Het volk: christen werkmansblad

1084 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1915, 21 Mars. Het volk: christen werkmansblad. Accès à 03 juillet 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/g15t728p4p/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

v-'Aïïe briefwisselingen vracht-Vrij te zenden aan Aug. Van ïseghem, uitge ver voor denaaml. ïhaatsch. « Drukkerij Het Volk», Meersteeg, n° 16, Gent. Bureel voor West-Vlaanderens Gaston Bossuyt, Gril de der Am-bachten Kortrijk. Telefoon 523. - "Bureel van Antwerpen, Bradant en Limburg : Viktor Kuyl, ékiuderbroederstr., 24, Leuven. HET VOLK Men schi-ijft ïa ! Op aile postkantoren aan 10 fr. per jaar. Zes maanden fr. 5.00. Drie maanden fr. 2,50. Aankondigingen : Prijs volgens tarief. Voorop té betalen. Kechterlijke herstelling, 2 fr. per regel. Ongeteekende brieven worden geweigerd. TELEFOON N" 137, Gent. I ceatiem îiet aummep CHRISTEN WERKMANSBLAD Si Cantîem Siet nammer a I I SMEEKBEDE ^ der Belgisehe Kinderen §lj hunns Esrste PlecMlge Communia IN MAART -I 5. 4 Och, zie ons rouw en smart, o Heer l •Nu 't heerlijkst aller feestgetijden, JJw komst in ons, ons moest verblijden , Och, zie ons snikkend vôôr U neer W Het mcnschdom dat zijn God verliet, Riep straf en wraak op aarde neder Doch rouwvol keert het tôt U weder O Heer, verstoot het langer niet. Aanvaard der Belgen bede on boet 1 Dell, zie hoe zij èn goed èn leven |Voor recht en plicht ten ofïer geven, Met heilige lieîde en heldenmoed. rf Gedenk : dit volk, Uw Hart géwijd, Blijft slechts van U zijn heil verwachten : JToon aile volkeren en geslachten Dat Gij zijn Heer en Redder zijt. f) En wij, o Heer, die in ons jeugd De Godswraak op de zonde zagen, Laat ons voor nieuwe geeselslagen ' Ons land bewaren door de deuge*. Kam. VAN BRITSOM. EEH GOUDEH HART. l Uit cen brieî van het front, dezer dagen ontvangen, vernemen wij volgende roe-ïende bijzonderheden over de manier van igoed plegen van een doodbraaf moedertje. iDe pl.aats, waar het goede oudje zijn liefde-îwerk nitoefent, is van geen belang. j Ik liad een bad willen nemen, zoo jschrijft een soldaat, en werd daartoe een Jhuisje aangewezen, waar ik een vrouwtje jtfan rond de 55 jaar aantrof. > Zij ontving me met de meeste harte-lijklieid en zette aanstonds het water op, rwaardoor mîjn bad de vete^schte warm-fte zou verwerven. ; le vernam dat zij waschvrouw iwas, en menigmaal soldaten had ont-moet die haar vroegen of er geen middel hvas een bad te nemen. Eindelijk had izij zich de kosten getroost een bad te jkoopen en nukon zij den soldaten gelegen-fheid verschaffen zich op te frisschen, lictgeen de hoegste zaligheid is na weken ■lang verblijf in de loopgracht. ir Ondertusschen gebeurde het meer dat de krijgers daar versch ondergoed aan-■schoten, en het oude zoo.... ongezellig îngenomen vonden, dat zij het maar îliever achterlieten. Daar werd nu het jtalent van de waschvrouw ten goeden Stonde aangewend. Zij reinigde de daar-gelaten kleeren, en aan haren eersten. Ladgast die zich zonder Iinnen aanbood, schonk zij het netgemaakt pak van zijnen jvoorganger. Stilaan vermeerde zij haren linnenschat, want iedere gereinigde uit-gave werd door eene ongewasschene ver-goed, en steeds kwamen er nog een deel baders bij, die hunne verversching mede-brachten en het andere ondergoed daar- lieten. De vrouw had dus keus bij het plegen van hare lieîdadigheidswerken en zoowel de langste als de ineengedrongenste krij ger kon zie h van linn en voorzien .D aarbij bepaalde zich echter der vrouws naasten-liefde niet : zij liep de soldaten tegemoet en bood ze bad en verversching aan. Als de oorlog reeds jaren achter den rug is, zal men u nog in menig gemoed danken en zegenen, moedertje, omdat gij te midden gruw en onmenschelijkheid, ten overvloede en onder een anderen vorm het glas water hebt geschonken, dat de Heer beloofde met goddelijke mildheid te zullen beloonen. Met een Oataeeër op loehl Dat het er niet heel aangenaam is, in een onderzeeër, zal men uit het volgende licht kunnen opmaken. Bij het verlaten der haven, is de onderzeeër nog niet gedoken. Aile mannen staan op het dek, alhoewel de lichtste golf voldoende is, om allen van kop tôt teen gansch nat te maken. Zij zijn er echter naar gekleed. Is 't goed weder, dan loopen zij in blauw lijnwaden pak; regent het, dan hebben zij de tuniek der visschers. Eens buiten de haven krijgt elkeen bevel zich op zijn post te begeven voor het duilcen. Aile openingen worden gesloten en de tweede bevelhebber doet zijne ronde, om te zien of ailes in regel is. Hij daalt de laatste af, zorgvuldig het deksel na zich sluitende. De waterkranen worden open gezet en nu stort het water in de ballastbakken, zoodat het vaartuig zwaar-der en zwaarder wordt en weldra van de oppervlakte van het water verdwenen is. Alleen de « periscoop » steekt nog enkele centimeter boven water, juist genoeg, om den bevelhebber toe te laten te zien wat er op het water gebeurt. Iedereen blijft onbeweeglijk op den aan-geduiden post en de bevelhebber, van uit de hem voorbeliouden plaats, geeft zijne bevelen. De tweede bevelhebber, juist onder den bevelhebber geplaatst, doet de bevelen uitvoeren en lioudt een waakzaam oog. Heel de bemanning heeft het oog op hem gericht en de minste wenk wordt dadelijk begrepen. Iedereen aan boord heeft een bijzonder werk en blijft er aan, zoodat er niemand van plaats hoeft te veranderen. Zulks zou ten andere het evenwicht der duikeling schaden. Niemand spreekt, behalve de bevelhebber. Men hoort alleen het draaien der schroef, het dof gemurmel van het water dat langs het schip vliet en het getiktak van een op-nemingstoestel. Soms hoort men een gerucht als van een vuurpijl die afgaat. 't Is de schroef van een stoomer die in de buurt voorbij vaart. Tijdens de oeîeningen, blijft men ge-woonlijk slechts één uur onder water; doch in zekere gevallen is men wel ge-dwongen, langer onder te blijven. Daarom zijn aile bevelhebbers er steeds op uit, eene flink geoefende bemanning te hebben en richten zij hunne lieden af, om zoo lang mogelijk te kunnen onder water vertoeven. Zoo zijn eenige onderzeeërs, met 100 kubiek meter lucht, en 13 opvarenden, Lot 16 uren onder water gebleven. Dat is. voorzeker cen schoone uitslag, doch het zou geene gewoonte kunnen worden of zelfs niet te diltwijls mogen voorvallen. Er.is echter voor de onderzeeërs iets wat nog veel moeilijker is: drie of vier dagen aan de oppervlakte varen. Ook zulke proeftochten moeten zij doen. Zij vertrekken met levensmiddelen en petrool en moeten verder maar zien « hun plan » tetrekken. Is het schoon kalm weder, dan kan de bemanning bij middel van een elektrieken oven nog wat de keuken doen, doch is het slecht weder, dan trekt elkeen binnen, de keuken inbe-grepen.Dan is het er niet heel aangenaam. Bij den geur van petrool en machienolie, voegt zich de geur der « pommes de terre frites », der droogende kleederen, en daar-bij nog meest altijd de geur voortkomende van de uitwerpselen der zeezieken. Men zou soms denken dat eene goede nachtrust allen herstelt, doch, hoe wil men nu dat men in die enge stalen buis gerust slaapt. Natuurlijk is de bevelhebber de beste. Hij heeft eene lcamer voor hem alleen en kan zich daar op eene plank leggen. De tweede bevelhebber legt zich in eene hangmat, opgehangen tusschen de buizen. Wat de bemanning betreft, deze tracht het zich zoo goed mogelijk te maken. Er is wel een post, waar er kan ge-slapen worden, doch als er daar zes mannen liggen, dan zou eene muis er niet meer tusschen geraken. De vijf anderen leggen zich in de lcamer der accumulateurs., waar zij gedurig de uitwazemingen van zwavelzuur inademen... Het is begrijpelijk dat men aan de bemanning niet veel zulker « Icorvées » mag opleggen; hoe sterk de matrozen ook mogen zijn, alhoewel met den besten goeden wil bezield, heeft hunne lichaamskracht grenzen en om met zekerheid te maneu-vreeren, moet iedereen aan boord gezond naar lijf en geest zijn. Eiëi's in Duitschland. Dr R. Kucynsky, de bestuurder van . het statistisch bureel van Berlijn-Schône-berg, die in deze dagen reeds menige statistisclie studie openbaar gemaakt heeft, deelt nu het een en ander mede over de eiërvoortbrengst in Duitschland. In 1912 en 1913 werden gemiddeld 165.752 ton eiëren ingevoerd. Als men aanneemt, dat cen ei gemiddeld 50 gram weegt, dan heeft Duitschland dus jaarlijks 3.3 milliard eiëren uit het buitenland gekregen. Volgens de statistiek van 1 December 1912 waren er in het Duitsche rijk 13.4 mil-lioen kippen. Als raen op een kip 70 eiëren in het jaar rekent, komt men tôt 5.1 milliard eiëren. Duitschland heeft dus drie vijfden van zijne eiëren uit eigen voort-brengst en krijgt twee vijfden ingevoerd. In Seigle. OIT RCSESSELJàËSSE. BIJ DE VLUCHTEUNGEN ! Als 't Rousselaarsche volk iets onder-neeint, gewoonlijk 't is in orde. Maar, iets biiitengcwoons is de werking van het « Be-schermingshomileit der vluchtelingen », iets voorbeeldigs, ■—■ d'IIollanders zouden zeg-gen « 't ideaal » — van soortgelijke doeningen. De beschermelingen, tengetalle van 400 ongeveer, wonen in de lokalen van den Jon-geilngenkring St-Franciscus en de St-Ivlicliiela school, lokalen die de eene aan de andere païen. Onder de beschermelingen zijn er vluchtelingen van Moorslede, Passchendaele, West-Roosebeke, Oost-Nieuwkerke en Bousse-laarnaars die ter wille van de branden van 19e October 1914, zonder huis zitten. De invaliede vrouwen en meisjes slapen in de bovenzaal van den Jongelingenkring ; de mannen en jongens in de kapel van Sint-Franciscus. De invaliede vrouwen en mannen huizenieren in verschillige luchtige be-nedenzalen der St-Michielsschool en zijn dààr bezorgd « lijk MeJcskens op een plarikje ». In de slaap- en vei'blijfplaatsen is het zoo proper als in een begijnhof en h^erscht er zooveel orde als in een welingericht bureel van documentatie. Do E. H. Marcel De-meester, die daar de hand op houdt, is meester in zijn vak en hij haalt er eere van 1 * ❖ * De benedenzaal van den Jongelingenkring dient voor eetplaats. 't En is er geen zoo groot als in het « Palace Hôtel » te Oostende en 't is er ook wel min « chik », maar de eet-malen die daar dagelijks, door die gezonde magen verslonden worden, zijn weerdig van een goed burgerlijk huishouden en 't en verwondert ons niet als we .Tan of Treze zeg-gen hooren en zuchten : gaan wij het nog wel ooit zoo goed- onder de neuze krijgen achter de krieg ! Proficiat. madame Denys-Coussement, ge kunt, profijtig weg en op kunstige wijze, de keuken slaan in Wann's oude kluize, en menige jonge huismoeder zou deugd hebben dààr wat bij U om lesse te komen. Gij hebt ook goede hulpen die de tafel opdienen en afdrag^n en daarenboven elders nog waar het pas geeft bereidwillig een handje toe-steken. Hunne mmen dienen ook geboekt voor de geschiedenisse, het zijn : de jufvrouwen Ad. Van Coiilie, B. Van Beveren, Marg. Denys, L. Hillewaert, J. Willems, M. Van Neste, R. Grymonprez en B. Seynhaeve. En binst dat in den « Restaurant » de va-liede thuisliggers hun buikske een zieknisse doen, zoowel als binst al den overigen tijd van den ganschen dag, zorgen de Zusters Missionnarissen (van Dame Louise) voor de invalieden in de ziekezalen en bezorgen zij dààr d'oudjes lijk eene goede moeder haar jongste boontje troetelen kan. Welk een sehoon Noviciaat voor die edelmoedige Zusters ! * * * W'hebben al gezeid dat orde en netheid uitschijnen in de zalen, en w'hadden er moeten bijvoegen dat al de menschen dààr zoo proper en net onderhouden worden. Dat is het werk van de nederige Zusters van liefde die goedhertig den ruwen borstel ge-bruiken om 't grauwste vel snee^^wRit teî wrijven en die onbermhertig de jacht maken' met fijn en groef alaam op al de ongevraagde huisdiertjes die zouden meenen dat de toe-gang in « 't Nieuiv-Rousselare » vrij is. God loon het hun 1 De doktoors, de heeren Gits en Demonie, de vroedvrouw Mevr. Ad. Vandeghinste, bezoeken regelmatig en met veel oppas de zieken. Allen verdienen onzen bêsten dank en lof omdat zij hunne taak zoo gewetensvol volbrengen, dat is schoone. Maar die het bloemke niet min en verdienen, dat zijn de Juf\Touwen Bach. Hoorn&ert en Aur. \ an Hove. Wat heb ik ze al dikvvijls bewonderd die roode-kruis-zusters als ze hunne lieve zieken aan het verplegen waren, vlijtig en bezorgd lijk oude Zusters van Lieîde I Prachtig ! En dan t'enden in de zale van Francisons» is er dààr een geheel magazijn, men zou zeggen een « Tietz » bazar ! Oude en nieuwe kleêren, kousen, baais, schorten en wat weet ik al, er ligt daar van ailes. Dagelijks, des achternoens, komen er in dezen winkel twee Damen : Madame de Kemmeter-Spillebout en Coussement-Cailliau, en geven dan don broek of de veste, de rok of de kloefkes aan wien 't kloefke past en aan hen die het noo-dig hebben. Vele van deze voorwerpen werden door liefdadige stadsgenooten ingezon-den, en laatst nog kwam een groote voorrsad kleêrgoed toe vanwege het Nation. Steun-fonds dat alhier — onder het voorzitterschap van de Weladele Dame Mahieu-Liebaert —' eene vertakking tôt stand bracht. * * * De bolletrâ van den Jongelingenkring en deze van Francscus zijn ook heel en al veranderd van bestemming. d'Eerste is in een koeistal, herschapen —• gedeeltelijk ten minste — en daar staan Blesse en Blare en nog eene zuster die verleden zondag het leven schonk aan nen nuchteren d jake. Daar-meê is er geen melk te kort voor de groote menagie. Achter 't koeistal zitten de zwijn-jes, ten getalle van tiene, hen vet te mesten met den afval der pensionnairen, en in den hof loopen tien hennekens die wedijveren in het leggen en het kakelen. Een klein boederietje 1 wanderwel begaan door twee gevluchte landbouwers van het omliggende. d'Andere bolletrâ is ook in tweeën ver-deeld. Bechts, is het « Sehlachthaus » van Mijnheer Edmond Pil, die daar werkt en slaaft, van den vroegen morgen tôt den laten avond, met nog twee-drie kloeke Breydels-zonen. Hier staan de bezoekers stom : het is de best ingerichte beenhouwerij van tien uren in 't ronde. Dagelijks komen er daar geheele vrachten vleesch toe, bijgehaald door de komiteitsleden de heeren Emiel Loosvelt en Egide Bommens, en gejond k' geloove dat ik het niet en mag zeggen van wien? Geen wonder hebben de vluchtelinge aile dagen kermis, en krijgen de behoeftigen van stad die voorts hun huizeken bewonen daar haast iederen dag vleesch en soepe. Heerlijk ! Links in dezelfde bolletrâ staan de groote kookketels en rond den heerd zitten de oudjes, soms wel met vijf-en-twintig, pa-tatten te jassen. Prachtige le vende tableau dieeeuwigenervigin ons geheugen zal bij-blijven 1 Gestorven voor 't Vaderland, te ver-krijgen bij de verkoopers van « Het Volk ». Gevolgen van den oorlog. Een ooriossveriîaaiïîs. Het gebeurde in een onzer kleinste Voiksbuurten. Daar woonde hij met zijne Jonfs vrouw en oude grootmoeder van 84 jaar, en op het oogenblik dat de oorlog ivitbrak, was hij pas vader van een zoontje ge worden. t De drie eerste klassen werden binnenge-jroepen, en daar was hij bij. Hij moest vrouw, grootmoeder, en zijn pasgeboren kindje verlaten, om zijn regiment te ver-|Voegen en zijn land te verdedigen. Toen hij den 4 Augustus zou vertrekken, had zijne vrouw hem willen vergezellen tôt aan de statie, om daar afscheid te nemen, maar haar zoontje was nog ma.ar zeven dagen oud, en zij gevoelde zich te zwak om zoover te loopen, en daar groot-inoeder heelemaal niet meer gaan kon en het bed moest houden, vertrok hij alleen, na zijne vrouw te hebben aanbevolen toch goed voor zijne duiven, hun Janne-Jcen, en voor «mèken » te zorgen, en na ■het kind een drietal dikke kussen te heb-i>en gegeven. Grootmoeder had haren kleinzoon hooren vertrekken, en het had haar goed ge-Sdâan dat hij nog even terug naar boven was komen geloopen om ook van haar efreheid te nemen, iets wat hij in het be-droevend oogenblik eerst vergeten had, niettegenstaande hij heel veel van mèkén hicld. Mèken had hem droef aangekeken, en toen zij voor 't laatst zijne hand in de hafs liield, waren er tranen komen op-jwellen in hare oude goedige oogen, en met bibberende stem, die op dit oogenblik nog meer beefde dan naar gewoonte, sprak zij hem toe : — Dag.... Peerke mèken is oud.... vier-en-tachtig van Bam,us (Baafmis). Als gij niet te lang wegblijf t, is 't goed, mèken trekt af.... het is haren tijd. Niet lachen jongen... Ze trekt af.... Niet te lang, of mèken is weg, als... als... Ons Janneken, zal zijn mèken niet meer leeren kennen.... Niet te lang, jongen.... Ga met God Niet te lang.... Peer, die het veel lichter opnam, had zijn grootje al lachend vaarwel gezegd, met de geruststelling, dat hij heel spoedig zou terugkomen, en mèken alsdan heelemaal zou genezen zijn, goed te been, en zij clan samen nog 'ne flikker zouden af-leggen, dat zij moest blijven leven tôt Janneken zijne Eerste Communie had ge-daan, enz. enz. En toen was hij om het arm oudje niet nog meer te bedroeven, schijnbaar licht van hart, van haar wegge-loopen, maar ook hij had begrepen dat hij zijn mèken niet meer terug zou zien, toen gevoelde hij iets dat hem pijn deed, en hij lachte niet meer. Weken verliepen, zonder dat er eenig bericht van Peer was gekomen. Zijne vrouw ging weer uit werken, als zij hier of daar iets te doen kreeg. Intusschen paste mèken op den kleine, wiens wiegsken men' naast haar bed had geschoven, en wien zij alleen van tijd tôt tijd wat melk moest voederen. Men berustte in het noodlot, en hoopte, hoopte.... Eindelijk na de vijfde week, kwam er een brief van het oorlogstooneel, die aan mèken moest voorgelezen worden, want zij beefde van verlangen om te weten hoe Peer het stelde. Ziehier wat hij schrcef : « Dag Mie » Ik laat u wete de staad van mijne ge-» zondijd dat wij van leuve zijn afgetroke » en ik mag nie zegge waar ik ben maar ik » ben eel goed en frans van lolce is gekwets » van een sarpenel zijn oog is uit en hij zal » er nog van opkome wij hebben veel duets » in het zand doe bijte maar wij hebben ook »van de veeg gad wij zitte in loopgragte » met onse kop er just uit vor te mikke en » de duetse schiete mor wij zien ze nie. » Zeg aan mèke dat ik een duetse bayo-» net zal meebrenge vor in de lolepot te » rur en vor ons Janneke eenpinelm vor » saldotje te spele. dag mie de copelemente » aan frans en verget mijn duive niet eete « te geve » Peer » ge mut niet scrijve want wij trekke » nog af. » Nog een paar brieven zou men nadien ontvangen, die voor mèken en Maria steeds buitengewoon welkom waren, en dan veriiep er een geruime tijd dat Peer niets meer van zich liet hooren, tôt er op zekeren dag een brief kwam, gericht aan Maria Wouters, maar niet door haren echtgenoot geschreven. Hij kwam, van eene kennis, een krijgs-makker, die insgelijks aan het front was, en liet weten dat Peer op verkenning was moeten uitgaan, en niet meer teruggeko-men. Of hij dood was, daarvan was men niet ten voile overtuigd, maar het was toch te denken, daar de kameraden hem had-den zien vallen en niet meer verroeren. Maria had veel geweend en haar Janneken zeer dikwijls omhelsd, maar voor mèken had zij steeds hare tranen verbor-gen, en niets meegedeeld van wat inen haar geschreven had. Meken mocht niets weten, het mensch ging achteruit met het uur, en dat zou haar den genadeslag kunnen toebrengen. Weer verliepen eenige dagen, en mèken kloeg gedurig dat er geen nieuws meer van haar Peerken kwam. ■— Als hij maar niet bij Onzen Lieven Heer is, —• zuchtc zij voortdurend. —• Hij heeft mij eene duitsche «banjonet» beloofd, en hij brengt ze niet Mieke !.... Mieke i.... als hij maar niet bij Onzen-Lievcn-Heer is 1.. • • De levensdagen van mèken waren ten einde geloopen, de dokter had verzekerd dat het niet lang meer zou duren, want nog dienzelfden avond moest zij berecht worden, wilde men niet te laat komen. En mèken die nog steeds helder van hoofd was, kloeg voortdurend dat haar Peerken niet meer had geschreven se-dert.... Dat hij zich moest haasten met de «banjonet » en dat hij toch nog eens had moeten schrijven, schrijven had hij toch nog eens moeten doen. Dat had hij zeker nog eens moeten doen. Dat denkbeeld verliet haar geen oogenblik, want telkens Marie, hoe kort ook het afwezig zijn was geweest, terug bij mèken kwam, ontvielen het oudje de woorden broksgewijze van de lippen. — Geen brief.... Nog geen brief?... Hij... had.... moe....ten schrijven de bare- jonet.... niet.... komen En zelfs toen 's avonds de priester bij haar bed verscheen, om haar de sacra-menten der stervenden toe te dienen, waren hare gedachten in de eerste plaats bij haar Peerken, en bezag zij den priester met groote vragende oogen terwijl zij stamelcle : « Hij.... had.... toch beloofd.... Had hij.... niet... beloofd.... te schrijven? Nog twee dagen bleef mèken op haar laatste uur wachten, en twee dagen lang vroeg zij maar gedurig of er nog altijd geen brief was gekomen, tôt eensklaps Marie cen gedacht kreeg, om het oudje te bezorgen wat zij scheen te verlangen om te kunnen sterven. Zij haalde in een kruidenierswinkeltje in de buurt een Vel papier, en een omslag, maar toen zij terug thuis was gekomen meende zij dat de omslag van een der vorige brieven beter te pas zou komen, want mèken's oogen waren nog scherp en zouden het bedrog kunnen ontdekken. En clen brief die niet kwam, of nooit meer komen kon, zou zij haar bezorgen. i Het moet een afmattend werk zijn geweest, want Marie werkte en zwoegde, en dacht nooit klaar te komen alvorens mèken voor goed afscheid van het leven zou genomen hebben. Het was bijna elf ure 's avonds, toen Marie, eensklaps schijnbaar verheugd, in de kamer kwam, en aan mèken een brief toonde dien de facteur nog juist gebracht had. Mèken kreeg als een elektrischen schok en kwam schier overeind in haar bed. — Lezen.... lezen.... was nog ailes wat zij kon uitbrengen, en dan viel haar hoofdje terug op het kussen en was er nog maar alleen beweging in hare oogjes te bespeuren, die gulzig naar het papier keken, waarop Peerken haren naam voor 't laatst zou geschreven hebben. Marie plaatste zich bij het ledekant, en scheen den brief van buiten te kennen, want zij las dien voor zonder dat het licht van een klein petroollampje hem kon be-schijnen, terwijl hare oogen door tranen verbiind waren. Goed mèken. Ik ben nog altijd goed gezond Ik denk veel aan ons mèken, en ik zal spoedig terugkomen, en dan breng ik eene —• Barejonet — mompelden mekens lippen nog —. nieuwe muts voor mèken mee. —■ Ba... re.... jonet... —mompelden nogmaals de lippen, nauwelijks hoorbaar. — En eene barejonet — voegde Marie er tusschen, daar zij gevoelde, dat mèken hais-starig aan dat oorlogswapen hield, en zij het vergeten had in haren brief te vermel-den.Nu was mèken voldaan, want zij scheen niet verder nog aandaclit te geven, ot niet eens te merken dat Marie de grootste, krachtinspanning op haar gemoed moest doen, om den brief voort te lezen. ; Nog vôôr Marie hare lezing ten eindet had gebracht, was mèken's sieltje uit haai lichaam verhuisd en had de « barejonet « voorzichtig îneesenomea. Vijîen-TwiatSgsle Jaar, — S. 79 Wsfôast — loSsgeâs — Eipnlam Mag, 21 îlaarl 1915 r* J 11 — — •

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het volk: christen werkmansblad appartenant à la catégorie Katholieke pers, parue à - du 1891 au 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes