De legerbode

874 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1916, 30 Mai. De legerbode. Konsultiert 28 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/st7dr2q35g/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

En de andere. een onverbasterd Sinjoor, we-dervoer heel ernstig : — Bij Net in de Huyckstraat. 't Ketje. was verbolgen en gekrenkt in zijn waardigheid. Hij dreigde met arrest en pot en besloot : — Van Rompaey, tu viendras au rapport du commandant ! Van Rompaey was een onverbeterlijke spui-ter. Wij noemden heni « Den Drup » omdat zijn neus toch zoo onbarmhartig groot was en er altijd een druppeltje aan biggelde Hij zelf lachtte er mee. Hij was een van de komiekste typen uit de compagnie, en kield den loi onder heel 't zoodje. Ofschoon hij sedert zeventien maanden geen letter nieuws meer van huis ontvangen had, kon geen van ons zeggen hem ooit mismoedig te hebben gezien. Hij was ma-troos van beroep en kon drinken als een tempe-lier. Zijn drinkbus was bijna eeri kleine stoom-ketel en toch was ze leeg vôôr al de anderen ; zijn kop deed denken aan dien van een Breu-ghelschen dronkebroer. Hij was een beetje doof en leed voortdurend aan keelpijn. Was er ie-mand aan 't rooken, wip! hij stond er bij om 't stompje van de cigaar of cigaret te bedelen. Hij was de onafseheidbare vriend van den Rik, den Spioen, den Voddetronip-en denBloed-pens, a'ilemaal Antwerpenaars gelijk hij en op-gekweekt in 't beruchte Schipperskwartier. Als die ploeg vergaderde, mocht ge zeker zijn dat 't kermis was eu er niet gepezeweefd zou worden. De Rik, met zijn mager beenderig gelaat, vin-nig grijze oogjes, scherpe kin, ruig van vel en ruw van baard, deed denken aan een levens-grooten, palmenhouten Kristus. Hij had als vrijwiliiger dienst genomen, drie dagen na de oorlogsverklaring. Hij speelde soldaat uit lief-hebberij en huldigde zijn avontuurlijk beroep als een nieuw sport. Smakelijk kon hij vertellen van de eerste schermutselingen, waaraan hij deel nam te Melle en waar de vrijwilligers, bijna zonder kaders, zegepraalden over eene sterke vijandelijke voorhoede. Gedurig dampte een baardbranderken in zijn bek. Hij speekte geweldig aïs hij sprak, maar zijne historiés, alhoewel niet altijd authentiek oi'in parlementarischen vorm gegoten, boeiden al wie wel wilde toeluisteren. Men hoorde dat hij scheepsverwer van stiel was; lokale kleur ontbrak er in zijn verhaaltrant niet. 't Meest werd er gelachen als hij vertelde van die twee nieuwbakken vrijwillligers, ergens op wacht langsheen den steenweg, toen zij daar plots drie ruiters zagen aandraven, met sier-lijke uniformen aan en bamboelansjes in de hand, en vermoedende dat het officieren der lansiers waren plechtig het geweer presenteer-den, waarop de anderen met een ironisch lachje maar toch droogstoppelig terug groetten, alhoewel het later bleek dat het enkel drie uhlanen waren, welke ze beleefd hadden laten ont-snappen.Zaagt ge den Rik, dan zaagt ge onvermijdelijk ook den Spioen. De Spioen heette eigenlijk Miller, 't Waren de mannen van het Schipperskwartier zelf die hem aldus gedoopt hadden. Want in't begin van den oorlog, toen de Ant-werpsche bevolking verbitterd haar toorn wou botvieren, stond de Spioen aan de spits van de betoogende en baldadige schelmen, die al de Duitsche en Oostenrijksche spijslolcaaltjes en drankslijterijtjes kort en klein hadden geslagen. Die furie had gansch de stad doorbeeldstormd. En altijd floreerde de Spioen aan den kop dier oproerlingen en wist hij hier of daar, in een verdacht straatje nog een nachtbar te ontdekken waar vijandige onderdanen nestelden. Spijtig toch dat hij wat hakkelde. Want de kerels vonden er deun in als hij vertelde van dien .plezierigen optocht door de proletarische wijken van de stad, en hoe ze dan in botsing waren gelcc -n met een troepje politieagenten, die gechargo. 1 hadden met blooten sabel, En de andere. een onverbasterd Sinjoor, we-dervoer heel ernstig : — Bij Net in de Huyckstraat. 't Ketje. was verbolgen en gekrenkt in zijn waardigheid. Hij dreigde met arrest en pot en besloot : — Van Rompaey, tu viendras au rapport du commandant ! Van Rompaey was een onverbeterlijke spui-ter. Wij noemden heni « Den Drup » omdat zijn neus toch zoo onbarmhartig groot was en er altijd een druppeltje aan biggelde Hij zelf lachtte er mee. Hij was een van de komiekste typen uit de compagnie, en hield den loi onder heel 't zoodje. Ofschoon hij sedert zeventien maanden geen letter nieuws meer van huis ontvangen had, kon geen van ons zeggen hem ooit mismoedig te hebben gezien. Hij was ma-troos van beroep en kon drinken als een tempe-lier. Zijn drinkbus was bijna eeri kleine stoom-ketel en toch was ze leeg vôôr al de anderen ; zijn kop deed denken aan dien van een Breu-ghelschen dronkebroer. Hij was een beetje doof en leed voortdurend aan keelpijn. Was er ie-mand aan 't rooken, wip! hij stond er bij om 't stompje van de cigaar of cigaret te bedelen. Hij was de onafseheidbare vriend van den Rik, den Spioen, den Voddetronip-en denBloed-pens, a'ilemaal Antwerpenaars gelijk hij en op-gekweekt in 't beruchte Schipperskwartier. Als die ploeg vergaderde, mocht ge zeker zijn dat 't kermis was eu er niet gepezeweefd zou worden. De Rik, met zijn mager beenderig gelaat, vin-nig grijze oogjes, scherpe kin, ruig van vel en ruw van baard, deed denken aan een levens-grooten, palmenhouten Kristus. Hij had als vrijwiliiger dienst genomen, drie dagen na de oorlogsverklaring. Hij speelde soldaat uit lief-hebberij en huldigde zijn avontuurlijk beroep als een nieuw sport. Smakelijk kon hij vertellen van de eerste schermutselingen, waaraan hij deel nam te Melle en waar de vrijwilligers, bijna zonder kaders, zegepraalden over eene sterke vijandelijke voorhoede. Gedurig dampte een baardbranderken in zijn bek. Hij speekte geweldig aïs hij sprak, maar zijne historiés, alhoewel niet altijd authentiek oi'in parlementarischen vorm gegoten, boeiden al wie wel wilde toeluisteren. Men hoorde dat hij scheepsverwer van stiel was; lokale kleur ontbrak er in zijn verhaaltrant niet. 't Meest werd er gelachen als hij vertelde van die twee nieuwbakken vrijwillligers, ergens op wacht langsheen den steenweg, toen zij daar plots drie ruiters zagen aandraven, met sier-lijke uniformen aan en bamboelansjes in de hand, en vermoedende dat het officieren der lansiers waren plechtig het geweer presenteer-den, waarop de anderen met een ironisch lachje maar toch droogstoppelig terug groetten, alhoewel het later bleek dat het enkel drie uhlanen waren, welke ze beleefd hadden laten ont-snappen.Zaagt ge den Rik, dan zaagt ge onvermijdelijk ook den Spioen. De Spioen heette eigenlijk Miller, 't Waren de mannen van het Schipperskwartier zelf die hem aldus gedoopt hadden. Want in't begin van den oorlog, toen de Ant-werpsche bevolking verbitterd haar toorn wou botvieren, stond de Spioen aan de spits van de betoogende en baldadige schelmen, die al de Duitsche en Oostenrijksche spijslolcaaltjes en drankslijterijtjes kort en klein hadden geslagen. Die furie had gansch de stad doorbeeldstormd. En altijd floreerde de Spioen aan den kop dier oproerlingen en wist hij hier of daar, in een verdacht straatje nog een nachtbar te ontdekken waar vijandige onderdanen nestelden. Spijtig toch dat hij wat hakkelde. Want de kerels vonden er deun in als hij vertelde van dien .plezierigen optocht door de proletarische wijken van de stad, en hoe ze dan in botsing waren gelcc -n met een troepje politieagenten, die gechargo. 1 hadden met blooten sabel, En de andere. een onverbasterd Sinjoor, we-dervoer heel ernstig : — Bij Net in de Huyckstraat. 't Ketje. was verbolgen en gekrenkt in zijn waardigheid. Hij dreigde met arrest en pot en besloot : — Van Rompaey, tu viendras au rapport du commandant ! Van Rompaey was een onverbeterlijke spui-ter. Wij noemden hem « Den Drup » omdat zijn neus toch zoo onbarmhartig groot was en er altijd een druppeltje aan biggelde Hij zelf lachtte er mee. Hij was een van de komiekste typen uit de compagnie, en hield den loi onder heel 't zoodje. Ofschoon hij sedert zeventien maanden geen letter nieuws meer van huis ontvangen had, kon geen van ons zeggen hem ooit mismoedig te hebben gezien. Hij was ma-troos van beroep en kon drinken als een tempe-lier. Zijn drinkbus was bijna eeri kleine stoom-ketel en toch was ze leeg vôôr al de anderen ; zijn kop deed denken aan dien van een Breu-ghelschen dronkebroer. Hij was een beetje doof en leed voortdurend aan keelpijn. Was er ie-mand aan 't rooken, wip! hij stond er bij om 't stompje van de cigaar of cigaret te bedelen. Hij was de onafseheidbare vriend van den Rik, den Spioen, den Voddetronip-en denBloed-pens, a'ilemaal Antwerpenaars gelijk hij en op-gekweekt in 't beruchte Schipperskwartier. Als die ploeg vergaderde, mocht ge zeker zijn dat 't kermis was eu er niet gepezeweefd zou worden. De Rik, met zijn mager beenderig gelaat, vin-nig grijze oogjes, scherpe kin, ruig van vel en ruw van baard, deed denken aan een levens-grooten, palmenhouten Kristus. Hij had als vrijwiliiger dienst genomen, drie dagen na de oorlogsverklaring. Hij speelde soldaat uit lief-hebberij en huldigde zijn avontuurlijk beroep als een nieuw sport. Smakelijk kon hij vertellen van de eerste schermutselingen, waaraan hij deel nam te Melle en waar de vrijwilligers, bijna zonder kaders, zegepraalden over eene sterke vijandelijke voorhoede. Gedurig dampte een baardbranderken in zijn bek. Hij speekte geweldig aïs hij sprak, maar zijne historiés, alhoewel niet altijd authentiek oi'in parlementarischen vorm gegoten, boeiden al wie wel wilde toeluisteren. Men hoorde dat hij scheepsverwer van stiel was; lokale kleur ontbrak er in zijn verhaaltrant niet. 't Meest werd er gelachen als hij vertelde van die twee nieuwbakken vrijwillligers, ergens op wacht langsheen den steenweg, toen zij daar plots drie ruiters zagen aandraven, met sier-lijke uniformen aan en bamboelansjes in de hand, en vermoedende dat het officieren der lansiers waren plechtig het geweer presenteer-den, waarop de anderen met een ironisch lachje maar toch droogstoppelig terug groetten, alhoewel het later bleek dat het enkel drie uhlanen waren, welke ze beleefd hadden laten ont-snappen.Zaagt ge den Rik, dan zaagt ge onvermijdelijk ook den Spioen. De Spioen heette eigenlijk Miller, 't Waren de mannen van het Schipperskwartier zelf die hem aldus gedoopt hadden. Want in't begin van den oorlog, toen de Ant-werpsche bevolking verbitterd haar toorn wou botvieren, stond de Spioen aan de spits van de betoogende en baldadige schelmen, die al de Duitsche en Oostenrijksche spijslolcaaltjes en drankslijterijtjes kort en klein hadden geslagen. Die furie had gansch de stad doorbeeldstormd. En altijd floreerde de Spioen aan den kop dier oproerlingen en wist hij hier of daar, in een verdacht straatje nog een nachtbar te ontdekken waar vijandige onderdanen nestelden. Spijtig toch dat hij wat hakkelde. Want de kerels vonden er deun in als hij vertelde van dien .plezierigen optocht door de proletarische wijken van de stad, en hoe ze dan in botsing waren gelcc -n met een troepje politieagenten, die gechargo. 1 hadden met blooten sabel, En de andere. een onverbasterd Sinjoor, we-dervoer heel ernstig : — Bij Net in de Huyckstraat. 't Ketje. was verbolgen en gekrenkt in zijn waardigheid. Hij dreigde met arrest en pot en besloot : — Van Rompaey, tu viendras au rapport du commandant ! Van Rompaey was een onverbeterlijke spui-ter. Wij noemden hem « Den Drup » omdat zijn neus toch zoo onbarmhartig groot was en er altijd een druppeltje aan biggelde Hij zelf lachtte er mee. Hij was een van de komiekste typen uit de compagnie, en hield den loi onder heel 't zoodje. Ofschoon hij sedert zeventien maanden geen letter nieuws meer van huis ontvangen had, kon geen van ons zeggen hem ooit mismoedig te hebben gezien. Hij was ma-troos van beroep en kon drinken als een tempe-lier. Zijn drinkbus was bijna eeri kleine stoom-ketel en toch was ze leeg vôôr al de anderen ; zijn kop deed denken aan dien van een Breu-ghelschen dronkebroer. Hij was een beetje doof en leed voortdurend aan keelpijn. Was er ie-mand aan 't rooken, wip! hij stond er bij om 't stompje van de cigaar of cigaret te bedelen. Hij was de onafseheidbare vriend van den Rik, den Spioen, den Voddetronip-en denBloed-pens, a'ilemaal Antwerpenaars gelijk hij en op-gekweekt in 't beruchte Schipperskwartier. Als die ploeg vergaderde, mocht ge zeker zijn dat 't kermis was eu er niet gepezeweefd zou worden. De Rik, met zijn mager beenderig gelaat, vin-nig grijze oogjes, scherpe kin, ruig van vel en ruw van baard, deed denken aan een levens-grooten, palmenhouten Kristus. Hij had als vrijwiliiger dienst genomen, drie dagen na de oorlogsverklaring. Hij speelde soldaat uit lief-hebberij en huldigde zijn avontuurlijk beroep als een nieuw sport. Smakelijk kon hij vertellen van de eerste schermutselingen, waaraan hij deel nam te Melle en waar de vrijwilligers, bijna zonder kaders, zegepraalden over eene sterke vijandelijke voorhoede. Gedurig dampte een baardbranderken in zijn bek. Hij speekte geweldig aïs hij sprak, maar zijne historiés, alhoewel niet altijd authentiek oi'in parlementarischen vorm gegoten, boeiden al wie wel wilde toeluisteren. Men hoorde dat hij scheepsverwer van stiel was; lokale kleur ontbrak er in zijn verhaaltrant niet. 't Meest werd er gelachen als hij vertelde van die twee nieuwbakken vrijwillligers, ergens op wacht langsheen den steenweg, toen zij daar plots drie ruiters zagen aandraven, met sier-lijke uniformen aan en bamboelansjes in de hand, en vermoedende dat het officieren der lansiers waren plechtig het geweer presenteer-den, waarop de anderen met een ironisch lachje maar toch droogstoppelig terug groetten, alhoewel het later bleek dat het enkel drie uhlanen waren, welke ze beleefd hadden laten ont-snappen.Zaagt ge den Rik, dan zaagt ge onvermijdelijk ook den Spioen. De Spioen heette eigenlijk Miller, 't Waren de mannen van het Schipperskwartier zelf die hem aldus gedoopt hadden. Want in't begin van den oorlog, toen de Ant-werpsche bevolking verbitterd haar toorn wou botvieren, stond de Spioen aan de spits van de betoogende en baldadige schelmen, die al de Duitsche en Oostenrijksche spijslolcaaltjes en drankslijterijtjes kort en klein hadden geslagen. Die furie had gansch de stad doorbeeldstormd. En altijd floreerde de Spioen aan den kop dier oproerlingen en wist hij hier of daar, in een verdacht straatje nog een nachtbar te ontdekken waar vijandige onderdanen nestelden. Spijtig toch dat hij wat hakkelde. Want de kerels vonden er deun in als hij vertelde van dien .plezierigen optocht door de proletarische wijken van de stad, en hoe ze dan in botsing waren gelcc -n met een troepje politieagenten, die gechargo. 1 hadden met blooten sabel, En de andere. een onverbasterd Sinjoor, we-dervoer heel ernstig : — Bij Net in de Huyckstraat. 't Ketje. was verbolgen en gekrenkt in zijn waardigheid. Hij dreigde met arrest en pot en besloot : — Van Rompaey, tu viendras au rapport du commandant ! Van Rompaey was een onverbeterlijke spui-ter. Wij noemden hem « Den Drup » omdat zijn neus toch zoo onbarmhartig groot was en er altijd een druppeltje aan biggelde Hij zelf lachtte er mee. Hij was een van de komiekste typen uit de compagnie, en hield den loi onder heel 't zoodje. Ofschoon hij sedert zeventien maanden geen letter nieuws meer van huis ontvangen had, kon geen van ons zeggen hem ooit mismoedig te hebben gezien. Hij was ma-troos van beroep en kon drinken als een tempe-lier. Zijn drinkbus was bijna eeri kleine stoom-ketel en toch was ze leeg vôôr al de anderen ; zijn kop deed denken aan dien van een Breu-ghelschen dronkebroer. Hij was een beetje doof en leed voortdurend aan keelpijn. Was er ie-mand aan 't rooken, wip! hij stond er bij om 't stompje van de cigaar of cigaret te bedelen. Hij was de onafseheidbare vriend van den Rik, den Spioen, den Voddetronip-en denBloed-pens, a'ilemaal Antwerpenaars gelijk hij en op-gekweekt in 't beruchte Schipperskwartier. Als die ploeg vergaderde, mocht ge zeker zijn dat 't kermis was eu er niet gepezeweefd zou worden. De Rik, met zijn mager beenderig gelaat, vin-nig grijze oogjes, scherpe kin, ruig van vel en ruw van baard, deed denken aan een levens-grooten, palmenhouten Kristus. Hij had als vrijwiliiger dienst genomen, drie dagen na de oorlogsverklaring. Hij speelde soldaat uit lief-hebberij en huldigde zijn avontuurlijk beroep als een nieuw sport. Smakelijk kon hij vertellen van de eerste schermutselingen, waaraan hij deel nam te Melle en waar de vrijwilligers, bijna zonder kaders, zegepraalden over eene sterke vijandelijke voorhoede. Gedurig dampte een baardbranderken in zijn bek. Hij speekte geweldig aïs hij sprak, maar zijne historiés, alhoewel niet altijd authentiek oi'in parlementarischen vorm gegoten, boeiden al wie wel wilde toeluisteren. Men hoorde dat hij scheepsverwer van stiel was; lokale kleur ontbrak er in zijn verhaaltrant niet. 't Meest werd er gelachen als hij vertelde van die twee nieuwbakken vrijwillligers, ergens op wacht langsheen den steenweg, toen zij daar plots drie ruiters zagen aandraven, met sier-lijke uniformen aan en bamboelansjes in de hand, en vermoedende dat het officieren der lansiers waren plechtig het geweer presenteer-den, waarop de anderen met een ironisch lachje maar toch droogstoppelig terug groetten, alhoewel het later bleek dat het enkel drie uhlanen waren, welke ze beleefd hadden laten ont-snappen.Zaagt ge den Rik, dan zaagt ge onvermijdelijk ook den Spioen. De Spioen heette eigenlijk Miller, 't Waren de mannen van het Schipperskwartier zelf die hem aldus gedoopt hadden. Want in't begin van den oorlog, toen de Ant-werpsche bevolking verbitterd haar toorn wou botvieren, stond de Spioen aan de spits van de betoogende en baldadige schelmen, die al de Duitsche en Oostenrijksche spijslolcaaltjes en drankslijterijtjes kort en klein hadden geslagen. Die furie had gansch de stad doorbeeldstormd. En altijd floreerde de Spioen aan den kop dier oproerlingen en wist hij hier of daar, in een verdacht straatje nog een nachtbar te ontdekken waar vijandige onderdanen nestelden. Spijtig toch dat hij wat hakkelde. Want de kerels vonden er deun in als hij vertelde van dien .plezierigen optocht door de proletarische wijken van de stad, en hoe ze dan in botsing waren gelcc -n met een troepje politieagenten, die gechargo. 1 hadden met blooten sabel, En de andere. een onverbasterd Sinjoor, we-dervoer heel ernstig : — Bij Net in de Huyckstraat. 't Ketje. was verbolgen en gekrenkt in zijn waardigheid. Hij dreigde met arrest en pot en besloot : — Van Rompaey, tu viendras au rapport du commandant ! Van Rompaey was een onverbeterlijke spui-ter. Wij noemden hem « Den Drup » omdat zijn neus toch zoo onbarmhartig groot was en er altijd een druppeltje aan biggelde Hij zelf lachtte er mee. Hij was een van de komiekste typen uit de compagnie, en hield den loi onder heel 't zoodje. Ofschoon hij sedert zeventien maanden geen letter nieuws meer van huis ontvangen had, kon geen van ons zeggen hem ooit mismoedig te hebben gezien. Hij was ma-troos van beroep en kon drinken als een tempe-lier. Zijn drinkbus was bijna eeri kleine stoom-ketel en toch was ze leeg vôôr al de anderen ; zijn kop deed denken aan dien van een Breu-ghelschen dronkebroer. Hij was een beetje doof en leed voortdurend aan keelpijn. Was er ie-mand aan 't rooken, wip! hij stond er bij om 't stompje van de cigaar of cigaret te bedelen. Hij was de onafseheidbare vriend van den Rik, den Spioen, den Voddetronip-en denBloed-pens, a'ilemaal Antwerpenaars gelijk hij en op-gekweekt in 't beruchte Schipperskwartier. Als die ploeg vergaderde, mocht ge zeker zijn dat 't kermis was eu er niet gepezeweefd zou worden. De Rik, met zijn mager beenderig gelaat, vin-nig grijze oogjes, scherpe kin, ruig van vel en ruw van baard, deed denken aan een levens-grooten, palmenhouten Kristus. Hij had als vrijwiliiger dienst genomen, drie dagen na de oorlogsverklaring. Hij speelde soldaat uit lief-hebberij en huldigde zijn avontuurlijk beroep als een nieuw sport. Smakelijk kon hij vertellen van de eerste schermutselingen, waaraan hij deel nam te Melle en waar de vrijwilligers, bijna zonder kaders, zegepraalden over eene sterke vijandelijke voorhoede. Gedurig dampte een baardbranderken in zijn bek. Hij speekte geweldig aïs hij sprak, maar zijne historiés, alhoewel niet altijd authentiek oi'in parlementarischen vorm gegoten, boeiden al wie wel wilde toeluisteren. Men hoorde dat hij scheepsverwer van stiel was; lokale kleur ontbrak er in zijn verhaaltrant niet. 't Meest werd er gelachen als hij vertelde van die twee nieuwbakken vrijwillligers, ergens op wacht langsheen den steenweg, toen zij daar plots drie ruiters zagen aandraven, met sier-lijke uniformen aan en bamboelansjes in de hand, en vermoedende dat het officieren der lansiers waren plechtig het geweer presenteer-den, waarop de anderen met een ironisch lachje maar toch droogstoppelig terug groetten, alhoewel het later bleek dat het enkel drie uhlanen waren, welke ze beleefd hadden laten ont-snappen.Zaagt ge den Rik, dan zaagt ge onvermijdelijk ook den Spioen. De Spioen heette eigenlijk Miller, 't Waren de mannen van het Schipperskwartier zelf die hem aldus gedoopt hadden. Want in't begin van den oorlog, toen de Ant-werpsche bevolking verbitterd haar toorn wou botvieren, stond de Spioen aan de spits van de betoogende en baldadige schelmen, die al de Duitsche en Oostenrijksche spijslolcaaltjes en drankslijterijtjes kort en klein hadden geslagen. Die furie had gansch de stad doorbeeldstormd. En altijd floreerde de Spioen aan den kop dier oproerlingen en wist hij hier of daar, in een verdacht straatje nog een nachtbar te ontdekken waar vijandige onderdanen nestelden. Spijtig toch dat hij wat hakkelde. Want de kerels vonden er deun in als hij vertelde van dien .plezierigen optocht door de proletarische wijken van de stad, en hoe ze dan in botsing waren gelcc -n met een troepje politieagenten, die gechargo. 1 hadden met blooten sabel, En de andere. een onverbasterd Sinjoor, we-dervoer heel ernstig : — Bij Net in de Huyckstraat. 't Ketje. was verbolgen en gekrenkt in zijn waardigheid. Hij dreigde met arrest en pot en besloot : — Van Rompaey, tu viendras au rapport du commandant ! Van Rompaey was een onverbeterlijke spui-ter. Wij noemden hem « Den Drup » omdat zijn neus toch zoo onbarmhartig groot was en er altijd een druppeltje aan biggelde Hij zelf lachtte er mee. Hij was een van de komiekste typen uit de compagnie, en hield den loi onder heel 't zoodje. Ofschoon hij sedert zeventien maanden geen letter nieuws meer van huis ontvangen had, kon geen van ons zeggen hem ooit mismoedig te hebben gezien. Hij was ma-troos van beroep en kon drinken als een tempe-lier. Zijn drinkbus was bijna eeri kleine stoom-ketel en toch was ze leeg vôôr al de anderen ; zijn kop deed denken aan dien van een Breu-ghelschen dronkebroer. Hij was een beetje doof en leed voortdurend aan keelpijn. Was er ie-mand aan 't rooken, wip! hij stond er bij om 't stompje van de cigaar of cigaret te bedelen. Hij was de onafseheidbare vriend van den Rik, den Spioen, den Voddetronip-en denBloed-pens, a'ilemaal Antwerpenaars gelijk hij en op-gekweekt in 't beruchte Schipperskwartier. Als die ploeg vergaderde, mocht ge zeker zijn dat 't kermis was eu er niet gepezeweefd zou worden. De Rik, met zijn mager beenderig gelaat, vin-nig grijze oogjes, scherpe kin, ruig van vel en ruw van baard, deed denken aan een levens-grooten, palmenhouten Kristus. Hij had als vrijwiliiger dienst genomen, drie dagen na de oorlogsverklaring. Hij speelde soldaat uit lief-hebberij en huldigde zijn avontuurlijk beroep als een nieuw sport. Smakelijk kon hij vertellen van de eerste schermutselingen, waaraan hij deel nam te Melle en waar de vrijwilligers, bijna zonder kaders, zegepraalden over eene sterke vijandelijke voorhoede. Gedurig dampte een baardbranderken in zijn bek. Hij speekte geweldig aïs hij sprak, maar zijne historiés, alhoewel niet altijd authentiek oi'in parlementarischen vorm gegoten, boeiden al wie wel wilde toeluisteren. Men hoorde dat hij scheepsverwer van stiel was; lokale kleur ontbrak er in zijn verhaaltrant niet. 't Meest werd er gelachen als hij vertelde van die twee nieuwbakken vrijwillligers, ergens op wacht langsheen den steenweg, toen zij daar plots drie ruiters zagen aandraven, met sier-lijke uniformen aan en bamboelansjes in de hand, en vermoedende dat het officieren der lansiers waren plechtig het geweer presenteer-den, waarop de anderen met een ironisch lachje maar toch droogstoppelig terug groetten, alhoewel het later bleek dat het enkel drie uhlanen waren, welke ze beleefd hadden laten ont-snappen.Zaagt ge den Rik, dan zaagt ge onvermijdelijk ook den Spioen. De Spioen heette eigenlijk Miller, 't Waren de mannen van het Schipperskwartier zelf die hem aldus gedoopt hadden. Want in't begin van den oorlog, toen de Ant-werpsche bevolking verbitterd haar toorn wou botvieren, stond de Spioen aan de spits van de betoogende en baldadige schelmen, die al de Duitsche en Oostenrijksche spijslolcaaltjes en drankslijterijtjes kort en klein hadden geslagen. Die furie had gansch de stad doorbeeldstormd. En altijd floreerde de Spioen aan den kop dier oproerlingen en wist hij hier of daar, in een verdacht straatje nog een nachtbar te ontdekken waar vijandige onderdanen nestelden. Spijtig toch dat hij wat hakkelde. Want de kerels vonden er deun in als hij vertelde van dien .plezierigen optocht door de proletarische wijken van de stad, en hoe ze dan in botsing waren gelcc -n met een troepje politieagenten, die gechargo. 1 hadden met blooten sabel, den Dinsdag, Donderdag &n Zaterdag verschijnende Dit blad is VOOR DE BELGISCHE SOLDATEN bestemd ; iedere compagnie, escadron of batterij ontvang't tien of vijflien Fransciie en Nederlandsche exemplaren. OORLOGSTIJD Schetssn en Indrukken van Itet rronî III. — Soldatentypen. Een was er die blies op zijn horen en dan galmde 't van uit de vier windstreken en zinder-den de lcoperen fanfaren van het réveil op aile tonen door den zonnigen uchtend, als een haan die den dag verweikomt en van overai tegenge-kraaid wordt. Maar de jongens roerden geen vin Ze hadden toch niets te verletten. Ze lagen zoo welig op ihun bundel stroo en bleven gemoedelijk luierik-ken. Ze voelden zich rijk als kasteelheeren trots al hun armoe. Een beetje later begoi.non ze te geeuwen, wreven met hun eeltige vui ■n den vaak uit hun oogen. Ze stalcen een pijpje aan, rookten stilwijgend gelukkig, en tuurden naar de pluisjes die in de gulden zonnestralen aan 't zweven gingen. Ze waren bang de stilte te verbre-ken met een heiligschennend woord, alsof ze daardoor de teederheid van dezen morgenstond zouden verbroken hebben. Ze dachten aan huis, aan de oudjes die 't er nu veel te ruim bevonden en toch te klein om al hun angst en droefheid te bevatten; aan 't blondlokkig meisje of 't schreiend bruidje, aan hun vrouw die ze meenden te ontwaren in de oogpopjes van hun kind, aan hun stad of dorp, de streek waar ze geboren waren en al hun vrienden of bloedverwanten nog woonden; aanduizend andere dingen die nu voor hen een belangrijke waarde hadden verkre-gen en inniger, dierbaarder geworden waren, door hun lange afwezigheid. Ze dachten aan makkers waarmee ze den oorlog begonnen waren, en ijselijke dagen hadden beleefd, epische gevechten hadden geleverd, maar die, de ééne voor, de andere na, gesneu-veld waren aan hun zij, met een vloelc of een zegekreet op de lippen. Sommigen hadden den dood te wreken van een broeder of bloedver-Hvant en dit volstond om den haat gloeiend in fhun hart te doen branden. En dan, de vijand had hun grondgebied geschonden, waarin 't aartsvaderlijk gebeente hunner voorzaten rustte bIs in een schrijn. Ze moesten er den overweldi-(|er uit verdrijven; eer konden ze de wapens liet neerleggen zonder blaain. Ze begrepen het, en als er een piepjong vrij-tvilliger, nog maar onlangs uit het bezette land ontvlucht, verhaalde van de knevelarijen en misdadcn van de Moffen, van de plagerijen die de burgers te verduren hadden en de ellende waarin gansch het volk gedompeld was, dan balden zelfs de zachtmoedigsten de vuist en ronnen op eene spoedige wraak. Plots schalden de klaroenen voor den koflie. De kok kwam in 't deurgat staan en riep : — Koffie! De gewilligsten stonden op, namen de drinkbus van de kameraden mee, en keerden kort daurna weer met den dampenden drank. Stilaan rezen nu allen overeind, door den honger gepraamd, en sneden groote horapen van hun brood, die ze gulzig verorberden met deug-delijke slokjes. Een weinig later dribbelde de sergeant van den vlug door de barak, en hij schreeuwde met een piepstemmetje : — Pas de malades? — Ja, antwoordde eene stem. De sergeant, uit de stad van Beulemans zali« eer afkomstig, vroeg : — Où ça? Eene Hulde aan koning Albert Het Fransch parlementair handelskomiteit en de Russische afgevaardigden hebben zich in de Fransthe Senaat vergaderd, om hunne werken voor te zetten ter beve^tiging van de œconomische solidariteit der bond^enooten. Ter herinnering van de eerste vergadering gehouden in 1914 te Brussel, hebben de Russische en Fransche afgevaardigden aan Koning Albert de hulde gebracht « van liunnen diepen eerbied en hunne welge-meende wenschen ».

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Zufügen an Sammlung

Zeiträume