Het tooneel

1256 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 17 Fevrier. Het tooneel. Accès à 18 mai 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/ns0ks6k714/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

HET Toonel 2e Jaargang Nr 23 — 17 Februari 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Centiem Aoninki. Jvecteri. àcnouwourg GHETTO Wij meenen dat het bestuur een geluk-kiger keus had kunnen doen in de reeks werken van den beste der Nederlandsche dramaturgen, dan met «Ghetto». Waarom wordt de proef niet eens ge-Waagd met «Schakels» dat, volgens onze bescheiden meening, veel hooger staat en als kunstwerk en als uitbeelding van ka-rakters dan het spel dat we nu te beoor-deelen hebben. «Ghetto» werd in den oorspronkelijken vorm voor de eerste maal opgevoerd te Amsterdam den 24en December 1898 door de Nederlandsche Tooneelvereeniging» en be-leefde toen niet minder dan 80 opvoei'in-gen.Te Antwerpen kwam het voor het voet-licht in April van het volgende jaar door hetzelfde gezelschap op verzoek van den «Zuid - Nederlandschen Tooneelbond». In 1905 heeft Heijermans zijn werk her-zien en verbeterd. Het bestuur van onzen schouwburg heeft ons een verrassing willen geven van zeer bijzonderen aard: in plaats van het gewij-zigde stuk heeft het het spel verkozen in den oorspronkelijken tekst. Wat moetén we nu besluiten ? Is de lei-ding' onwetend van die verandering? Moest dat waar zijn dan zou die onwetendheid waarlijk onvergeeflijk zijn. Of moeten we denken dat het wel op de hoogte was en maar liever aan de eerste versie de voor-këur werd gegeven, wijl daarin de zelf-moord van Rose meer pakkend is, meer in-sjaat bij een groot deel van het publiek... In dit geval zou die melo-dramatische spe-culatie een bewijs zijn van vèrregaand ge-brek aan goeden smaak. Wat er ook van zij, wij vermeenen dat een schouwburgdirectie het werk van een dramaturg moet eerbiedigen. Heijermans moet wel degelijk gewild hebben dat zijn «Ghetto» opgevoerd wordt in den gewij-zigden vorm van 1905. Het droevig einde van Rose komt in den nieuwen tekst hoegenaamd niet voor en maakt plaats voor een bevredigende oplos-sing: zij huwt den zoon die vervloekt wordt door den vader. Het slot is dus minder tragisch en de ondertitel «Burgerlijk Treurspel» mag dus wel wat al te pompeus geheeten worden. In het nieuwe «Ghetto» krijgen niet al-leen de joodsche geloofsgenooten van leer, maar de andere religies moeten het insge-lijks duur vergelden. Heijermans geeft in de nieuwe uitgave van zijn werken (Amsterdam. S. L. Van Looy, 1911) de reden van die wijziging: «Vandaag nog vermeen ik, dat de Rafaël-figuur volkomen leeft, dat zoowel z'n ge-droam als z'n «phrases» tôt de werkelijk-heid van de joodsche «Rafaëls uit die da-gen» behooren. Alleen zij, die de socialis-tische beweging van uit hun gewatteerde kamer en niet in 't gewoel zelf hebben ge-volgd — alleen zij, die naast de werkelijk-heid staan, mogen zich wijs maken, dat de-ze joodsche jongeling uit wormstekig hout is gesneden! Wij weten beter. «In 1905 (Verg. «De Nieuwe Tijd» elfde jaargang, 1906) ben 'k tôt de omwerking van het eerste tooneel van het tweede be-drijf en van de tweede helft van het derde bedrijf overgegaan. «De omwerking geschiedde, schreef 'k in dat tijdschrift: omdat in den oorspronkelijken vorm de kern niet tôt rustige bezinking was gekomen. In de nieuwe editie, gehou-den in den stijl van 1898, is gepoogd hier-in te voorzien, «Het kwam mij namelijk, na het bijwo-nen eener «Ghetto»-vertooning voor, dat er niet voldoende nadruk op het feit, dat in d e z e maatschappij nagenoeg iedere gods-dienst de verhouding van armoedig ghetto-gedoe aanreemt, werd gelegd. «Er was, voelde 'k, iets ideologisch - on-rechtvaardigs in, de symbolische waarde werd 'r zeker niet door vergroot, als 'k den joden zoo deerlijk hun ghetto-bestaan aan-rekende, waar toch overal, naar aile rich-tingen heen, 't onkruid der ghetto-godsdien-sten, bloeit, tiert en naar historisch-betrek-kelijken maatstaf vooralsnog bloeien moet». «Om de balans een weinig te herstellen verbeterd e ik 't jeugdwerk in 1905. 'k Trachtte voor zoover 't oorspronkelijke 't toeliet, 't ghetto-begrip in de christelijke dienstmaagd aan te zetten en van 'n joodsch ghetto tôt meer universeele en noodzakelij-ke ghetto-menschen te geraken. «Gelukt is dat niet. Van 'n ouden mak-kelijkon fcroek maakt men door 't inzetten van 'n teruis en 'n achterwerk geen klee-dingstuk om, naar aile richtingen heen, in te cancaneeren. «Den zoo zwaar-beschuldigden joden in «Ghetto» maak 'k m'n excuus. 't Is ailes lak on ailes ghetto, en hoe ouder en bezadig-der je wordt, hoe stérker je voelt, dat je in 'n hinkenden tijd niemand in 't bijzonder z'n horrelvoet moet verwijten.» Ziedaar dus het «waarom» der wijziging. Bespreken we dus het werk zooals het ons voorgesteld werd. Over heel het stuk ligt een dofheid van toon, een gedruktheid van stemming. De hoofdfiguui is hier gezien door het oog van den tendenzschrijver die zijn personnage een heele boel pompeuze phrasen laat uitgalmen die in het milieu waar ze gezegd worden, kant noch wal raken. 1 In het tweede bedrijf, in het tooneel met Rose, declameert Rafaël, in extase: «Als je goed luistert, hoor je 't breede rumoer van 't, opgaande volk, zie je banieren en vlam- rmende oogen, voel je de lucht sidderen.» Aldus oreert het verliefd Rafaëlleken te-gen... een sjabbesmeid, die hem natuurlijk heel goed begrijpen zal! Of hij 's nachts ook dit onderwerp be-spreekt met zijn Rosekeil ? ! Dat jodenjoggie heeft de manie van het orakelen. In het gesprek met Rebbe Haë- zer roept hij uit: «Nou ben ik de prediker, ik die geen jood ben, geen jood en geen christen, ik die God voel in het licht van de zon, in de geuren van den zomer, in den dauw van 't veld, in het glanzen van het water, in, in — de bloetnen op het graf mijner moeder. — Neergesmeten heb je ze, vader. Neergesmeten bij 't stof van je vod-den! — O, 'k heb meelij met jullie, meelij met je kleine getob, meelij met je ghetto's, met jullie ghetto, met hun ghetto, meelij met de kamer hier en de kamers rondom — want de ware God moet nog komen, de God van de nieuwe gemeenschap, de gemeen-schap zonder goden, zonder slaven...» Et voilà! Rafaël dixit! Heijermans noemt zijn treurspel burgerlijk, maar een socialistisch geurtje waait u al van verre te gemoet. Heel dat zinledig gepraat ruikt naar de lawaaierige, kwalijk-riekende mee-ringzaal, met vele holle phrasen en onbe-daarlijke, onesthetische gebaren. Zoo'n phraséologie is hier totaal mis-pi aa ist, À v-t-i't met ue kuiitoo ausuluul îiïfefcb le maken en kan, op zijn best genomen, slechts dienen om naïeve leden van vrij-denkersbonden en socialistische jongelingen-olubs in een geestdriftige en applaudissee-de stemming te brengen. En diezelfde Rafaël, die zoo hoog oploopt met het toekomend heil van de menschheid en die dus wel een hart moet hebben vol van goedheid en medelijden, hij spot met Rebecca, het levenslustige joodsche meisje, dat in vei'trouwen tôt hem komt. Hij bespot ze en wel zoo ongenadig dat hare mede-dingster, de christen meid, Rafaël tôt inkeer tracht te brengen! Het griezelig einde van Rose heeft als melodramatisch effekt wel succès en geeft aan Rafaël weeral gelegenheid om bij het lijk zijner beminde eenige sonore zinnen over de godheid uit te galmen. Ook de figuur van den ouden blinden vader is valsch van uitbeelding. Een rechtge-loovig jood, die denzelfden dag in de Sy-nagoog gaan bidden is, kan zoo licht niet lieg-en. Heijermans zelf heeft dat begrepen en heeft die dwaze missing dan ook ge-schrapt in zijn verbeterde uitgaaf. Valt er dan niets goeds te zeg'gen van «Ghetto» ? O, ja wel ! De tooneeltjes uit het eerste bedrijf van de sjacherende joodjes en dit van de sjab-bestafel uit het tweede bedrijf zijn puike tafereeltjes, geschilderd door een artist met een groot realistisch temperament. Zijn nevenpersonen Aaron en Esther zijn oneindig veel beter van het leven afgeke-ken dan zijn hoofdpersonen. Hetzelfde ver-schijnsel doet zich voor in «Het Zevende Gebod», waar de figuren van de kamerver-huurster Engel en van het echtpaar Ricau-det meer uitkomen, met meer realùstische artisticiteit zijn geboetseerd dan Peter of Lotte. * * * Er werd flink toegejuicht na elk der be-drijven. Onze artisten hadden hun rollen goed ingestudeerd, maar een paar repeti-ties zou niet geschaad hebben. Heer Bertrijn had een moeilijke, eenig-zins ondankbare roi te spelen.Hij heeft zich met eer van zijne taak gekweten. Kalm en sober in het eerste bedrijf, was hij zooveel te vuriger, te g-eestdriftiger in zijn rede te-gen Rebbe Haëzer. Bij 't einde van zijn betoog werd hij bij open doek, dapper toegejuicht. 't Was verdiend ook. In net laat-ste bedrijf had hij nogmaals gelegenheid zijn groot talent te ontwikkelen en net publiek te ontroeren. Sachel, de oude blinde vader, was hr Piet Janssens. Hij had zich buitengewoon goed getvpeerd. In het begin zou men gezegd hebben dat hij moeilijk op dreef kon komen, maar langzamerhand liep het vlotter en in het tweede, maar vooral het derde bedrijf, was hij wezenlijk kapitaal, de groote artist met het heerlijk dramatisch temperament. Zijn succès was zeer groot en zeer verdiend. Mevr. Noterman deed haar uiterste best en haalde uit haar roi al wat er uit te ha-len was.In het laatste bedrijf had zij waarlijk schoone momenten en voornamelijk in de roerende scène met Sachel, voor haar zelfmoord, verwekte zij een diepgaande emotie. Mevr. Ruysbroeck had tegen een erge verkoudheid te strijden. Niettegenstaande de ongesteldheid harer stembanden,gaf de-ze sympathieke artieste nog heel schoon ijziging. >als het spel en ging er van haar dbtie niets ver-loren.In de roi van Aaron had heër Ruysbroeck een kolfje naar zijne hand. ioo'n jodenty-pe speelt hij als niemand. Zelfs zijn ver-keerdheden en lichte hapenngen wist hij door zijn zeer handig spel t : redden. Heer Gorlé had den juiste * toon te tref-fen in de roi van Rebbe H,.ëzer, den ge-moedelijken, koffielepperendi;n rabbijn, die het leven langs den goeden k Int beschouwt. Mej. Vervoort, heeren Van Thillo, Ange-not en Van de Putte, com jleteerden het niet onverdienstelijk ensemb. i. Jn en om de Schomvburgen EERSTE opvoeringen vai! «Spoken». — ln 1881 werd het stuk geweigerd in Ko-penhagen, Christiania en Stockholm. On 27 September 1883 wei 1 het gespeeld in den Koninklijken schouwb irg van Stockholm in eene vertaling van Mevr. Hwas-ser die zelf de roi van Mev\ Alving ver-tolkte.De beroemde Zweedsche, tooneelspeler August Lindberg deed terzftjfdertijd eene omreis door heel Scandinavie met «Spoken» de eerste vertooning had pla.its op 22 Aug. 1883 in Helsenborg, dan vol{.den 75 andere voorstelllingen in Kopenhag n (23 Augus-tu 1883), in Christiania, i i Gothenborg. «Spoken» werd dan nog op ; ndere schouw-burgen in Scandinavië opgevoerd, ni. in Bergen, waar de groote De msche roman-schrijver Herman Bang de i îl van Oswald speelde, in Kopenhagen in de Dagmar-schouwburg en ten laatste ir de Koninklij-ke Schouwburg van Kopenhagen. In den vreemde werd het stuk voor de eerste maal en ondanks de censuur gespeeld in den schouwburg va i Augsburg — met gesloten bureel — op 14, April 1886 in tegenwoordigheid van Ibseri; dan in den hertoglijken schouwburg van'Meiningen,(in tegenwoordigheid van den scflrijver, die ne-vensd en hertog zat in de he toglijke loge), op 22 December 1886; eindel jk in Dresden (den 17en December 1887), n Praag, Kla-genfurt, in Berlijn (9 Janua1 i 1887). Wan-neer de Vrije Schouwburg Freie Biihne) van Berlijn op 29 November 1889 zijn deu-ren opende, was «Spoken» d eerste van de reeks voorstellingen. Het stvk werd verbo-den in Leipzig, Lubeck, Stelcin, Breslau,en na de eerste opvoering in Bei n en Bazel (26 en 28 October). In Duitscb ind werd het vclbod vv lijvi j * uljiici utciai geheven en het stuk beleefde meerdere opvoeringen op verschillende schouwburgen in het rijk; zoo in Berlijn door de troep Antoine van Parijs en de Italiaansche troep van Zaconi (1894-1897). Andere voorstellingen hadden plaats in Munchen (1892), in Amsterdam (1890). Nog steeds verboden in het kuische Albion, werd «Spoken» slechts voor de eerste maal gespeeld in Londen — met gesloten bureel — op 13 Maart 1891, dan op 27 Januari 1893 en nog op 24 Juni 1897. In Parijs had de eerste voorstelling plaats op 2 Mei 1890 in het Théâtre Libre (Oswald: M. Antoine; Mevr. Alving: Mej. Barny); in Milaan op 22 Februari 1892, door het gezelschap Marini, >n den schouwburg Manzoni, dan door hetzelfde gezelschap in Rome (delle Valle - schouwburg, December 1892), in Turijn en in Venetië. De groote Italiaansche Novelli vertolkte dit stuk in Spanje (Barcelona en Madrid 1894) en in Amerika (1897). Noveili speelde ein-delijk de roi van Oswald zelf in Parijs, in de maand Juni 1898. «Spoken» werd nog gespeeld in Oosten-rijk, in Rusland, in Armenië en in Amerika.Te Antwerpen werd «Spoken voor de eerste maal opgevoerd op Woensdag 18 Januari 1905 vooi' den Zuid-Nederlandschen Tooneelbond.— ROLVERDEELING van «Margaretha Gauthier», drama in 5 bedrijven van Alex. Dumas, zoon, dat Zaterdag aanstaande en volgende dagen opgevoerd wordt : Armand Duval, Hr L. Bertrijn. — Duval, vader, Hr Ed. Gorlé. — Gaston de Rieux, Hr B. Ruysbroeck. — Saint Gaudens, Hr A. van Thillo. — Gustave, Hr R. Van de Putte. — de Varville, Hr G. Cauwenberg. — De dok-ter, Hr F. Van Gool. — Een briefbesteller, Hr F. Thees. — Arthur, Hr J. Schmitz. — Margaretha Gauthier, Mevr. H. Bertrijn. — Nichette, Mej. Bertrijn. — Prudence, Mevr M. Ruysbioeck. — Nanine, Mej. I. Vervoort. — Olympia, Mevr. Ch. Noterman. — Anais, Mev. L. Hens. — Een bediende, Hr W. Cauwenberg.«KONING HAGEN», treurspel in 5 bedrijven door Hubert Melis, komt daarna aan de beurt. — Muziek van Edward Keurvels. Nieuwe insceneering en regie van L. Krin-kels. — Muzikale leiding van K. Candael. Henrik Ibsen 20 MAART 1828 — 23 MEI 1906. Als curiositeit deelen we hier een beoor-deling mede van Querido, den gekenden en gewaardeerden Nederlandschen roman -schrijver en fijnzinigen criticus over het werk van Ibsen, verschenen in het tijdschrift «Op de hoogte», jaargang 1906. Zonder al de beweringen van Querido te willeno nderschrijven, moeten wij toch be-kennen dat in zijn critisch betoog veel voor-komt dat aanspoort tôt nadenken: «Men hoort nu overal zijn naam door de wereld klinken. Hier, een droef-smartelijk geluid als duivengekoer, daar, luidruchtige uitstorting van leed als van weenende Joden voor Jeruzalemschen klaagmuur. Elis poespas en veel ernst, maar niet uit el- ke keel klinkt de doodenmarsch zuiver. In uren van rouw kan het nooit een diep-gees-telijk genot zijn over den somberen men-schenminachter Ibsen te schrijven, noch herinneringen aan zijn karakter-kracht te vermelden of te beparafraseeren met be-wonderende zegseltjes. Verwacht van mij dus geen biografische opsommingen van lotgevallen, noch analy-tische aanduiding van den bizonderen in-houd zijner werken. In de volgende bladzij-den wil ik slechts geven iets van mijn ge-voel voor zijn werk-in-'t-algemeen, er aan verbonden min of meer een karakteristiek van zijn kunstenaars-persoonlijkheid. Nu mag men zich wellicht er om verbazen dat ik niét' mee-zing' in het groote wereldkoor der lofzangers; mijn artistieke en filosofi-sche bezwaren tegen dezen gestorven en karakterkrachtig-en dramaturg zullen er geen oogenblik aarzelender van aanzet door worden. Men vergeve mij deze openhartig-heid.Naast den grooten levensbeelder Shakespeare is Ibsen — hoe merkwaardig ook als moraliseerend dramaturg, — arm aan emo-tie, verbeekling en innerlijk leven. Ibsen heeft als sterk individualist, door groote karakterkracht gedragen, de burgerlijke maatschappij donderende waarheden in het gelaat geslingerd. Met een bijna haatdra-gende en wraakgierige woede, een bijtenden hoon, die de groote gemeenschapsliefde niet voelde en in anderen niet begreep, heeft hij de conventies in bijna aile sociale men-schengroepen willen verpletteren door spot, hoon, verachting en sarcasme. Door zijn misantropie en menschenverachting is zijn wereldzicht troebel geslagen, dampt hem alleen den walm van het leven naar de keel. Soms is zijn gevoel stram, zijn ver-stand onplooibaar en hard als een kei. En soms kleurt zijn woord zich met een me-phistofelisch licht, brandend en sarrend, is zijn hardvochtig cynisme rauw en barok, zijn ironie als de wreede grijns in de tronie van een opgejaagden aap. Maar zoo Me-phisto-achtig kan Ibsen niet zijn, of zijn aardsche weinig diepzinnige natuur steekt de voelhorens uit naar wat menschelijk ge-luk waai' ook het ideaallooze burgerdom naar smakt. en dat hij, op een afstand, zoo hekelt. Ibsen heeft niet veel van een uit eigen g-eestesdiepte opgeworstelde denker-aristo-craat. Neigens reikt hij tôt de heerschers-hoogte van den ontembaren Nietzsche,naar de uit eigen innerlijk geboren en ontbloeide macht tôt verzinnebeelding van een aller-hoogst levensgevoel. Ibsen is van nature zelf een burgerman, die in de verwarrende, allerlei ethische dramaturgie meende het sriontaan, voor symooliscne kunst aangelegd, innerlijk van een Goethe, Dante en Shakespeare te be-zitten en van uit de «grondelooze» diepte zijner eigene gsmoedsbewegingen al de we-reld-verschijnselen in hun stoffelijke, mo-reele en psychische manifestatiën te kunnen verzinnebeelden in machtige kunstwer-ken. Dit is hem voor een groot deel mis-lukt, wijl hij niet geniaal genoeg was als kunstenaar. Onloochenbaar, Ibsen heeft soms groote dingen gedaan, in«Nora», enkele dingen in «Spoken», fragmenten in «Peer Gynt» en «Brand»; ook enkele dingen in de niet symbolische drama's. Maar de bewondering die hij oogstte als wereld-dichter, lijkt mij in aile opzichten onevenredig aan de innerlij-ke beteekenis zijner dramatische scheppin-gen. Naast groote bewondering heeft hij ook heftige verg-uizing ondervonden, niet slechts als liekelend moralist en zweepklap-per, maar ook als kunstenaar. De vergui-zing leek mij meestal overdreven, maar de bewondering vooral niet minder. Men heeft Ibsen — door zijn wereldroem op een dwaalspoor gebracht, — ook onder de allergrootste werelddichters willen rang-schikken. Dat is een fatale fout! Om een wereldschrijver te wezen — wel of niet als zoo-ietsg eaccepteerd — moet men de ab-solute eigenschappen van het «genie» hebben; moet men werk scheppen waarin aile levensuitingen staan uitgebeeld, waarin al-le _hartstochten en menschelijke neigingen zijn opgenomen. Balzac is veel grooter or-de van geest, veel grooter menschelijk dichter dan Ibsen. Zelfs Vondel zou, eerder nog dan Ibsen — en ondanks zijn zwakke dramatische plastiek, een wereld - dichter mogen heeten om de diepte van zijn lyri-sche schoonheid. Ibsen is absoluut geen eerste-rangs geest, geen eerste-rangs-scheppend kunstenaar ; behoort maar in een enkel fragment zijner werken tôt de hoogere literatuur. Voor altijd vastgrijpen diepste uitingen van het eeuwige leven, dat aan allen kant uitbarst in hartstochten, in beweging ge-stuwd door eeuwige wereldwetten, waarvan de rhythmische ganga lleen trillend gevoeld wordt door het scheppende genie, — neen, dat kan Ibsen nergens, evenmin als Haupt-mann, Siidermann en andere modernen. Bovendien was Ibsen veel te groot hâter om te kunnen objectiveeren het eeuwige dat er zingt en jubelt, dat er ook weent en weeklaagt in de menschelijke ziel. De hoog-uitgolvende, machtige haat kan een lyricus groot maken, kan den klanken-stroom van zijn perioden zwellend door-sidderen, — den dramaturg, den objectieven levensbeelder maakt hij klein en armzalig. Neen, nooit heb ik in Ibsen een waarlijk groot kunstenaar kunnen waardeeren. Wel een man, voor zich zelf,, een leeggeplunder-de rozenstruik,nog alleen met norsche grom-migheid opstarend tegen den stekelkant van zijn doornen; wel een man die de zwakke zijden der ziel kan insnijden met ironie, wrang en bijtend van scherpe, zelffolteren-de waarheidsliefde; wel een strijder tegen individueele leugen; in zekeren zin een pre-dikant in demonische afmetingen, maar nooit een ziener, een levensbeelder en ziels-doorgronder. En met zijn door benepen pessimisme vereng'd en beperkt schepplngsver-mogen altijd nog honderd plans onder een Shakespeare. Men heeft allerdwaast gesold met de symboliek in Ibsen's drama's. Al dat bela-chelijke en droeve gecommenteer heeft wel niets te beteekenen, maar toch blijft het 'n triest vermaak van op documenteele dossiers - wetenschap doodgeloopen zwakhoof-dige geesten. Wat kan mij al dat symbo-lisch gecommenteer ook eigenlijk schelen. Vernuftscherpend misschien, gevoelsdoo-derd zeker! Ik wil uit Ibsen's drama zelf tôt hun menschelijk bedoelen ingaan. Mijn dàdelijke ontroeringen moeten verklaringen geven, geen inmenging van cerebrale ver-nuftelingen, die ook buiten den bouw en het rhvthmus van het kunstwerk leven. En hier schîet ieder te kort die eerlijk is. Ibsen zit vol schijn-diepzinnigheden. Men moet zijn kleine ontroeringen bijwerken met ver-st&ndsinzichten, door begrippenverbinding en samenkoppeling van moraaltjes. Zelfs Shakespeare geeft u zooveel hoofdbrekens niet! Bij Ibsen krijgt men telkens losge-rukte balken van het «pandaemonium» op zijn hoofd. In «Peer Gynt», in «Brand», in veel ook van zijn moderne drama's, spartelt in de dialoog een schijn-diepzinnigheid die irriteert. Het is niet de uiting van een na-tuvrlijk talent Telkens verheft hij zich bo-ven zijn geestelijk register. Tusschen veel zeer schoone gedachten - reeksen en geluk-kig in beeld - gebrachte dialoog - stemmin-ge i duikelt ieder keer de nar van Shakespeare, ver-Noorscht! Hier en daar tikt hij juweelen van Shakespeare op den kop,maar de aesthetische straf is, dat hij, ze gebrui-ke id, niet ziet hoe wonderlijk - plotseling ze veranderd zijn in namaak - edelsteenen. De mystieke vereering van het verideali-seerd vrouw - innei'lijk, en het diepzinnige in Shakespeare wordt Ibsen wel overgeno-mèn, maar zwaar omneveld met duistere geheimzinnigheden ; 't symbolische van Shakespeare omweven met een zonderlin-ge, beangstigende, gezocht-lugubre, zwart-gallige somberheid, dat men er wee van wordt en duizelig. Vooral in «Spoken» is de hereditaire psycholoog zeer dilettanterig met zijn gedetermineerde wetenschap-con-clrsie en zijn schrikaanjagend gezoek naar stymming en plastische suggestie! (Slot volgt.) Tje Joden in de JSederl. Literatuur [lit het «Vaderlaïid» : Het weekblad «De Joodsche Wachter» heeft aan 52 Nederlandsche letterkundigen eei brief gezonden, waarin verzocht werd dti, "*rolgpride vragPTi i'e "hpantwoordAn * Vraag 1 — Zijt gij van meening dat er typische verschillen zijn op te merken tusschen de werken van de Joodsche auteurs in Nederland en hunne niet-Joodsche col-legas ? Vraag 2. — Zoo ja — waarin komen dan naar uwe meening deze verschillen in het bijzonder tôt uiting ? Vraag 3. — Zijt gij voorts van meening dat deze verschillen het gevolg zijn van verschil in afstamming en geaardheid Vraag 4. — Acht gij — ten slotte — de deelname van dit bijzonder element aan de productie van Kunstwerken in het be-lang van de Nederlandsche literatuur; acht gij daaraan bijzondere voordeelen en bij-zondere nadeelen verbonden en welke van beiden acht gij het zwaarst te wegen ? Er kwamen 44 antwoorden in en het spreekt van zelf dat wij hieruit slechts een greep kunnen doen. De belangstellende le-zer vindt er hier eenige van: Over het algemeen zijn de schrijvers van meening, dat de Joodsche literatoren drukker en weelderiger in hun uitingswij-ze zijn en voordeelen verbonden zijn aan de deelname van het Joodsch element aan de productie van kunstwerken. Merkwaardig zijn de antwoorden van eenige joodsche schrijvers. Herman Heijermans Jr. zegt b.v. : «In antwoord op uw schrijven dd. 26 October j.l. deel ik u mede, dat de door u be-doelde opstellen en artikelen in eenige tijd-schriften en couranten verschenen, mij zoo onvoorwaardelijk onbelangrijk toeschijnen, dat ik van mijn kant niet den minsten lust gevoel om op dit kleine gedoe in te gaan». Sam Goudsmit schrijft : «Ik meen, dat hoewel ik uw uitnoodiging op prijs stel, de beantwoording uwer vra-gen omtrent de beteekenis der litteratuur van Joodschen huize — niet op mijn wêg ligt». Jozef Cohen vraagt : «Is Herman Hesse een Jood? Is Ricarda Huch een Jodin ? Is Arnold Bennett een Jood ? Ik weet dit niet. Zeker kan ik hun semietisme of Arisme uit een der theorieën welke ge ontvangt, bewijzen. Evenzoo kan ik u aantoonen, dat Samuel Goudsmit van de Bat aveu afstamt, terwijl Herman Rob-bers geen zoon is der lauwe westerstran-den. Laten we elkaar toch niets wijsmakeri en niet zoo gewichtig doen. Een enquêté over een kunstvraagstuk ! Het wordt hoe langer hoe mooier». Naast deze uitspraken eenige van andere literatoren: C. S. Adam a van Scheltema zegt : «Neen, het schijnt mij soms, dat, dé enkele sympathieke uitzonderingen niet te na gesproken, al hun goede eigenschappen aïs mensch zich in hun als kunstenaar ten kwade keeren; hun warmte wordt klef en benauwend. hun levensgenieting zwelt tôt een lawaaiende onmatigheid, hun zelfver-trouwen tôt pralende overmoed — ja,stijgt tôt een ziekelijke hoogmoedswaanzin, hun vredelievendheid verandert in geniepigen aanval of slaat om tôt amok, hun vitali-teit kookt over en — brandt aan, hun doel-bewustheid verliest den teugel — — zij missen dat eene, bovenal het noodige in aile kunst: soberheid, zelfbeheersching, zij missen — stijl!» Hiertegenover stellen wij de meening van Albert Verwey: «Als ik zeg, dat Joodsche schrijvers zich, mijns inziens, onderscheiden door een bui-tengewone lenigheid in gevoels- en be-

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes