De legerbode

1158 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1916, 13 Juni. De legerbode. Konsultiert 30 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/m03xs5k42g/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende Dit folad is VOOR DE BELGISGHE SOLDATEN bestemd ; îedere compagnie, escadron of batterij ontvang-t lien of vijftien Fransche en Nederlandsche exemplaren. Terug in Ramscappelle (30 en 31 October 1914) door Kapitein-Commandant Jacoby Reeds uren lang beek ik naar dien Molen vsiî Ramscappelle, waarop de auto-machinegeweren van luitenant Desmedt vuurden « zooveel ze maar konden ». Kapitein-commandant Vanniesbecq, •sprak in de boodschap die hij mij stuurde, insge-lijks van den steun der machinegeweren van zijn oud-ofBcier « Dank aan de machinegeweren van makker Desmedt», zegde hij, «zullen wij vooruit kunnen rukken en langs het Noorden eene over-vleugelende beweging uitvoeren. De Franschen, die gaan komen, zullen zich met den frontaanval gelasten. Houdt dus stand, daar waar gij nu zijt. » Boren mijn hoofd hoorde ik de vlugge zwer-men kogels gonzen, die in wrekende vlagen op den Molen neerkwamen. Yan tijd tôt tijd keerden de machinegeweren zich naar den spoorweg om het vooruitrukken van het 2e bataljon te verge-makkelijken; de compagnieën van de kapiteins Paheau, Six en Gils waren over de Koolhofvaart Igetrokken, ten Zuiden van de Koolhofbrug, en marscheerden vastberaden tôt den aanval. Ik jherkende duidelijk de peletons van de luitenants 1 Michaux, De "Wilde, Vuylsteke, de Lapse, die het ■een achter het and'er, langs de oevers door het hooge gras slopen. Ondertusschen ging de Molen, als een vooruit-geschoven schildwacht aan den ingang van het dorp, maar steeds voort door de luctit te wieken. Van tijd tôt tijd verscheen er aan een van de venstertjes de kop van een Duitscher, maar onze kogels dwongén dien akeli^en molenaar al spoe-dig weer terug te trekken. De spookmolen hield Xiiet op met draaien en zijne lange wieken maak-ten steeds dringender noodgebaren. Daar achter verhief de kerk nog den stomp van haar toren naar den hemel, alsof zij de wraak van den Aller-hoogste over de vernielers van het arme dorp dat nog slechts een puinhoop leek wou inroepen. Zonder ophouden liet het kanon zijne zware stem boven al deze troepen in beweging hooren : Eerst de zwaren knal van het afvuren, dan van de ontplofBng die in de verte langs aile richtingen weerkaatst werd; dat ailes gaf eene tragische grootschheid aan dit begin van den aanval. Tegen 3 uur 's namiddags scheen de ont-plooiing van de 2e en de 3* bataljons zonder onderbreking verzekerd. Men zag in de verte, als. kleine op elkander' volgende stïpjes, de roode mutsen van de Fransche tirailleurs, die beschut Waren achter de boorden van slooten en grach-ten of aan den zoom van de aardappelvelden neerlagen. Het geheel omringde het dorp met Het Un®!® bij folmacht Naar aanleiding van een veslag van den heer Carton de Wiart, minister van justitie, beeft de Koningvolgend door den ministerraadvoorgelegd ,besiuit-wet geteekend : Artikel 1.—Gedurende gansch den oorlogs-* tijd kunnen de partijen die een huwelijk willen aan^aan vôôr den ambtenaar van den burger-lijken stand verschijnen, hetzij in persoon, hetzij met tusschenkomst van een bij zonder en aut-hentiek gevolmachtigde. Indien de echtgenooten of een onder hen verschijnen met tusscheiikomst van een gevolmachtigde, wordt, in de kuwelijksakte, van de vol-macht melding gemaakt. 1 De gevolmachtigde mag geen onwettig kind erkennen met het oog op zijne wettigmaking, tenzij hij daartoe bijzonder gemachtigd werd. Art. 2. — Het huwelijk, nietig verklaard als ïijnde aangegaan na het overlijden van een der echtgenooten, zal everiwelten voile zijn uitwerk-sel hebben ten aanzien van de rechten van den overlevende der echtgenooten. Art. 3. — De volmacht is vrij van zegel- en registratierechten. Zij mag openbaar gemaakt •Worden door de diplomatische of consulaire agenten der vreemde Mogendheid, belast met de Betriscbe belangen in de ianden waar de Bel-gische onderdaaen als krijgsgevangenen opgehou- eene lange, dunne linie, op- een afstand van 600 tôt 800 meters. Plots verhett zich boven deze liniën een geraas dat voortloopt en aangroeit, als het aankomend getij ; mannen springen recht en zwaaien met hunne mutsen ; wij meenen dat het het signaal tôt den aanval is. Kreten komen uit de Jokveldhoeve. Het ge-roep nadert. Wij hooren luidkeels Vive la France ! roepen. Het vivatgeschreeuw klinkt luider. Uit al onze macht roepen wij ook Vive la France ! als wij de jagers zien aankomen. In kleine groepjes, hunne breede roode broelt van verre zichtbaar, komen zij in looppas aan,*snel-len over de voetbruggetjes, te midden van de stormvlagen granaatkartetsen die te midden van een wit wolkje boven hunne bloedroode mutsen ontploffen. Gedurende meer dan een uur komen er voorbij, en komen steeds voorbij. Dan zijn het de soldaten van het 16de Fransche jâgers. Geestdriftig juieht men toe ; heel de linie is in vervoering, men trappelt ter plaatse en huilt : « De stormloop ! de stormloop ! » De avond valt. Men komt uit de loopgraven. Op een bevel ? Ik weet er niets meer van. Geheel de linie rukt vooruit, ze kronkelt verder en de kring wordt nauwer. Ik kom voorbij eene hoeve ; het is eene ware hel ; kogels kletteren op de muren. Wij zoeken allen dekking achter eene groote stroomijt. Vier zwijnen zijti bezig een paardenlijk te verslinden, zonder zich te kommeren om het schroot dat rondom neer-hagelt.Men blaast den aanval. Het klaroengeschetter, dat aan de rechterzijde beg«nnen was op een bevel van luitenant Fritsch, loopt verder en verder het dorp rond . « Tatata. . », terwijl de korte vlugge noten haastig op elkander volgen. Het is volop nacht. Op het geroep der klaroe-nen zijn wij vooruit gestormd, zonder . aan de kogels te denken ; dan plots, zien wij dat wij .te midden van de EVanschen liggen, op 100 meters afstand van den Molen ; de vijandelijlce machines ratelen steeds vlugger; de uitgangen van het dorp scliijnen in lichte laai te staan gelijk eene vlammende smis. De molen schijnt vuur te ma-len. Niemand durft het hoofd opheffen. Coin-mandant Vanniesbecq komt bij mij ; hij komt vragen hoe het met mij gestçld is, en met de helft van zijne eenheid, die als eene kleine compagnie onder mijn bevelen stond. De andere heli't ope-reert aan het Noorden van den weg, onder de rechtstreeksche bevelen van adjudant Hens, eenig overblij vende pelotonsoverste. « Gij zult u in verbinding moeten steîlen met den commandant van de Fransche troepen, » zegt commandant Vanniesbecq mij. « 't Is albijna gedaan, » antwoord ik; « korpo-> raal Van den Plas is vertrokken, op zoek naar den bataljonscommandant. Ik verwacht hem ; hij zal niet lang meer weg blijven. » Weldra komt de korporaal terug. « Het is kapitein Ghaumont, » zegt hij, «die bevel voert over het 16e jagers. 1k vond hem in gesprek met luitenant Fritsch, over het voortzet-ten van den aanval. Een man heeft mij verteld dat commandant Daems door een kogel getrof-fen en gevallen was, zeggende: « Ach! jongens, gij zult zonder mij moeten verder trekken. » <r Kapitein Chaumont heeft de Belgen van de 2/n belast zich meester te malien van den molen en de machinegeweren van den vijand uit het dorp te verjagen. Daarnâ zal men de beweging voortzetten, heeft hij er bij gevoegd. » « Maar sakl^erloot ! ik heb bijua geene pa-tronen meer. » « Ik heb den kapitein verwiUigd,- maar hij antwoordde dat wij onze bajonetten noghadden. » « Dan, met de bajonet ! » Vooruit, de 2/ii ! Met één sprong is de halve compagnie, ongeveer vijf en zeventig man sterk, . aan den Molen, en nog vlugger hebben wij hem van onder tôt boven onderzocht. Geene Moffen meer te vinden. Alvorens heen te gaan hadden zij korporaal Van den Plas'gedood .en zeven man gewond: de soldaten de Nayer, Vandamme, Roussel, Jammart, Gouda, Magilissen en Abrassai't.-Daar de vijandelijke machinegeweren nog niet zwegen, doch steeds verwoed verder knapperden op den weg aan den ingant' van.het, dorp rukten wij het eerste huis binnen. De eerste sergeant Du Rijs zorgde er voor dat ue woning in staat van v« sters vuurde men op de machinegeweren. ïoen wij gerepereerd waren en het dakpannen op onze koppen begon te regenen, kropen wij door het hol dat een granaat in den muur ges{agen had, in het volgende huis, en dan in een derde, Waar we moesten blijven, omdat de stormloop van de jagers, ten Zuiden van het dorp, gebro-ken was op de grachten die geene voorbereide overgangspunten bezaten. De algemeene aanval werd wijselijk tôt den volgenden morgen uitgesteld. De 2/n stelde zich aïs voorpost op, in hare vesting aan den voet van dé kerk. Bij het doorzoeken van de naburige huizen, ontdekte ik drie oude menschen die bij onze nadering op den loop gingén, vlak in de richting van het vuur der machinegeweren. Door mijne bedreigingen deed ik ze terug naar de beschutting komen en verplichtte ze, zich daar schuil te houden, ondanks al hun smeeken om ze te laten gaan. Het was meer dan middernacht toen men er aan denken kon eene droge beschuit te nuttigen. Water vonden wij genoeg aan eene pomp in de nabijheid. Op dit oogenblik was het de gewone kalmte; slechts eenige zeldzame kogels door-streepten de lucht; de machinegeweren zwegen; de kanonnen hadden sedert het vallen van den dag hunne stem niet meer laten hooren, , De ochtend van den 31e" kondigde zich grauw en somber in een ltouden nevel aan. Plots klinkt er klaroengeschal. De onderbroken aanval her-begon, rukte aan gelijk een stormwind, zoo vlug dat hij, toen wij op straat kwamen, reeds veel verder was. Wij deden eenige stappen, maar bemerkendo hoe belachelijk wij daar waren, in die lange ledige straten zonder vijanden, keerden wij terug naar den Molen, om daar nieuws en eene verdere opdracht of te wachten. De staf van het 6° linie was daar. Men had de vlag ontplooid en luitenant Desiron, aangeleund tegen de gemet-selde hoogte van den M°len van Ramscappelle, zwaaide zooveel hij maar kon onze zegevierende driekleur. Kolonel Lebacq vaagdezich hetzweet van het voorhoofd; commandant staf7adjunct Prémereur wreef zich vergenoegd de handen en kapitein Rinquelglimlachte. Ik begreep dat het de overwinning was, en men het nieuws overseinde. Op dit oogenblik verhief zich eene bleeke, bloedkleurige herfstzon boven de Duitsche liniën ; zij deed ons aan onze dooden denken : A a s» kapitein Leclercq, des rûorgens bij den aanval ged-ood ; aan commandant Daems, over-leden aan de gevolgen van zijne wonde; aaa luitenant Trantaux en nog talrijke soldaten. Maar de stralen die den morgen van deze zegepraal in de plooien van ons vaandel speelden, schenen er ook in letters van vuur en goud, dien roem-rijken naam op te doen tintelen : Ramscappelle. (Slot.) Oe Nocd aan LevsnsmiddeEsn in Ouitschlanâ Eene Oîficieele Bekentenis. Het inlichtingsbureel voor voedingsvraagstuk-ken te Berlijn geeft de volgende nota uit, onder den titel « De Moeilijke Weken » : « Men heeft in dezen laatsten tijd herhaalde malen, en met reden, gemeld dat het tijdstip dat we beleven en de volgende weken die nog komen moeten, het moeilijkste oogenblik van geheel het jaar vormen, voor wat onze voeding betreft. Wij beschikken. voor wat het graan betrei't, zonder den laatsten invoer te rekenen, slpcîhts over een zeer klein overschot van den laatsten oogst, dat inderdaad wel geheel voldoende is, doch niet veel ruimte overlaat. De toestand is minstens dezelfde voor wat de aardapp'elen betreft tôt aan den oogst van de toekomende Lente, en voor wat de suiker betreft, waarvan de stocks niet vôôr het volgende seizoen kunnen vernieuwd worden. « Het beschikbare vleeêch is zeer verdeeld, en nog langen tijd zal het zeer beperkt blijven, daar wij ten geenen koste aan het trekvee, of het ge-•meste vee, of de melkkoeien mogen raken. De verslagen uit geheel Duitschland toonen dat, eens het leger voorzien, er slechts weinig vee tôt de beschikking van de bevojking overbliift. ». 13 Juni 1910 Nnmmer 277

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel De legerbode gehört zu der Kategorie Oorlogspers, veröffentlicht in Antwerpen von 1914 bis 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Themen

Zeiträume