Het tooneel

1197 0
02 December 1916
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1916, 02 December. Het tooneel. Seen on 18 May 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/1g0ht2h47h/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 12 — 2 December 1916 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Centiem - - — : . r ~ ■ * — t— Koninklijke J\ederlandscbe Scbouwburg "DE KLEINEN Gustaaf Cauwenberg. Lucien Népoty is niet de eerste de beste dramaturg, wel integendeel. Hij kent door en door 't theater, de trucs, de ficelles, al de procédés om aan het publiek een geliefkoosden schotel voor te zetten met al de keu-righeid en de voornaamheid welke de Fransche tooneelschrijvers kenmer-ken.Hij is een virtuoos die goochelt met de moeilijkheden met een schijn-bare gemakkelijkheid die verbazend is. Hij is de escamoteur van het slot-effekt dat pakkend is en dwingt tôt applaus, Maar een virtuoos heeft natuurlijk ook de gebreken van zijn virtuosi-teit: de oppervlakkigheid, het zicht-bare en het voelbare van het métier en de bijgaande trucs. De innerlijkheid, de diepgevoelde emotie die aansporen tôt terugden-ken aan het geziene en het gehoorde, blijven bij «De Kleinen» achterwege. Meermaals rekent men er op dat een geweldige scène, kapitaal van zeggingskracht en uitbeelding,schok-kend door de menschelijke passies die in botsing komen, u zal aangrij-pen en ontroeren, maar dan hebt ge 't mis : de auteur brengt heel wat anders dan waaraan men zich ver-wacht heeft. «Pas si bête à quoi bon!» zegt Népoty, «ik schreef niet voor U, cri-tisch aangelegden persman of enke-len toeschouwer, in 't geheel niet, ik maakte een comedie voor het groote publiek, voor het theaterpubliek, een comedie die tranen zal laten weenen en de menschen vergenoegd den schouwburg doen verlaten». En rechtuit gezeid : daar is de schrijver in gelukt. Het publiek is voldaan en vindt «De Kleinen» een heel knap werk. En wat kan een schrijver al meer verlangen, — een schrijver althans die speciaal werkt voor de Parijzer theater s? ❖ ❖ ❖ Het onderwerp is niet nieuw, neen, maar wat is er nieuw onder de zon? De oude geschiedenis keert immer weer, soms eenigszins gewijzigd door tijd en omstandigheden. De twist tusschen stiefkinderen van den eenen en de oneenigheid tusschen de ouders van den anderen kant, of het onderling krakeel van de beide parti j en, zijn themas die al meermaals behandeld werden,uiterst geschikt om een schrijver aan te lok-ken.In kunst komt het er vooral opaan op wat manier de uitbeelding is ver-staan : of de logica en de natuurlijk-heid hun rechten hebben behouden, en de menschen in hun handel en wandel worden geschetst volgens de groote wetten van het leven en ook van het noodlot. Want men moet geen aanhanger djn van de leer van het fatum om Loch te beseffen dat ieder mensch îandelt, heel zijn leven door, volgens le ingevingen, neigingen, verlangens, lie gansch zijn doen en laten beheer-schen en overheerschen en voortdu-•end terugkomen, complex van ziels-litingen dat eigenlijk is wat men îoemt: het karakter, het tempera-nent.Dat is juist het groote kenmerk, le stempel van het kunstwerk : het /olhouden, het logisch voortgaan van let menschelijk handelen volgens de ingevingen van het eigen karakter. En die groote eigenschap mist het werk van Nepoty: zijn menschen zijn marionnetten waar hij de touwtjes van in handen heeft, menschen die zich op de planken bewegen naar zijn sub j ect. * * * Denk eens aan het einde van het serste bedrijf. De zoon, de gevrees-de zoon, de driftkop, wiens terug-komst door de eenen met blijdschap, door de anderen met angst en vrees en zonder liefde wordt verwacht, komt eensklaps op. De aangrij pende scène die men hoopte te zien, de eerste ontmoeting tusschen stiefvader en stiefzoon wordt geëscamoteerd en vervangen door de kennismaking tusschen Richard en zijn halfzusje Jeannetje, een kindje van hoogstens zes à zeven jaar, dat alleen ter wille van het nocdige effckt thuis geble ven is en dat reeds goed op de hoog-te schijnt, wijl het bang is en zich verbergt. Waarom? Bij het einde van het tweede bedrijf zal de schrijver nogmaals dat kindje te pas brengen, wanneer de vader langs den eenen kant en de moeder langs den anderen het tooneel verlaten met hunne kinderen, na de geweldige twist tusschen Richard en mijnheer Villaret om dit kleine dreu-mesje, dat alleen gelaten wordt, te doen zeggen : «En wat zal er van mij ge worden?» Zulk slot is natuurlijk pakkend om-dat een kind in zijn lijden altijd ont-roering cproept, maar menschelijk is het in 't geheel niet. De strijd om het bezit van dit kind ware natuurlijker geweest en die strijd had ook de verzoening moeten verwekken. In 't laatste bedrijf, wanneer men verwachten mag dat nu eindelijk de groote actie beginnen zal, op het oo-genblik dat de twee stiefbroeders hun wederzijdschen haat hebben uit-geschreeuwd, komt mijnheer Villaret op de in duisternis gehulde scène en sluipt in het donker naar zijn vrouw-tje, net als een jongen van goeden huize, die het mooie kamermeisje op-zoekt om met haar te spreken over een physiologisch problema dat heel den dag door, hem gekweld heeft! Het is dus een comedie met een goed einde: al de acteurs en actrices op het tooneel zijn tevreden en de menschen in de zaal niet minder. Van dat einde zegt Maurice Bois-sard, de oolijke criticus van het groote tijdschrift «Le Mercure de France», dat het vooral spijtig is dat de slotscène, welke naar de meening van den schrijver zeer ontroerend zijn moest, zoo komiek, om niet te zeggen belachelijk is, en dat het hem koste-lijk geamuseerd heeft. M. Guy Launay zei in «Le Matin» van Pari j s, na de eerste opvoering: «Une pièce vieillotte de facture, où l'émotion n'est souvent provoquée que par le truquage et le trémolo, où le style a plus d'élégance fleurie, que de qualité vraie.» Edmond Sée in «Gil Blas» schreef : «Une pièce habile, mais un peu ordinaire».Andere Parijzer gazetten daaren-tegen roemden het stuk en consta-teerden het groot succès. Goede gedeelten zijn er voorzeker in het werk. In het derde bedrijf, in het tooneel tusschen Hélène en Ri chard, krijgen we zeer intéressante dingen te hooren. Op de bewering van de laatste, dat een weduwe het aandenken van haren man moet in eere houden, zegt Hélène terecht : «Moest gij gelijk hebben, Richard, dan zou het beter zijn ons met den gehefdejj, man te begraven. Dit ware barmhartig handeien vermits om ons het leven toch voortbloeit en wij er geen recht meer cp hebben. Wij zijn gestraft, ja geste, ft, om slechts moeder te zijn en on onze kinderen te beminnen !» De tooneeltjes usschen Geo Bur-dan en Fanny Villaret, waren zeer grappig, en gaven leven en beweging aan het geheel, wat het volstrekt noodig had. * !< ❖ Over de vertoo îing lag iets mat-grijs. De spelers hadden wel de pas-sende voornaamh' id, de gewenschte distinctie, maar ei was geen warmte, 't spel liep niet vot van stapel, het scheen eenigszins geforceerd. Dit ailes was nituurlijk te wijten aan de atmosfee. van het stuk of liever en juister gezegd: aan de on-gezonde atmosfeer. Wie onvoorwaa 'delij k viel te prij-zen was Mevr. Bertrijn. Niettegen-staande hare gezonde, mollige vol-daanheid, ging zi, als een eehte enfant terrible te verk: lenig, soepel, met zwier en bcvalligheid, los en losbollig. In het tooneel met haar stiefbroer, deed z;j met brio hare tirades, schitterenc en knetterend als vuurwerk. Haar s accès was groot en verdiend en haar spel was voorzeker een der voornaam ste factors van den bij val van het stuk. Ook Mej. Bertnjn beviel uiterma-te.Het bakvischjejdat zij ons te zien gaf was bekoorliék en snoeperig en vooral in het e« waar het eerste zoentje moj^t gegeven worden, was zij om te stei'en. Haar typeering was buitengewoon goed verzorgd en zeer smaakvol. Mevr. Dilis - Beersmans was een statige en waardige Madame Villaret. In al de tooneelen van haar zeer moeilijke roi, deed zij het onmogelij-ke om het beste dat zij te zeggen had, naar voor te brengen. Maar de vele onnatuurlijkheden maakten hare taak uiterst moeilijk. Mevr. Noterman beviel ons dit-maal minder. Men zou haast zeggen dat zij zich in dit soort rollen niet heelemaal op haar beste kan voor-doen.Ze was eenigszins geaffecteerd vooral in haar uitspraak en door te snelle dictie moest men uitermate toehooren om haar woorden te vat-ten.In het tooneel met Richard was zij nochtans prachtig van spel en mi-miek.Mej. Vervoort was heel goed in hare ondankbare roi. Het uiterlijke echter was minder gelukkig. De jonge juffer Van der Baen was andermaal het lieve, kleine blonde schatje dat we reeds mochten com-plimenteeren bij de beoordeeling zan «Zaza». In de roi van Richard Burdan had heer Cauwenberg het niet onder de markt. Zijn spel was knap, sober en toch energiek en gemouvementeerd. In de tooneelen met zijn moeder, waar hij over zijn ziekte sprak en later, wanneer hij bij haar de herin-nering van zijn vader opriep, was hij bij zonder gelukkig. Zoo ook in III met Helene Harlay en met zijn stiefbroer was hij de knappe artist die we kennen. Heer Bertrijn had de distinctie van den rijken Franschen burger... ' Zijn dictie was, zooals altijd, zeer verzorgd en zijn spel \vas uiterst korrekt. Hubert Villaret werd voorgesteld door heer Van de Putte. Deze is een gewetensvol acteur die zijn rollen met zorg instudeert, maar wiens spel de noodige lenigheid maar niet ver-krijgen kan. 't Is wel waar dat in dees werk van hem gezegd wordt dat hij een «stavast» is,maar een jongen van zijn ouderdom heeft toch nog altijd een zekeren zwier, al is die nog zoo voornaam. Ook zijn stem is wel wat koud en kleurloos. Heer Gorlé was niet de gewenschte hovenier. Dat deed heer Hereygers veel beter. In en om de Schouwburgen. BUITEN DE OPERETTEN waarvan wij reeds de lijst gaven, zullen er, tijdens dit speelseizoen, nog twee nieuwe zangspelen in «Palatinat» worden gecreëerd. Hetgeen wij er van hoovden, doet groote bijval ver-hopen.«DE LUSTIGE BOER» die wel de «Mascotte» der theaterdirecteurs mag genoemd worden, lokt bij elke vertooning bomvolle zalen. De plaatsen zijn inderdaad telkens uitverkocht, zelfs in Matinée. Zondag 1.1. werd de grootste ontvangst gedaan, zoowel voor dag- als voor avondvertooning. DE BESTUURDER van «Palatinat» heer G. Verschueren, heeft een overeenkomst gesloten met heer H. Dirks, bestuurder van het theater «Alhambra», Hoogstraat, om een paar volksvertooningen van «De Lusti-ge Boer» te geven in latsgenoemde schouwburg op Dinsdag 4 en Woensdag 5 December aanstaande. EEN ONZER BEST GEKENDE tooneelschrijvers zal een nieuw blijspel laten op-voeren, ditmaal onder deknaam. De nieuwe klucht, in 3 bedrijven, welke voor titel heeft: «Een ongelukkige familie» is aan de Van Peene's kring toevertrouwd. Jack London Te Glenellen, in Californië (Noord-Ame-rika) overleed Jack London, in den ouderdom van 41 jaar. Hij werd te San Francisco geboren in 1876. Acht jaar oud werkte hij op een «ranch», hield toezicht over de bijen. Later leurde hij te Oakland met dagbladen. Op zeventienjarigen leeftijd komt hij in Japan als matroos;negentien jaar oud is hij bekend als socialist en verdient zijn brood als robbenjager aan den Russischen oever der Behringstraat. Een poosje studeert hij aan de Universiteit te Californië, trekt te voet door de Vereenigde Staten en Cana- j da, en kent de gevangenis. In 1896 ver- i blijft hij in armoede te Londen (East End), in 1897 te Klondyke als mijnwerker, in I 1904 in Korea en Mandchourije als oor-logscorrespondent en in 1906 ging hij op kruisvaart rond de wereld. Deze zeeman, goudzoeker, landlooper, socialist, voordrachtjgever, journalist en nit muntend schrijver kende als uitspanning het vliegen, de yacht, het schermen en het boksen. Hij debuteerde te San Francisco in het blad «Call». Zijn eerste boek «The Son of the Wolf» verscheen in 1900, en werd ge-volgd door een reeks eigenaardige en ook boeiende vertellingen, o. m. : «Burning Daylight», «The Call of the Wild», «When God Laughs», «The Sea - Wolf», «South Sea Taies», «Martin Eden», «A Con of the Sun», «The Valley of the Moon», «The cruise of the Snark». Zijn avonturiersbestaan schenkt een bar-baarsche vremedheid,een oerfrischheid aan dit werk dat reeds in aile wereldtalen ver-taald werd. In onze taal werd door S. J. Barentz -Schoenberg vertaald : «Pit-tah, de grijze Wolf» (1910), «Als de Natuur roept» (1911), «Elam Harnisch» (1915), «Martin Eden» (1936). Een uitvoerige studie verscheen te New-York: «J. London, his life and work». Menschen SINTERKLAAS. Het rosse verpleegstertje zat in de warm-gezellige huiskamer bij het open vuurtje. Het gedempte licht lei een scha-duw over het fleurig, met sproeten bespik-keld gezichtje dat met gouden kroezelhaar-tjes aan de slapen en het wipneusje iets kinderlijks vertoonde. Verflauwde het ge-sprek dan kwam er als een masker over haar gelaat, iets ouwelijks en hard, iets van de zorg die de menschen teekent welke ellende en dood hebben gezien. Buiten joeg een geweldige windvlaag... De vriendin en haar man bekeken elkaar en dachten aan den guren avond. Straks zou het bezoekstertje naar de verre buurt moeten opstappen, waar het triestig gast-huis stond met zijn hooge zalen en lange gangen. — Ik heb toch nooit begrepen, Anna,zei de vriendin, waarom gij juist dit beroep gekozen hebt. — Het is toch zoo weinig in overeen-stemming met uw opgewekt humeur, be-weerde de man. — Och! Anna keek in het vuur terwijl zij haar theekopje îedigde. — Hebt ge nog geen lust gevoeld het op te geven, iets anders aan te vatten, vroeg de huisvroaw. — Neen... Wat zou ik daarbij beginnen... Ik wil mijn eigen kost verdienen... Toen ik pas in dienst was viel het mij soms wel hard, vooral wanneer ik niet inslapen kon van vermoeienis... Maar dat went wel!--. Na de dood van Mama viel ons inkomen weg, zij had een klein pensioen-•• Ik was er op voorbereid, en had, in het vooruit-zicht van eens alleen te staan, een cursus van ziekenverpleging gevolgd... Het viel wel zwaar, het leven is soms ellendig en zwaar--- Na twee jaar lijkt het mij nu soms of ik heel oud geworden ben... ziekte, dood en menschelijke treurigheid hebben mij leeren berusten en doen begrijpen hoe betrekkelijk gelukkig ik ben... — Waarom hebt ge Henri niet geno-men?... — Ja, waarom! Ik had hem niet lief, waarschijnlijk... Daarbij meende ik, onwe-tend kind, roeping te voelen om anderen te helpen en te troosten. — Uw opgewekte levenslust moet aan-stekelijk zijn, liet de man zich ontvallen, terwijl hij den sigarenrook nastaarde. — Ik durf het wel bekennen aan u bei-den... er is iets in mij veranderd". Mijn na-tuurlijke opgewektheid ben ik lang kwijt, en wanneer ik alleen ben voel ik mij zoo eenzaam en mistroostig... Doch tusschen de menschen toon ik mij anders. Onweer-staanbaar ben ik dan gedreven opgewekt en zorgeloos te doen. Zoo help ik velen over het ergste heen, terwijl de triestig-heid mijn ziel verteert. — Ge moet er uit, meende de man. . — Ge zijt te jong om ailes zoo wanhopig donker in te zien, fluisterde de vriendin, er is zon, er is ook liefde. — Ik weet het!... Ik houd ook van licht en bloemen, van kindefen en vroolijkheid. Wat gij van ziekte en kommer, van hon-ger en zedelijke laagheid vermoeden kunt, aanschouw ik dagelijks met eigen oogen... Dat laat niet meer los... Het gevoelige van uw natuur gaat er onder lcapot.men worcît sterk ten koste van zijn teedei-ste aandoe-ningen en zijn schoonste illusies. Het is wreed te weten hoe leelijk en zwak het menschenhart is, hoe fel het schoone mensch enlijf kan geteisterd worden... Ik weet wel dat gij beiden oordeelen moet dat ik overdrijf door de ergerlijke ellende die mij omringt... Ik zie de rotte plekken in al hun naaktheid... en ik ben toch ook maar een jong meisje, nauwelijks aan mijzelf overgelaten. — Ge moet er uit, hield de man vol. — Neen,want ik ben gelukkig, gelukkig te weten mijn eigen bestaan te winnen en nuttig te zijn aan anderen. Verleden jaar heb ik dat leeren beseffen. De geschiedenis is nu lang voorbij en ik kan er over spreken zonder onbescheidenheid. Het is soms vreeselijk als meisje alleen te staan! Zij was zoo'n tenger popje, zeer in-schikkelijk en stil. - - Haar korenblond haar omlijstte haar teer en smal gezichtje en met haar lichtgrijze oogen staarde zij ge-duldig door het venster naar den grauwen winterhemel. Zij leek een onschuldig en verwonderd kind. Ik wist dat zij zeer zwak was, langzaam bekwam van de gevolgen van 'n miskraam. Nooit ontviel haar een woord dat mij nader tôt haar had kunnen brengen. De oogen, zoo klaar en onschuldig, hielden mij op af-stand. Dankbaar knikte zij voor mijn zoo plic-htmatîge troostwoorden.... Reeds lang had ik verieerd een gevallen meisje anders te be&chouwen dan een ongelukkige zuster die zeer te beklagen was. Conven-tioneele moraal was mij vreemd geworden. Bezoek kreeg zij weinig. 's ^.ondags kwam haar vader, een grijs mannetje met witte bakkebaarden, een kleermaker die naar de borreltjes rook en sprakeloos bij haar bed stond. Soms kwam haar zuster met haar driejarig zoontje.--. De zusters spraken over het woelig kind, immer over het kind. Ik hoorde het telkens wanneer ik voorbij liep. De oudere zuster keek een beetje sullig vanwege haar doofheid,en zij . was het toonbeeld van schamele fatsoenlijk-heid.Haar minnaar heb ik nooit gezien. Zij sprak niet over hem met vader of zuster. Opvallend was het verschil tusschen haar en haar familie in manieren en spreken... Zij scheen beschaafder e,n fijner. Haar beroep was gouvernante, dat wist ik. Or) Sinterklaasavond had ik dienst in de zaal. Het schemerde reeds toen ik binnen kwam. Ik maakte mijn ronde en hoe dich-ter ik bij het bed der kleine gouvernante kwam hoe duidelijker ik hoorde snikken. Het hoofd in haar oorkussen gedrukt weende zij. — Joanna, zei ik, en noemde voor het eerst haar naam. Langzaam wendde zij het hoofd om en keek mij aan met schuwe, betraande oogen. Zij was zoo jammerlijk triestig en zoo geslagen dat zij mij niet scheen te her-kennen.— Joanna, zei ik zacht. — Ik ben zoo ongelukkig, steunde zij, ik ben zoo ongelukkig. — Kom, kom! De dokter beweert dat ge zoo goed vooruit gaat... •— Wat baat het mij, zuster Anna... ge weet niet wat mij overkwam... Mijn ge-zondheid, wat geef ik om mijn gezondheid! Niemand kan mij helpen, niemand!-.- — Joanna, niet wanhopen! — Zuster Anna! Hij heeft me afgeschre-ven! Nu-.- nu ik pas aan genezing mag denken... O, dat krapuul! Lees zijn brief-je... y Ik' streek het verfrommeld papierken uit en las het korte, Fransche briefje. De man, die zijn naam niet eens durfde neerschrij-ven, had den treurigen moed, zijn meisje geluk te wenschen met haar genezing, — Het was voor beiden beter dat hun verhou-houding een einde nam. Ingesloten stuurde hij haar nog twintig mark, meer kon hij niet doen. In dezen tijd moest elkeen maar voor zichzelf zorgen en mocht zij verder op hem niet meer rekenen. De snoode lafheid van den man deed me walgen. Ik had geen troostwoorden meer, streek haar zacht jes over haar voorhoofd. — Arme Joanna! Toen vertrouwde zij met hortende, ver-warde zinnen de banale historié. Zij werd verleid door het advokatenzoontje in wiens vaders huis zij gouvernante was. In den beginne had zij hem afgewezen, maar het was een knappe jongen met fijne handen!... Zijn sierlijke handen en zijn schoone beloften hadden haar ten slotte doen aarzelen en toegeven. Het was zoo heerlijk bemind te worden in een rijkemans-omgeving. Er was zooveel verdoken gele-genheid voor het eenzaam meisje om te ge-nieten. Zij kreeg geschenkjes en snoeperij, roemende liefdewoordjes en kussen... Het was telkens een angstvol oogenblik van vreugde wanneer hij 's avonds aan de deur van haar slaapvertrek kwam aankloppen.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Het tooneel belonging to the category Culturele bladen, published in Antwerpen from 1915 to 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Subjects

Periods