ziet ze met stedelingoogen. — Volkomen assimilatie is immers onmo-g-elijk ; — de Brusselaar (Marten Melsen werd te Brussel den lien Juli 1870 geboren) kan den inboorling van Stabroeck alleen met Brusselsche oogen zien.En daar-in ligt juist de kracht, de persoonlijkheid, de joviaal - ironieke schoonheid van Marten Melsen «Bruxellois malgré lui». «... Verplaats ik dus Melsen in een li-terair vak, dan denk ik aan Cyriel Buys-se.«...Melsen staat tôt een schilder die van den buiten zou zijn, gelijk Buysse tôt Streu-vels staat, bijvoorbeeld. «Toelichting zal hier nauwelijks noodig zijn. Streuvels immers, en iedereeii heeft het ondervonden, ziet, voelt, denkt gelijk de boer-zelf. Zijne visie is even kosmisch als plastisch. Hij denkt zich het landschap niet buiien weer en wind: het ware hem onmogelijk. Ik zeg niet dat Streuvels niet observeert; zich buiten zijn onderwerp — menschen, dieren of land — plaatsen, kan hij echter niet. Zijn werk leeft minder van hun eigenaardig uitzicht, van hunne bijzon-derheden en hunne uiterlijkheid. Hij heeft ze nooit als uitzonderingen getoond : hij -ze)f vindt ze natuurlijk, en zijn grootsie zorg is, ze in de natuur te situëeren, lo-giseh en harmonisch. «Buyt-se echter, hoewel geboren boer en harrstoehtelijk gehecht aan zijn geboorte-grond, behoort door zijn moeder tôt den burgerstand, die in de stad zijne opleiding gemet. Hij zelf zal tôt op den mannenleef- Hr B. RUYSBROECK, dis in «Op Hoop van Zegen» de roi van reeder Bos vervult. tijd evenveel uren in Gent als op zijn dorp I hebben doorgebracht. In de stad had hij [ zijn vrienden, leerde hij langzamerhand een | vrijen blik werpen op het landelijk leven. ; Zijn huwelijk maakt er een groot - stede-ling van, een wereldburger, die trouwens Amerika kent. En parallel met die ontbol-stering loopt zijn letterkundige productie. Men vergeûjke maar «Het Recht van den Sterkste» met «Het Bolleken» : men merkt onmiddellijk hoe in 't laatste werk de schrijver meer nuchter, meer objectiever, scherper, vooral ironischer is geworden... Het is geen meeleven meer; het is er-bui-ten-leven, met een geamuseerden blik en een toegeven4en glimlach. Het is wel zeer be"-rijpelijk, maar toch buiten-zich-gehou-den stedelingenwerk. En nu wil ik zeker niet uitmaken, wat het beste en schoonste, noch zelfs het echte is. «Ook Melsen ziet, — behalve dat hij, materieel, een soms prachtig en een steeds breed en machtig schilder is — zijne boeren niettegenstaande zijn groote liefde,met een geamuseerden blik en een toegevenden glimlach. Atmosfeer, gevoel der echtheid is er in zijn werk meestal; het is echter i aar het eigenaardig-drastisch zijner personnages dat onmiddellijk de aandacht gaat. Hij ziet ze des te scherper, dat hij heel zeker anders handelen en bewegen zou. dan zij doen. Een boer, evenzeer begaafd met schildersgaven zou hunne links-heid, hunne onbeholpen manieren, hunne lompe houdingen niet zien, omdat hij-zelf bij geboorte en aanvankelijke opleiding dergelijke lompheid niet te boven kan ko-men. Hij kan zijn volk, evenals Stijn Streuvels evenals René de Clercq, wel in hun midden, bij hun ambacht verplaatsen: het, tôt op het kantje der karikatuur af, typeeren en.... vereenzamen kan hij niet-.-Marten Melsen kan het wel, omdat hij per fas et nefas, een stedeling is die er «erbui-ten staat» en niet onmiddellijk aan zijne onderwerpcn is gebonden. Heer Herman Baccaert zegt ergens in zijne hooger vermelde studie : «Ernstige kritiek, vooral nieuwsbladenkritiek, zit te onzent (België) nog altijd in de koolen.» En verder: « Ach, heeren critici, ontfermt u over Marten Melsen en doet hem niet versagen onder uw gemelijk humeur. » Heer Baccaert heeft volkomen gelijk, waar hij den critici te lijf gaat die kunste-naars neerhalen, puur en simpel uit leed-vermaak. Maar ernstige en bevoegde critiek zal wel altijd toegelaten zijn en aan-genomen door ernstige kunstenaars, wijl echter onberedeneerde ophemeling al even onnoozel is aïs domme en galachtige af-brekerij.Marten Melsen is ontegenzeggelijk, wij zeiden het reeds, een persoonlijkheid met een schoon talent. Maar volgens ons is zijn talent nog niet tôt de voile rijpheid gekomen. Wij wachten nog naar zijn werk dat hem de wijding geven moet van het meesterschap. Wie onpartijdig wel oordeelen en met kennis van zaken, zal moeten bekennen dat z'jn schilderijen nog geen voldragen werk zijn, echter wel ver-gepousseerde schetsen. De groote, breede kloof die de schets van het com"'pete schilderij, van het g'eache-veerde werk scheidt, heeft Marten Melsen nog niet weten te overbruggen. Wij weten wel dat dit het erge euvel is, waar de over-groote meérderheid der moderne schilders aan mank gaan, maar die wetenschap mag geen reden zijn om het euvel niet aan te wijzen, zelfs bij een artist die wezenlijk begaafd is. De schets, zij kan voorzeker de waarde hebben van een afgewerkt gewrocht, maar de artist die aanspraak wil maken op den 1 eeretitel van meester, moet in staat wezen een voldragen werk te scheppen, afgewerkt ( in al zijn deelen, beantwoordend aan de ' wetten der harmonie en der logica. Voor vele jaren, toen we de eerste wer-ken zagen van Marten Melsen, waren we , verheùgd en vol blijde verwachting en zagen we in hem den toekomenden meester. Helaas! de verwachting is niet beant-woord! We slaken dien jammerkreet niet omdat we wanhopen, maar omdat onze verwachting nog niet beantwoord is geworden en omdat we meenen, rechtzinnig gesproken, dat de vorderingen niet in verhou-ding zijn geweest met de beloften die we vroeger rechtmatig mochten koesteren. _ De groote fout bij Marten Melsen liçt hem, volgens onze bescheiden meening-, in het coloriet. Men kan van hem niet zegg-en dat hij

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes