Vooruit: socialistisch dagblad

711 0
08 October 1916
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1916, 08 October. Vooruit: socialistisch dagblad. Seen on 03 May 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/vq2s46jf8j/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

ssas io« 280 s aap » Drakstcr-Ultgectacf hm Maatschappij HET LICHT , bestunrder > p, DE VISCH. L*deberfO«nt , . REDACTIE . , ADMINISTRATIE H00GPOORT. 29. CENT J^^~l Prijs oer manaier : ïoor Be'.gfé 3 centiemen, voor den Vreemde S centiemen m* ■ ««mniim lele^ocre ï fïedactie 24? * Administratie 2845 Xor.dap * October 1816 ABONNEMENTSPRIJS BELGIË Drie maanden. . » , , fr. X25 Zes maanden « .... U. 6.50 Gen jaarIr. U-Sfl Men abonneert srfcï* op atle postiwrtde* DEN VREEMOE Orie maanden (dagelijks verzonden). . . . . . tr, M> pmuBj^isxaf Het Karpathengebergte komt maals ter spraak. Deze maal echter is het niet dit deel, dat Galicië en Boekowina scheidt van Hongarije en op welks hellingen bestendig gestreden wordt tusschen Russen en Oostenrijkers, dat wij willen bespreken, maar wel het. gedeelte dat een nieuw belang daarstelt, door den oorlog tusschen Roemenië en OostenrijkHongarije : namelijk de Transsylvaansche Alpen of Zevenburgscha iciiotts veclii en de windmolens «Le Bien Public» anweordt op onze artikels : Kaarten op tafel ! Antwoorden, dat is gezegd bij manier van spreken, want om de waarheid te zeggen, onze tegenstrever antwoordt niemendalle. in goed' gentsch zou men zeggen : hij is den kluts kwijt ! «Le Bien Public» heeft beweerd dat de maatschappelijke opheffing zoowel voor de burgerij als voor de werklieden ondergeschikt is aan den zedelijken vooruitgang. En. hij voegde er geheel duidelijk bij, ,dat er geen andere zekere en bekrachtigde zedeleer bestond dan deze voorgeschreven door de christelijke leering. Wij hebben daartegen geprotesteerd en die valsche stelling weerlegd. Meermalen hebben wij aangetoond dat het verkeerde waar was en dat betere stoffelijke toestanden, voerende tot meer gelijkheid en meer recht, de bazis waren eener hoogere zedeleer. Kerkelijke predikatiën, lessen,voorschriften, enz., zijn daartoe onmachtig. Bewijs daarvan, de maatschappelijke toestanden in ons christelijk kapitalistisch land ; die in niet3 beter zijn — integendeel — dan in het vrijdenkend Frankrijk of Duitschland waar .et protestantisme in groote meerderheid Wat antwoordt ons «Le Bien Public» 4&arop ? Eerum Novarum den die de kerk op sociaal Dat de encykliek eersten stap niet was, gebied gedaan heeft; Dat de kerk door de eeuwen heen, zich bemoeit, om de volkeren tot hare zedeleer te bekeeren. Daar valt zeker veel op te zeggen, maar «Bien Public» dat is de zaak niet. Wij houden ons voor den cogenblik alleen bezig met de maatschappelijke toestanden, •in het kapitalistisch tijdvak, van na de Fransche Revolutie van 1789 tot op heden, oor dit tijdvak bestaat er geen ander kerkelijk, officieel onfeilbaar document dan do encykliek Berum Novarum van den paus Leo XIII in 1891. Dit is zoo waar, dat haren titel het zelf zegt : Berum Novarum of : Over nieuwe zaken. Dat wil zeggen dat de onfeilbare voorgangers van Leo XIII er niet over gekiept hadden. Alleen werd daar LATER op teruggekomen in de encykliek «Graves de Communi» in 1901 en in het «Motu Proprio» van Pius X in 1903. En dat is verstaanbaar als men inziet, dat de maatschappelijke strijd, verre van te eindigen cf te verzachten door de Rerum Novarum, eerder in hevigheid toenam. Maar bestond er soms geen sociale kwestie voor 1891, « Bien Public »? Het verkeerde is waar, De eerste helft van de 19e eeuw was eene pijnbank, eene marteling, eene echte uitputting der werkende klasse en dat moet gij weten: kinderen werkten van acht jaren in de fabrieken van 5 ure 's morgens tot 10 ure des avonds. De werklieden wonnen hongerloonen «n zij woonden in kotten te slecht voor een treffelijk varken. Dat gebeurde van het begin der jaren ISOO tot nog in 1840 en zelfs later. Was er dan geene christelijke ledeleer in dien tijd, om ten minste tegen dat barbarisme te protesteeren 1 Waren de pauzen te dien tijde soms niet onfeilbaar en voorgelicht door den Heiligen Geest? En wat deden de katholieke goevernementen in dien tijd 1 Allons- «Bien Public», vooruit, antwoordt klaar en duidelijk, schudt uwen zak uit en kaarten op tafel. * * * Onze klerikale Den Quichotte vertelt ons dat de pauselijke encykliek zich niet beperkt heeft bij theoretische bepalingen of afkeuringen. Zij heeft geneesmiddelen aangeduid, onder andere de wet der vereeniging. Met uw verlof « Bien Public », maar dat keert tegen U. Het bewijst dat Leo XIII slimmer was dan gij. Was zijne encykliek geen sociaal meesterstuk, hij begreep ten minste dat zedepreeken en kale woordenkramerij onvoldoende "aren, en er tot daden, tot organisatie en tot strijd moest overgegaan worden. En dat was juist gezien, zoodat Leo XIII U den queu gevlochten heeft,«Bien Public», en ons gelijk heeft gegeven, als wij zeggen, dat in de vereeniging de macht en de redding der werkende klasse besloten ligt en niet in den Mechelschen Catechismus. De encykliek, zegt «Le Bien Public»,heeft •fe patroons en de werklieden aangespoord °mhunnen plicht te vervullen, hij heeft "Un dien leeren kennen en hij voegt erbij : Betwisten, gelijk «Vooruit» het doet dat de zedeleer moet voorzitten bij de sociale betrekkingen, dat ia uit het oog verliezen dat er plichten in acht te nemen zijn. yooreerst moeten wij hier op aanmerken aïtde brave Leo XIII bitter weinig uitsla- v«L i,r .eikmet2iJ»6^«.wiwstotpikte, En zonder de wetten tot arbeidsbescherming, die te danken zijn, niet aan den paus, maar aan de werkersbeweging, die groeide in uitbreiding en in macht, ware er absoluut niets gedaan. Dat de zedeleer voorzit bij de sociale betrekkingen, ^ij hebben daar niets tegen, als die zedeleer doordrongen is van het gedacht, rlat.zij zelve berusten moet op de erkenning van het recht op leven en op welstand voor de werkers, omdat de arbeid de bron was, is en blijven zal van allen maatschappelijken rijkdom en van alle hoogere beschaving. W. V.)F. H. Lager Onderwijs , 12 September. In den loop van dezen verloftijd worden op verscheidene plaatsen en met het oag op de uitbreiding' door de nieuwe leerplichtwet aan ons lager onderwijs gegeven, leergangen van huishoudkundigen aard ingericht. Zoo worden, in sommige normaalscholen, voor de leeraars in handwerk en tuinbouw in ons normaal onderwijs verplichtende leergangen geopend. Elk leeraar geniet daarvoor eene tegemoetkoming van 5 frank per dag. Het jaarloon dezer leeraars is veel hooger dan dit van de leerkrachten uit ons lager onderwijs, waarin de vrouw vooral zich nog met een wezenlijk hongerloon moet vergenoegen. .Voor de onderwijzeressen varj al de verscheidenheden der lagere school zijn thans, van 11 tot en met 27 September, ook leergangen van huishoudkunde open. Die regeeringsslavinnen werken daar van 8 uur 's morgens tot 7,3o uur's avonds, met's middags anderhalf uur rust, nauwelijks den tijd ohr te elen. Ze genieten van niemand één cent vergoeding. Hun reiskosten moeten ze uit hun zak betalen en kunnen bovendien, tegen drie frank daags, tafel en bed koopen in het gesticht waar ze in de leer zijn. Zoo ze heel spaarzaam en beslist armmenschelijk leven, kost hun die leergang 75 frank. Men zou gerust kunnen zeggen : ïoo. Zonder er nog bij te voegen, dat ze de helft van hun vacantiemaand, zoo hoogst noodig om uitte rusten, aan doodenden arbeid besteden. Indien ze nu nog te Paschen willen naar Brussel gaan, minstens voor 2 dagen, om een examen at te leggen, kost hun dit weer '50 frank. Slagen ze, dan bekomen ze een diploma dat voor één jaar pensioen telt. Zoo zij in hun school den leergang houden, betaalt de Staat hun 50 frank per jaar. Hier ligt de knoop dien we willen doorhakt Voor geruimen tijd hebben al de gemeentebesturen, en mede al de leerkrachten lager onderwijs, een uitgebreid druksel gekregen, waarin wordt betoogd hoe noodig het is thans te kunnen spaarzaam en goed koken, met heel weinig en vooral aan voedingskracht verminderden voorraad. In elke school, dit maakt het druksel duidelijk uit, zou de onderwijzeres dezen kookleergang moeten houden. Ze bekomt daarvoor een vergoeding van 50 centiemen per les en per leerling en mede kan zij noodige voorraad bij ae openbare voedingsvoorziening tegen gewonen prijs koopen. Dit is weer maar een hongerloon, doch 't is oorlog en met een helder oog en voorzorg kan een goede onderwijzeres, naar het woord van Benjamin Franklin, leeren zagen met een vijl en leeren vijlen met een zaag. Voor dien leergang is vooreerst een keukenstoof noodig, die zou moeien geplaatst wprden in de schoolzaal, wat in de meeste gevallen niet doenlijk is, of worden gevonden in het huis van den onderwijzer of de onderwijzeres. De onderwijzer zal er bezwaren tegen hebben. De onderwijzeres zou er niet tegen opzien in haar keuken te koken. Wilde maar qe gemeeiïte enkelen steun verleenen. Doch hoeveel wereldlijke onderwijzei essen huizen wel in geheel het Vlaamsen land in een gemeenteschoolhuis. Een afzonderlijk vertrekje, al was 't dan voorloopig maar uit hout, zou dus volstaan en de wereld niet kosten. Wilt ge nu weten, wat de meeste gemeenten met dit zeer belangrijk officieel papier hebben . gedaan? Volstrekt niets,1dan het op den hoop oude papieren van hun sekretariaat laten liggen. De raadsleden gissen meestal niet eens dat het bestaat. De sekretaris overloopt het even, bevindt het niet aantrekkelijk genoeg, gooit het aan kant. Er komt geen spraak meer van. "Wilt ge nu weten, wat onze inspekteuren — ik gebruik met opzet dit vreemd woord an nog wal in den dertigen meervoudsvorm —, onss inapekteuren, dia zoo met hand en tand gedurig hun graan op den rug van den onderwijzer dorsenen, bij de gemeentebesturen hebben gedaan, om deze doode lichamen leven in te blazer., leven en liefde voor de school, de openbare school van het volkskind ? N iets, bepaald geen zier. 't Zou nochtans niet verwonderen, zoo ze weldra niet overkwamen met de vraag : «Wat hebt ge met de keukenschool gedaan?» «Waarom niet ingericht?» Daarop kan dan het hoofd van de school antwoorden met de enkele woorden ; « Wil u, a. u. b. wenden tot het gemeentebestuur. » De medalie heeft een keerzijde, waarop men den aap ziet uit de mouw komen. De klerikale nonnenscholen palmen hier alles in, het onderwijsden het geld, 'zonder de minste inspanning, zonder de minste uitgave. Ze dragen enkel de uitgaven van voorbereiding en examen, doch hoe mild is het kroos van dit kapitaaltje, dat uit de algemeene kloosterkast komt! Niemaad zal zich toch verwonderen, dat de voorbereidingsleergangen vanhuishoudkunde, thans gehouden te Brussel, te Luik, we spreken enkel van de onderwijzeressen, worden bijgewoond door een aantal kloosterlingen van diverse plumage en even diverse kapsel, van alle wijdte, alle hoogte, allen vorm en alle kleur. Daar wordt reeds in de eerste les gesproken door de wereldlijke leerares, 't is er gelukkig nog eene, over het huwelijk en dat niet alle vrouwen genoegen nemen met den ongehuwden staat.' Daar bevestigt men dat er aan huis moet gezorgd worden voor man en kind. Daar zeggen doctoren en dokters alles ©ver mannen en vrouwen wat iemand ntoet weten die zich met menschenkweek bemoeit. Dit hindert de witkapjes volstrekt niet. Het doel is het geld. Het doel wettigt de middelen. Zoo'n staatspapier over soep en prei, als daarboven vermeld, dat door een gemeentesekretaris op den hoop oud wordt geworpen, bekomt in een nonnenklooster een onthaal, alsof er een kostbare relïqui van een groote heilige binnenkwam. Daar vallen de zusterkens op, als vliegen op een klontje suiker. In een ommezien is de beslissing genomen. De keukenleergang wordt ingericht. Het geld wordt opgestreken. De vreugde is groot. De pastoor bazuint van den predikstoel de weldaden van het nieuw mirakel uit. De mens&hen zijn tevreden. Het gemeentebestuur is van alles at en lacht in zijn vuist. Besluit : de nonnenschool is de beste ; ouders, zendt uwe dochters naar de nonnen^ ze zullen zalig worden. Hoewordt de leergang gehouden? ABa.l dat is andere zaak. Men heeft kookscholen gezien, die wel honderden franken optrokken, doch maar enkel op 't papier bestonden. Moet ik ze noemen? Met naam en toenaam? De inspektie moet ze v/el weten en weet ze ook, doch moogt den meest helderzienden, den scherpzichtigstenschoolopziener naar de slechtste kloosterschool verwijzen. Als hij er binnen komt, ziet hij geen steek. « Oculos habent et non videbunt ». zei de psalmenmaker David, van de standbeelden der Israëlieten. Ze hebben oogen doch zien niet, ooren doch hooren niet. Ze zijn... de standbeelden van de klerikale regeering.Zeg het voort.STEVEN BOERSEN. Os Nalatenschap ¥en Pssrporit Morgan De bedienden van den New-Yorkschen fiscus hebben meer dan drie jaren ;ijd noodig gehad om de lijst der eigendommen van dezen Amerikaanschen dollargenius op te maken — die gestorven is op 31 Maart 1913. Nu dat de staat van fortuin van den man officieel opgemaakt is, zal men met eene zekere verwondering vernemen dat hij niet de aartsmultimillioenairwas, waarvoor men hem steeds heeft willen doen doorgaan, en' zijn aandenken zal bij het amerikaansch publiek veel in aanzien verliezen, als het weet dat hij niet meer dan 69,499,732,00 dollars bezat. Er moet echter onmiddellijk bijgevoegd worden dat zeer aanzienlijke deelen van het eigenlijk fortuin van den millioenair ongekend zijn gebleven door de agenten van den fiscus. Zoo zijn in de opgave geene sommen gemeld voor wat aangaat zijne bewonderenswaardige verzamelingen van allerhande kunstschatten, voor wat aangaat zijn deel in de engelsche firma Morgan and Groenfell, enz. Het grootste deel van het vastgesteld fortuin 53.500.000 dollars, komt in handen van zijn eenigen zoon, terwijl zijne drie dochters elk niet meer bekomen dan de misere van arme 3.000.000 dollars en zijne twee schoonzonen zich moeten tevreden houden met een millioentje. De door den erflater toegekende bezetten zijn ook zeer gering te noemen. De menschenvriend heeft geen dollar gegeven voor liefdadigheidswerken of maatschappelijke instellingen. Daarentegen heeft hij belangrijke s»mmen bestemd voor een paar honderd personen uit zijne onmiddellijke omgeving. Voor de bedienden zijner firmas, die hun maximumloon bereikt hebben heeft hij giften bestemd ten bedrage van een jaar traktement en zijn bijzondere geneesheer staat er in voor eene levenslange rente van 35.000 dollars per jaar. Een aanzienlijk deel van het fortuin 30,000,600 dollars, stond vast in de banken van Morgan and Drezell, terwijl 19.000.000 dollars aangelegd waren in verschillende waarden van binnen- en buitenland. De ongelukkig gevaren spéculateurs zullen er misschien eenigen troost in vinden als zij vernemen dat er in de nalatenschap van den geldgenius voor meer dan 7.000.000 dollars aandeelen en titels gevonden werden die geen knop meer waard waren. Langs een anderen kant hebben de erfgenamen van den millioenair aanzienlijke sommen moeten afstaan voorde amortisatie van titels en waarden die hij in zijn bezit had. Men zal ook met verwondering vernemen dat de erflater niet meer dan één enkel bevoorrecht aandeel bezat in zijne grootsche schepping van den zoogenaamden staaltrust en dat hij geen enkel aandeel bezat in den reusachtigen scheepstrust dien hij in het leven riep. Indien Pierpon Morgan geen cent gegeven heeft voor de menschlievende instellingen, dan toch zal zijn land en zijn volk hem eeuwige dankbaarheid verschuldigd zijn langs een anderen kant, want gedurende heel zijn leven heeft de cijferman er zich hardnekkig op toegelegd om het amerikaansch gemeengoed van kunstschatten te vermeerderen onder elk oogpunt, zegt men. Sedert jaren had de liefhebber aan het groot landelijk Metropolitan Museum een grooten schat yan schilderijen en andere kunststukken geleend. De schatters van den fiscus hsbben de kunstwerken die tot zijne verzamelingen behooren op eene waarde van 20.500.000 dollars geraamd, terwijl zijne boekerij van Madison Avenue, die 20.000 werken telt, eene waarde van 15.000.000 dollars toekenden. Onder de zes-en-zestig schilderijen die door den verzamelaar geleend werden aan het Staatsmuzeum telt men voornamelijk : Een portret van een echtpaar Bodolphe, van Hals, 300,000 dollars; een maagd met kind van Raphael, 200.000 dollars; eene dame Betty Delme met kinders van Reynolds, 175,000 dollars; verder schilderijen van Rembrandt, Turner, Gamsborough, Velasquez, Van Dyck, Holben, Van Ryk en anderen. Én it Trâdi-uoiofiisœe in Het laatste congres der engelsche tradeunions heeft een medewerker van het burgersblad «La Belgique» de volgende gedachten ingegeven die wij gerust aan onze lezers mogen te overwegen geven : Tot voor het uitbreken van den oorlog waren de heeren engelsche nijverheidsbazen de vakbeweging ook weinig genegen, wijl zij die beweging ender menig oogpunt beschouwden als een ongemak, als eeno hindernis voor de verdere ontwikkeling hunner ondernemingen. De steeds toenemende macht der tradeunions zoowel als hare steeds hooger stijgende eischen hadden voor gevolg dat de persoonlijke voorhandneming onder de nijveraars wezenlijk verlamd werd, in zoo verre, dat veel ondernemers aarzelden om hunne zaken nog uit te breiden of nieuwe ondernemingen aan te gaan. De meeste heeren aarzelden of bleven werkeloos omdat zij vreesden dat zij zich met het grooter personeel, dat zij moesten aanstellen, nieuwe moeilijkheden op den hals moesten halen en moesten afrekenen met de vakbonden voor wat aanging de loonen en de werkvoorwaarden in het algemeen. Deze angst Voor de trade-unions was zoo erg, dat men vaak hooren bevestigen heeft dat tal van engelsche zakenmens men of nijveraars zich liever met hunne kapitalen naar het buitenland gingen vestigen, waar zij minder van de eischen der georganiseerde werklieden te vreezen hadden ! Maar d,aar kwam de oorlog uit te breken en als door een slag of stoot zijn de syndikalistieche bestaansvoorwaarden het syn- nijverheid om zoo te zeggen van onder af geroerd en omgekeerd, zoodat zij een heel ander aanzien en eene heel andere beteekenis gekregen hebben. Als de oorlog uitgebroken was werd het dadelijk waarschijnlijk, voor velen onvermijdelijk, dat meer dan ooit aanzienlijke veranderingen, ververmingen zouden doorgevoerd' worden op het1algemeen gebied der engelsche nijverheid — dat de staat de allerbijzonderste werkgever ging worden en dat hij duizenden, millioenen werklieden, mannen en vrouwen in zijne verschillende ondernemingen zou moeten aanstellen. Aanvankelijk ging men in zekere kringen ernstig vreezen dat de vakbenden zieh zoo maar dadelijk van zulke gelegenheid zouden bediend hebben om hunne eischen weer veel hooger te stellen en dat daardoor botsingen tusschen werkgever en werknemer zouden ontstaan waarvan niemand zich een gedacht kon geven. Men herinnert zich overigens die moeilijkheden die zich gedurende de eerste maanden van den corlog langs alle kanten voordeden en voornamelijk de beweging onder de kolenmijners in Wales. Weldra echter waren al deze moeilijkheden uit den weg geruimd, dank aan de zware straffen die werden opgelegd aan degenen, personen of vereenigingen, die door werkstaking of breuk van overeenkomst schade berokkenden aan den Staat, dank ook, en vooral, aan het belangrijk feit dat de leiders der vakbonden al gedaan hebben wat zij menschelijk konden doen om in den beroerden tijd den regelmatigen gang van allen arbeid te verzekeren. Maar in zijne openingsrede van het congres is voorzitter Gosling niettemin voof d'en dag gekomen met de verklaring « dat het zeer gepast was van stonde afaan de maatregels op te sommen en voor te stellen die in het belang der werkende klasse dienen genomen te worden van zoodra de oorlog geëindigd is. » Gosling heeft met veel nadruk doen opmerken dat na het sluiten van den vrede millioenen van werklieden, die de staat onmiddellijk niet meer zal noodig hebben, zullen afgedankt worden; dat duizenden andere werklieden, die nu aan het front staan, onmiddellijk naar het vaderland zullen terugkeeren om er hunne plaats in het maatschappelijk leven terug te eischen ; en dat ten gevolge van dezen ongehoorden toeloop van werkkrachten de loonen in gevaar zullen staan van buitengewone verminderingen te moeten ondergaan — iets wat aanleiding zal moeten geven tot nijdigen strijd tusschen Arbeid en Kapitaal. Spreker verklaarde zonder omwegen dat de vakbonden een zulken strijd liever zouden vermijden of voorkomen en hij voegde er bij, dat hij gemakkelijk kon vermeden worden als eenieder er zich van overtuigd houdt dat de loonen en de werkvoorwaarden, die voor het uitbreken van flen oorlog afgedwongen waren, ongeschonden behouden blijven. Zijne verklaring verder verdedigend en uitleggend voegde Gosling er aan toe: « De tijdsomstandigheden hebben klaar bewezen dat de engelsche burgerij in staat is om die regeering te voorzien van de millioenen ponden sterling die zij noodig heeft om oorlog, te voeren, dat zij in staat is om zich , den ongehoorden last van buitengewone belastingen te getroosten. » Na den oorlog moet de engelsche burgerij dus ook in staat zijn om nog zwaarder lasten op zich te nemen voor werken van vrede en in de eerste plaats voor de verbetering van de levensvoorwaarden harer werkende klasse. Het zal volstrekt noodig zijn dat zij meer doe dan zij tot hiertoe gedaan heeft voor den versleten werkman. Men moet den ouderdom voor het pensioen ten minste op 60 jaren verminderen ! En kan men een pensioen van 10 shillings, in plaats van 5 shillings per dag overdreven vinden 1 » Deze en andere verbeteringen moeten van heden afaan geëischt en voorbereid worden. Met het oog op dat alles kan onze regeering een afzonderlijk Arbeidsministerie inrichten dat eene dringende noodzakelijkheid is geworden. Men zou van nu afaan het beginsel moeten aannemen dat dé4werklieden ook wat te zeggen hebben in de nijverheidsondernemingen, opdat daar ook hunne belangen verdedigd worden. Aldus, eindigde spreker, zal men na den oorlog gemakkelijk een binnenlandschen oorlog tusschen werkgevers en werknemers kunnen vermijden, zooals alle vakvereenigingen het verlangen, wijl zij weten « dat de nijverheidsvrede slechts mogelijk is_ onder een stelsel van nijvei-heidsdemokratie. » nu nog- De TransySyaasische Karpathen zetting dar Karpathen en dient tot grenslijn tusschen Roemenië en Zevenburgen. De lengte dier bérgketen bedraagt van aan haar Noordelijkste punt, 't is te zeggen aan het grenspunt' van RoemeniëBoe-kowina-Hongarije tot het andere uiteinde, het grenspunt Roemenië- Servië-Hongarije, omtrenUGÖÖ kirometer en heeft deze eigenaardighésd, dat zij van aan de Boekowinagrens, naOT het Zuiden loopt, met eene weinig aigetoekende Oostelijke richting, en zulks op eene lengte van omtrent 250 kilometer; dran maakt de bérgketen een hoek en wendt .zich op het overige harer lengte in Westelijke richting, met lichte buiging naar hét Zuiden. Dit Karpathengedeelte vormt dias om zoo te zeggen een rechthoek, met Zevenlmrgen in zijn binnendeel en Roemenië langs de andere zijde. De oppervlakte der Zevenburgsche Karpathen bedraagt 102.000 vierk. meter; da hellingen, die tot 1800 m. hoogte bereiken, zijn met hosschen begroeid ; de hoogste toppen bereiken 2275 tot 2536 meter, en zijn slechts eenige weken zonder sneeuw. De Oosti-and van deze bérgketen is merkwaardigdigdoor zijne kegelbergen, en vulkanenreeksen. Men vindt er het Gyergyo-gebergte met, den Kemelenhavas (2013), het Esikgebergte en het Vereczgebeigte. Evenwijdig met dit laatste loopt het Gorgenygebergte, het Hargittagebergbe (1798 in.), het Barotergebergte en het Haromszeker-gebergte. 't Ts enkel dte eigenlijke Zuiderrand die Trans-sylvaansche Alpen genoemd wordt. Daar zijn vele be.rgpassen en wegen, die verbindingen tot stand brengen tusschen Walachije e» het dalgebied van Kronstadt (Brasso). Dit gebergte zet zich Westwaarts voort en krijgt achtereenvolgens de namen van Bodzaer, Boerzenlander, Fogarascheren Hatsagger gebergte en eindigt bij den Ternes. *Bier verheft zich het BanafcerBergland, dat 1Ö00 tot 1400 meter hoogte heeft en dat bekend is om de warme baden van Mchadfa en de ijzeren poort. De Westerteren Noorderrand van da Zevenbergsch» Karpathen bestaan uit ertsgebergten. D« helling der rivieren Szamos en Maros duidt de richting aan waarin het vruchtbare hoogland vafn Zevenburgen afdaalt. # * * Het hospitaal im geïnterneerden ts Luzerne Het Journal de Genève geeft de volgende belangrijke'inlichtingen over het verheven werk van het « Hospitaal voor geïnterneerden in Luzerne » : Onder de^, geïnterneerden bevinden zich een aanzitenlïjk getal van mannen die in den oorlog gfiwéW werden en die groots operaties ondergaan hebben in de lazaretten m. de hospitalen achter het front. Dergelijke operaties, die vaak brj hoogdringendheid gedaan worden door een geneeskundig personeel van minderen rang, beschikkend over onvoldoende middels, lukken zeker niet dikwijls. Dank aan eene tweede operatie, in de volledigste kalmte gedaan door. een uitgekosse» personeel dat over alle moderne werktuigen beschikt, dat volledig op de hoogte van zijn taak is, dât alle wetenschappelijke gegeven^ en ondfejyin'ddngen ten dienste heeft, ms^g de zieke hier weldra hopen op volledige genezing, opieeaie herstelde gezondheid en het behoud zijner ledematen. Het was wel met dit verheien doel voor oogen, dammen in de gereed zijnde afhankelijkheden van het Paleis der Maatschappelijke Verzekeringen, te Luzerne, over ging tot het kudchten van het zoogenaamd Etablissement sanitaire des Armées, staande op den wonderschoonen heuvel van den MUssegg. Het monumentaal gebouw voor de switsersche maatschappelijke verzekeringen zal ia zijn geheel eerst hot volgende, jaar voltrokken zijn, maar het er bij behoorend uitgestrekt Èös'pitaal was zoo goed als heelemaal gereed en het was dus aangewezen het maar te nemen voor de verpleging der gewonde geïnterneerden en het te doopen onder den beteekerïisvollen naam van Hospitaal voor de te herhaden operaties. Al de afzonderlijke gebouwen voor keukens, eetplaatsen, slaapplaatsen, observatiekamers, operatiekamers, apotheken, enz., enz., stonden daar gereed en nog slechts op de meubels te wachten. Talrijke edelmoedige geneesheeren plunderden hunne eigen klinieken ledig om de ■ noodige instrumenten bijeen te brengen, en met eene bewonderenswaardige snelheid verzamelde men de aanzienlijke sommen die men noodig had om de ontbrekende gereedschappen der laatste vindingen aan te koopen. De door al zijne ondergeschikten vereerde oppergeneesheer Brun, heeft een onschatbaren diéïist aan de heele menschheid bewezen, als hij de zware taak van bestuurder op c militaire» wijze aangenomen heeft en zich tevreden gesteld heeft met de « militaire » vergoeding die ar aan verbonden is. Als tweeden geneesheer heeft de bestuurder den aeer geleerden specialist Hóessly aangeworven, terwijl hij verdier de medehulp bekomen Jieeft van den militairen geneesheer kapitein Veraguth, den militairen geneesheer luitenant Juillard en den gekenden geneesheer Pr^fniger, allen mannen die ala specialisten in het eene of bet andere doorgaan. Pet gesticht wordt bestuurd door eena

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Add to collection

Periods