Ons land

2170 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 24 Novembre. Ons land. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/pc2t43k540/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

3d« Jaafgaflg, Numm«r 80 PRIJSt S CENTIEMEN £4 Nevamtar 1917. ABONNEMENTSPRIJS : Per jaar 3,— Voor 0 maandsn 1.75 Voor 3 maandcn I.— ONS LAND ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HET VLAAMSCHE VOLK Mea gcbrijtt ta tes buroele tu ùet Mai Opstelraad eu Behecr : «OODESTRAAT, 44, ANTWERPEN ____ —s— ■ _ - . ' ^ v A* AW X ▼ JUMMiTJl OV1114 YVSM^JL \ STAATKUNDE - WETENSCHAP - KUNST - TOONEEL - LETTERK1INDF. I I — ' Het bewonderenswaardige woord Robert de Fiers — ©en auteur à la mode — aan de « Figaro » gehecht, heeft hc't in Rusla,nd gehoord. De persoonlijk-heid van den. Franschen auteur laten w< terzijde : zij is te gewoon. Maar spijitig heeten wij het dat wij den naam niet keranen van den, kleinen Russischen soldaat, die den Parijzer auteur beschaamde. Misschien is het ook goed : hij is onze broeder. * * * Dit wil zeggeni dat. hij de broeder is van aile menschen ! Hij heeft beleden wat wij als de belij-denis van het Nieuw Geloof hebben ken-baar gemaakt : hij; heeft in de gelaten van al die menschen, die van zijne broeders gezien. * * * Robert de Fiers is in, Rusland en daar ontmoette hij, onder meer, een Russisch soldaat. Met behulp van een taalman, on. dervraagde hij hem. Hij was van Zarityn, een plaatsje aan de Wolga. Zijn gelaat was zacht van uit-drukking, — 't is natuurlijk de met zich-?elf voldane Fransche auteur die vertelt, — en zag er bekrompen uit. (Onderlij-ning van me. — G. R.). Grijze oogen met vasten blik. sorns door klaarten verlicht als blîksems door een mist. De kleine soldaat vraagt : — Is het waar dat het gehik der menschen, wat m en ook doe en wat er ook gebeure, nooit over de aartte heerschen kan? De Fiers vraagt op zijn beurt, het antwoord op de vraag van den Rus schuldig blijvend' : — Waarom vraagt je me dat? Hij antwoordde: — Want als men niet streed om het geluk van allen, dan zou het der moeite niet waard zijn zijn leven te offeren. — En je famille, haa.r geluk, en je land? De klyme soldaat weet niet onmiddel-|ijk wat antwoorden, hiji diraalt wat,zoekt zijn woorden en eindel'ijk zegt hij, met oneindige zachtheid : — Heel de wereld is mijm famille. De Fiers wist niet meer wat antwoorden en hij bekent het, tôt zijn eer. Het Westersch geweten vergiftigd door vooroordeel was in aanraking ge-komen met een nieuw Geweten en het Westersche werd stom van verbazing. De nieuwe Demokratie hadi zich ver-toond aan de waan-demokratie en deze zag den afgrond hareir ledigte... Zij moest zwijgen... — Heel de wereld! is mijn familie! Tegenover elkander staan een gevierd en gesmaakt Parijzer auteur... en een on-bekend Russisch soldaat... nummer... ach ! wie za] het ooi-t zeggen, morgetii een lijk misschien... en die moejik van, aan de Wolga zegt enkele woorden... De Menschheid klimt tôt de hoogte der God-heid en de kleine soldaat spreekt hetzelf-de woord als hij, die de Zaligmaker werd gtenoemd. % * # Niets familie, niets bezit,niets. vermeer-dering van 't een of and'er, die het hart dor maakt en de ziel onvruchtbaar, die den oorlog ontketent en te middlen van het Groot Geweld nog altijd dœt voort-denken aan Bezit. Aan Bezit als men Le-vens opoffert. Aan Bezilt ! als Bezit toch maar het schijngeluk van eenigen zijn kan en daarom de vloek over de massa's ! De kleine soldaat heeft de hoogste Waar-heid gezegd omdat zijn zie] onverdorven is en zijn hart tôt aile offers in staat... niet om wat men in het Wesilen strijdt, — maar om de Menschheid, de massa van zijn broeders. En zijn Evangelisch woord', precies dàt van den Meester — ziljn broeder 1 — heeft voor altijd, ter beschaming van aile pseu-do-demokraten, de beteekenis van dezen oorlog vastgelegd. Het Groot-Geweld moet worden het Mirakuleuze Geweld... door onze,, de menschelijke Daad. Dan zal veel van wat nu is, onmogelijk worden! Goddank ! Dan zullen vele meesters van dezen Tijd vallen ! Goddank ! Dan zal het aanschijn der aardf veran-deren! Goddank ! «- * * C'est 'a fin des fins! Neen! 't is het begin van een nieuwe Rechtsorde; de aanvang van een Recht-vaardiger Tijd ! Als het Geloof van den klcinen, onbe-kenden Russischen soldaat in onze harten is, dan mag gebeuren wat wil, dan 1s de oorlog voor ons gewonnen, dan, hebben wij in onze ziel het Groote Geweld omge-«et in het mirakel dat de Nieuwe Tijd maken zal door al het oude af te brekera en buiten te werpen. Dan groeit uit der groote kamp de hoogste zegening en dan geven wij aan ons leven zijn ideëelste bediedenis! # * * Als wij geschreven hebben over de ver-waarloozing van Via and ère n, dan was onze aanklacht gericht tegen de Belgi» sche bestuurders, slaven van een verou-derd regiem en idiote gareeldravers met antieke begrippen. Als wij, verbitterd, hardie woorden schreven, dan was het om de smart en den hoon uit te schreeuwen, d'ie ons ver-stikten, wijl we getuigen, waren van de oneindige domheid der meesters, die het volk in den waan brachten nieuwe prin-ciepen van ontvoogd'ing te belijden, en die onder elkaar dat volk derwijze hebben bedrogen dat de slotsom van dat be>-drog den ondergang van het volk en het rampzalig meedoen aan dezen oorlog- is. Aïs wij geschreven hebben: «In Vlaan-deren Vlaamsch ! », dan was dat niet ons doel ; dan was dat het middel om ons ei-gan volk op te heffen uit zijn ellende en he,t deelgenoot te maken van de bescha-ving...En zoo is onze beweging zuster van elke volksbeweging over de aardb; ons ideaal het evenbeeld van elk Waarachtig demokralisch ideaal. Staat ons volk op door het « In Vlaan-deren Vlaanisch ! » — het eenîge middel ! — dan zegt het m orge n met den kleinen Russischen soldaat: — Heel de; wereld' is mijn familie ! Dan vie.rt de Menschheid nog eens hoogtij ! Dan wordt door de Menschheid nog eens de Godheid geloofd ! Dan is de oorlog gewonnen... voor Vlaanderen, ja!... en voor iedereeni, die met jong hart en jonge wil in den strijd sstaat ! • * * Vergeet niet! Vergeet nitelti, o volk, hoe oude wijn in jonge vaten kan en hoe er oude vaten zijn, heelemaal ledig en die daarom ook het hardst klinken! George P. M. ROOSE. EEN JONG-VI AAMSCHE STEM UIT HET ETAPPEN-GEBIED Ontboezffming In trage,n groei lieb ik ze voelen worden in mijn geest : de machtig-stralende Jong-Vlaamsche Gedachte ! Uit nevelen van vaag gevoels-flamin-gaintisme, ben ik geklommen tôt den lioogsten geestes-top, e.n zie er, in het strakke licht der Zuivere-Rede, het lo-gisch-simple, scherp-omlijnde Doel. Tôt U, mijn Vlaamsche broeder, die nog niet dien top bereikte, die nog cm-d'oolt in valleiën van « gematigd »-akti-visme, die nog worstele.n moet met de begrippen « Zelfbestuur », « Autonomie » en « Zelf-regeering », tôt U wil ik spre-ken van de grenzelooze ruimten over-schouwd van- af het toppu.tit : de S'aat Vlaanderen ! Schrik niet, broeder, om een woord, maar laat de voile diepte van dien klank inwcrken op Uw geest, — En zoo ge hef-tig worstelen moet om dien laatsten zege op 't V66r-oord-eel te bevechten; geen nood ! Weet dat ook ik heb doorgemaakt, tw'jfel en argwaan en vaak, duizelend, herdacht de donkere diepten waaruit-op ik ben gestegen !... En zie, met velen sta ik hier, hoog-op-de-bergkrain, en staar vol liefde naar het dal waar Gij u nog bevindt, en ter aan-moediging wil ik U toovren voor den geest, de fonkel-nieuwe ruimtien die ik juichend over-schouw !... Ik zie mijn Vlaanderen, lôs van elke band in 't Zuiiden, hel-stralend in zijn blonde, eeuwige jeugd, de gouden schat. ton van zijn zonnig-Germaansche ziel, vôôr de verbaasde wereld open-sprei-: dend. Ik zie mijn Volk, lierboren, groeien tôt een machtigé golf in de zee der menschheid ; me-zelf voel ik een droppel in die golf die naar de Tçekomst bruitst, hel-schaterend van Vrijheids-jubel ! Helaas, ik zie om-mij, overal dreigt zwart 't ômsluitende gebergte, waarmid-den-in Volk van zotinelicht versto- ken, kwijnt... Doch neen! laat ons ons storten op die rotsein van vooroordeel, on. wetendhe'd en laksheid, die de uchtend-kim verduistren ! Laal ons beukend her-beukein 't zèlfde brokje rots, hardnekkig hèr en weder hèr 't gesteente uitvreten tôt" "een geul, uitdiepen tôt een kloof, langswaar het gouden zonne-licht àl-ze-genend inst«pomen zal, Slechts de Jong-Vlaornsche Gedachte, broeders, is het ziele-water dat ons stalen kan, de golf die door-ons bruisen moet en waarmee we de rotsen bestormen zul-Jen.Het grootsche droombeeld dat wij àl-len dragen in de ziel, bewust of onbe-wust : de vrije Vlaamsche Staat van aan de blauwe Noordzee tôt aan de veie boor-den van de Maas, worde werkelijkheid !.. Door het Verleden sterk, zeg ik : Broe. der, dit kàn... Als een pletterend orkaan is de Volke-ren-oorlog losgebarsten over Vlaanderen, heeft ons schamele huisje, ééns zô6 moeizaam opgebouwd, erbarmelijk door-eengeschud, de brooze ruiten rinkelend verbrijzeld en aile vensters opengewaaid zoodat de logge stofgordij,nen flapperden op den wind. We zagen met ontzetting 't rank-por-sele;nen kajjellctje te gruizelementen storten ineen. en kendeni >niet de kathe-draal van stug graniet, die rijzen zon ter plaatse... De stikkende walm van beslotenheid, waarin we jaren leefden, werd, met één ruk, verdreveji ; verfrissehend gulpte een vrijere lucht en ruime horizonne,n slton-den open. Niet zoodra was de beklemmende Bel-gische hi el van Vlaanderen's strot of de Vlaamsche kolos herademde en vulde gulzig zijn machtige longen met versche levenskracht. En voiler en voiler zwol ait de plotss-wnlichte borst, de dringendc kreet oro Gerechtigheid. En zie : Gerechtigheid geschiedde ! Er werd zoo sprookjesachtig veel be-reikt in een zoo korte spanne tijds. dat de stouts^e hoop bewaarheid worden kan. De Vlaamsche Hoogeschool is een vol-dongen feit ; — de Bestuurlijke Scheiding wordt e-ndelijk voltrokken ; zie, twee trappen die reeds zijn beklommen, vaster en vaster voelen we grond ondeir ons, dichter «n dichter bereiken we den top, waar de joelende winden der algeheele vrijheid, het klamzweet onzer inspannin. gen zalig koelen zal. — O, de vrije Vlaamsche Staat in 't aa'nschijn van de gansche wereld, met eige,n handen opgebouwd !. — O, de gouden droom1 van een Vlaanderen : vrij on groot en sterk en zijn Verleden waardig, ! — Een Vlaanderen dat Vlaamsch zij tôt in merg en been, een la'nd dat waarlijk zij een « Vaderland », waar ik me één mee voeleo kon, bemin-nen kon, aanbidden kon, niet met-de-lip-pen-alléén, maar met de felle liefdekoorts van heel mijn jeugdig wezen, waarin ik mee bebouwen kon de vele braakliggende vclden van den geest, opdat Vlaanderen ééns geve, àl wat het geven kàn 1 Los moet Vlaanderen van Wallonië, los va;n een België dat het snoert, tôt snikkens toe zoo onbarmhartig snoert aan 't roofgierïge Frankrijk ! — Vlaanderen Zelfstandig zij de leus, de kreet d«r her-opstanding : een souvereine Vlaamsche Staat, innig-Germaansch, en onbelem-merd vrij ! Mijn broeders, als diep in ons leeft het heilig onomstootelijk besluit: de Staat Vlaanderen wôrd'e, voorwaar dit zàl ge-schieden, !... Zijn geheele gesch'edenis door is de Vlaming een Lamme-Goedzak geweest, is het Vlaamsche Volk een speelbal geweest der internationale politiek. Span-jaards, OoStenrijkers, Fra^schen, ze kaatstén met ons naar hartelust. Tôt zelfs in 1830 lieten we ons misbruiken om de eigen Noorder-broeders te verjagèûi en k in een harlekijnspak voor Belg te gaaa spelen » 1 En zie, in deze ontzettend grootsche tijden, telt Vlaanderen nog zijn tra^i-komische « passieven » die slapen willen, slapen... den dooden-slaap ! Gelukkig stonden enkelen op, een handvol durvers hier te Gent, en zie, dui-zend-duizenden volgen ! Hopeloos is het zoolang slechts "twintig ziende worden, maar wee wanneer er honderd opstaan uit het volk, met gloeiend in hun geest de zonneklare Waarheid. " Klein moge hun aantal zijn, het felle lieh*~ hunner bewust-wording zal onver-mijdelijk vonkem spatten en wee wanneer op honderd plaatsen tegelijk de brand ontvlamt en aan het vunzen, gaat, géén domper die 't nog dooft ! Het is niet meer een kaarsje dat opflik. kert hier en daar in Vlaanderen, in ail#* steden liehtten toortsen reeds !... Wee, dô dienaars van den, Nacht, die het licht niet kunnen verdragen... Wee hun, het schimmen-rijk heeft weldra uitgediend ! G, zie! De vlam die mœitevol werd aangestoken, die schuchter groeide in de alom-gierende wuideu, ze dreigt nu plots op 't doode punt te blijven staan ; die gloed, alom aan 't smeulen, durft het nog niet uit te slaan tôt een vulkaan die machtig-grootsch het heele land in lichte-laaie zetten zou !... Oj neen ! We mogen niet bij een Bestuurlijke Scheiding inslapen gaa,n ! Lap-werk is dàt dees grootsche tijden waardig ? Uit dezen fellen wereldbrand worde er een Vlaanderen gesmeed bestand tegef het rœst der eeuwen ! Jong-Vlaanderen, het politieke, de ziel en spil der huidige Aktief-Vlaamsche Beweging, roept àl hare getrouwen op, ter groote, blijvende Daad!! Een Volk verklaart zich-zelven vrij l Luister en hoor de kreet van Ieren, Finuen, Polen) hoor den gai m die door de Wereld-hallen dreunt : « Vrijheid en Zelfbestuur voor. àlle volken, opdat een waarlijk duurzame Vrede op deze rampen volge. » Zijn wij dan niet een Volk en hebben wij dan 66k geen recht op cen vrij en Vlaamschen Staat, of kan er van duur-zamen vrede sprake zijn in een België, hoe dan ook, hersteld? Vlamingen spreek, nu toch de wereld luistert, eisch vrij en onomwonden uw hoogst en heiligst Recht : de onafhanke-lijke Staat ! Geen, spelen met woorden, geen stoftte-rend geraaskal van zinne-verbijsterend scharrelen met duistere begrippen, met « Zelfbestuur », « Autonomie » en « Zelf-regeering » waarin steeds immer-weer angstvallig het << herstelde België » als stopwoord d'enst doet... Neen! Eerlijk tegenover ons-zelf, eerlijk tegenover ons Volk, eerlijk tegenover de Weteld I Het Vlaamsche Volk wordt mondig : d!at het spreke ! Mèt de Ieren, Finnen, Letten, willen we vrij ; mèt de Polen willen we 't nù nog zien verwezenlijken : ons Vlaanderen her-boren in zijn eigen Staat. Eén Volk, één Staat. hœzee ! ! ! Ons eeuwenoude volk heeft nog niet uitgespeeld zijn heerlijke roi onder de wereld-volkeren., zijn levens-kracht is barstens-sterk nog, ook de Staat Vlaanderen zal leefbaar zijn I Hoezee, dàt zij de Vlaamsche Daad ! O, het grootsche van die Daad, die éénig-afdoende, reddende Daad, alom voel ik ze worden. Eén dagmarsch nog en Vlaandereiig gansche heir bereikt den top en ziet, met ons, de pionniers, de Vlaamsche zonne-dageni !... De Staat Vlaanderen wôrde ! ! ! Hoezee!!!Reinier ISABIE. Hollandsche briefwisseliug Brftsch geld. — « De Nieuwe Amster-dammer » (Mosgroene) gaat uit van een naamilooze vennootschap. Dat iis het eer-ste punt. De Kring voor Letterkundé is « de » vereeniging in Nederiand, waar aile jongere letterkundigen, zich alleng-sw kens, bij aansluiten. Dat is het tweedte punt. Natuurlijk was ook ik lid daarvan. Ons orgaan bestondi zoowat anderhalf jaar,tœn er een besliste stroom in kwam. Die nieuwe richtiing was niet groot-Ne-derlandsch. Dàt gaf botsingen. Ik ha-merde al maar door : groot-Nederlandsch of ik maak me op tegen de Kring. Daar sebeen men ooren naar te hebben (ik stond in nauwe betrekking met het be-stuur). Nà een poosje, merkte ik, dat ailes gepaai was ! Ik verzette mij ! Plots werd ik aangevallen en dreigde men mij te verban.nen om reden, dat men ver-moedde dat ik Duitschgezind was. Daar-bij kwam aldoor grooter misverstand. Ik wou een groot-Nederlandsche Kring voor Letterkunde en een groot-Nederlandsch maandschrift : « Het Getij ». Opeens kwam de doorslag! Martin Premsela,be-stuurslid, een heftig tegenstander van al wat Vlaamsch is, berichtte mij 15 Okt. 1.1., dat vrijwilligerwijze de « N. V. De Nieuwe Amsterdammer » veel geld^ had aangeboden om « Kring » en « Getij » te steunen en ingang te dtoen vinden. Ik waarschuwde Premsela dadelijk dat men niets mocht aannemen uit dlie handen —>-daar die regelmaltiig met Engelsch regee-ringsgeld worden volgestopt. Gezien de langzame, stelselmatige omkooperije van de Noord-Nederlandsche pers, lag m. i. voor de hand dat dit aanbod ten doel had « Het Get'uj » aan de Engelschgezinde Mosgroene vast te ketenen en zoodoende ook Britsch te maken. Men had er gee. ooren naar. Binnenkort wordt « Het Gt tij » ganschelijk rijk uitgebreid en va men een hefltige; beweging aan om voort gang te maken met het maandschrift va: den Kring voor Letterkunde. Men kai dus rekenen op een zoogezegd Neder landsch letterkundig tijdschrift, dat L werkelijkheid den lof zal zingen van aile wat Fransch is (wat het nu alreeds doet ! en ook van ailes wat maar tegen Vlaan deren en de Middenrijken is. Zoo sterk i het reeds in zijn partijdigheid, dat he geen enkel Duitschgezind lid tellen wil ei ook geen enkele bijdrage van een Neder landsch, Duitschgezind schrijver mee; wil opnemen. Die partijdigheid voer naar de baan der éénzijdigheid natuurlijl «*n daarom zullen aile groot-Nederlanderf die strooming tegenwerken en zoovee mogelijk beletten. Men bedenke goed dai dit ailes in Holland, op dit oogenblik, nog gehe;m is ; maar dat ik de gelukkig* weter ben, en daarom alvast de omkoo-perij aan de kaak stel. Men zal ecb'ei ïien, dat mijn woorden (nà Nieuwjaar] zullen bewaarheid worden. Wat ook zéér in 't nadeel van den Kring is, is wèl dat men den dichter Jo annes Reddingius geweerd heeft, zondei geldige redenen te hebben kunnen opge-ven. Reddingius kan geen, vriend der ak-tivisPen genoemd worden; een goed, geestelijk dichter is het echter stellig. Dat bewees hij in zijn «Morgenrood » ter andere en het mœst door de jongeren toi een eer gerekend worden, zoo iemand ir hun midden te mogen zien. Natuurlijk ben ik, onder heftig verzet, eruit getrokken en hoop steeds « Het Ge-tij » te bestrijden, daar waar ons Vlaamsche eergevoel als Groot-Nederlanders gekwetst wordt. Het verloop van die zaak wordt zéér belangrijk op den duur — want het is de herhaling van de Gids-ers, al is 't dan ook slechts in zijn àlleréérste aanvangen. Bewaai ons voor onze v rien den, o Heer! — Zoo men vroeger tijden in de kerkelijke gebeden inlaschlte : Van de woede der Noormannen, verlos ons, Heer 1 — zoo mag men nu, met veel meer reden, den hierstaanden hoofdregel inlij-ven, zoodat de volken er good van door-drongen worden. Want de Fransoozenen de Britsche djekken bewijzen aile dagen dat zij de tegenstanders van, Vlaanderen rijn. Ze gooien bommen op Vlaamsche steden en dorpen. Waarom? vragen wij. Zij geven geen antwoord. Havere keurt het openlijk goed ! Waarom smijt ge ook met op Waalsche steden? vragen we. En Frankrijk antwoord: Och ! dat doe ik niet, want Vvalen reken ik ook tôt mijn eigen volk. Waalsche steden zijn Fransche steden. En de Vlamingen zeggen tôt Havere : Waarom beveelt ge uw v.rienden niet dat ze ophouden? En Havere antwoordt : Dàt doe ik niet, want d'an krijg ik ruzie en dààr bed'ank ik voor, want... mijn duitjes zijn er meê gemoeid. En de Zeeuwen en; Hollanders wenden zich tôt Engeland en zeggen: Waarom? Britland antwoordt : Waarom doet ge mijn zin niet? Hoiland zegt: Uw eischen ï'jn onrvchtvaardig.En de irooineks weer-spraken barsch : Uw verstandi is bene-veld; gij sijt verd'waasd door den oorlog. Doch Hoîland wordt koppig en gilt : Gij zijt het! Daar blijft het bij. Engeland verdrukt. Nederiand lijd't. En Havere toont noo- minder verstand te hebben dan een 6-jarig kind. Immers als twee jongs-kes saam spelen — 't eentwâ grooter dan 't ander — en 't grootste jongske breekt plots *t speelgoed van 't kleenste,, dan wordt het kîeinste boos en woest, en huilt en zegt beslist : Ik speel niet meer. Hier is 't juist alzoo. Havere is een niettig klein dingskje en is gaan spelen met groote bnv.r Britty en nu breekt Britty plots al het mooie speelgoed van Haver-tje en... 't onding huilt niet, speel t meê en voort, is dolletjes blij en schept ver-maak in de driestheid van Britty. 't Is zonneklaar: Havertje is een boosaardig kind ! Britland is zeer leugenlievend, want als 't op open volkswijken suikerbomme-tjes vallen laat, dan vertelt het knusjes fier : Ik heb een groot' legerplaats 'trof-fen! Als het 40 biirgers fluks geholpen heeft om den hemel te bereiken, dan be-weert het pront : Ik heb 80 Duitschers naar de hel gejaagd ! Als de Vlaamsche lied'en hekel krijgen aan Engeland en ze gaan Duiltschland helpen, dan gaat Britty de Vlaamsche lieden doodgooien en dan brabbelt Haveriaanke... dat de Duitschers dwingen ( !) de Vlaamsche (ik ver-gis me • de Belgische) burgers te helpen aan hun booze plannen (?). Nooit treft Britland Duitschers! Nooit treft Frankrijk Walenl Nooit treft Havere Vlamingen — o neen — daar verschrijf ik me. Altijd treft Havere Vlamingen! Zouden ze nu een kogeltje voor me opzij leggen I

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Ons land appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Antwerpen du 1915 au 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes