Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad

1376 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 29 Septembre. Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/1j9765bb7f/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

29 September 1917 Nr 39 40® Jaargang HET VLAAMSCH HEELAL Vrij en Onafhankelijk Katholiek volksgezind weekblad voor Vlaamsche en Algemeene Belangen IN8CHRMVINGHPRIJ S Voor een jaar fr. 5.— Voor 6 maanden » 2.75 Veor 3 maanden » 1.50 Voor Nederland » 5.50 Voor 't Groot Hertogdom Luxemburg. . » 5.50 Voor andere landen » 7.00 Dit blad verschijnt den Zaturdag morgend.— Men teekent in bij den Uitgever en in alle ■postburtelen, alsook bij de briefdragers. Hoofdopsteller : JOHAN LEEMANS Deo Juvante Vincam ! Alle artikelen en mededeelingen moeten vóór Donderdag avond ten bureele besteld zijn, alsook de aankondigingen. Afzonderlijke nummers van dit blad zijn te bekomen ten onzen bureele, Carootplaats 65. — 10 centiemen het nummer. AAIHKONDIGINGEIV Den regel fr. 0.20 Kleine aankondiging 0.50 Begrafenisbericht » 5.00 Groote aankondigingen bij overeenkomst. Voor aankondigingen buiten de provincie, wende men zich tat de Agencie HAVA8, Martelarenplaats 8, Brussel, en Beurs-plaats 8, te Parijs. Voor alle andere aankondigingen ten bureele Carnotplaats (Laar) 6K9 Bor^erfaout-Antwerpen Arbeid en Rust Na regen komt zonneschijn, na arbeid komt rast. Dit zijn twee waarheden die ons moeten opbeuren wanneer de druk der tijden te zwaar is en aanleiding geeft tot allerhande jammerklachten. Met vertwijfejing en wanhoop komt men niet verre ; hoop en moed geven leven en verkwikking. In deze beschouwingen liggen veel zede-lessen, zoowel toepasselijk op de verleden tijden als op de dagen van heden. # * * Arbeid en rust hangen nauw aaneen ; men kan het eene niet van het andere scheiden, maar er is veel te doen om den arbeid beter te regelen en lichter te maken en de opvolgende rust meer nuttig en noodzakelijk. In het streven naar het acht-uren-werk lag dit alles besloten, maar de genotzucht der menschen bracht juist mede, dat er meer moest gearbeid worden en er minder gelegenheid was tot rust, ondanks allerhande nieuwe werktuigen of machienen, die veel handenarbeid vervingen. * * * Dat de arbeid een nuttig iets is niet alleen voor zijne opbrengst, maar ook voor den gemoedstoestand der menschen, dit wordt nu door iedereen begrepen. Velen treuren nu omdat zij geenen arbeid hebben, niet zoozeer om de winst, dan wel om de genoegdoening en verkwikking die hij medebrengt. Te weinig of geen arbeid en te veel rust, verveelt alle vlijtige lieden en is nadeeliger voor de gezondheid dan harden arbeid. Rust roest. * * * In vorige tijden was er geen gebrek aan werk ; er was zelfs werk te veel, waartusschen veel nuttelooze of overbodige bezigheid, en dit ook is een nadeel. Niets is slechter dan overdaad in 't werk, dan afjagerij, want de arbeid verliest daardoor zijne aantrekke-. lijkheid, zijne maatschappelijke deugd. Zijne stoffelijke winst is dan niet in evenredigheid van zijne zedelijke en lichamelijke nadeelen, waardoor een heel geslacht te lijden heeft. * ** Wij hebben thans geleerd, door den nood gedwongen, ons met veel minder te bevredigen dan vroeger. Dit eischt minder arbeid en geeft meer rust. In vroeger tijden moest er, voor pracht en nutteloosheden, veel gewerkt worden. In alle standen der Maatschappij of Samenleving kwamen behoeften, enkel door zucht naar goed leven en vermaak ingegeven. Velen dachten niet na, dat hun eigen genot door anderen moest uitgezweet worden en dat zij van vele werklieden daardoor slaven maakten in plaats van redelijke wezens. * * * Vele feestelijkheden zelfs, zoo niet allen, waren voor een aantal arbeiders geene feestdagen. Terwijl anderen dan in genot zwommen, waren velen aan den arbeid om dit genot gaande te houden, soms aan den meest slafelijken en vuilen arbeid. Hoevelen van hen die bij die feesten het meeste genoegen smaakten, dachten op de wroeters die door hen en voor hen alle genot in die oogenblikken moesten missen ? # * * In meer andere omstandigheden was de arbeid, bij gebrek aan regeling en orde, een mistoestand. Er is dikwijls geklaagd dat jonge meisjes nachtarbeid moesten verrichten om te believen aan de grillen van rijke vrouwen, die voor j gewoonte hadden op 't laatste oogen-i blik dringende bestellingen te doen voor kleederen en andere feestbenoodigd-heden, bestellingen die zij heel wel vroeger hadden kunnen indienen om nachtarbeid en andere mistoestanden te voorkomen. * * * De arbeidende klas was echter ook wel eens de schuld van haar eigen leed. Om in ruime mate mede van vele overtollige zaken te kunnen genieten, werkte zij slafelijk en verteerde geld aan nutteloosheden, geld dat beter tot eigen gebruik en in 't huisgezin zou te pas gekomen zijn. Velen vergaten dat rust en huiselijk genoegen boven buitensporige weelde en afmattende feestelijkheden of andere zieldoodende genotmiddelen gaan. * * * De nieuwe tijd die aanbreekt, zal denkelijk in die strekking veel verandering brengen. Er zal minder arbeid zijn en meer geregelde rust. Wellicht zal nu het lang betrachte acht-uren-werk door den drang der zaken als van zelfs tot stand komen, gevolgd van minder stoffelijke behoeften en meer zedelijke opwekking of ontwikkeling. Dit laatste heeft het volk het meest noodig, want 't is bij gebrek aan ontwikkeling dat het doorgaans zijne eigene belangen en zijne eigene waardigheid niet waardeert. Arbeid en rust, welbegrepen genoegen en gemoedsopwekking moeten de plaats innemen van onredelijke geld verkwisting en afmatting. J. L. DE TOESTAND HIER EM ELDERS NEDERLAND. — Verleden jaar, bij de heropening der Kamer, sprak de Koningin eene troonrede uit, waarin zij uitdrukking gaf' aan de hoop, dat Nederland van alle oorlogsrampen zou gespaard blijven. Dit jaar is de Kamer niet door eene troonrede geopend, maar enkel door eene rede van den eersten Minister, waarin deze een beroep deed op de offervaardigheid van alle burgers en den angst uitsprak, dat alle gevaar voor oorlog nog niet geweken was. De dagbladen hebben daaromtrent allerhande beschouwingen gemaakt en een beroep gedaan op de vaderlandsliefde, om niet door aanvallen of verdachtmakingen het volk slecht te stemmen tegen deze of gene oorlogvoerende Mogendheid. — Tegen den komenden Winter is het Staatsbestuur ook vol zorgen. Indien iedereen zijnen plicht deed en zijne medemenscben niet benadeelde door ikzucht, zou de vrees niet zoo groot zijn, maar de strijd toi zelfbehoud maakt van vele menschen onredelijke scnepsels. Zij trachten den nood van zich af te keeren door den nood grooter te maken voor anderen. Het rantsoeneeren, eerlijk toegepast en door iedereen geëerbiedigd, zou vele moeielijke toestanden goed maken, maar dat is nu niet te verwachten, zoomin in Nederland als in andere onzijdige of oorlogvoerende landen. ROME. — Het antwoord der Middenstaten op de vrede-opwekkingen van den Paus, is ingekomen. De Middenstaten verklaren zich bereid vrede te sluiten volgens breed opgegeven bedenkingen, doch zonder bepaalde voorstellen te doen. Het antwoord der Bondgenooten zal waarschijnlijk in dezelfde verhouding zijn, zoodat uit die algemeene vredezucht toch ietwat goeds zou kunnen voortspruiten. Maar intusschen gaan de gevechten voort en sneuvelen dagelijks nog duizenden menschen. RUSLAND. — De zaak Kerenski-Kornilof schijnt in verzoenenden zin opgelost te worden. Kornilof zal niet vervolgd worden, maar in het leger behouden blijven, gezien zijne groote verdiensten als krijgsman. Van den anderen kant wordt gemeld, dat Kerenski nog niet vast in den zadel zit, zoodat een staatsgreep nog immer mogelijk is. Intusschen is het leger ontzenuwd door al die voorvallen en rukken de Duitschers vooruit. Het einde van al dit geharrewar is nog niet te voorzien. -o- 1 SPANJE. — 't Is nu geheel rustig in Spanje, maar de nood is er groot. Bij gebrek aan scheepvaart kan het moeielijk de noodige eetwaren en andere behoeften bekomen, die het dringend noodig heeft. Gelijk andere landen moet het heil en redding zoeken in het rantsoeneeren. Door vrede alleen kunnen al die moeielijke toestanden verdwijnen. Pax ' UIT DE GAZETTENWERELD Wjj hebben reeds herhaardelijk gesproken over de moeielijkbeden die dagbladbestuur'ders ondervinden, om zich het nooaige papier aan te schaffen, alsook over de immer stijgende duurte. Die duurte is niet alleen toe te schrijven aan het gebrek van grondstoffen, maar ook aan woeker. De papierfabrieken en papiermaatschappijen die tot stelregel hadden uitsluitend te leveren aan drukkers, aan boekbinders en winkeliers en niet aan bijzonderen, hebben ondervonden dat opkoopers, door tusschenkomst van drukkers en andere winstnajagers, de voorhanden stapels papier in 't groot opkochten. Om daaraan een einde te stellen, hebben de elf grootste papierhandelaars en fabrikanten van België het besluit genomen, geen groote hoeveelheden papier meer te leveren aan drukkers of andere mannen van 't vak, indien zij niet kunnen bewijzen dat het bestelde papier voor hun eigen verbruik is. Bovendien wordt alleen papier geleverd aan personen, die vóór 4 Augusti 1914, als drukkers of papierhandelaars gepatenteerd waren. Ziedaar twee goede besluiten die reeds lang hadden moeten genomen zijn. Nu zijn het misschien vijgen na Paschen, maar alle baten helpen. Men diene nog in acht te nemen, dat woekeraars en bedriegers doorgaans slimmer zijn dan eerlijke lieden, en altijd een middeltje weten om den dans te ontspringen. Hildebrand Voor Denkende Menschen V. Opvoeder en Kind Tusschen de opvoedkundigen van Nederland bekleedt Mej. I. Kooistra een der voornaamste plaatsen in de richting, waarin Jan Ligthart als onbetwiste meester troonde : de gevoels-richting.Wat ik door geweisrichting versta ? De richting dier vaklieden, die de opvoedkunde voelen, in tegenstelling met hen, die de opvoedkunde weten. De richting dier vaklieden die de opvoedkunde, als den volke toebehoorend, onder het volk willen brengen; die allen schijn van geleerdheid nauwgezet vermijden om enkel hun diep- en breed-voelend hart aan het woord te laten, 't Is dan ook die opvoedkunde, welke een volk niet ontberen kan, wil het met de opvoedkundigen medeleven, willen deze hun volk beïnvloeden tot hooger doeleinden. Jan Ligthart, ik zegde het reeds, was en is de onbetwiste meester in die hoofdrichting; zijn twee bundels Over Opvoeding, zijn Jeugdherinneringen, zijn reisverhaal In Zweden, om enkel deze voornaamste werken te vernoemen, bewijzen het ten overvloede. Gevoels-opvoedkundigen zijn ook Ida Heijerma.ns, met haar zoo belangrijk Uit de Ervaring ; Felix Ortt met Aan mijn Zusje en zijne schetsen Van Kleine Kindertjes ; J. Kleefstra met zyn School der Toekomst... De wetenschapsrichting der opvoedkunde kan men beoefenen bij ernstig doorgezette studie : daartoe is de roeping geen volstrekte vereischte. Maar de gevoelsopvoedkunde leert men niet : die hééft men of men heeft z« niét. Mijns inziens is in deze richting alleen het ware genie te vinden met zijn overmachtige ingevingen, doch juist daarom, wellicht, wordt ze het minst van al beoefend, 't Is dan ook jammer dat Ida Heijermans zich bij één bundel beperkte ; dat Ortt ons enkele stukken schonk ; dat... Maar ik wilde u van Mej. I Kooistra spreken, en meer in 't bijzonder van haar derde werk van omvang : Opvoeder en Kind. (1) Ik heb me altijd voorgesteld, dat er in het ! opvoedingswerk, veel meer en veel beter i verstandhouding zou kunnen bestaan tusschen | de onderscheidene godsdienstige en maatschappelijke stroomingen, dan het thans wel eens het geval is. Om daarvan steeds meer en meer j bewijzen te erlangen, is het mij bijzonder aangenaam de werken te lezen van hen, die, b. v. op godsdienstig gebied, héél anders denken dan ik. Zooals, b. v. Mej. Kooistra. Zij is overtuigd Protestant — 't komt er weinig op aan van welke richting : dat weet ik niet en daar stel ik ook zoo bijster veel belang niet in — ; ik ben Roomsch-Katholiek in merg en been, met hart en ziel — wat echter niet zeggen wil dat ik behoor tot de kleine schaar diergenen, / die « Katholieker dan de Paus » willen zijn. Wanneer ik dan ook zulk een werk lees, dan stel ik me bij voorkeur op een streng Roomsch-Katholiek standpunt... en dat brengt meestal heel aangename verrassingen mede. * * * Opvoeder en Kind omvat in hoofdzaak vier opvoedkundige lezingen, door de schrijfster in een vereeniging van « moderne » (2) Zondagscholen in Nederland gehouden. Opvolgentlijk behandelt zij de macht en de taak van de opvoeding, de eigenschappen van den opvoeder, de kunst om de kinderen te begrijpen, en, last not least, nog het een en ander over het godsdienstonderwijs De reeks wordt opgevolgd door drie sctietsen : Een Spook, Rechtsgevoel en Na Sinterklaas. O eer elk dezer onderdeelen zou ik een en ander willen mede deelen. * * * « In zeker huis heerscht groote vreugde : er is een kind geboren. » Deze eerste woorden van het boek lokken onmiddellijk de belangstelling uit van wie het ter handen neemt. Want van dan af begint de opvoeding. Men denke nu echter niet dat Mej. Kooistra ons een Emile der XX® eeuw wil aanbieden ; neen, haar doel is enkel de voornaamste vraagstukken in de opvoeding van het menschenkind aan te raken om tot eigen nadenken te prikkelen. En dan treft ons onmiddellijk de opvatting die zij van de opvoeding heeft, de mooiste en de beste die ik tot hiertoe vernam. Bij zijo geboorte is het kind noch goed noch slecht, het is onzijdig, maar bevat nochtans de kiemen van wat naderüand goed en slecht worden kan. « Wat er niet in zit, dat kan niemand er uit halen. Maar de een weet het beste er uit te halen, de andere haalt het slechte er uit. En wie het beste er uit haalt, het beste* wekt... versterkt het, sterkt het ten koste van het slechtere. » Geheel de kunst der opvoeding bestaat dus hierin : uit het kind het beste halen wat er in is. Wie d&t doet, is een ware opvoeder. Wie dat niet kan, houde liever de handen thuis. Zie nu eens even in, welke groote gevolgen er uit die opvatting voortspruiten. Ooi enkel dit te vermelden : we mogen onze kinderen niet bekwaam achten om het kwade te doen, dus : hen niet het kwade opdringen door ontijdige verboden of waarschuwingen, dus... We vergeten maar al te licht dat opvoeden niets anders is dan invloed uitoefenen en dat, wat ook de schrijfster zoo terecht doet opmerken, « er in de opvoeding geen kleinigbeden zijn » Opvoeden is zich geheel en al geven, en dan ook verkrijgen, want evenals wij invloed uitoefenen op de kinderen, oefenen ook deze invloed uit op ons. Ik noemde dat elders reeds : « college » gaan bij de kinderen. « Wie kinderen wil opvoeden moet in de eerste plaats zich zelf opvoeden «... « Opvoeding vindt haar rechtstreeksche belooDing in zelfopvoeding »... « Zijn er geen mannen, — strenge, wellicht harde mannen, — in wie het nobele, het teere, in wie onzelfzuchtige liefde ontwaakt, als zij zelf kleine kinderen hebben?» Hier denk ik onwillekeurig op die heerlijke figuur van Jan van Skolycka uit Selma Lager-löf's Keizer van Portugal, zoo meesterlijk door Margaretha Meyboom in onze taal overgebracht. Die figuur verlucht uitnemend I. Kooistra's woorden. Ik wil hier natuurlijk niet aanhalen al wat ik onder 't lezen opteekende : 't zou te veel zijn. Enkel nog, voor wat dit eerste deel aangaat, de opvatting van de « vergeefsche pogingen », die echter nooit « te vergeefs » gedaan zijn, daar wij, eensdeels, niet onmiddellijk de vruchten onzer pogingen zien kunnen ; daar wij, anderdeels, juist door die vergeefsche pogingen ons zelf verder opgevoed hebben, en dus weer vruchtbaarder voor de kinderen blijken. * * * •> Beoefen uw liefde! » roept de schrijfster de moeders, de ouders toe, bij den aanvang van het tweede gedeelte. Die woorden zou ik willen in groote, dikke letters te midden van de bladzijde zien staan in plaats van tusschen den overigen tekst verborgen, want het is juist d&t wat het huisgezin het meest noodig heeft. Ouderliefde, moederliefde vooral, is heel vaak niets min of niets meer dan zuivere natuurdrift, iets wat het moederdier evenzeer bezit als wij! Maar wat het dier niet bezit, wat de moederen de ouders in 't algemeen wél moesten bezitten, is het gevoel van verantwoordelijkheid, dat alleen uit het « beoefenen » der liefde voortspruit. We moeten herleven in onze kinderen, om hen de levensbaan gemakkelijker te maken door onze meerdere ondervinding — zonder er echter te prat op te gaan, daar zij toch immer op het voorwerp gericht is. In onze kinderen herleven wij onze eigen kindsheid, « die in ons zelf ook niet dood is en niet sterven mag. » A

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad appartenant à la catégorie Katholieke pers, parue à Borgerhout du 1878 au 1930.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes