De eendracht: weekblad voor het Vlaamsche volk

1439 0
01 December 1917
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1917, 01 December. De eendracht: weekblad voor het Vlaamsche volk. Seen on 26 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/696zw1bb2s/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

I Tweede Jaargang, Nr 14. — 1 December 1917. 11 irriTr -Tmi" rmii" ini-irTrrni"f-rir —nnrrTiTi i ■ iww ■■ 11 winipi « » Prijs : 10 cerstiemen. Redaklie en Bureelen : Prinsesstraat, 16, ANTWERPEN. DE EENDRACHT Weekblad voor het Vlaanische Volk maing Prissier ïao le! Wlen âaiiDieaing van een tiuuJJEN fi-ELn Inschrijvingslijst geopend door de zorgen m de Katholieke Viaamsche vereeniging Per kocbm ad Luckm. Uit St Niklaas : inkathol-ek, biddend voor de bekeering Mnsommige geest lijk n, die de leering van den haat schijnen aan te moedigen door hunne daden tegenover Vlaamsch-gezinden 1.23 !a'i)ing tôt den bjdelstaf 1.22 rcn die zwijgt voor broodroof, maar die voelt dat hij V aming is i .25 )aar is maar êén Vlaanderen ! 2.5o fooruit ! Immer vooruit ! 2.— )pdat devcrblindenuitSt Niklaas de oogen zouden openen 1.25 leil U, Priester Van der Meulen ! i .23 Uit Borgerhout : .eve't -Koninkfijk Vlaanderen* van M~as-eik tôt Greveiingen en Aire (aar. de Leie). De Fransclien moeten re t'tutie doen van Fransch Vlaanderen, onder Lo-dewijk XlVgeroofd, evenuls EIzas-Lotha-ringen D. C. -, 5.- îechtvaardigheid voor Vlaanderen ! Drie ; Vlaanische pri2ster=> uit Brîusel 20.— )etaalisga sch het volk. Jufv. H. 2.30 Velk verstandig V'ammgistegenVlaamsch • Bestuur ? Dat is bestuurlijke en poliueke zelfstandigheid. W. Vefbiezen 2 5o )e vValen zouden geen 2 jaar verdragen ;wat de VUmingen 85 ja;T verduurd heb-! ben. Wij will n zelfregeering en zelfstan-d'gheid. (Auu nomie) J. H. Verhart 10. fiere Vlamingen willen geen knechten | zijn van de franskiljons. Heil den mar-telaar Van der Meulen ! God zal zijne | beproeving in vreugde veranderen ! 't Is ■ al geschied door de genegenheid van : de kerels van Vlaanderen. E. A. Stoelen. 1 2.5o ten groep Vlaamschge^inde priesters , uit Limburg: te den Vlaming sart, mij tart ! 5.— Wij wi'.len wat is recht en wonnen » schreef de He'.d 5.— flaaiu'eren vri) en groot, )at willen we of den dood ! 5.— iverduitscht, onverfranscht, vow Viaûwderen d\e i.eeuwe' cianst. 5. lit VVerp het doodenhulsel af » (De Scheldej 5. -Vlaanderen 't s de tijd : nu of nooit ! 5.— jVij kruipen niet voor ruw geweld en dreigen.ent ?,5o IVee wie den Leeu.w durrt tergen En trouweloos hem slaat ! 2.5o iVij eischen recht ; wij zijn bedelen, het bedelen raoe 5. Dmdat ik Viaming ben ! 5.— ian den Raad van Vlaanderen : Vrijh-id of dood, Limburg in nocd. 5.— {an den Wiled_. Heer P. Bdlefroid, ad-vocaat, Hasselt : Bell'froid vooraan Breke de basn ! Heer advocaat, Wees man der daad : Met hard en tand Vecht voor je land ! 5.— hn den Weled. Heer B. Quintens, Dokter, StTrniden : Spijts spot en dreigenient Van heel een laffe bend', Doe voct en zie niet om, Om 't hol en dol gegrom ! 5 — Isn die van H avare : Havcre, Havere, U ter schand', Davere, davere Heel het land. 2.5o 10 katholieke, Vlaamschge^inde Limburg-sche studenten : amburgsche Studentenbrnd, gedenk uw Voorzitter ! Waar biijft Br<e ? i 25 Dus : dnad bij woord ! 1.25 Sire, wend U tôt Pr. Van der Meulen, lijk G'U wendt tct d'eedle Belpaire ! 1.2S Want er worut een volk vermoord, het Volk van 't oude trouwe Vlaanderen! 1.25 Doch een rijk van dwang En duurt niet lang. 1.25 , —51T Vri j Vlaanderen in een vrij België ! Wijl het Recht is ! 1.25 Onverduitscht en onverfranscht, Vlaanderen 't is de tijd! 1.25 « 'k Werp het doodenhulsel af » (De Schelde) 1.25 « N immer wordt de Vlan.ing knecht» (De Schelde) 1.25 Wij willen één volk zijn, allen broeders, en zullen ons niet laten scheiden, nu Vlaanderen in nood is en bedreigd door 't grûots-e gevaar (A Borms) 1.25 Ei, iaat de zon ru zonnig doen, Mijn Vlaanderen, doe Vlaamsch! (De Clercq) 1.25 Hij w.et dat Vlaanderen leven zal Zoolang de wereld staat. (De Clercq) 1.23 Heb ik geen recht, ik heb geen land, Heb ik geen brood, ik heb geen schand. (De Clercq) m 1.25 « Ons Vlaamsch bestaan is ons dierbaarder dan het applaus van de heele Wereld. » (Cl. Severus) 1.25 « Vlaamsch volk, gij hebt het woord, de wereld iuistert. — In 1 twe handen ligt nwe toekomst» (Cl. Severus.) i .25 ?taat in den Staat nu stout genoeg, Vlaanderen is groot en oud genoeg ! 1.25 (De Clercq) Slechts honden liggen aan bander, ('d.) 1.25 Wijl uw taal te gcmeen en te min is, Vlamit gen op, met du'zenden op ! 1.25 (De Clercq) Limburg, ontwaak ! Voormannen treedt op! 1.25 Limburg-Vlaamsch, san Kristus, Zoo helpc God en H. l.utgardis ! 1.25 Eenige Vlaamschgezinde studenten van het 4e studiejaar, Normailschool, St Trui-den, uit eerbied en hulde voor den mar-telaar van het Reclit. 20. - K. He) ndrickx, Hoogieeraar en Secretaris-Generaal in het Ministerie van Binnen-landsche Zaken. 25.— lal van inschrijvmgen zijn nog toegekomen, waar*an wij, wegens plaatîgebrek, de afkondi-ging tôt toekomende week moeten verdagen. N. B. — Voor wat de g'iften betreft, enkel vermeld door de gemeenten van herkomst, worden, bij gebreke aan de noodige aandui-dmgen, de namen der gevers voorzichtigheids-halve niet openbaar gemaalct, zoolang de opzenders niet het verlangen uitdrukken nog bekend gemaakt te worden, wat zelfs wel alleszins we'nschelijk is, indien eenigzins mo-gelijk.Verdere bedragen en mededeelingen nog te zenden aan L. Sips, \'an Arteveldestraat, 27. Antwerpen. Nieuwe inschrijvers ontvangen ons blad tôt Nieuwjaar kosteloos. 1)3 laatste weken van h=t jaar zijn de best geschikte tijd om nieuwe ins;hrijvers te wer-ven. Laten al onze lezers zich aan dit verdien-steli]k Vlaamsch werk spannen. Naar het oordeel van velen is « De Eendracht» het degelijkste Vicamschgezind blad : het moet 00k het meest verspreide worden. Wij zenden ons blad kosteloos gedurende de geheele maand December aan alien wier adies ons wordt opgegeven. De inschrijvers, zoo oude als nieuwe, gelie-ven het bedrag hunner inschrijving v66i einde Dece'i ber op onze postchekrekening 110 86 te storten (met aanduining van hun volledig adres op het stortingsbulletijn). I ^dit geval is het overbodig ons bureel per brief of postkaart te verwittigen. Jan Yan Euusbroec ue vvonaeroare Weer brengt ons de tweede dag van Kerst-maand fijn feestdag, en denken we terug aan Ruusbroec, aan Ruusbroec's schier boven-mensclielijke idealiteit, aan de levenstoppen van zijn ascese, aan zijn reine waarde voor ons Vlaanderen ! De reine ziel van 't reine Vlaanderen : Ruusbroec is onze vader, en wij zijn konings-kinderen ! De reine Koning van de zuivcre ziel van Vlaanderen. Nu, in den Winter-voor-de-Lente van den strijd voor de hermenschelijking en herkriste- Î53 lijking van Vlaa»deren, nu in de ure van droom, van hoop en van wee, zien we op naar zijn stralend schouwend wezen en denken aan )(ijn zielereiniging, zijn zielecultuur, zijn bewuste koningschap, want — zooals Pater Stracke het zei — uhet leven der enkele %ielen is de \iel van het leven der naiie, » en uit de konings-kroning van elke Vlaamsçhe ziel zal ons heilig Vlaanderen bevçijd worden uit zijn bloed en zijn ketens, in deze ooger.blikken van duizend ellenden. Ruusbroec's wonderbare leven heeft men U dikwijls verhaald ; hoe hij. ds Patriciërsjongen, geboren werd in onze Zuid-Brabantsclie streek, te Ruisbroek, in 1293, toen profeet M. erlant stierf, hoe hij zijn moeder verliet om bij kanunnik Hinckaert Jan, den zoon van Gerel mus die sedert 12S7 meermalen schepene van Brussel was, en hier op St Goedelerzavel « dat is te zeggen het kerkhof op den hoek der huidige Markiesstraat, welke dan den naam van Gasthuisstrate droeg en nevens het onlangs nog bestaande St Goedele, iater Sint Gertruye's gasthuis ; » hoe hij zic'n daar verdiepte in de lezing der groote mystiekers : Dionj'sius Are-opagita, Augustinus, Greg^orius de Groote, enz. Sporendag in Vlaanderen, &eeft hij be-leefd, de glorie van onze Moèder gezien ! Priester werd hij gewijd in 1317. Toen begon het « van den Rike der ghelive, -o later « Die Cliierheit der Gheesteleken Brulocht,» in immer blanker contemplatie Want met Hinckaert en Van Coudenberg toog hij naar 't Soniënbosch, naar Groenendael. Ze gingen, de vrome godgewijden, naar het Hoogland, naar het « overland waar de zonne schijnt tegen het gebergte en vroeger zonne maakt er vele goede vruchten en ster-ken wijn, naar het land vol vreugde, » en daar wordt Ruusbroec : « een goet mensch, een ynnich gheestelijc mensch, een godscouwend mensch, » In i35o zendt hij zijn werk « Die Chierheit der Gheesteleken Brulocht » naar de Gottesfreunde van Oberland : een datum ! Dan — hoe hij sterft — dat weet ge — hoe dertien jaren na zijn dood zijn beenderen nog bewaard zijn en'zijn arme graf heerlijk geurt. En — wat wij niet vergeten mogen — hoe de eeuwige" beulen van Vlaanderen zijn droomende assche weer liebben verspreid en \ertrappeld... Ruusbroec uw leven was wonderbaar als uw naam en uw grorie ! De wereld kent hem : ir Italie, in Spanje wordt hij van 1475 af. tôt in do 16" er, 17e eeuw toe, afgeschreven en aangehaald. Men zie de lange lïjst van vertalingen en uitgaven opgeno-menm'tLatijn/tFransch, 'tDuitsch, 'tSpaansch, van af de i5e eeuw tôt op onze dagen, door Prof. De Vreese in zijn « Biographie van Ruusbroec » of in de lijst van het « Internationaal Instituut voor Bibliographie ;> te Brussel. En toch, eigenlijk is onze kennis van Ruusbroec al niet verder gevorderd dan waar de te vroeg overleden Kanunnik Auger ze gebracht heeft in zijn « Etude sur les Mystiques des Pays-Bas au Moyen-âge, 1892 » en in zijn doctors-thesis te Leuven in 1899. De 2 voornaamste bronnen voor de kennis van het leven en de werken van Ruusbroec zijn het werk van den humanist H. Pomerius en de bio-. graphie van L. Surius aan het begin zijner ve> taling van Ruusbroec's werken. Zijn waarde ? Moet ik nog aankomen met gemeen plaatsen : « is met onze primitieven de glansrijksie verte-genwoordiger van de groote. christelijke, mys-tieke kunst der middeleeuwen » — « is de vader van het Dietsche Kunstproza » — «Degrijsaard Ruusbroec werd in 't Zoniën-bosch Doctor extaticus. Gekerkerd in t' celletje doorvlooghij 00k deruimte... Een stouter hemel-reiziger, een genialer ontdekker van zieleland-schappen heett onze Jetterkunde niet » (Dr J. Persijn) — « in deza kloosterletterkunde ligt de klinkende verloochening van a l'art pour l'art ». Nooit werd de Kunst meer onrechtstreeksch ge-zocht, nooit werd ze meer volledig bereikt. Dat was de hoogste wijding der schoonheid < (ibid ) — « Ruusbroec is de eerste Nederlander die in de volkstaal een ideaal levensgeheel heeft ont-worpen... in R. heeft de Dietsche mystiek haren voornaamsten vertegenwoordiger. Hij is te on-zent de zanger der hoogste liefde, der peil- en paallooze liefde tôt God, hij is de hemelsche nachtegaal » (Dr Kalff.) — « l'oven zijn eeuw streeft hij uit, ver daar-buiten nog de Dietsche letteren beheerschend, 254 als het oppermachtige Belfortboven Bruggerijst. met zijne kanteelige stoerheid overblikkend, met het bezielde gegalm van zijn beiaard overluidend de verre vlakte. » (H. Leven) E. Hello en Joris Karl Huysmans en Maeterlinck hebben geweend toen ze zongen en droom-den van onzen Ruusbroec. Hello stamelde : « boven hen allen blinkt een wonder, een huidig levend wonder onder onze oogen ontstaan, dat levend wonder is Ruusbroec de Wondere ! » En Maeterlinek (ik vertaal niet) : « Vous apercevrez. . le vol convulsif .. d'un aigle ivre, aveugle et ensangleté au dessus desjcimes neigeuses». M aar nu de Vlaamsçhe cultuur binnen eigen Vlaamsçhe Staatsgren^en gestalte krijgt, nu denk ik vooral aan Ruusbroec, dit ontzaggelijk genie, die adelaar die naar de zon stijgt, de Niet-scliiaansche Uebermensch voor ons, Klein-Vla-mingen -— hoe Ruusbroec is — onze eerste cul-tuurmensch, de eerste drager van eigenwaardige Vlaamsçhe cultuur en wijsbegeerte. Nu we weer gaan worden Vlamingen-onder-de-zcn en plaats nemen in de wereld, hebben we toch één cultuurmensch die we dragen zullen op onze hooge schoudera in den rooden morgen-schijn om zijn gelaat te lichten boven de ellende-massas die hem en ons niet kennen, Want Ruusbroec staat vereenzaamd : « in de woestijn is het eenzaam zooals hetop de hoogte eenzaam is» (Schopenhauer). En misschien meer dan ooit, heeft de menigte in den tijd die nu ach-ter ons ligt, de hoogte gehaat en de woestijn gevreesd. De geestelijke vader onzer cultuur : die onze voorouders heeft opgeleid in adel van denken en verhevenheid van gedachten, naar het hoogland van zedelijke grootheid, naar het voile bewustzijn der ziel. Zoo hoeven wij, flaminganten, de dragers van cultuur in onze gewesten, hem te herdenken. Zijn waarde ? Zijn beteekenis ? Onze eerste prozaïst — maar daar is genoeg over gexegd. Hij heeft zijn taal soms verwerkt tôt ware poëzie, ze gedragen in de-hoogte der schouwing.in de eindelooze deining enbranding der zeeën der God'neid. Hij kan eenvoudig zijn, hij kan machtig zijn : de bergen met nederland en overland. Met verzen soms van ware dynamiek : Scouwen is een weten wijzenloos Onwijze is Ciod niet Maar zij is het licht waar men mede ziet Onwijze is boven Rede, niet haar zonder Zij ziet all« ding zonder wonder Verwonderen is daar beneden Zonder verwonderen is schouwend leven. De hoogste woordschoonheid ! Méér dan dat : zijntaal, zijn wonderbare taalkennis verrijkt door eigen machtige schepping eener philosophischa taal naar Duitsch voorbeeld: dat is hij geweest: de schepper, de bouwer eener Viaamsche phi-losophie-taal. En door de conceptie van zijn werk staat Ruusbroec hooger dan de Duitschers Eckhart, Suso en Tauler. Welk is de verhouding van Ruusbroec tôt de Duitsche mystiek ? Is Tauler de Duit-sche mystiek ? Is dan Ruusbroec de Viaamsche mystiek ? Heeft Ruusbroec Tauler beinvloed ? Ten andere voor de mystiek gaan Duitschland en Vlaanderen wêer eens arm aan arm. In Duitsch'and en Vlaanderen is het dat de mystiekers de landstaal hebben gebruikt toen in heel de Christelijke wereld het Latijn nog de eenige plaats had. Bij ons was overigens de mystiek in de volkstaal vroeger reeds niet onbeoefend gebleven : Beatrix van Nazareth schreef omtrent hetmidden der i3e eeuw hare visioenen in het Dietsch, op-dat Willem van Afflighem ze in 't Latijn vertale; omtrent dien tijd zong 00k in al-schoonheid van poëzie, in den vorm van schrsiende minneliede-ren van de Al-vreugd, en van de Smart der Liefde, de eerste groote dichteres van Nederland : vrouwe Hadewyck, die toen de vrouwen van heel Europa nog zwegen, als de t grootste dichteres van Europa » in de i3e eeuw, zong van : « de comende Lente van Liefde ». En toen 00k aan de boorden van den blauwen Rijn bloeide met Eckart eene myitieke litteratuur in de land-spraak.Over zijn eigenlijke ascese durf ik maar weinig te zeggen Ik las daar zooeven nog van een Schopenhauersch ascetisme, van het leven, een vloek, een fatum, van een stoïcynsch ascetisme : levens-diplomatie. van Indische vernietigings extaze, Platonisch idee-ascetisme, al gevaarlijke dingen voor een leek ! Maar waar we met vaste stem gewagen van een Bôhme, die de cosmisch mystiek van 't christendom gestalte gaf, daar weten we 00k de Ruusbroec's mystiek in den tijd toen over aile landen een golf van mysticisme ging en vooral in Vlaanderen — dat deze mystiek een speculatieve was Dit wou ik hier zeggen over zijn waarde. Ben ik niet afgedwaald ? Denk ik nog aan Ruusbroec voor Vlaanderen ? Voor... Vlaanderen ? In zijn naam als poëzie is een poëzie van Vlaanderen, en is iets van Ruusbroec in Vlaanderen, er is iets van Vlaanderen in Ruusbroec. Vlaanderen's Ruusbroec en Ruusbroec's Vlaanderen behooren samen aan de onsterfelijkheid. Twee dingen van Ruusbroec en Vlaanderen : Ruusbroec voerde zijn hart op tôt het éen klopte met de Al-schoonheid God. « Waar ik zeg dat wij éen zijn met God, dat is te verstaan in Minne, niet in wezen en natuur » — « deze eenigheid is niet een eenigheid van substancie maar van gracie » — « al is het dat wij allen vergaderen in éen Minne, in éen omhelzen en in éen genieten » — « gaat ons M inné te niet, we zouden nocii wezen, noch zalig zijn — we zouden zijn als steenen ». Zoo -klopt 00k thans ons hert met het hart van Vlaanderen, éen, klopt éen rustelooze hart in ontroering van aangrijpende dynamiek : « éen minne, éen omhelzen, éen genieten » van Vlaanderen, bestraald in de zonne van a'-schoonheid die komt over aile dingen die be-wust worden en die blijven zal zoolang Vlaanderen's ure zal duren. En zooals de ziel van den mysticus opvoert in Universeel, in cosmisch éen-gevoel, zoo voelt Vlaanderen's ziel met de heele ziel van de nieuwe aarde. We hebben nog, als we denken aan koning Ruusbroec, éen spijt, éen rouw, éen jammer, éen schuld, éen schrijnende liefdepijn, een prangend armoebesef, en we leggen de hand op deze Œdipus-wonde van ons volk en onze oogen stralen naar Ruusbroec's aanbiddelijk wezen zooals destijds %ijn oogen naar de eeuwige zon boven Groenendael's eeuwenheugende eiken — en we spreiden onze armen open om ons volk te omhelzen en dicht op te voeren tôt de zielekoningschap, dichter bij de hoogte van Ruusbroec, en we weenen soms om zijn grootheid en de bittere nood van zijn bloed-eigen volk dat hem niet meer kan kennen, en denken weer aan de humaniteitsvolle klacht van Mozcs, den man Gods . « Ach, dat al dit volk profeten ware ! » Maar we wachten in droom, en van avond, « denkend aan Ruusbroec, denk ik aan Vlaanderen en vouw dat tweede boek open ; « Die Chirheit der gheesteleken" Brulocht » en lees huiverend daar dien tekst van Mattheili (xxv, 6) in de parabel der vroede en dwaze maagden, en zeg hem na, o Vlaanderen : « Siet, die brudegom comt, gaat ute hem te gemoetene. » Vermuulbn. Halle (Brabant) Maatschappelijke verbeieringen. Wie ontdaan van aile vooroordeel, zoekt naar de oorzaken die geleid hebben tôt den omwentelingsgeest die thans de maatschappelijke toestanden beheerscht, voelt zich gedrongen te erkennen dat ze voortgesproten zijn uit ongeloof en on-voldoende kennis van de Godsdienstleer. Waar het geloot in God wankelt is het logisch dat vrees voor straf, en hoop op loon in een ander leven afnemen. Hoe verder men zich van God verwijdert hoe minder men van de leer zijner Kerk afweet, des te knellender vindt men zijne Geboden. Heel natuurlijk is het dan dat wie niet aan den Hemel gelooft, er zich een scheppen wil binst zijn leven. Hier schiet aile niet kristelijke filosofie te kort, om het den mensch diets te maken dat hij zich uit liefde voor het algemeen weiz'jn moet opofferen. Sint-Niklaas en de Kapelaan. u 1 net neeriijKe geiuustreerae weexotaa « uns hlh » dat wij f 00 gaarne dadelijk na de blijde ttrede van den^vrede weer verschijnen çagen, Mliceerde de ondeugende Josaphat : Prof. Dr Itf de Cock eens een kostelijke St-Niklaas-nelle (Nr van 6 December 191S), die on^e 'ffers wel gaarne herle^en julien. Wij hebben 1 ' waarachtig geen schuld aan dat het fijn-ikruide verhaal foo'n pikant bijsmaakje kreeg. De Vlamingen fijn wel goede jongens, doch 1. Em, Kardinaal Mercier heejt het dit jaar teusch te bout gemaakt in ^ijn strijd tegen Vlaanderen's Recht om nog een \oetaardig Sint-Niklaas-koekje te krijgen. Daarom dragen "ii het verhaal veel liever op aan de sympa-tkieke Viaamsche onderpastoors die het onlangs un den lijve hebben moeten voelen dat Speku-i«as-bisschoppen al even weinig tôt dankbaar-bid stemmen als Haverschepaascheieren. Mocht Ht sprookje een oolijke troost %ijn voor de Eenvaarde vrienden,diein Jef de Cock's kapelaan ■en lotgenoot en medeslachtoffer julien erkennen De « Congrégation des Dames » zong nog, roder dreunende orgelbegeleiding het refrein 'an de laatste stroof van den « Cantique », oen de kapelaan door een achterdeurtje van le sakristij de straat opliep. Het maakte hem tlkens kregel, wanneer na het lof de voor-'ïme dames hun voorname kelen opzetten om 'Un zoetelijk fransch wijsje af te blerren. Te ieksel, hij was toch kapelaan in een vlaam-;che parochie, in een viaamsche stad. Wacht !®ns tôt hij pastoor werd. 't Zon in zijn kerk ùet gebeuren. 't Was droog buiten en er zaten sterren aan den hemel .. 'k Heb den geheelen dag binnen gezeten, dacht de kapelaan, en 't is nog te vroeg voor 't avondmaal, ik zal een straatje om wandelen... Maar wat is er een drukte vanavond en wat zijn de winkels helder ver-licht. Toen viel het hem in dat het Sinter-klaasavor.d was en er kwam een prettig gevoel over hem. Hij had er plezier in om de kin-deren te zien bijeendrummen voor de snoep-en speelgoedwinkels, met hun neus tegen de spiegelruiten kijkend naar al het lekkers en moois dat er verlokkend uitgestald lag, terwijl de moeders binnen voor de toonbank hun korven en tasschen volstopten of de adressen opgaven waar het bestelde goed dien avond zonder fout te bezorgen was. Precies lijk in mijn kinderjaren, mompeide de kapelaan, wat 00k verandere, kinderen en moeders blijven dezelfde. En hij herinnerde zich met lieve verteedering die spannend verbeide plechtige tooneelen : hij met zijn broertjes en zusjes knielend in een rij op den vloer van den salon, Sint Niklaas, met mijter en staf en slependen mantel, statig binnentredend, met achter hem aan, Marie, de meid, beurend aan een reus-achtige volgepakte mand, en hoe de strenge langgebaarde bisschop elk zijn zaligheid gaf, want hij wist op een haar na ieders gebreken, maar hoe hij ten slotte de zalf op de wonde streek, de goeie, brave hemeling, met voor ieder uit de mand te halen wat hij juist 't liefste wenschte. Heerlijke tijd ! Maar die is lang voorbij, peinsde kapelaan weemoedig ; bij mij komt Sint Niklaas niet meer. Evenwel, de kapelaan wist niet wat hem te gebeuren stond. Onvervvacht komt 00k... Oef ! ik verklap m«. Laat me regelrecht vertellen. De kapelaan keek dus naar de winkels. Maar dat bedierf alweer zijn luim, want hij zag niets dan fransche opschriften. 't Was « Confiserie » alhier en « Chocolaterie » aldaar en « Saint Nicolas » al ginder. En zeggen, dat de kwibussen die achter de fran3che ruiten wonen geen brijzel fransch kennen, of 'tmoest dan fransch wezen met haar op, fransch met gebroken beenen, fransch à la Beulemans. Wanneer zullen die winkeliers eens stamtrots leeren? De kapelaan maakte vliegensvlug het plan op voor een nieuwen bond : hij zou de winkeliers bijeentrommelen en hun eens duchtig de les le-zen, en als ze week en murw geredevoerd waren zou hij hun de standregels voorlezen, ja, ja, de kapelaan had die "al lclaar in zijnen kop : ten eerste... maar nee, laat hij ze zelf liever drukken — en op die standregels zouden ze een duren eed moeten zweren. Goed, maar als ze eens koppig* waren en niet meewilden ? God moge ze dan bewaren. Hij zou ze wel klein krijgen. Dan stichtte hij een bond van ver-bruikers met tôt leuze : Geen vlaamsch, geen ceiten 1. . De kapelaan zag al in zijn verbeel-ding hoe de winkeliers met ingetrokken staart naar den verver liepen om hun ruiten en gevels in 't vlaamsch te laten herschilderen, hoe ze hun tra,nsche prijslijsten, aanbevelingen en kwijtschriften in de kachel gooiden, hoe ze achter hun toonbanken lieve, aardige, net-vlaamsch sprekende dames plaatsten... Daar beierde het op den toren en dat herinnerde den kapelaan dat het tijd was om zijn wandeling en bespiegelingen af te breken. Hij deed zijn plicht en maakte rechtsomkeert. Zijne meid had chocolade gezet. — Is dat niet te zwaar, Katrien ? opperde de kapelaan. — Wel nee, dat kan geen kwaad, stelde Katrien gerust... De kapelaan at dus en dronk dus, en vond het lekker, en daarom dronk hij twee voile koppen. En als de tijd gekomen was ging hij naar bed. En dan is 't gebeurd. Hij kreeg een droom. . Hij droomde dat de Sant hem verscheen. Ja, de Sant zelf, hij vergiste zich niet. Hij droeg zijn tweehoornige bisschûps-muts van goudbrokaat, hij had zijn blank-zijden koorkap om met gouden borduursel, hij stennde op zijn gouden staf met gekrulden top. De kapelaan zag heel duidelijk den ring blinken aan de purper geschoeide hand. Wat zal er nu gebeuren ? dacht hij, en hij keek gespannen naar 't eerbiedwaardige gelaat met den grooten bril — want de heilige droeg een bril — en met dan langen, blanken, wollig-vlokkenden baard. Sint Niklaas zag hem minzaam aan. — Eerwaarde, zei hij. — Spreek, Monseigneur, uw dienaar Iuistert. De kapelaan dacht niet anders of 't was een echt gebeuren. Eerwaarde, om uw verdienste te beloo-nen benoem ik u tôt eerekanunnik van mijn kathedraal. — Maar Monseigneur, dat kan niet, ik ben nog te jong... wat zal de pastoor zeg'gen?... — Tut, tut, ik ben meester. Zooals ik u zeg, van heden af zijt ge kanunnik. — Wslbedankt. Monseigneur. Maar ik begrijp niet waarom... — Quia bonus Flandricus es, omdat gij een goede Vlaming zijt . De kapelaan verschoot. Dat was vreemd. Dat was ongehoord. Hij staarde den heilige onderzoekend in het gezicht of 't wel gemeend was. Het dacht hem dat hij een ondéugende glinstering bemerkte achter de brilleglazen en dat er eventjes eene trilling van spot ging door die stem .. Wel, verdonderd, hij kende die stem. Hij wou een aap zijn, als dat de stem niet was van zijn zuster. Die kwam hem voor den gek houden. — St... riep hij, St .. Dat is, — hij deed g-eweld om den naam uit te spreken, maar hoe hij 00k poogde en deed, hij kon hem over zijn lippen niet krijgen Toen greep hij onverhoeds den baard van den Sant. Hij hoorde nog 't begin van een gichelend gilletje maar hij schoot wakker en hield niks in de hand dan een tip van 't bedde-laken.— Droomen is bedrog, zei hij. Hij moest er zelf om lachen... Als hij opgestaan was en zijn mis gelezen had en biecht gehoord en de kommunie gedeeld, ging hij voldaan naar huis en vond bij zijn ontbijt en zijn krant twee opvallende dingen: een spekulaasbisschop van de meid en een grooten brief, die in den linker bovenhoak het opschrift droeg : Evêché. De kapelaan brak den brief open. Hij las hem. — Verplaatst !... Hij sloeg met de vuist op de tafel. Katrien stak het hoofd binnen en zag de oogen van den kapelaan vol tranen. — Is er slecht nieuws, meneer ?... De kapelaan wendde 't gezicht af en ant-woordde niet. Josaphat.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title De eendracht: weekblad voor het Vlaamsche volk belonging to the category Oorlogspers, published in Antwerpen from 1916 to 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods