De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

1667 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1915, 13 August. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Konsultiert 01 Mai 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/610vq2t723/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

■ tfcr&tèàœ&é&m ViHIflaîÉ, 13 AUEUSÏUS l^SS f=h ®2«?;S-iî£ DE VLAAMSCHE STEM ^ volk zal niet vergaan! ALGEMEEN BELGISCH DA@IBLâl3 Eentiracht maakt masht HEBACTIE- EN ADHIIHISTRflTIEBUREELEHs KALVERSTRAAT 84, bovenhuis. AMSTERDAM. Telefoon No. 9922 Noord. Hooft/opstellen: Mr. AL3ERIK DESWAKTE, Opstelraad: CYRSEL BUYSSE — RENÉ DE CLERCQ — Dr. A. JACOB — ANDRE DE RiDDER-. ABOXSEMENTSPEIJS (b« vooruitbetaling) : Voor Nederlanâ per jaar gld. 6.60 — per kwartaal gld. 1.75 — per maand gld. 0.75. Voor België, Engeland, Frankrijk en andere landen dezelfde pryzen, met verhooging van verzendingskosten (234 cent per numrner), A DVERTENTIES : 20 Cent per regel. Europa esndractitsg. i, D» pacifistischo gedachten hebben 3ez< i it«te iaren, ook tijdens den oorlog, groo ^fvJuWàng gemaakt. Bij vde edefc harten c,r°ote g**6**11 van onzen 'heb r~ 2ii''in"ang gevonden. Men îs gaan m Z onier den drang van de gebeurtenis m for laatste maanden, dat onder de ge lakkelijke krijgs-geestdrift, onder het ro mantiscbe van bajonet-aanvallen en cavale rie stcrmen, toch zoo oneindig veel ontred Liccr zoo oneindig veel ellende, schrijnen J m&re verscholen ligt. Men is zich gaat -fvra^en — en het steeds toeremende al Lïsme dezer tijden heeft hiertœ niefc wei nie biigedragen — of men nog langer zon der protest, hefc hart-verscheurend schouw spsl zou aanzien van duizenden menschen de ieu®d van gansch een volk, die zich. later martelen en slachten in dienst van hebzuch' {We imperialisten en nooit verzadigde kapi tJiswn. Men is gaan begrijpem, dat het nie meer tôt onzen tijd behoort,.het leven var joDvele menschen afhankelijk te maken — Kcals in de Romeinsche arena's — van d< duimbeweging eens keizers. Maar tevens is het duidelijk geworden dat men, bij het grondvesten van der eeuwigen vrede" rekening moet houden me Het utopistisch, nivel-léerend internationalisme dat, aile werke-lijkheden over 't-hoofd ziende — het gansche nJenstihdofti als één groo te familie wilde be schouwen, heeft nitgeleefd. En in de plaatî daarvan is getreden een internationalisme van beter allooi, dat, als eersten eisch toi het voorkomen en afschaffen van oorlogen: juist datgene stelt, wat het andere loochen-Je- n.l. de volkomen eerbiediging van de ethiscb-cultureele eigenaardigheden der vol keren. Deze opvàtting berust op een sterke basis, omdat zîj plaats laat voor den menscl ice-sboren begrippen als vaderlandsliefde er eerbied voor de traditie van het volk waar-van hij deel maakt. Pô grondgedachten en principieele opvat-tingen° van dit pacifisme — het eenige goéde trouwèns-— vindt men vrij breedvoe rig behaadeld in no. 3 der uitgaven van der .,Europeéschen Statenbond" de Nederland-sAe pacifistische. vereeniging waarvan ils yrœger reeds sprak in de V.S. Het werkje heet ,,Europa Eendrach tig" 1). Het draagt als motto het gedacht van John Bright: ,,De wetten der moraliteit njn niet alleen bedoeld voor het individuel leven, ma ai* ook voor het gedrag der stateii tegenover elkaar." Dan stelt schrijver vasfi den onloochenba-ren voôrnitgang van het ,,goede in de we-reld, en drukt daarbij de meening uit, daf het goede vroeg of laat aile zoogenaamd. on-yèrmijdelijk kwaad overwint. Vroeger was de oorlog, "wel is waar, eei noodzakelijke kwaal, omdat aile mensche-lijke cultnur zich aanvankelijk door strijc: heeft moeten baanbreken en handhaven. Toi op zekere hoogte was de oorlog zelfs nog voor de absolutistische staten der laatste eemven een relatief nuttige factor. Sinds-dien, evenwel, werd het bewustzijn van men-scheîijke eenheid steeds sterker, zoodanig. dat de oorlog trusschen de moderne rechtsta-ten — d.vr.z. wier eigen bestuur berust op recht —- meer dan ooit als een kwaad moet wbrden gevoeld. Meer dan ooit werd ook ir den modernen tijd gedacht aan middelen oir er aan te ontkomen. Erasmus, Suarez, Hugc de Gxoot, Montesquieu, Voltaire, Holbach Turgot, Herder, Hume, Bentham, Kant er tal van anderen hebben allen voor het afschaffen van den oorlog geijverd. En wat moet nu wel, heden ten dage, ons oo/ieel zijn 1 — Dwazer meening is moeilijk denkbaar dan deze, die de staten voor s tel i als afzonderlijke productieve en commer-cieele eenheden, welke noodzakelijk tegeiy-over elkaar moeten staan. Meer dan ooit zijn de volken onderling afhankelijk ,van elkaars industrie en handel. . Hoe komt het dan, zal men vrageri, dat, nicttegenstaande deze ingewikkelde interna-tionaliseering van het m a atsch app el ij k leven, toch nog oorlogen worden gevoerd' — Niet, zooals de meeste menschen het zicl: voorstellen, moeten vrij de reden daarvar zoeken in ,,de menschelijke natuur hei •,noodzakelijk kwaad." cïen ,,diepgewortel-den rassenhaat" of andere soortgelijke holle frasen. Dit ailes kan hoogstens aciiileidinç, tôt oorlog geven; oorzaak ervan is het niet. Het bederf of de verdorvenheid van de menscbelijke natuur en het noodzakelijk kwaad, wôrden weerlegd door den onloo-chenbaren vooruitgang van het goede. Nie-niand zal durven beweren, dat onze twin tigste-eeuwsche beschaving niet hooger staat — op moreel gebied, althans — dan die dei oude Bomeinen. Voor'-wat rassenhaat be-treft, hier staat het va^t, dat ras-verschil op zichzelve in geen geval een soort van na-tuuflijke vijandschap te weeg moet brengen. Eersten6 stamrmen wiji itoch allen af van de telfde oersoort, tweedens is de menschelijke *ard en aanleg, overal, wczcnlijk dezelfde, en dèrden* kan er voor de volkeren van Europa geen sprake meer zijn van yersohii-l6nde rasserù, maar slechts van variëteiten ^an hetzelfde ras. eenvoudige waarheid is, dat, wanneei W ingewortelde vijandschap tusschen twee v°lken bestaat, dit enkel het gevolg is van °nrecht, dat men elkaar aandoet of heeff aangedaan. En dit ter wille van de primitive en valsche voorstelling dat de groot-ûeid van een volk afhangt van de uitge-sfcrektbeid van zijn grondgebiêd. blinder zuiver, hoewel niet minder duide-^ komt deze psychologische factor uit bi; ^ koloniseeren. Het heet, dat de koloniër floodig zijn oui nieuwo mark ten te ontslui- ten voor de ,,nationale industrie". Natuur-lijk wordt er in de koloniën winsten ge-maaikt, niet .door de matie als zoodanig ech-ter, maar door e-nikele groote handelshuizen ^ en een groepje belanghebbende kapitalisten : Krupp's, Armstrongs & Co. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat het 5 ,,kapitaal" als zoodanig tôt koloniale expan-sie en oorlog moet leiden; cwDrlogen hangen wel op min of meer directe wijze van ekono-misch-kapitalistische oorzaken af, maar zij vloeien niet noodzakelijk voort uit het .we-zen van het kapitalisme. Zijn er dan geen werkelijke vitale belan-gen denkbaar, waarvoor een geheelo natie op leven en dood behoort te vechten 1 Het kan zijn, maar in de laatste oorlogen bleken zij achteraf van minder beteekenis dan men eerst wilde doen gelooveu. Veel meer dan de opgeblazen vitale belangen zijn het de valsche dogma's en voorstellingen die den oor-loc ontketenen. En allereersj) het: imlitairis-tisch impérialisme. Militairisme is op zich zelf niet af te keuren, in zooverre het een Orgaan is tôt handhaving van orde en af-weer van werkelijke bedreiging. Maar het tegenwoordige militairisme brengt door zijn, ongezonden groei, ongerustheid en angst eenerzijds, uitdagenden overmoed anderzijds te weeg. Ailes saamgevat kan men dus zeggen: ,,De moderne oorlogen zijn niet een natuur-J noodzakelijk uitvloeisel van den verdorven nienschelijken aard of van het heerschende capitalisme, maar zij zijn, bij den ^ heden-daa^-schen stand van kennis, moraliteit en volkshuishouding, zeer wel te vermijden ge-1 volgen van verouderde begrippen, vooroor-1 «deelen en instellingen.5-' Ziedaar, in 't kort saamgevat, de oorzaken der kwaal, waaronder het huidige Europa gebukt gaat. In een volgend artikel zal ik^ 1 aan de hand van dr. Van Suchtelen's boek-je, a&ntoonen we'lke de redniiddelen zijn, 1 die ens kunnen voeren naar het ,,eendrach-tier© Europa" van de toekomst. FELIX. VAN OSTAEYEN. —~ ^ Oe Toekomst. m. Kan deze oorlog door wapèngeweld beslechî worden? Als in 'n school 2 groepen kinderen elkaar reeds geruimen t\jd onophoudelyk gesard en ge-plaagd, elkander tegengewerkt en :t leven moeil\jk gemaakt hebben, dan vinden wjj 't, hier in Holland 1 ten minste, heel natuurlijk, als die kinderen in , 't speeluur of na schooltyd, 't met elkaar gaan . uitvechten. Maar.... als beide groepen ongeveer even sterk blyken te zyn en er komt geen einde aan den str\jd; ja „als de ééne groep, om 't tôcli te winnen gemeen begint te doen, allerlei ongeoorioofde middelen te baat neemt, en 'n heel enkele uit de andere groep er^al over begint te denken zyn hoogstaande begrippen over boord te gooien en den tegenstander met gel\jke munt te betalen, dan beginnen we te vreezen, dat aile hoogstaande i gevoelens zullen ondergaan in de meest dierljjke instinkten van de baas te willenblyven, en wordt ■t hoog tyd, er ?n stokje vôôr te steken. Europa mag niet zedeljjk te gronde gaan. Maar België dan en Noord-Frankrjjk en àïle i andere landstreken, die door den vyand bezet gehouden worden ? Er mag geen vrede gesloten worden eer die weer vr\j zyn ! Er mag zeker geen onrechtvaardige vrede gesloten worden, nu niet, en nooit meer. Nooifc meer zal 'n enkel land of 'n deel van 'n land onder of by 'n ander land gevoegd 1 mogen worden, zonder de volkomen toestemming van aile inwoners: mannen en vrouwen, armen en ryken, ouden en jongen, die onbevangen en vrjjelyk hun wil moeten kunnen uiten. Geen dwang meer van taal, zoomin als van godsdienst, geen opdringen meer van vreemde zeden en wetten. 'n Vereeniging van vrye Europeesche Staten met volkomen vryhandel. Vry, vry, vrjj Maar zoo ver zyn we nog niét. % We zagen dan, dat als 'n schoolgevecht ont-1 aardde in balddadigheden en geniepighedèn, er een.stokje voor gestoken moest worden. Wat zou nu 'n goed opvoeder doen? Die zou de twistenden van elkaar halen en door redeneeren tôt bezinning zien te brengen; hun vragen, wat de redenen -vraren, die hen aau 't vechten gebracht hadden, daar klaarheid in trachten te brengen, over een weer klachten en re-chten bespreken, (altyd uitgaand van 't stand-punt van rechtvaardigheid) ieder yry, maar ook anderen hun vryheid laten. De groep kinderen, die gemeen gedaan had, moet gestraft; maar ook niet allen \:it.die groep. Daar waren er natuurlgk onder, die mee gingen , doen, omdat 'n vriend of yriendin meedeed, en al keurden zij de gemeenheden àf, zedelylc niet sterk genoeg waren, om zich terug te trekken. 1 Den moet er op gesvezen worden, dat zy on-recht deden uit zwakheid. De beste straf voor hen, die opzettelyk gemeen deden, is : hen i dood te zw^jgen, hen links te laten liggen, tôt ze daar zeif genoeg van krygen en beterschap beloveû en dat ook toonen te meenen. Zoo moeten ook in Europa, terwyl de oorlog nog aan den gang is (geen wapenstilstand, in vredesnaam, dat ware wel t ergste!) de marinsn en vrouwen van „Vrede door Eecht" hun mede-standers uit de oorlogvoerende landen er toe kriigen, om van weerskanten hun klachten te uiten, hoe ze tôt oorlog kwamen; daarover samen kalm, onbevooroordeeld, vrjjuit met elkaar, redeneeren, altyd met 't recht voor oogen; dan zullen ze elkaar eerder begrypen, dans,bii kanongebulder, en waar de zaak niet heelemaal iu orde is, waar ! er 'n steekje aan los is, zal ook de eigenjpartû' 1 dat moeten inzien en veroordeelen. Eerste en eenige stelling moet z\jn : 't recht. En in naam van dat recht, kan dan OQk geen enkele staat, geen enkele menschengroep weder--rechtel\jk toegevoegd worden aan 'n ander land. Wat worden we niet met afschuw vervuld, als we-in 'n verhaal uit de middeneeuwpn ]»zen, dat de ééne heer den andere overwon e m t kastee* , en grondgebied, ook al z\jn l\jfeiguiien en hoo-rigen aan den overwinnaar overgingeri, zonder dat er maar aan gedacht werd hen in iets te 1 kennen, hem naar hun wil of wensch te vragen. En wat gebeurt er nu nog als'n land overwint? Staan we dan niet nog op datzelfde onrechtvaardige 6tandpunt? Neen, dat mag niet meer; dat moet voor goed uit zyn. Hoe heerlyk klinkt ons lied* „Wy leven vry, w}i leven blya ons in de ooren! Dit moet ons liefste.vaderlandsche lied wfr den, en diezelfde grondtoon moet trillen in 'c lied van 't „Vereenigd Europa". , Amsterdam, 9 Mei 191.5, KLEINE KRONIEK De .Vogezen. T. L. schrijft in de ,,Telegt*aaf" geografische schetsen van oorlogstooneelen. Aan een opstel over de Vogezen ontleenen wij het volgende : De Vogezen (Vosges of Wasgenwald) zijn geologiscli het Westelijk overblijfsel van een bieed, zachtr-hellend granietgebergte, dat zich in vroegere tijdperken bevond tusschen de hoogvlakten van Lotharingen en de te rf as son van Wurtemberg. De ruggegraat daarvan is weggezakt en de bodean geworden van de Bovenrijnsche Laagvlakte. Aan de linkerzijde is het granietblok der Vogezen overgebleven, aan den rechterkant de granietmassa van het Zwarte Woud. Beide dalen steil af naar binnen, naar de laagvlakte ; langzaam naar buiten, naar de hoogvlakten. Voor de Vogezen wordt dit verschil in helling o.a. duidelijk aiangewezen door de ligging van Bpinal in Frankrijk en Colmar in Duitschland. Epinaî bevindt zich op pl.m. 4 K.M. van den berg-lcam en ligt nog 350 M. boven de zee, terwiil Colmar, op 11 K.M. van den bergkani, slechts 172 M. boven den zeespiegel ligt. Dit be-wijst, dat de DuitSche helling, hoewel ver van loodreclit, sterk in 't nadeel is. Men heeft dan ook op dit gedeelte van het Westelijk front niels gehoord van een Duitsch ofc'ïu-sief ; integendeel, vanaf 't begin van den oor-lof zijn de Fransehen hier de . aanvallers ^e-weest, en nog altijd is hier de eenige plek, waar gevocliten wordt op Duitsch gebied. De Oost-helling der Vogezen, hoewel lastig voor een Duitschen aan\al, is toch goed geschikt voor een Duitsche verdediging en daarbij voorzien van aile mogelijke hulpmiddelen. Alleen in het uiterste Zuiden, bij Belfort, waar de Fransehen in 1871 in 't bezit zijn gebleven van beide hel-lingen, konden ze onmiddellijk de laagvlakte bereiken. Daar zijn ze dan ook al dadelijk op Mulhausen aangerukt en hebben die belang-rijke plaats tweemaaî bezet, wat vooral van waarde was om de spoorwegen, die vandaar uitgaan, ook naar de berghellingen. Ze zijn er echter tweemaaî weer uitçedrongen en staan nu op verscheidene kilonièters ten Westen, op den rand der Vogezen. Hier hebben ze o.a. Opper- en Neder-Aspach en het belangrijke Thann in hun bezit en strijden- (iets Noorde-lijker) hârdnekking om den Hartmannsweiler-kopf, een vooruitspringenden heuvel, waar-achter de geweldige bergmassa van den Sulzer Belchen verrijst, als contre-fort van den lioo-gen kam der Zuid-Vogezen. Doof Aspach beheerschen ze het dal van de Doller, door Thann de belangrijke vallei van de Thur. De genoemde hooge kam der Zuid-Vogezen begint een kleine twintig K.M. benoorden Belfort, met den Ballon d'Alsace of Elzasser-Belchen (1245 M.) en loop in N.N.O. richting tôt voorbij Markirch of Ste. Marie les Mines. Hij vormt echter de Fransuh-Duitsche grene alleen tôt aan den Col du Bonhomme, dus over een afstand van pl.m. 46 K.M. Bij den Col du Bonhomme springt die grens over op een «iweeden bergkam en vervolgens (25 K.M. Noordelijker bij den Saales-pas) op een derden. Deze kammen loopen aile drie N.N.Of-waarts naar de laagvlakte en liggen als coulissen achter elkaar. De der<3e coulisse is de laag6te ; zij vertlieft zicih in. den Grand Donon nog even over de 1000 M. en daalt dan af tôt de groote poort van Zabern, waar de Vogezen hun einde vinden (het bergland, dat als Noor-delijke voortzetting kan gelden, heet de Haardt). Over de Noordelijke coulisse loopt de grens evenwel slechts tôt bij den Grand Donon, ongeveer ten Westen van Straatsburg; het ove-rige deelt ligt geheel op Duitsch gebied eai is tôt dusver geen oorlogsterrein geweest. Wel zijn de Duitsclie legers er langs getrokken door de van ouds bekende poort van Zabern, die reeds aan de Romeinsche legers en aan_ de Hunnen-scharen van Attila tôt lieerweg diende. r Alleen over het Zuidelijkste stuk, de hoog-ste coulisse, is het, dat de Fransehen .h'et vijan-delijk gebied zijn binnengedrongen. Ze konden daar snel den kam bereiken vanuit de dalen van de boven-Moezel, de Moselotte en de Meur-the, waarin de strategische spoorlijnen van Epinal en Remiremont ver doordringen. Drie passen van 750 tôt 885 meter hoog, waaronder de Schluclitpas, voeren vandaar over den kam en dalen steqil af in de valleien van de Thur en de Fecht. Het Thur-dal was spoedig bezet met hulp van den bovengenoemden aan-val door de Bourgondische poort, die Thann in Fransclie handeri bracht. Doch om het dal van de Fecht is lang en bloedig gestreden, den gansclien winter door in de 6neeuw, en men strijd er nog voortdurend en zal er nog lang om strijden. Immers, dat dal loopt minstensoO K.M. ver tusschen de contre-forts van de Vogezen, voordat het de laagvlakte bereikfc in de buurt van Colmar. De Fransehen hebben eer alleen het bovenste derde deel bij Metzeral veroverd en vocliten nu om den veelgenoemden Reichsackerskopf bij Munster i/E. Ook al zijn ze gelukkig, dan zal het nog lang duren, voordat ze de laagvlakte kunnen bereiken en een aanval doen op de strategische spoorwegeen-trum Colmar. Ze hebben trouwens ook nog te doen met een kleiner dal, dat bezuiden Munster aan de andere zijde van den Sulzer Belchen loopt. langs Lautenbach naar Gebweiler. Intuisschen zijn de Fransehen ook verder Noordelijk over den Col du èonhomnie gegaan, tuseschen de eerste en tweede coulisse door. Daar hebben ze in 't dal van de Breusch Markirch (Ste. Marie les Mines) bezet en trachten verder te komen in de richting van Schlett-stadt. Het terrein is hier gemakkelijker, omdat de voorbergen minder hoog zijn en het dal meer ruimte biedt. Maar de bezwaren zijn toch altijd verre van gering; de verdediging is krachtig en kan bij Markirch gebruik maken van den straegischen spoorweg, terwijl de Fransehen geen doorgaande spoorwegverbin-ding met hun vesting St. Dié hebben (tenzij er een bergspoor over den Cl du Bonhomme gelegd is, wat ons niet bekend is). Benoorden den Col du Bonhomme gaat de ge-vechtslinio over op de Westhelling der Vogezen, op Fransch gebied. Daar beheerschen de Duitschers den Saales-pas en staan op 10 K.M. afstand van St. Dié. Nog dezer dagen is er bloedig gevochten bij Ban do Sapt en Nau-tillois. De verdediging is hier van nature lang niet zoo gemakkelijk als in het Fecht-dal aan de andere zijde, want het terrein begint al meer te gelijken op hoogvlakte dan i- op hooggebergte. Een voordeel is echter ' voor do Fransehen, dat de toevoér naar St. Dié van zijden mogelijk is, zoowel van den i kant van Nancy als van den kant van Epinal. Intusschen kan men zich goed voorstellen, dat de Duitschers hier aile krachten inspan-nen, om St. Dié te benaderen. Alleen langs i dezen weg schijnt voor hen de mogelijkheid te bestaan, om de FranscHen in het Breusch-dal en vederop van hun rgondgebied te verdrijven. — ffrouwens^ aile groote spoonvpgstations oja beide zijden der Vogezen zijn van 't hôogste *be-lang; vandaar, dat men telkens hoorfc van Fransche bommen, uit vliegtuigen op Miilhau-sen, Colmar en .Schlettstadt,. zelfs Straatsburg geworpen en van Duitsche bommen op St. Dié, la Chapelle, Epinal en Remiremont. Hoewel nu het eigenlijke oorlogstooneel hier in de bergen. ligt en niet in dichtbevolktç laaglanden als het front van de Argonne af toi aan Nieuwpoort, zal de vreeselijke worsteling ' toch ook in de Vogezen veel bederven. Aan de Oostzijde boden 'ze een prachtig panorama met de beste wijnbergen en de mooiste bosschen van Duitschland, naas't sappige weiden met veel vee. Van die bosschoen vooral, die met veel ! zor gonderhouden worden, is veel vernield. j Aan den Fransehen kant, in de buurt van St; i Dié en verder Noordelijk, was het landschap niet zoo mooi, maar weer bevolkt on zeker even wejvarend. Daar begint het beklagens-waardige tooneel der Duitsche bezetting, het land van zuchten en tranen. De bevolking in het door de Fransche bezette gebid is grootendeels Duitsch-sprekend ; alleen enkele kleine dalen zijn Fransch; o.a. vindt men verscheidene Fransche koloniën bewesten Colmar. Helm en Schild, Ook in Engeland houden de militaire auto-riteite'n zioh bezig met het bestudeeren van de invoering van een metalen helm en borstschild voor de manschappen in de loopgraven. Al de verscJiillende borstschilden, die reeds beproefd zijn, bleken* ongesdhikt voor het doel. Ook de Duitschers hebben, volgens de ,.Times", reeds een sdhild, dat uit stalen scliubben, die aan een stalen netwerk zijn ibevestigd, gdbruikt, maar weder afgesohaft, omdat de schubben, als ze geraakt werdon, scheurden en dan hevige wonden veroorzaakten. Om een kogel uit een Mauser-geweèr op 80 yards afstand van den mond van den loop tegen te houden, is een stalen plaat van \ inch (ruim 6 mi'llimeter) dikte noodig. Zulk een plaat zou 7 Eng. pond per vîerk. voet opper-vlakte wegen. Op 110 tôt 120 yards afstand zou de plaat nog 3 -m.m. dik moeten zijn. Bovendien zou hte sohild dik gevoerd moeten worden om de stoot minder gevoelig te maken voor den drager, die dan toch nog waarschijn-lijk omjrergesmeten zal worden. Ook de helm zal zeer dik en gevoerd moeten zijn, minstens J inch aan de zijkanten. Een chèque van 40 millioen. Over tientallen van jaren, wanneer de her-innering aan den huidiuen oorlog verflauwt, dan zullen we in de kranten in de rubriek ,,Varia'' een intéressant bericht lezen over de 1 grootste chèque ter wereld. Natuurlijk, zal men dan zeggen is dat weer uit den tijd van den oorlog, toen ailes geweldig en onovertrefbaar was. Die bewuste chèque werd onlangs door de Engelsche Regeering gezonden naar de Bethle-hem-Staal-Cy. ter betaling van de verschillen-de vorderingen, die deze firma op Engeland had loopen voor geleverd oorlogsmateriaal. De Chèque had een waarde van 16.150.000 dollar. Do afstammelingen der Oranjes. Een Dyitsche liistoricus vertelt, dat Prins Willem van Oranje, de stichter van de Neder-landsche onafhankelijkheid, de gemeenschappe-lijke voorvader is van bijna aile vorsten, die elkaar op het oogenblik beoorlogen. Hij is namelijk viermaal getrouwd geweest, de laatste maal met Louise de Coligny, de.dochter van den admiraal van Frankrijk. Uit dat huwelijk was een zoon geboren, Fre-derjk Hendrik van Oranje-Nassau (t 1647), en die is de directe stamhouder van vijf vorsten en vorstinnen. In de eerste plaats van keizer Wilhelm II. Deze stamt n.l. rechtstreeks af van den groo-ten Brandenburgsclien keurvorst, die was ge-huwd met Louise Plenriëtte, een dochter van Frederik Hendrik. Haar jongere juster, Alber-tine Agnes, was geliuwd met den eersten vorst van Nassau-Dietz. Daarvan stamt ook rechtstreeks Koningin Wilhelmina af, die zegt de schrijver ,,de erfenis van den grooten Oranje op het oogenblik voorzichtig en toch krachtig bestuurt". Uit dezelfde linie stamt ook de Wilhelm, die eens bij de gratie der wereld Mbret van Albanie is geweest: Tyilhelm zu Neuwied. Zijn moeder Marie, was n.l. een geboren prinses der Nederlanden. Een andere spruit is groothertogin Adelheid van Luxem-burg, doordat een achter-achterkleindochter van vorst Willem-Frederik van Nassau-Dietz, n.l. prinses Karoline, getrouwd is geweest met een vorst Karl Christian zu Nassau-Weiburg, en zij daar wear in rechte linie uit. voortkomt. Ook de koning van Zweden stamt van dien tak af. De oudste dochter van Willem van Oranje, Louise Juliana, die gehuwd was met keurvorst Frederik IV, Palzgraf vom Rhein, is de stam-moeder vàn niet minder dan 10 vorsten, onder wie 4 kroon-pretendenten, n.m. Louis Philip van Orléans, koning Albert van België, Czaai-Ferdinand van Bulgarije, keizer Frans Jozef, ex-koning Manuel van Portugal, koning Ferdinand van Roemenië, kôning Alfons XÎn van Spanje, koning Victor Emanuël III van Italië, prins Victor Napoléon, de Bonapartistische kroon-pretendent, en Don Jaime het hoofd der Carlistische partij in Spanje. De derdo dochter uit het dercle huwelijk van prins Willm van Oranje, Catharina Belgica, die getrouwd was met graaf Philip Louis II von Hanau-Miinzenberg, is de stamrnoèder van 5 Europeesche heerschers, n.l. koning Chris-tiaan X van Denemarken, koning Haakon van Noorwegen, koning Konstantijn van Grieken-land, koning George V van Engeland en Tsaar Nikolaas van Rusland. Geboorten en sterften te Londen. Londen's geboortecijfer daalt en zijn sterfte-cijfer klimt. De ,,Daily Mail" meldt dat de vorige week in Londen 1909 geboorten en 1000 sterfgevallen voorkwamen. Het aantal geboorten was 280 beneclen het middencijfer der laatste vijf jaren en het sterftecijfer 79 er boven. In Groot-Londen was het verschil tusschen geboorten en sterften nog grooter. Het aantal geboorten, 3058, was 531 beneden, het aantal sterfgevallen, 1498, 93 boven het gemiddelde. Er werden in Londen 964 jongens geboren, tegen een gemiddelde van 1127. De laatste tien jaar zijn er per week nooit minder dan 1125 jongens geboren. Het geheele jaar gaan de geboorten in Londen reeds achteruit. Blijft de daling aanhouden, dan zal de .achteruitgang dit jaar minstens 14,'500 bedragen, de achfeuitgâng Jn Jê_eç3?00r- ( Jen van^jypgens,847.6^' Tempera mistantisr ! Wonderlijk is1 soms de" bescliikking van het noodlbt. Men zou het kunnen noemen zij ne bittere, bij tende ironie ! Ik kwam voorbij eene bewaarsohool, dezer dagen, waar door de groote poort de kinderen naar buiten woelden. De schrille stemmetjes der kleinen juibelden en juichten hun ne blij-heid uit tegen de wachtende mt-gemutste .meiden. Want Jiet was vacantie ! En de kkine ventjeg in hun ma.tr ozen pak j es zwaaiden in uitbundige kinder-vreugde met (le kleurig-a prijs-iboekjea en da-vtelden ,en warrelden door elkander van uitgelatene blijheid, over de komende vrije dagen, en de schoone dingen die ze gekregen hadden. Dat waren scliooii-beplakte doozeoi en prachtig-bedrukte boeken met spelende mannekens met hoepels en tollen ; en vele meisjes hadden plaat-jes, omkaderd in hard-geel-en-roode frobel reepjes. Daar stondeu zceta Lieve .Vrouwkens op met het kleine Jezuskindje. En de Lieve Vrouwe had eene lange bfeuwe falie om, en goud-geborduur-de, schitterend kleeren aan. De kinderen wezen elkaar al die schoone dirugen, terwijl ze daar bijeen stonden in groepjes, voor het groote schoolgebouw. ,,Dit is de Hei-lige Johannes, met dat lammetje", zeide een kleine jongen, die ook een prentje gekregen had van de zuster. ,,En ik heb de Heilige Josef, kijk maar 1" riep een meisje met een rood japonnetje, en daar staat onder heeft de zuster gezegd: Heilige Jozef bid voor ons!' Bij troepjes van vier en vijf, druk sprekende onder elkander van de school en van de lange vacantie drentelden ze stil-aan naar huis, waar moeder wel een boterliam _ met suiker zou klaargemaakt hebtben, omdat ze wist dat de kleinen braaf geweest waren en zeker eene schoonen prijs zoude-n krijgen. jjEn gij Jeanneke," vroeg een groot meisje, dat buiteni liad staan wachten bij de steenen trap, ,,wat hebt gjj gekregen?" aan een kind, dat langzaam naar haar toe-kwam. ,,Ik heb een vlaggetje van de zuster," zeide het kleintje, ,,en een prenten-boek!" En ze zwaaide blij met een klein vaantje, zooals de bêeivaart-gangers wel meebrengen van Kevelaer en Scherpenheu-vol of andere genade-oorden. ,,Bij ona thuis in België, kregen we schoonere prij-zen/' zeide st-il het grootere 'kind, toen ze zag dat ik bdangstelendi naar het vlaggetje keek, ,,doch er waren ook yéél meer kinderen daar. Maar toen de solda ten kwamen zijn wij moeten weggaan, en de andere ook'". Zt& zeide dit heel.simpel niet voelend het tragische van haar, ^ezegde, van het zoo hooren spreken door een kind-van ?n jaar cf negen. Het kleine meisje was 011-dertusschen dichter bij me gekomen en toonde mij het kleurige wimpeltje met kin-derlijkfc ^eugde. En dit.was het wat me aan het begin van dit opstel deed schrijven. dat het toeval soms van eene bittere, bijten-dei ironie zijn kan. Op het vlaggetje boven de kleur-voile teekening van een kerk mei 'n processie en een beeld der H. Maagd, | las ik : i U. L. F. der Ruhe zum Heppeneert bittf fiir uns!" En dan volgde een lied je even-eens in het Duitsch: „Wir ziehen zur Mutter der Gnade, Zu Ihrem hochheiligen Bild.- O denke der Wanderer Pfade, Und segne Maria sie mild!" enz. Sohuin ovev het vlaggetje gedrukt. stond in het Nederlandsch : ,,Aandenken aan O.L Vrouw van Rust .te Heppeneert, bij Mae-seyck." Was dit niet waarlijk een tragisch, dieptreffend toeval, dat hier een onschul-dig, verdreven Belgenkind mij een prijsje toonde met dit cpschrift, terwijl ginds wel-licht haar lieve oudérs lang- rustten in ce: gemeenschappelijk greot graf, temidden van andere martelaren van het ge'weld? ,,G denke der Wanderer Pfade!" en liier doolde de arme kleine rond, eenzaam in het andere land, terwijl verre bij liei geliefd tehuis de kanonnen brullen en bon-zen en d^brand der vredige hoeven oplaait in den avond tegen de zwart-besmookte lucht» Daar , ,wandelrt auf Wegen und Stegen" weerom ,,der pilgernden Fuss!" de pelgrims van het geweld. Hunne grauwe kolonnen stormen weder voort onder schallend ge-zang. Het zijn de zingende vromen niet meer, die devoot hun lied verheffen tôt de H. Maagd. Het zijn de pelgrims dei Kuiltuur, die met dood en verwoesting ter bêevaart schrijden met schokkend-doffei: stap, in eindelooze rijen. En de offer\'urer vlammen bloed-lekkend op teii hemel eu het satanisch geknetter van den brand mei het gereutel dér stervenden en het gebon: der mortieren joelt. cmhoog in de luclit tôt afgrijselijken lof zang voor den gruwelijker Moloch, die Oorlog heet. ,,0 denke dei Wanderer Pfade!" en duizenden vluchter in namelooze ontzetting, voor de Duitschf zangers, tenvijl door den walni der vlarn-mende dorpen hen nog naschalt: met schrikkelijken spot: Eiri feste Burg' ist unser Gott ! ' '• hallende over de bloed-be-plaste velden, wegstervend verre over de akkers, waar de krankzinnige hoer in wan-hoop rondwaart om zijne verwoeste hoeve, Ja, vreeselijk kau- de ironie zijn van her ncodlot ! U. L. F. der Ru'h^ bitte fiir uns !' En de rust is weggevaagd uit .België, w'air zijn "bodem schokt in den dreun der kanonnen en de' boomen sidderen bij den val dei granaten. Rusteloos dolen de menschen ronc door vreemde landen, denkende met devot< liefde aan hun sclioone lijaende land eu ziji grooten Koning, treurendç om de vredigi eeboonheid der landouwen en de vreugdi^c druk te der steden,. ginder in Bol^enland lang, lang. geleden De rust is weggevaagd van België en uit de harten dei Belgen! Geen gelui mçer van îdokken i y. den stillen Zondaguchtencï, zqo. blijde gol 'vend in Geen geklank meer van den beiaard. zoo helder jubelend door de frissciie vroegte, zooals het wàs in de srtille steden van VI?anderen. Mokkend en noode bukkend voor den overweldiger gaan de brave menschen der dorpen zwijgend ter kerke en bidden voor de moedige mannen, die ginder het laatste stuk van den dierbareu g rond met hel-denmoed, met den moed van een Vlaming verdedigen. Maar dé rust is niet in hunne harten. .Want al zwijgen de klbkken, al rust de oude beiaard nu van zingen, de massie ve torens hunner steden rijzen hemel-waart. De graniet-sterke, machtige kerken spreken hen van Vlaanderens sterk ver-leden. De beiaard bewaart zijne z>egezan-gen, de roem der iVlaamsche helden rilt en schokt door het brons der ZAvijgende klokken en zal losjubelen vrij, liocg door de zonnigei lucht ver, ver over de Vlaamsche akkers, over weiden en wegen en rookend^ hoeven, langs dorpen en steden; tôt ver aan de zee verkondigend den roem der kee-rende helden. En snikkend zal wegsterven in het Oosten het laatste geluid van vijande lijk geweld. Dan 'zullen de dolers komen van aile kanten om mede te jubelen met de klokken en met den beiaard, om in plechtigen ommegang te danken als in ver-vlogen tijden voor de weergekeerde rust in het land. En plechtig zullen de dank-gezangen opstijgen met de wierookwolken ten hoogen lachenden hemel. De schoone yiaainsche zangen der eenvoudige dorpen, die simpel zijn, doch waaruit geheol het « vertrouwende en getrouwe Vlaamsche hart spreekt en zijne simpele, zijne sterke gods-\Tucht.HENRI .VEUSKENS. : .na. Mic. O'Leary V. G. Geen Engelscli soldaat — of 't moest vlie»-luitenant ^Varneford ziju, de dapp«jre en on-gelukkige Zeppelingvernieler — is-zoo snel tôt de beroemdheid geidommen als de Iersche ser-geant Mic. O'Leary. Er heerscht in Engeland een -nare O'Leary-woede of een O'Leary-zotheid. De bladen ba-zumen langs aile zijden den .verdiendea lof voor zijn onverschrokken dapperheid. De grooten en rijken in Londen "wedijveren om hem te eeren. De juffrouwen loopen hem na, om een gedenkenis, om zijn handteeken in haar ,,album", de moeders bioden hem haar kinderen te zoenen. En overal vinden we ziju fot° •* Çp postkaarten, in boeken, tijdschrif-ten, gazetten en aanplakbiljetten. Pater L. J. Callewaert sclireef over hem een heel typisch opstel in ,,De Stem uit België". ,,A\ ie is hij: Mic O'Leary r1 Hij is een jonge sergeant van een 25 jaar, geboren en grootge-kweekt te Cork in Ierland. Voor enkele maanden was hij niemand, tenzij de zoon van eenvoudige Iersche ouders. Wat hij nu is, werd ik gewaar te Manchester op St. Patrick's Dag, wanneer ik, in de tegenwoordigheid van Redmond, als Belgische priester werd uitgenoodigd om de groeten te brengen van België aan Ierland. Als ik den naam vermeldde van Mrc. o'Leary, dan' rezen die 7000 Ieren op en die geestdrift die ik daar. zag en hoorde draag ik als een prachtige herinnering mee door mijn leven, B Wie is hij Mic O'Leary? Gaat en vraagt het aan den Duitsclier, ginder in onze Yperen-streke, niet ver van het vermaarde Hooge". Vermoedelijk wéten zij het nog wel dat er een zekeren morgen een jonge kerel uit een loopgracht sprong, lijk eenleeuw, in éen Duitschen loopgraclife, zeveu Duitschers doodde, opSjouwde naar een tweéden loopgracht, hem bestormde en er nog drie Duitschers . den ge-nadeklap gaf en er vier anderen gevangen nani en weerkeerde» met*zijn buit, in schuim van zweet, ja als een leeuw lekkebaardend van lersch genot. Is het dan te verwondèren dat de Iersche vrouwen met recht over hem moch-ten zingen wat Israel's vrouwen zongen over i. den jongen David: „Saul heeft er duizenden gedood en David zijn tienduizenden !"- Wie is hij Mic O'Leary? Gaat en vraagt îiet aan den koning van Engeland. Ook hij zal dat boos wezen niet vergeten van dien jongen . 1er, den dag dat hij het Victoria Cross der helden op zijn borst spelde en hem den kus gaf. En was hij een stonde fier onder die grootsche gewelven van het Buckingham Pa-1 lace en vond hij het lollig dat de Irish Guaj-ds aan den drempel voor hem aansloegen, toch was hij maar fier voor zijn moeder en voor moeder Ierland. En met grootsche stoeten heeft Moeder Ierland. O'Leary naar zijn moeder geleid om er te ontvangen het kruiske op het voorhoofd, volgens oude katholieke Iersche zede. Wie is hij Mic O'Leary? Een held onder tfe velen uit Ierland, in liet verleden en het lieden, meer, een verpersoonlijking van het' Iersche .volk met zijn geestdrift,; en hardnok-kigheid, een jongen die den grond' van Groen Erin in Vlaanderen heeft weergevonden, en r er voor vechten zal tôt hij vrij is, en als 't ; moet in Vlaanderens grond graag wordt be-graven. Eenmaal reeds was hij dood, schreven de bladen. Maar hij schreef naar zijn moeder: ^ Ze liegen, ik ben niet dood. En in zijn recruiv tingmeetingen onlangs in Ierland' en elders, heeft hij gesproken en vond ook hij niet woor-den als Daniel O'Connell, wanneer hij de ziel van zijn volk, de harp van Ierland, bespeelde? Wie is hij Mic O'Leary? Een schoone, slan-ke jongen, kloekgespierd en met een paar vuis-ten zoo zwaar als lood* Een friscli, j'ong wezen, i gebronsd nu door 't openluchtleven, en een paar schalksche oogen als van een schooljon-gen, maar hoe begint die zwarte knevel hem te vermannelijken I Menige vrouw uit Ierland ' zou zijn moeder willen zijn en menig lersch meisje zal naar zijn recruitingmeeting zijn ge-' komen en zal om hem, kliakimad, menige nacht hebben gedroomd. Maar^ uitgehuwelijkt aan de edele zaak van zijn koning en land, in het eenzame huisje van zyn loopgracht, met het Victoria Cross op de borst, en zijn moeders beeltenis op zak, en al Ierlands heldenfeiten in het gebeugeji, en met het Ave Maria op de ' lippen wacht hij op een nieUwe heldéndaad, misschien een lieldendood. 'k Vergeet het niet. Mic O'Leary^ kind van Ierland zoo God u 't leven geeft, we leiden û door Vlaanderen in ' zegetocht, en zoo g'er sterft den marteldood,' ; Vlaanderens' jeugd strooit bloemen en gebeden op uw graf.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad gehört zu der Kategorie Oorlogspers, veröffentlicht in Amsterdam von 1900 bis 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume