De legerbode

852 0
11 November 1915
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1915, 11 November. De legerbode. Seen on 17 June 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/mg7fq9qw0t/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

DE LEGERBODE den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende Dit blad is VOOR DE BELGISCHE SOL. DAT EN besiemd. ; iedere compagnie, escadron of batterij orUvang-t tien of vijftien Fransche en. Nederlaridsche exemplaren. ROEMRIJKE BLADZIJDEN Eai|i HËldendaâen na ket l" SsgiBtst Jagers te ml ( Vervolg) CrPzien de onœogelijkheid om de beweging Tei-dey door te zetten, ve&tigde majoor Leblanc fii zïjne adjuncten zich op eenigen afstand achter delutie van de jagers, in de kleine hoeve die men tenNoorden van Oud-Stuyvekenskerke bemerkt, onmiddellijk ten Oosten van Den Vliet. Het voortdurende bombardement dreigde ze ieder oogenblik in deze zwakke schuilplaats, waarvan de granaten reeds een koek hadden af-. geschoten, te bedelven. Tusschen hen en hunne troepen strekte zich een terrein uit waarop het lettorlijk schroot hagelde. De eenige weg a'chter hen. laugswaar men den grooten steenweg van Stuyvekenskerke naar Oud-Stuyvekenskerke kon bereiken, liep langs een bruggetje over eene diepe beek. Ilet was dus langs daar dat aile belrekkingen met de troepen achter het iront moesten gebeu-ren, evenals met de mtburige troepen, waarmede het voor hen van het hoogste bel an g was zich nog voôr het vallen van den avond te verbinden. Waui hunne vorderingen hadden de jagers om zo zeggen alleen doen staan, en langs beide l.i'i.eii van hunne stellingeu waren er gapingen gekuaien in de algeiueene gevechtslinie, langs-waar kleine Duitsche groepen voortdurend stout-moedige verkenningen deden. De vijandelijke ■vevkenners, die tôt ap 300 en 400 meters van Den Vliet waren vooruitgerukt, l'ichtten hun geweervuur op de brug, die reeds bloot stond aan de voortdurende ontploffingen van granaten en granaatkartetsen. Ook viel er, bij hen die gelasl waren de ver-bindingen daar te stellen en die dezen weg moesten nemen om hunne gevaarlijke opdracht te ■volvoeren, meer dan een doodelijk getroffen of zwaar gewond neer. Een van de brankardiers, die de siachtoffers naar een bijgebouw van de hoeve bracht waar een hulppost was ingericht, Tond om het bruggetje aan te duiden waarover men heden in het regiment nog spreekt, en vaa waar zooveel zuchten en jammerklachten opste-gen deze wel wat akelige benaming : De Brug der Zuchten. De nannen in dergelijke onstandigheden aan levensmiddelen en patronen ravitailleeren, werd eene onraogelijkheid, want het weinige dat men hun brengen kon, telde waarlijk niet mede. Bevel werd dus gegeven zuinig om te gaan met de munitie die zeldzaam werd en geduld te oefe-nen.Tôt halverwege de knieën in het water van de grachten die als loopgraven dienst deden, met ledige magen, klappertandend van koorts.bevend fan koude onder hunne roemvolle lompen, brach-ten de jagers den nacht tegenover den vijand door, in de prachtige en tragische omlijsting Tan de overal ontstoken branden. Op hunne rechterzijde, in de verte, brandde ■Uïksmuiden heelemaal tôt puin, en akelig verhie-zich de vlammen boven de kleine gemeente Caeskerke, waarvan de laaiende lcerktoren zich gelijk eene vlammende toorts verhief boven de aederige raaar insgelijks brandende woningen. Meer nabij en tôt vlak v66r hen voerde de Yser Bti'ûomen zwarten rook mede van den vlammen-den petrool die door de tanks aan mijlpaal 16 in de rivier was gestort. Mede afgevoerd naar jJen Vliet, verhief dezelfde dichte rookwolk 21-'h achter de jagers, die verder belicht werden ' or Oud-Stuyvekenskerke dat insgelijks in hrand geschoten was. Op de linkerzijde, ten s'f>Ue, stonden Pervyse en Stuyvekenskerke in jiehte laai, en voitooiden zoo rondom de held-«aitige batalions den reusachtigen kring van een dood. det gesteen van de zieltogenden mengde zich i gejammer van de gewonden, het plots gewietter hier en daar van het geweervuur ersteund door het geraas van de ontploffin-^en en bij tusschenpoozen het razende geblaf Ian °,nz.e kanonnen ; dat ailes gaf aan het too-er»chtige schouwspel eene onvergelijkbare tra- Igi^che grootschheid ; Nero, toen bij den brand Van Roine bewonderde, zou zijn oog met geen gruwelijker praoht hebben kunnen verzadigen. Verblind, keek een soldaat, — dezelfde kleine Luikenaar, wiens onuitputtelijke vroolifkheid de goede luim, van geheei de compagnie onder-hield, — zooveel hij maar kon, vol bewondering inaar ook vol haat en woede naar den gloed. Zijne kinderîijke ziel kwam weer boven onder de ruwe bast waar de talrijke gevechten ze reeds ondei\verscliolen had len ; hij had in de handen willen klappen en vol naïveteit riep hij uit: « Het is nog schooner dan in de cinéma ! » Opdat niets vf\n het prachtige schouwspel hem ■ zou ontsnappen, gaat hij recht staan om beter le kijken ; hij leunt op den rand van den gracht en ontdekt zoo zijne borst waaronder zoo'n dapper hart klopt. zonder zich te bekommeren om de ko-gels die hem rondom de ooren fluiten. De oogen wijd-open gesperd, verstomd van bewondering, volgt hij met den blik de purperen vlammen, die ginder verre een laaienden gezichtseinder voor zijn vaderland vormen. Hij staat onbeweeglijk en men zou zeggen dat bij droomt. Ongerust over zijn Iangdurig zwijgen, komt een zijner vrienden naderen schudt hem bij den schouder, Alsdan, gelijk een arm levensloos ding, storthet lichaam Van den vroolijken jongen plots ineen, in het modder van de gracht. Ken kogel vlak in het hart heefl voor eeuwig de vroolij ke en zan-gerige stem doeu zwijgen van den kleinen jager van twintig jaar... * « * De voormiddag van den Zondàg 2ocn Oktober was vooral wanhopig en verscbrikkelijk. Niets te eten of te drinken ! Want zoo de uitgeputte Duitschers geene aan vallen meer deden, maaide integendeel hunnne artillerie, als met eene ver-schrikkelijke zeis, over geheel de onbedekte streek langswaar de ràvitailleering kon plaats grijpen. Onze uitgeputte mannen hadden zelfs de kracht niet meer om nog te klagen. Zij wisten slechts dat een onverbiddelijk bevel hen dwong zich ter plaatse te laten dooden. en stoïek bleven zij op hun post. Wanneer eene stormvlaag schroot de dood in hunne rangen kwam zaaien, zegden de jagers slechts eenvoudig, terwijl zij hunne makkers bezagen die zoo juist den geest hadden gegeven : « Zij zullen niet meer lijden...» In de schuur en in den stal van de kleine hoeve, waar de regimentsstaf nog steeds scliuilde, was het volgepropt met gewonden, meest allen door granaatscherven zwaar getroffen, en die men, God weet hoe, tôt daar had kunnen brengen. Het was onmogelijk er zelfs aan te denken ze door deze hel achter het front te brengen. De geneesheer, de aalmoezenier en het ziekenperso-neel wijdden hunne onvermoeibare zorgen aan al deze lijdenden, doch bleven machteloos om al deze verschrikkelijk ellende te lenigen. Daar tegen den avond een fijne en koude regen was beginnen te vallen, die iedereen door zijne voch-tigheid tôt op de huid doordrong, besloot men een weinig vuur te maken ; en om den • dorst te lesschen van de stervenden die door de koorts werden geplaagd, deed men het water van de' stilstaande grachten koken. Eeneverschrikkelijke vermoeienis had zich van de jagers meester gemaakt, en hield al de geesten Ds (Mgiseiia UpÈiiGhtispn is Havso Kolonel stafadjunct graaf de Griinne, plaatse-lijk Belgisch i>evelhebber te Havre, heeft met deze bewooramgen hulde gebracht aan onze legerinrichtingen te dier stede : « Na het bezoek dat ik gebracht heb aan de militaire inrichtingen van de plaats die onder mijn commando staat : Artillerieinrichtingen, die van den dienst der. approviandeering, van de intendantie en van den geneeskundigen dienst, houd ik er aan het vaderlandsch genoegen uit te drukken, welk die inrichtingen mij hebben ver-wekt. Dank zij der wetenschap, den initiatief, den practischen geest, der toewijding van hen, die deze diensten besturen ofdaaraân medewer-keu, is ons leger niet alleen van het noodige voor-zien om zijne roemrijke taak te volbrengen, maar - heeft het ook het recht zich te bogen over een werk dat op heerlijke wijze, in dit door de hofte-lijkheidonzer bondgenooten nationaal geworden hoekje, de nijverige eigenschappen van ons ras doet uitkomen. » als in eene pijnlijke beklemming. Men scheen aile hoop te hebben opgegeven van nog ooit levend uit deze hel te geraken. En als om deze ontmoedigende gedaohte nog neerdrukkender te maken, kwam op dit oogenblik een bode aan majoor Leblanc melden dat kapitein Delbauve den vorigen dag te Pervyse was gedoad en zijne eenheid bijna heelenaaal vernietiad. Ginder, in de loopgrayen, brachten de overge-blevenen van de twee andere bataljons, eennieu-wen nacht van folteriagen door, gekweld door honger en dorst en koude, terwijl de voortdurende regen de mannen tôt op de huid verkilde. De dageraad van den 26en verlichtte nog slechts bleeke gezichteu, waarin nog de koortsoogen schitterden welke strak gericht bleven op den vijand, wiens plotse bedrijvigheid onze mannen verontrustte. Men kon merken hoe koortsig zij aan den arbeid warèn in de in puin geschoten hoeven Den Toren en Van de Woude. Luitenant Stouthuyzen, die zich onbedekt had vertoond om beter waar te nemen wat men daar voorbereidde, stortte getroffen neer, op den slag dood. Op hetzelfde oogenblik zond eene van ■ onze batterij en, die slecht was ingelicht over het te bereiken objektief, eene vlaag granaten af die bijna vlak boven onze eigen loopgraven ont-ploften. Vol angst bij de gedachte dat een nieuw salvo-vuur hen ieder oogenblik treffen kon, we-ken onze mannen achteruit in een begin vani paniek. De bovenmensclielijke wilskracht van de zeldzame overlevende offlcieren, bracht de jagers nochtans terug naar de grachten, die zij lcost wat kost moesten behouden, desnoods tôt ter « dood. Maar het was dringend noodig de artillerie te verwittigen, wilde men de eenheden, die ten einde kracht waren, zich niet naar aile kanten zien verstrooien. Onder het stelselmatige bom- \ bardement dat de atmosfeer daveren deed, en het ' te doorloopen terrein als met doodelijke vuur-bundels besproeide, snelde kapitein Tasnier naar de batterij, zonder zich te bekommeren om de projectielen die hem als te achtervolgen schenen, en badende in het zweet kwam hij er nog bij-tijds aan om een onheil te voorkomen. Nauwkeurig gericht, veranderde de artillerie onmiddellijk het vuur en richtte het op de hoeven en op de naburige loopgraven waarin het krielde van Duitschers, die daar voor den aanval verzameld waren. Hunne vrees van voor een, oogenblik vergetend, en lnunne ellenden en hunne vermoeienissen, hervonden de jagers, aan wie men zoo juist melden kwam dat zij denzelfden i avond zouden worden afgelost, weer als een soort wanhopigen strijdlust, om hunne laatste patronen op de gehate Moffen af te vuren. Op den zolder van de hoeve geklommen, be-spiedde luitenant Poignard den vijand, langs eene opening die hij had gevormd door eeue dakpan weg te schuiven. Maar telkens hij zijn veldkij ker richtte, stortte er een hagel projectie-, len op het dak neer en deed de scherven naar aile richtingen springen. £)nverstoorbaar bleef de jonge officier niettemin het terrein onder-zoeken, en nam na iedere vlaag slechts eene andere plaats. En daar kapitein Tasnier, die van zijne boodschap naar de artillerie weergekeerd was, hem in zijne observatieplaats vervoegen kwam op het oogenblik dat eene nieuwe losbran-ding het dak gelijk eene zeef doorboorde, keerde luitenant Poignard zich om, om glimlachend op te merken : « Er valt niet te zeggen, maar die kerela, ginder moeten het op mij persoonlijk gemunt hebben. » Gerust gesteld over den toestand, en het gevaar, begrijpend dat zijn jonge adjunct liep, gaf majoor Leblanc hem het bevel naar beneden te komen. Luitenant Poignard gehoorzaamde als met spijt. i en wierp ondanks zich zelve, van tijd tôt tijd ' een bedroefden blik op den verlaten observatie-post. Een of andere onweerstaanbare macht scheen hem naar boven te lokken ; en hij bleef aarzelen aan den voet van de ladder die naar den . zolder voer. Zijn overste in gedachten verzonken ; ziende, steeg hij met zachte stappen naar boven, verdween voor een oogenblik, om plots vier sporten te gelijk v«eer af te dalen en zegevierend uit te roepen : <i MiJjn majoor, de Moffen roeren niet meer, en onze kanonnen vermoorden ze dat het wrecd is. Het is prachtig om zien ! > (Wordt VQortgcze** 11 N"ovem ber ! 91 5 Niimmer 185

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title De legerbode belonging to the category Oorlogspers, published in Antwerpen from 1914 to 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Subjects

Periods