Het volk: christen werkmansblad

2027435 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1915, 07 März. Het volk: christen werkmansblad. Konsultiert 19 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/ns0ks6kg9j/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Vïjl'enTwmligsle .laar. — N. 65 Goàsdienst — Hnlspzin — Eigendom Zondag, 7 Maarl î 9 S 5 : r 'Aile fcriefwïssellngen rracht-rrij to zen den aan Atig. Van ïseghem, uitgever voor de naaraK rnaatsoh. « Drukkerij Het Volk»t iïiîeersteeg, n° 16, Gent. ■i' Bureel voor W©vSt-VIaandercaï jGaston Bossnyt, GMe der Axa-jbachten Kortrijk. Telefoon 523» Bureel van Antwerpen, Bra* fcant en Limburg ; Viktor Kuyl, uJffip,<Jerbrocderstr., 24, Eeuven. HET VOLK Men schrljft in : Op aile posfckantoren aan 10 fr. pet jaar. Zes maanden fr. 5.00. Drie maanden fr. 2,50. Aankondigingen : Prijs volgens tarief. Voorop te fcetaien. Bechterlijke herstelling, 2 fr. per regel. Ongeteekende brieven worden _ geweigerd. 1 ÏELEFOON N° 137, Gent. <3, ceiitiem het auramep CHRISTEN WERKMANSBLAD 1 Ccntiem het nummer " 11 . . i ■ ■ De roi der dagbladen in het hezette land. Onder dicn titel vinden wij volgende feverwegingen in Het Handelsblad van iAntwerpen : ff Als er geen dagbladen waren geweest, jmen zou ze in dezen tijd uitgevondcn fhebben, want nooit waren ze er meei anoodig. y Wie kondigt de openbare besluiten al ."Wicr kennis onontbeerlijk is voor al de îmrgers, willen zij zich niet aan last en moeiiijkheden blootstellen ? ? Wie stelt een einde aan de onzekerheid Her huisgezinnen, door de openbaarmaking ,yan lijsten van behouden gebleven, krijgs-gevangen, ingelcwartierde of gesneuvelde soldaten ? $ Wie helpt, door publiciteit, het werk 'der openbare mannen, die op allerlei jgebied, aan de meer dan 7 millioen Belgen die in het land zijn gebleven, de middelen .verstrekken om te bestaan en voort te leven ? > Wie zou, zonder de pers, weten wat !het Hulp- en Voedingskomiteit, het Land-bouwkomiteit, het Roode Kruis, het !« Kind van den Soldaat », het Hulpkomi-jteit voor krijgsgevangenen en ingekwar-/tierden, enz. tôt stand brengen? P Wie is de tribuun van openbaarheid hroor de ondernemers, nijveraars, hande-laars, neringdoeners, die op eigen kosten jén eigen risico zalcen drijven, om zelf het bestaan te winnen en het winnen jyan hun bestaan aan anderen mogelijk ,te maken? i Goed, antwoorden de beknibbelaars; xnaar de censuur der bezetting onder-jstaan, dat is den vijand troef in de Iiand ispelen. | Een oogenblik. Is het onderstaan van de censuur van den veroveraar, vraagt 'de Bien Public, meer in de kaart van 'den vijand spelen dan te bukken voor ppeischingen, herberging van troepen of jzich onderwerpen aan besluiten van het generaal gouvernement ? 1 De kwestie is niet, te weten of de Jevensvoorwaarden in een bezet land jstreng zijn, maar wel of er middel is er aan te ontduiken zonder nog veelerger hindernissen te veroorzaken. ; De uitvinders van het fameuse orde-woord van faire le vide devant l'envahisseur, die zich inbeelden dat zij alleen jBelgîë vertegenwoordigen en ook zij ialleen maar goede Belgen waren, hebben er wellicht nooit op nagedacht. Maar wat zouden wij er zooal bij gewonnen hebben, hadden wij in Ant-werpen eens geen mannen gehad als heeren Franck en Ryckmans, onze burge-meester en de leden der Intercommunale commissie, om als tusschenhandelaren op te treden tusschen de bezettingsmacht en de burgerlijke bevolking? j Wat zou de bevolking op den buiten gewonnen hebben bij het vertrek van 'aile verantwoordelijke personen? Wat fcou het land er bij gewonnen hebben, hadden de nijveraars, de kooplieden en de landbouwers den raad der vacuum cleaners jvan Londen gevolgd en al hunne koop-jwaren, hunne voorraden en hun oogst verbrand, opdat zij niet zouden kunnen opgeëischt worden? Met ons 8 millioen konden we toch niet • weg en wilden we niet weg. Welnu, als de overgroote meerderheid blijft, als er e meer dan 7 van de 8 millioen blijven, dan i bestaat de groote wijsheid hierin: uit het onvermijdelijke, het onafwendbare, in 't algemeen belang de beste partij kiezen. Dat heeft de massa onzer bevolking i gedaan; zij heeft gered wat kon gered r worden en ondanks het voortduren van den oorlog werkt zij reeds aan de herop-f bouwing van het vaderland. e Onze toestand, de toestand van de i pers verschilt — specifiek — geenszins van den toestand van andere beroepen. 1 Het gesproken woord is aan beperlcingen y onderworpen net zoo goed als het gc- - schrevene, met dit verschil dat redenaars î kunnen boeten voor de door hen genomen vrijheid, terwijl dagbladschrijvers preven-{ tief belet worden die vrijheid aan te wen-} den. a In een land, waar de vrijheid steeds i onbeperkt was, is het natuurlijk dat die ï hinderpaal ons tegen den kop stoot en als ge, zooals wij, uw heel leven uwen vrijen j zeg hebt gehad, hangt u dat leelijk de _ keel uit. t Maar nog eens: de kwestie is te weten, - welk voordeel er is, of zou geweest zijn - onder oogpunt van algemeen belang, als de pers totaal zou gezwegen hebben. 1 Wij beknibbelen geen enlcel konfrater - die er den voorkeur aan gaf, liever niet i uit te komen; maar zij mogen het ons niet f kwalijk nemen, zoo van dag tôt dag i bij ons de overtuiging toeneemt dat de c totale verdwijning der pers in ons land een ongeluk zou geweest zijn. ; Ten slotte dit: Indien onze vrijheid - door de censuur werd beperkt, dan heb-I ben wij die vrijheidsbeperking verduldig gedragen, zooals iedereen verplicht is > te doen in een bezet land en zooals aile t openbare mannen en aile verantwoorde-i lijke burgers haar gedragen hebben: voor r het algemeen welzijn; doch, indien één f onvaderlandsch woord uit onze pen mocht t gevloeid zijn in dezen zwaren tijd, dat men ons dan later steenige. Wij zijn echter gerust: dit woord hebben [ wij niet geschreven en het schrijven zullen wij nooit! Nicuwsooptig Brood. Volgens het Berliner Tageblatt heeft te Berlijn eene groote firina, welke een aantal • gasthoven bezit, die moeilijkheid over-wonnen.Zij heeft proeven genomen met het bakken van een brood zonder tarwe- of roggemeel, dat aldus niet zou vallen onder de beperkende bepalingen van den broodpegel. Door het mengen van verschillende buitenlandsche meelsoorten heeft men een smakelijk brood verlcregen. Ook broodjes en ander klein gebak zouden zeer goed uitgevallen zijn. Dat brood komt in den handel niet, maar is enkel bestemd voor het verbruik in de gasthoven der firma. De Yerminkten van den Oorlog. Doktor Brocx, van het Hollandsche Roode Kruis, heeft alsvolgt zijne indruk-ken weeîgegeven, over het bezoek dat hij bracht, aan de uitgewisselde soldaten, onbekwaam voor verderen soldatendienst : « Ile heb het voorrecht gehad, met eenige Engelsche gekwetsten te spreken, die nu reeds lang zullen thuis zijn. Wan-neer ik zeg het voorrecht, dan spreek ik enkel als geneesheer. Als mensch ware ik veel liever verre van die menschelijke puinhoopen gebleven. » Het was 's nachts, onder een waren stortregen, dat de trein van het Duitsche -Roode Kruis ons land binnenreed. Toen het dag werd, was de lucht echter opge-klaard en de doortocht door ons land, ge-schiedde met goed weder. » Hoevelen onder dezen, die zoo over onze grens kwamen, zouden ooit gedacht hebben, in zulke voorwaarden ons land te doorreizen ? » Voorzeker waren er onder hen, die Vlissingen in een heel anderen toestand gezien hadden, doch het was te begrijpen dat hier enkel de mannen zouden uitge-wisscld worden, die totaal onbekwaam zouden zijn voor verderen dienst en die nooit meer de wapens zouden kunnen opnemen voor hun land. » Wanneer ik onder leiding van de Duitsche geneesheeren, de gekwetsten bezocht, dan overtrof wat ik te zien kreeg, ailes wat ik mij zou kunnen voorstellen hebben. » ZeJden zal men zich zoo plotseling tegenover eenige honderden jongelingen bevinden, allen verminkt en kreupel. Het scliouwspel was dramatiek. Hier lag een lamme, daar een blinde, wat verder een zonder handen, dan eene heele rei,de eene met slechts éene hand, de andere met een voet af. » Wij moesten den pijnlijken indruk verduiken, welken zulk schouwspel op ons maakie, alhoewel wij tôt in het diepste van ons hart ontroerd waren. » En nochtans, hoe verschillend was de zieletoestand dier jongelieden met den onze. » Hun lichaam kon verminkt zijn, hunne kracht verloren, doch hunne ziel •bleef sterk en hun uiterlijk krachtdadig. Hunne oogen schitterden van blijdschap, toen zij hunne taal hoorden praten en zeer vergenoegd bedankten zij voor iedere zorg, hen docr het Hollandsche Roode Kruis toegediend. Zij. rookten hun pijpje, zongen hun Tipperary — hun geliefkcosd liedje — alsof zij vol levenslust en ge-zondheid waren, in plaats van arme vérin inlcten. » Een blinde speelde met veel kunst-gevoel op eene viool, een andere, zonder handen, at beschuiten, rookte eene pijp, juist alsof hij zonder handen ter wereld gekomen was en nooit handen gebezigd had. » Een verminkte Indiôr bedankte ook glimlachend en in 't Fransch groetend, juist alsof hij, een zoon der warme landen, nooit gevechten in ijs en sneeuw had medegemaakt. Allen sclienen sinds jaren hun ongeluklcigen toestand gewoon; allen waren reeds met hunne verminking ver-trouwd; 't was wonderbaar. » Ik vroeg aan een Duitsch geneesheer, of zullrs soms het gevolg was der hoop spoedig thuis te zullen zijn, doch mijn kollega antwoordde mij, dat zij sinds lang in zulken zielestoestand waren. » Voor mij blijft het een raadsel, hoe de geestkracht zulke spoedige overwin-ning kan behalen op lichamelijk lijden, over een verloren toekomst. In de loopgraven. Een oorlogscorrespondent deelt een en ander mede uit veldbrieven van een jon-gen vrijwilliger, die den slag bij Scisscns heeft medegemaakt. Hij hangt van het leven in de loopgraven een tafereel cp dat niet zeer opwel k:nd is. Hij schrijft : «Veel wordt hier gelcden, doch van het water het meest. Van vele soldaten, met wie ik hier gekomen ben, zijn de voeten bevroren doordat zij voortdurend in het water moeten staan. Naar ik hoop, duurt deze oorlog niet lang meer, want vele menschen zijn voor hun leven niets meer waard ten gevolge van rheumatiek en andere kwalen. » In een tweeden brief, zegt hij : « Op dit oogenblik heb ik één uur rust te versnoepen en wil dit gebruiken om u eenige letteren te schrijven. » Wij moeten hier den heelen naclit pompen, om overdag in de loopgraven niet weg te drijven. Het regent dag-in, dag-uit. Op onze plaats is de loopgraaf ongeveer 3 meter diep — elders hoog-stens lm50 à 2 meter — en daar komt behalve het regenwater ook nog grond-en bronwater bij. Zoolang wij hier in de loopgraven zitten, heb ik zeker nog geen uur droge lcleederen gehad. Aïs men tôt aan de lenden nat is, kan en mag men de laarzen niet uitrekken, wegens de on-middellijke nabijheid van den vijand op niet meer dan 40 meter van ons. Het heeft ook geen doel, want zoodra men in die loopgraven op post staat, moet men weder tôt aan de kniëen, meestal nog dieper, in 't water waden. Vijftig centimeter boven den grond hebben wij balken geramd; daarover planken, maar dan stijgt het water plotseling weer zoovele centimeters en de planken drijven weg. »Als nu 's nachts het scliieten begint, wat bijna altijd gebeurt, dan trapt men vaak langs die planken en valt daarbij geheel te water. Als het schieten ophoudt, kan men weder in het hok kruipen. Maar ook niet lang. Nauwelijks heeft men zich nedergelegd, of men moet weder op post trekken, meestal 3 of 4 uren. Daar staat men nu doodmoe, ijskoud, in regen en wind, 't gezicht steeds naar den vijand gekeerd. Is het maneschijn, dan moet men zich nederleggen op den natten leemen akker, want blijft men staan, dan schiet de vijand. » De brochuur met de eerste lijst van meer dan 800 gesneuvelde soldaten kan men gemakkelijk raadplegen daar de namen in alphabetische orde gerangsehikt zijn. HE HUTTE mMTEB. Do invlosfl van het weer op flg krligsv&rrlGMlngen- Natuurlijk zal de winter van 1911-1015 het meest bekend blijven als de winter van den oorlog, maar men zal hem toch ook wel blijven kennen als de natte winter. Want, zooals het nu in de laatste maanden geregend heeft, zoo heeft het nu toch in jaren niet gedaan. En hier stelt zich nu de vraag: heeft de oorlog zijn invloed uitgeoefend op den regen en oefende de regen zijn invloed uit op den oorlog? Die vraag heb ik, terwijl hij mij 't hair sneed, behandeld met mijn coiffeur, die een heele weerkundige is en die, voor zijn paart, de meening was toegedaan, dat al die regen het gevolg is van het schieten dat nu sedert meer dan zes maanden onophoudelijk over heel onze Oude Wereld plaats heeft. Ik wilde mijn zegsman gaarne gelooven, omdat ik, op reis zijnde in de Gironde, d<? fameuse schrootkanonnen had gezien, die men in tijden van aanhoudende droog-te herhaaldelijk afvuurde om « de wolken te breken » en op die wijze regen uit te lolsken. Dat is nu geen vertelsel, als dit van dien ouden melkboer, die bij hoog en laag staande hield, dat hij zich herinnerde door zijn vader eens een schot hagel te hebben zien lossen in den boomgaard op een zwerm spreeuwen en hoe het daarop 's anderendaags volop was gaan regenen. De kanonnen — les campes, geloof ik dat de wijnboeren ze ncemden — heb ik in de Gironde met eigen oogen gezien en die hadden geen ander doel dan regen te ver-wekken.Mijn coiffeur, ge ziet het, sprak met kennis van zaken en is zijne redeneering juist,dan is werkelijk de oorlog de schuld van dit natte seizoen, met dit gevolg dat er nooit zooveel regen is gevallen als dezen winter en dat hij niet alleen is gevallen op de oorlogvoerenden, op de bondge-nooten zoowel als op de Duitsch-Oosten-rijkers, maar op den hoop toe even copieus op de onzijdigen; en het spreekwoord, dat het even hard regent op de goeden als op de boozen,blijkt dus nog eens waar. Maar nu komt het ander gedeelte van de vraag : oefende van zijnen kant de regen invloed uit op den oorlog? Onbe-twistbaar, want er ontstaat een onweer-legbaar verband tusschen de weersom-standigheden en den oorlog. Voor dezen oorlog hebben de meteo-rologen enmilitairen hunne gevolgtrekkin-gen nog niet vastgesteld; — eerst later zal wel blijlcen, dat menige schermutseling in Vlaanderen en Polen mis- of gelukt is, dankt zij den invloed van het weer. Ik kan echter putten uit de rijke oor-Iogsbladzijden van het verleden, om aan te toonen, dat er wel degelijk invloed van het weer uitgaat op den uitslag van een veldslag. Houden we ons aan den regen. Het zal in het tegenwoordige wel niet meer voorkomen, dat door de nattigheid van het weer de pezen der bogen hunne rekbaarheid verliezen, gelijk in den slag van Grécy in 1346 het geval was met die der Genueesche boogschutters; evemnin, Napoléons Onlsnapping vanElba (26 FEBRUARI 1815) door JOH. H. BEEN. Dat kon wel niet ongelukkiger treffen 1 Ailes was in het geheim voor het vertrek /Van Elba in orde gebracht. De ingewijden wisten, dat op zijn allerlaatst het begin iVan het groote avontuur was vastgesteld op den 26° Februari, en daar verscheen in den nacht van 23 Februari 1815 het •Engelsche fregat Parlridge en wierp het anker uit op de reede van Porto-Ferrajo. f Meesterlijk had men gebruik gemaakt Van de afwezigheid van lcolonel Campbell, jeen der vier kommissarissen, die in het vorige jaar den gevallen Keizer van Fontainebleau naar Fréjus begeleid hadden, vervolgens met den Oostenrijkschen generaal Koller hem naar Elba gevolgd was om er zijne installatie te vergemak-kelijken.Kolonel Campbell nu was den 16e Februari 1815 naar Florence vertrokken, fonder den allerminsten argwaan, dat er iets broedde in de hoofden van 's Kei-Sers omgeving.En... daar verscheen nu idie noodlottige kapitein Adye met zijn 'Partridge op de reede van Porto-Ferrajo. Wrat te doen? 1 Nog al eenvoudig, meende de omgeving ÎV'an den Souverein van Elba : dien kapi-ftein. die vermoedelijk zonder eenigen argwaan was, op zijn schip overvallen en onschadelijk maken. Het bleef bij die gedachte. Want hij, die de macht had ze in vervulling te brengen, Napoléon zelf, wilde er niets van weten om zijn Homerischen tocht met eene daad van vijandschap tegen Enge-land te beginnen. Wie weet echter, waartoe ten slotte de nood den zoo verstandig redeneerenden Keizer gedwongen zou hebben, indien de ongenoode gast ongedacht lang op de reede van Porto-Ferrajo ware gebleven. Doch het wonderbaarlijkc geluk, dat hem voor eene wijle ontrouw was geworden, scheen hem al dadelijk bij het begin van zijne groote onderneming wederom toe te zullen lachen. Want de inderdaad argelooze kapitein Adye had aan generaal Bertrand, die eens op zijn schip was komen rondneuzen, te kennen gegeven, dat hij spoedig weer in zee zou gaan, en dit geschiedde ook reeds in den loop van den 24e Februari. En nauwelijks was de Partridge uit het gezicht verdwenen, of er werd, om aile betrekking met de buiten-wereld ineens af te snijden, beslag gelegd op aile vaartuigen, welke zich in de havens of baaien of op de lcusten van het eiland Elba mochten bevinden. Onder andere op een Fransch scheepje, dat reeds eenige dagen op de reede van Porto-Ferrajo geankerd was, en hetwelk men voor den overtocht best meende te kunnen gebruiken. De scliatmeester van den Keizer moest eene som bieden voor de koop-waren, welke intusschen door de grognards van den Keizer over boord gesmeten wer-den. De kapitein, die aanging als eene zee bij Noord-Westcrstorm, vroeg eene som, die aan Peyrusse de haren te berge deed rijzen. Beiden gingen daar nu, aan boord van het schip, zoo lang over zitten pingelen, tôt Napoléon die niet begreep waarom het zoolang duurde, zich in een bootje naar dat schip deed overbrengen, met den rug van zijne hand aile paperassen van tafel streek, en den kapitein liet uit-betalen wat deze vroeg. Het was eerst twee dagen later — zoo lang had de Partridge er over moeten doen — en wel in den middag van den 26 Februari, dat kapitein Adye de haven van Livorno kon binnenloopen. Hij zou er niet lang blijven. Want, bevende van ongeduld om toch maar zoo spoedig mogelijk op Elba terug te zijn, was te Livorno een hooge Engelsche menheer aangekomen, niemand anders dan kolonel Campbell, tôt wien zonderlinge berichten, als zouden er tijdens zijne afwezigheid stoute plannen op Elba worden uitgebroed, overgewaaid waren. Was het koning Richard III geweest, die een koninkrijk voor een paard bood, hier gold het niet minder dan het wel of wee voor een geheel werelddeel om tijdig een schip te hebben. Daar lcwam de Partridge in de haven, eà .... die moest nu weer terug naar Elba. 's Avondi om acht uur was Campbell al aan boord, hij had zelf wel in de zeilen willen blazen om toch voort te komen over de zee, want er was geen aasjc wind. De maan scheen blauwachtig over de rustige zee. En .... inderdaad niet zoo heel ver van Livorno, op de reede van Porto-Ferrajo, had juist op hetzelfde uur keizer Napoléon zich ingescheeot. en met zijne geringe i scheepsmacht, bestaande uit een zevental wat grootere maar meest kleinere scheep-jes, had hij den vermaarden tocht een aanvang doen nemen, die nu nog de wereld in verbazing brengt. Indien Campbell eens had kunnen ver-moeden, dat dezelfde windstilte, die hem in zijn overtocht naar Elba tegenhield, ook de vloot van den Keizer belette in den voortgang van het groote avontuurl Doch beiden, zoowel de Fransche ko-lossus als zijn Engelsche stille-bewaker, kregen hun zin. In den nacht konden beiden hun tocht voortzetten, doch de wind bleef, althans voor den Engelsch-man, zoo ongunstig, dat hij eerst in den morgen van den laatsten Februari, één dag dus vôôr de landing van Napoléon op de Fransche kust, in het zicht van Porto Ferrajo kwam. Intusschen had kapitein Adye, aan wien Campbell zijne onrust had toevertrouwd, in hoofdzaak om te weten, of hij, die zoo vcrsch van het eiland Elba kwam, niet het een of ander bij zonders had opgemerkt, den hoogen Engelschen passagier trachten gerust te stellen. Toen de Partridge den 24en van Elba vertrok, was immers ailes rustig? Ja, met eigen oogen had kapitein Adye gezien, dat de vermaarde soldaten van de garde zich den tijd verdreven met het planten van boomen. Kon het vreed-zamer?Daar kwam bij, dat hij nog in den avond van den 25e, toen hij door het beetje wind nog slechts op geringen af stand van het eiland was gekomen, bij den wonder-helderen maneschijn, duidelijk de masten van het Keizersschip l'Inconstant in de haven van Porto-Ferraja had kunnen ondersclieiden. Al deze mededeelingen deden den 2e-nuwachtigen angst van Campbell wel wat kalmeeren, doch hem geheel geruststellen konden zij niet. Hij wilde zich eerst met eigen oogen overtuigen. En toen in den morgen van den 28e Februari het schip niet meer verder wilde en om er wanhopig bij te worden onbeweeglijk stil op eenige mijlen afstand van Porto-Ferrajo bleef liggen, kon hij het niet langer uithouden. Hij verzocht den kapitein eene roeiboot te willen uitzetten, waarmede hij naar de zoo vurig verlangde haven kon gebracht worden. En zekerheidshalve gaf hij het bevel, dat, indien hij langer dan twee uren uitbleef, de kapitein zich niet langer om het lot van zijn passagier zou bekommeren maar den koers zetten naar Piombino, van waaruit lord Burglesh te Florence ge-waarschuwd moest worden. Niet lang daarna bereilcte hij de haven. Vreemd 1 Hij zag schijn noch schaduw van de ldeine lceizerlijke flotielje en aller-minst de brik l'Inconstant. Ook geen grognards, die boomen plantten. Wel schildwachten, maar één oogopslag was voor hem voldoende om te zien, dat het niet de trouwe wachters van den Keizer, maar slechts miliciens van Elba waren. Mijn hemel, wat had hier plaats gehad? Niet verder was zijne vrees gegaan, dan tôt de verwachting, dat hij den Keizer in voile voorbereiding tôt diens vertrek zou vinden. En nu was het zoo alcelig stil< Hij traclitte zich eenigszins gerust testeller, door de hoop, dat Napoléon met de zijnen een van die kleine, onschuldige zeelochtjes

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Het volk: christen werkmansblad gehört zu der Kategorie Katholieke pers, veröffentlicht in - von 1891 bis 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung