Het tooneel

742 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 10 Fevrier. Het tooneel. Accès à 26 juin 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/9w08w39201/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

2e Jaargang Nr 22 -- 10 Februari 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Centiem l(arel Candael IÇoninklijke JSederlandscbe Scbouwburg ,, Het Meisje van Arles ,, «Het Meisje van Arles» dat te Antwerpen immer op een oprecht succès bogen mocht, werd bij de creatie, te Parijs, én door de kritiek, én door het publiek, zeer koeltjes ontvangen. Het was in het jaar 1872, in het «Théâtre du Vaudeville», destijds bestuurd door Carvalho. Alphonse Daudet had uit een zij-ner idyllische vertellingen «L'Arlésienne», een drama getrokken, dat hij onder den naam van «Drame rustique» ter opvoering had aangeboden.Aan Georges Bizet, — die toen vier-en-dertig jaar oud was, en in voile rijpheid van zijn overgroot talent, — werd de taak opgedragen er eenige muzika-le tusschenspelen en kooren voor te schrij-ven. Met dit werk was hij spoedig klaar en de eerste voorstelling greep plaats den len October 1872. De oorspronkelijke titel van «Het Meisje van Arles» werd echter behou-den.Het stuk werd slechts driemaal vertoond, dit zegt genoeg het gémis aan belangstel-ling van het theaterpubliek van dien tijd, dat hoofdzakelijk opging met de produkten van Victorien Sardou en Alexandre Dumas fils. Auguste Vitu — in «Le Figaro» — schreef de mislukking van «L'Arlésienne» toe, aan eene massa redenen, waarvan wij de bijzonderste hier laten volgen. « ... Ik heb bij de voorstelling van «Het Meisje van Arles» gegeeuwd... In het drama zit geen spoor handeling... Het is zelfs heel goed mogelijk — ik zeg niet zonder enkele bedenkingen, maar buiten kijf zonder tegen de borst stootende bezwaren — het laatste bedrijf te doen volgen op het eerste, daar de tusschentafereelen in plaats van ons geleidelijk naar de ontknooping te brengen, deze toch maar op de lange baan sc'huiven. Rose Mamaï bemint, lijdt, steent, maar handelt niet. Balthazar voorspelt het weder, rookt zijn pijpje, neemt de welver-diende blijken van algemeene achting in ontvangst, maar handelt niet... Francet ?vlamaï zou wel willen handelen, maar hij durft niet en het is ternauwernoocl dat we een woord van hem te hooren krijgen. Tôt het eir.de toe van het stuk blijft Marie me een raadsel. Maar het meisje van Arles?... Het meisje van Arles? Men ziet ze niet ; men babbelt er slechts over. 't Is een lief-de met iemand, die door de aanschouwers niet gezien wordt; hieruit trok ik het be-sluit dat men recht verstandig doen zou door het drama te spelen gedurende de poo-zen--. In het tweede bedrijf vertelt een on-noozele van een geitje, dat door een wolf verglonden is geworden, en deze geschiede-nis verhalende slaapt de knaap in. Dit mo-gen we ongeveer beschouwen als het sym-bool van het stuk...» In «Le Temps» was Francisque Sarcey ook niet heel malsch.De afwezigheid van de hoofdpersonnage draagt hiervan grooten-deels de schuld. « ... Waar is ze? Wat doet ze? De moe-der, de grootvader, de jonge nicht, iedereen zoekt haar het hart van Frédéri, welke ze betooverd heeft, te ontnemen, en ze is dààr niet om haar beminde te verdedigen ?••• Maar welk belang wilt ge nu dat we in den kamp van tegenstrijdige gevoelens stellen, wanneer één der strijders ontbreekt?» De houding van Sarcey moet hier geens-zins verwonderen, hij was een toonbeeld van consei'vatism en de gezworen vijand van aile nieuwigheid. De muziek waarmede Bizet het poëma onderlijnde, werd ook niet gesmaakt, en het was slechts tien jaar na den dood van den génial en componist dat deze partituur naar waarde werd geschat. «Het Meisje van Arles» werd inderdaad den 5en Mei 1885 in het «Théâtre de l'O- déon» (directie Porel) hernomen, korts na een welgeslaagde reprise van «Carmen» in het «Opéra Comique». (Men weet dat deze opéra in 1875 werd gecreëerd en... uitge-flo_ten. ) Ditmaai werd «L'Arlésienne» geestdrif-tig onthaald. Sarcey zong en toontje lager en Bizet en Daudet werden schitterend in eere hersteld door Louis Gaudenac, die eene prachtige studie over «Het Meisje van Arles» liet verschijnen in «La Revue des deux Mondes». « ... Ik behoor niet — ik moet het beken-nen — (schreef hij onder meer) tôt dege-nen, welke in den «Odéon» een heerlijke avond hebben doorgebracht: des te erger voor mij! Ook, in plaats van «Het Meisje van Arles» met de plompe vingeren van den criticus te beknibbelen, zou ik het liever niet willen aanraken; ik zou slechts willen kunnen zeggen: — Ziet, luistert!... En dat uw oogen zich bevochtigen als de mijne!... De muziek is machtig, verrukkelijk* • • het drama, slechts het proefstuk van een schrij-ver.welke zijn meesterschap veeleer op een ander gebied dan op het tooneel beoefenen zal. Het heeft nochtans zijn charme ; en indien het een zwakheid is deze te onder-gaan, ha! Weest zwak evenals ik: C'est la grâce que je vous souhaite!--.» Deze weinige woorden vatten al de ge-moedstoefttanden saam, die men doorleeft bij het bewonderen van «Het Meisje van Arles». * * * In de muziek van «L'Arlésienne» heeft Bizet, als het ware, de gloedvolle ziel van het dichterlijke Provence gelegd. Het motief van den onnoozele, dat van Frédéri, van Vivette, van Balthazar en vooral dat van Moeder Renaude, zijn als zoovele pavels dezer sublieme partituur. De kooren zijn melodieus, de «Marcho dei Rei» en de «Farandole» zijn eenig. Bij de uitvoering kwam gansch het mu-zikaal gedeelte flink tôt zijn recht, en wij denken de vertolkers te zijn van al de toe-schouwers met heer Karel Candael, van harte geluk te wenschen om het prachtige werk dat hij leverde, want het koor zoowel als het orkest, waren uitmuntend gesty-leerd.Nu mogen wij er terloops bijvoegen, dat wij van heer Candael niet minder verwacht-ten, daar hij ons verleden jaar, en nu, bij het begin van het speelseizoen — met «Pa-risina» — meerdere bewijzen van zijn kunnen heeft gegeven. * * * Evenals bij de vorige opvoeringen, was het stuk met veel zorg ingestudeerd, al de rollen waren goed gekend en zoo werd het een waar genot «Het Meisje van Arles» terug te zien. Buiten heer Arthur Van Thillo was de bezetting heelemaal dezelfde als bij de vroegere voorstellingen. Als Balthazar (wij volgen de orde van het programma) was heer Piet Janssens effenaf piachtig. Hij moest zijn «misstap» van verleden week in «Mevrouw Warren's Bedrijf» doen vergeten, en hij is daarin ge-lukt.Zijn tooneel met den Onnoozele — waar hij de geschiedenis van het geitje aan Mijn-heer Seguin vertelt — en dat met moeder Renaude, werden met zoo'n intens gevoel gespeeld — of beter geleefd — dat menig traantje opwelde in vele lieve oogjes. Heer Bertrijn — Frédéri — heeft zijn ondankbare roi heel mooi gespeeld. In zijn scène met Mitifio, en in het eindtooneel, ontwikkeldo hij eene buitengewone drama-matische kracht. Schipper Marc is een der goede rollen van heer Ruysbroeck ; deze levenslustige waterrat heeft hij heel getrouw getypeerd. De Francet Mamaï van heer Van Thillo was flink voorgesteld; hij had het iets-wat bedeesd karakter van den grootvader goed te pakken gekregen, zijn typeering ook, was oprecht gelukkig. Heer Cauwenberg was de gedroomde fi-guur voor Mitifio, en men kon enkel be-treuren dat hij zoo weinig te zeggen had. Rose Mamaï — de moeder — was Mevr. Dilis; zij was voortreffelijk en speelde hare roi in grooten stijl. Mevr. Ruysbroeck — als Vloeder Renaude — was de gemoedelijkheid zelve. Vivette werd heel goed door Mevr. Bertrijn uitgebeeld. Mej. Marg. Bertrijn dient nogmaals geluk gewenscht om de mees erlijke vertol-king van den Onnoozele. Hoï was oprecht puik werk. De kleinere rollen werden heel goed gespeeld door heer R. Angenot — de matroos — Mej. Vervoort, heeren Sehmitz en Van Gool. Na het vierde tafereel werden prachtige bloemstukken overhandigd aan Mevr. Dilis, aan heer Candael en heer Bertrijn. Dit laatste bestemd aan al de aitisten van den K. N. S. — was gezonden doc r de inrichters der openluchtvertooning va î «Het Meisje van Arles» in Juli 1.1., in hei Park van den Abeele gegeven. De bijval was zeer groot en ten voile ge-wettigd. Twee, drie maal moest er na elk bedrijf gehaald worden. INTERIM. In en om de Schouwburgen — ROLVERDEELING vah «Spoken», fa-miliedrama in 3 bedrijven, van Henrik Ibsen, dat Zaterdag aanstaande en volgende dagen opgevoerd wordt : Helena Alving, weduwe van den kapitein - kamerheer Alving, Mevr. M. Dilis-Beersmans. — Oswald Alving, haar zoon, schilder, Her L. Bertrijn. — Dominee Manders, Hr G. Cauwenberg. — Eg'strand, timmerman, Hr Piet Janssens. — Regine Engstrknd, Mevr. H. Bertrijn. — De handeling heeft plaats ten 1 huize van Mevr. Alving. — DÀARNA : «Asschepoes», blijspel in een bedrijf van J. Van Sloten. Henri Van Vecn, Hr A. Van Thillo. — Lena Dykstra, Mevr. H. Bertrijn. — Betsy, haar nichtje, Mej. M. Bertrijn. — «MARGARETHA GAUTHIER», too-neelspel in 5 bedrijven, van A. Dumas, zoon komt daarna aan de beurt. — VERWACHT: «Koning Hag'en», treur-spel in 5 bedrijven, door Hubert Melis. — Muziek van Edward Keurvels. — Nieuwe kostumen en décors. Regie en insceneering van L. Krinkels. Muziekale leiding van K. Candael. — HÏPPODROOM SCHOUWBURG. — De opening van den nieuwen schouwburg zal plaats hebben op 24 Februari of 3 Maart. Nog altijd wordt er naar de toela-ting van de stadsoverheid gewacht. Het is te hopen dat de bevoegde ingenieur niet langer zal dralen met zijn verslag, daar het hier eene zaak geldt waarbij de brood-winning van een tweehonderd menschen in betrokken is en elke hulp in dezen tijd meer dan welkom is. De «première» zal ge-schieden met de «Kermisreizigers» in groot spektakel. Naar wij uit de beste bron ver-nemen zal de regie en de insceneering, die in bevoegde en artistieke handen is, met de grootste zorg geschieden en zullen er geeit kosten gespaard worden om de mon-teering op grooten voet in te richten. Nog zelden zal eene operette in die voorwaar-den opgevoerd zijn. — Ziehier de rolver-deeling van het meesterwerk van Louis Ganne : André, Hr Van den Eynde. — Paillasse, Hr Marcolis. — Pingouin, Heer Van Kuyk. — Malicorne, Hr Dils. — Etiquette, Hr W. Benoy. — De herbergier, Hr Pier-ry. — Suzanne; Mej. Van den Wijngaart. — Marion: Mej. Van Eysendyck. — Mme Malicorne: Mevr. Bertha Van der Heyden. — AinHMDnCï a.s. wordt de laatste voorstelling van «De Wonderpop» gegeven in de «Scala». —«DE LUSTIGE WEDUWE» gaat heel waarschijnlijk voor 't eerst Donderdag 15 Februari, met de volgende rolverdeeling : Gravin Palmieri, Mej. M. Abs. — Prins Danilo, Hr De Valdi. — Valencienne, Mej. Prick. — Franconia, Mevr. Milly Mériel. — Margot, Mevr. Fierens-Verbeeck. — Olga, Mevr. Angenot. — Mirkoff, Hr Toontje Janssens. — Camille: Hr Bruyninckx. — Flik: Hr Kind. — Cascada: Hr Possemiers. — de St. Brioche, Hr Aerts. •—■ Kronow, Hr Van den Hoeck. ■— Pistchich: Hr Peeter-man. — Boydanovitsch, Hr Willemse. — «DE LUSTIGE BOER» wordt in «Pa-iatinat» van af heden Zaterdag, nog eenige malen vertoond. Het zullen de laatste voorstellingen zijn der beroemde operette. — «DE GRAAF VAN LUXEMBURG» komt onmiddellijk na de «Boer». De bezetting is als volgt: Suzanne Didier: Mevr. Rezy Venus. — Ferdinand van Luxemburg, Hr Robert van Aert. — Prins Basil Basilo-witsch: Hr Eug. De Vos. — Brissard, Hr Moris. — Juliette, Mej. Nini de Boël. — Pawlow, Hr Théo Van Pelt. Herman Broeckaert Het gerucht wordt helaas bevestigd, dat de blonde, vroolijke zanger, de dichtende schilder en de schilderende dichter Herman Broeckaert te Londen overleden is. De familie Broeckaert werd jammerlijk getroffen! Een zoon, geneesheer te Gent, overleed voor enkele maanden, nu verdwijnt Herman, de sympathieke, gulle poeët en zal, evenals zijn geleerden broeder, diep worden betreurd. Te Londen, waarheen de toevallig'heid hem gevoerd had, trad hij in het huwelijk en hij laat eene vrouw en een kindje ach-ter.Wat moet het ballingschap zwaar gewo-gen hebben in de miststad op den joligen zwerver der open, wijde landschappen van de Denderstreek! Heimwee moet hem hebben verteerd en geholpen hebben om zijn gestel te ondermijnen. Dit artikel is als een korte maar innige groet aan den overleden dichter, een eere-saluut in afwachting dat één die hem meer na stond een vollediger studie aan zijn na-gedachtenis zal wijden. Het is tevens een simpel maar diepge-'vOëru rouwbeklag* aciïi de bepruéfue xctiïii-lie Broeckaert, in het bijzonder aan onzen stadgenoot Dr W. Broeckaert, die wij dur-ven verzoeken de betuiging onzer deelne-ming te willen overmaken aan zijne familie.* * * Julius de Boer, de Hollandsche criticus, schreef in «De Kroniek» (1905, blz. 318): «Ik las zijn verzen, en ik werd door hun frisschen eenvoud en zangrijkheid en door dat bijzondere dat poëzie is, zoo getroffen, dat ik er van getuigen wilde. De eenvoud van het alledaagsche ligt er open en bloot, maar hoe vreemd dat daarin op eenige plaatsen door dichterlijke be-zieling het alledaagsche den hoogen glans aanneemt van een verheven gemeenplaats. Deze dichter is nog zoo naief maar ailes uit te zingen wat hem aan onbezonnen klanken en rhythmen voor den geest komt. Het schijnt haast dat hij, om zulke liedjes te dichten, niets anders behoefde te kennen dan de «zuivere sprake», waarin de eerste Jacob van Maerlant rijmde en dichtte, en het laatst en het .schoonst Guido Gezelle. Gezelle bezielt veel jongeren in Vlaan-deren. Van dezen is Herman Broeckaert de eenvoudigste, de onbekendste en misschien de zuiverste. Maar in Vlaanderen had zijn naam direct meer weerklank gevonden. Niemand minder dan Hugo Verriest had hem welkom geheeten. Ik hebbe dat elders geschreven en herhaal het hier, schreef hij : Als ik verzen te lezen kome, ik late vare aile we-tenschap, aile schoolstudie: ik or.derzoeke niets, of doe het maar later, en luistere eerst naar mij zelven, naar dat onbewust gevoelen en denken dat buiten mijnen wil oprijst in mijn zelven en spreekt in mijn hert en geest. Herman Broeckaert hebbe ik alzoo gele-zen en zoetjes waart op mijne lippen dat woord: Een dichter!... een lieve, lustige zanger, met helder eigen hoofd, met teeder innig eigen hert, met klaar klinkenden eigen mond. Ik ben blij voor hem, voor mij, en voor Vlaanderen. Hij brengt lente, groen en licht, en lucht en zonneschijn en levensblijheid en. • • Hij is schoon!... En hij besloot: Houd uw duchtig woord. uw fermen kor-ten zeg, en laat het heim'lijk ontastbaar wee, duiken, ginder diep, daaronder, dat hst maar hier en daar iemand raden mag. Doe dat, en ik zeg het en weet het ; Vlaanderen zal prijken in blijheid, en denken: «Daar staat recht, en gaat uit zijnen weg geen zier» een mijner schoone fris- sche jonge zonen!-.. * * * Herman Broeckaert was een dichter van zuiveren aanleg, een als de Clercq, als Gijssels, een volkszanger. Hij zong van zichzelve en van zijn om-geving. Hij zong van den buiten, van weer en wind, van Scheldedorpen en van het wa-ter. Zijn liedjes bezingen den schamelen, eenvoudigen man. Tôt hem gaat zijn hart, zijn blijzonnig hart dat jubelt en juicht voor de schoonheid van de natuur en zijn verbeelden en zijn aandoening waren ge-woonlijk opgewekt en zonder achterdocht. Wat moet de ballingschap zijn werk, en hij zal zijn werk hebben nagelaten, met weemoed en duisterniszin hebben gedrenkt. Ver van zijn koewachters en melksters, van zijn Schelde-visschers en snoeiers, van zijn schilders, van zijn volk en vrianden, van zijn streek waarin hij gedroomd had te mogen leven, moet zijn «gebed» een nooit gedroomde innigheid erlangd hebben: J)e buitemveeide, laat, o Hèer!.... Mijn Jeven door, mij smaken. En àl die zoete buitenrust .Mij 'I leven zaliff maken! Doof 't wijde van uw velden Heer' Laat, biddend, langs de paden, Mijn lier te in heel de wellustzee Van uw Gl'uotschlieid baden!... Hunkerend moet hij herhaald hebben: 'T LIEDEKEN VAN DEN SCHILDER. Ik weet, ik weet een huizeke. Mijn Lieveke lief, Een lachend kenrig* kluizeke Voor ons serief. Een deurken en twee vensterkes, een stil R'eJoen, Tlet yikke*.; door de bladerkes, bïank in grroen : Daar in den velde, Daar aan de Schelde, Kom met uw potjes en pannekes, )ieo!.._ Kom met uw «Schilderke» mee!... * * * De diepbetreurde zanger, in de kracht van zijn leven weggerukt, werd te Wette-reh geboren op 8 November 1878. De zoon van den zoo verdienstelijken geschiedschrij-ver Jan Broeckaert, was landschapschilder en werd als dusdanig zeer gewaardaerd. Maar in den schilder zat tevens een dichter waarvan de volgende bundels getuigen: «Indrukkpm> '1900), «Een bundelken Verzen» (1908), «Uit het Scheldeland» (1907), «Kneenverzekens»,«Liederen» (1907), «Van «Van den Minnestreel», (1913). Een bloemlezing «geschikt tôt voordeel en genuchte van de jongeren» verschaen bij zijn uitgever J. van Lanschoot, te Den- • dermonde. Godfried Hermans (L. Dosfel), gaf een woordje tôt inleiding. Natuurlijk-heid en oprechtheid, warme eenvoudige be-zieling, gezonden humor, vinden de lezers in dit boek. Daarin troffen wij ook enkele bladzijden eigenaardige proza aan. — Vermoedelijk schreef hij meer want, in de zeer lezens-waardige studie die V. D'Hondt aan Herman Broeckaert gewijd heeft, werd er een bundel «Pennetrekken» aangekondigd. Dit boekje van D'Hondt verscheen te Aalst in 1911, maar «Pennetrekken» bleef vermoedelijk in handschrift liggen. Laat ons, als afscheid, nog luisteren naar zijn gemoedelijke vers : ZOMER-IDYLLE. Mijn oolijk gespeclken, ge zat aan mijn zij Ge zat met een boek eu zoo wél bij mij, Zoo vér van de wereld, zoo woiiingvrij.... O die zalige zomer!. Lk s meer de 't palet en ik spande mijn doek Gij laast er een klauseke in 't LiederboeK, De bosselkes zongen : Koekoek' koekoek'... O die zalige zomer!. hic1] œsi-a n: bïikic -in het. ron 1 Maar, o mijn gespeelken, ik zag terston-1 T'w glansende blikken, uw rooden mond ... O die zalige zomer!. Ge zweegt.... * maar ik las op uw wezenije k'.aar. De juublende spraak van uw hert je daar, Vis of ze geprent en geschreven waar. O die zalige zomer!. Uw lippekens loeehen volzappig en zoet, , l w wangetjes glommen 'lijk zomergloed, ; Ik zat aan uw zij de zoo goed, zoo goed.... | O die zalige zomer!. En droomend, ontviel me palet en penseel, Kn 'k hield uw' handjes met zaeht gestreel, y We zwegen en zegden zooveel, zooveel.... O die zalige zomer!. Hoe lang we daar zaten dien zoelen nauien Een stondeke droomden we in 't weidégroen. En 't zonneke gaf zijn avondzoen... O die -zalige zomer!. Mijn oolijk gespeelken, nog wachtte mijn doek .. Ge-laast er een klauseke in 't Liederboek De bosselkes zwegen in 't wijde broek... O die zalige zomer'. OP MIJN BLOKKEN. Van mij, o woelige wereldzee, Dolwild en woest ontbonden, Ik zocht zoo lang, zoo lang den vrêe, Nu heb ik den vrêe gevonden !... Van mij Bevrijd van het stadsch gekwel Nu leef ik in rust te velde; Nu jeune ik me in 't kluizken, o zoo wel, \ In 't landeke van de Schelde!... Nu stap ik, al sterk, 'lijk een koning rond Het lichaam in bloei, en het hert gezond, t De voeten warm in wollen zokken, Op mijn blokken J 1 ^ Van mij, o woelige wereldzee. Dolwild en woest ontbonden, Ik zocht zoo lang, zoo lang den vrêe, Nu heb ik den vrêe gevonden! 3 Van mij Waar menige voet in smert, ^ In wringend schoen geknepen. r En meer nog, eilacie! zoo menig hert t Vol kwellingen zit vernepen. 1 Ik voel mij ontlast nu van boei en band, 1 Ik stap me zoo vrij en los door 't land, Heel ver van 'fc wild gewoel onttrokken Op mijn blokken | Van mij, o woelige wereldzee, 2 Dolwild en woest ontbonden, r Ik zocht zoo lang, zoo lang den vrêe, Nu heb ik den vrêe gevonden! Van mij,,, nu wil ik, nooit volspijsd, Met lucht en met licht me spijzen, r En recht 'lijk de sperre ten hooge rijst, Nu wil ik, nu zal ik rijzen! . En recht "lijk de sperre ten hooge rijst, 1 Nu wil ik. nu zal ik rijzen! S En klopt cens de dood aan mijn deurken aan, Voor d'eeuwige vrêe, moge ik veerdig staan. Vrank voor de Dood en onverschrokken, Op mijn blokken | Het Gemoedelijk Leven HET PENSIOEN. Mijnheer van Brussel, bureeloverste in den dienst der Staatsbelastingen,stond voor zijn toiletspiegel op zijn slaapkamer. Zijn gladgeschoren gelaat en zijn blau-we oogen zag hij vriendelijk weerspiege-len. Zijn haar was aschgrijs, onder zijn oogen had hij zakjes en in zijn voorhoofd die-pe rimpels. De zachtzinnige, oude kop, de fiksche ge-stalte, de breede schouders, gaven hem een innemend voorkomen. Even streek hij nog met zijn haarborstel door het kuivig haar, schikte zijn zwart dasje recht, borstelde zijn blauw-cheviot jasje, trok dan met vlugge stappen naar be-neden.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes