Vooruit: socialistisch dagblad

1436 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1915, 07 July. Vooruit: socialistisch dagblad. Seen on 05 May 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/930ns0n00p/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Druiœter-Uitgecîstef Sam: Maatschappij Il ET L1CHT bestuurder s P. DE VtSCH. Ls«tefeerg-G«nt . . REDACTIE . . ADMINISTRATIE HOOGFOORT, 29. CENT VOORUIT ABC.NNEMENTSPRIjS BELG3E OrJe maanden. . . , , fr. 3.2J Zcs maanden fr. 6 53 Een jaar ....... fr. 12.50 fâeo abonneert zicti op aile posîbuneieo DEN VRLEMDE Drie maanden (dagelijks versantien). ..... fr. 6.75 Orgaan des* Beigisohe PVerkl/edemarfffl — Yersckljnende aile dagen. Bogaerts tôt eer * /.Taux» ^ Luik, 25 Juni 1915. Bij moeilijk verkeer van nieuwsbladen en menschen ligt er in deze treurige tijden a!s eea vaas van duisternis over 't land, suk-keifc het leven voort als een beweging bin-ueii jen net van prikdraad. Men hoort nog wel een roep, heel uit de verte, uitgalmend boven het alledaagsch tôt vervelen toe ver-nomen en nagenoeg altijd hetzelfde oor-lcgsnieuws. De klank ecliter van 't innig leven dat vrienden over 't land en tôt ver in den vreemde verbindt, wordt buiten een beperkten kring in ons land niet meer ge-hoord.Te Oostende woonde er één. Geen mensch in de wereld kan me zeggen of hij dood of levend is en waar. Er zijn er in Luxemburg, in Frankrijk, in Engeland, in Duitschland. Waar? Wat doen ze, zoo ze nog leven 1 Men heeft zelf zooveel leed om door 't leven te sukkelen en gesukkeld te worden en met of zonder eenzelvigheids-kaarten en reispassen door dorp, stad en een k,rok land te geraken, dat men niet maer denken kan aan last bij andere men-Bchen. Men heeft in deze tijden bijna geen oor meer voor klachten, pijn en smart. Men is het beu aile onheil te hooren ; het oor is bot gehoord. Zoo komt er een waas over de vriendschap, de betrekkingen, de liefde, een waas dat steeds dreigt te ver-dikken tôt een zwaar voorhangsel, waar-aeiiter men niets meer bemerkt. Die verdonkerde vrienden moeten dan zich. zelf maar redden en zelf weten waar ze zijn. Hier en daar roept er een uit de .verte, soms wel uit de verre verte, 't Is een die dorst heeft naar meevoelen, naar weten, naar gemeenachap. Zijn stem wordt Bcherp aanhoord. 't Is, om 'i eveu wat hij ook te zeggen heeft, een vreugdeklank, omdat hij aan te veel lief herinnert. Zij die niet roepen, omdat ze misschien zelf wach-ten op een eerste wekking, gaan heel uit het leven verloren. In 't hart zitten ze nog ongeschonden, in aandenken gewarmd, doeh/dit aandenken sluimert als vuur in s,sch, dat een blaaswindje noodig heeft om vlam te worden. Zoo 't windje niet komt.. J Of ze zijn, die vrienden, in een schrijn, als kostbare juweelen, die maar op hoogdagen, wanneer men lekker feest en mooi moet wezen, giedragen worden. Doeh zoo de hoogdagen niet meer komen, kan er niet lekker gefeest worden, haalt men 't juweel niet uit het schrijn, vergeet men zelfs dat men 't heeft. Doeh als 't schrijn zekeren morgen op den vloer ligt, open, 't juweel eruit... Dan bestaat het wanneer het geen be-Btaan meer heeft... in de herinnering. — Heb-je de dood van Bogaerts verno-men? schreef me gezel De Visch. Er viel een vuistslag dien stond op mijn schrijftafel en hij was van mij. Met gesloten moud morde ik zonder klank noeïi geruisch. 't Woelde me in de hersens tôt een wraakgemor tegen iets dat ik niet grijpen, niet begrijpen kon. 't Werd een vraag van onmacht: Waar was God weer, dien dag'i Bogaerts mocht niet sterven, vooral nu niet, bij den dageraad van nieuwe tijden. Bogaerts had nog geen tijd om te sterven. * » * Bij een dergelijk ingrijpend nieuws sehie-ten dan een heel aantal omstandigheden, daden, feiten samen tôt een enkele middel-puntkracht, hier genegenheid en bewonde-ring. Men ziet, helder als onder zonne-ilicht, tooneelen, die lang tôt de verwij-derde herinnering behooren. Sy ! schoot mijn kop in. Te Sy heb ik Bogaerts de laatste maal zien en voelen leven. Beiden verrast en evenzeer ver-heugd, was de handslag deze, die met al de spierkracht drukt. — We worden grijs, zei ik. — Oud, antwoordde Bogaerts kcjrt. Sluys was bij ons, de groote opvoedkun- dige, met een oogopslag nog als een twin-tiger, een ongeschonden helderen geest, een tong als geen, lust voor allen, op meer dan zestigjarigen leeftijd opgewekt als een kwajongen. — Bogaerts is ziek, fluisteide hij mij in 't oo:\ ffij is afgemat. Wat hem vooral nu drukt, is het verlies van zijn eenigen zoon. Deze woorden maakten mij scherp aan-dachtig. Inderdaad, onze gentsehe vriend Echeen me wat minder veerkrachtig, dan ik hem sedert jaren lang had gekend. Zijn struisch gestel, zijn prachtig voorkomen, zijn zwierig voordoen, zijn nimmer onder-gaande glimlach over zijn rond blozend ge-laat, zijn vasten tred als van iemand die zijn hooge adelijkheid is bewust, ailes wat hem bevallisr maakte was onveranderd. De stem was wat zwakker. Ze had een na-kla,nk van wee. 't Was niet meer de stem van den gewiksten voordrachtgever, die zoo helder klonk en zoo lang boeien kon. Geen klagen, doeh weemoed. Geen zwij-gen doeh minder drift in !t spreken. Geen aanhoudend toeluisteren of éénlettergrepig antwoorden, als bij iemand die hersenzwak is. Doeh minder van hem uitgaande het Leidend, het toonaangevend gesprek dat hij zelf steeds zoo gaarne voerde om een oor-deel uit te spreken, een denkwsjze te ver-klaren en niemand te IMen meester^worden . over hem, die er steeds aan hield gezag-hebbend woordvoerder te blijven. Zoo zacht., zoo kalm, zoo gelateu en berede-neerd.Ailes werd echter spoedig in het eerste glimmen van weerzien vreugdig. Te veel moois, aangenaams zagen we dien dag na-deren. Wie met Sluys is, heeft derhalve geen tijd om te mijmeren. Hij neemt door volgehouden spraakweelde elkeen op sleep-touw.Trouwens een allergezelligst bendetje. Dokter Lambrichts, de bekwame en gezag-hebbende woordvoerder van de socialisten in gemeenteraad, provincialen raad en openbara besturen te Luik, vergezelde mijn vrouw en mij. Mevrouw Sluys, de allertrouwste levensgezellin van den ver bekeiiden schoolman, zoo dikwijls zijn pen-houdster en zoo bespraakt, had met haar man een maandenlang lekker verblijf te Sy. Bogaerts, op reis met zijn bevaJlige dochter en haar verloofde, hield een paar dagen in dit paradijs stil. Twee jonge Brus-selsche leeraars kwamen er zooveel als Sluys, hun schoolvader, vaarwel zeggen, vooraleer ze met Rouma, thans algemeene bestuurder van het lager onderwijs in Boli-via, zouden heenvaren naar de verre Zuid- Amerikaansche republiek. * * * Sy ! Geen mensch in de wereld zou het vinden. Geen engel zou er aan denken al-daar heen te vliegen om een maagd te boodscliappen. 't 1s een paradijs van na-tuurschoon, een aardsch wonder van kalmte. Daar kan de aigematte geest zich beerlijk verkv/ikken en voelt de mensch yorstelijkheid en kracht tôt heerschen. Op de Ourthe, de alom schilderachtig geoeverde, ligt Sy en heeft al de gaven, ai de schoonheid, al de eenzaamheid, al den weelderigen oergroei, waaraan de rivier zoo onbeschrijfiijk rijk is. Het Ourthe-spoor, van Luik op Marche, dat, op een oogdracht van daar, reeds tweemaal ge-poogd heeft de kronkelende grens te ont-snappen om Luxemburg binnea te geraken, heeft Sy zoo aanbidlijk bevonden dat het er even komt doorstrijken, in een allergril-ligsten inham van de scheidingslijn, om het genot te hebben het pleKje te ttreeleu. — Sy is geen dorp, zegt Sluys -chalks, 't is een buurt van de gemeente Vieux-ville, heeft 64 inwoners. Elk ja'4r sterven er twee en worden er twee geooun. Bij erge smetziekte sterven er drie. De Brus-selaar, die van een wandeling thuis komt, zegt tegen zijn vrouw: « Schuë pays, mo slecht biej. » Hier zou hij zeggen : « Schoone streek en ailes lekker. » Sy Eeeft kasteelpuinen die oogengenot waard zijn, een paar villa's op de hoogte. Het heeft vooral enkele oudsteenen huizen, boerderijtjes, en een kerkje, wie weet hoe oud, dat van de rotsbonken, die de rivier-oevers beschilderen, schijnt losgegleden tôt in het dal. Zooals een zwierige mooio vrouw geen pronkgewaad behoeft en door een-voud liefst behaagt, zoo ook, door nieu-werwetschheid ongeschonden, door men-schengrillen ongerept, oergezond, onge-smukt, natuurlijk naakt bijna, lokt Sy in :t lommer van Laar Ourthebed. De rivier, die elders wel b'ruischt en wild kan zijn, is hier ingetogen en eerbiedig alsof ze een bedevaartplaats in processiestoeî naderde. Ze stroomt niet, ze vlaeit. Ze is, op één plekje na, waar ze een bede kabbelt, helder en ongerimpeld, als een gemoed dat in onverstoorden vrede jeugddroomen geniet. «Aan dezen oever lust het het mij te toeven», juichen wij Hildebrand in zijn Caméra obscura na. De oevers zijn breede boorden malscù en weelderig groen gras, een na-tuurtapijt om allerlekkerst te rusten. Want de zon moge roosteren en branden in de gewanden van de hooge heuvels, in den schoot van de diepe dalen, de bedding van de rivier kust ze maar nauwelijks in een middaglachje dat de frissche koelte niet kan storen. De loodrechte ontzaglijk hooge rotsen, met marmergladde dijen of uitbon-kende steengroei, staan beschermend de waent te houden bij het geluk van dit aanbidlijk water. Wie van den trein stapt, ziet Sy niet. Wie het gevonden heeft, weet niet hoa iemand het ontdekken kan. 't Is een na-tuurgave met grenzeloos genietbare schat-ten, een herstellingsoord voor wie geestes-rust en ontspanning zoekt, voor wie genot-vol rusten wil. Jt Is buiten de wereld van de heerlijke dorpen, die zijn buurt uitma-ken, een onverstoorde zalige eenzaamheid. (Vervolgt.) DE LUCHTSCHEEPVAART 1. DE SAGEN UIT DE OUDHEID In de eeuwen heen heeft de luchtscheep-vaart — die thans in deze tijden zoozeer onze nieuwsgierigheid, onze bewondering en ook ai onzen... schrik wekken — steeds de aandacht der menschheid getrokken. De vogels vliegen met aile gemak en vlug-heid hoog boven onze hoofden. Waarom ^XunoeD wii .dtyt.niet, en _waaiom_zo.tideo._de_ middelen, die de natuur aan de vogels schonk om zich in het luehtruim te bewegen niet op kunstmatige wijze kunnen verschaft worden aan den mensch? Ziedaar de vraag welke zich sinds lang stelde en wij vinden er zelfs menigvuldige bewijzen van in de sagen der Oudheid. Dedale, of liever Daedalus, zooals men zijn naam in 't Latijnsc-h schrijft — een groote Grieksche bouwmeester was gelast geweest een doolnof te maken op het eiland Creta of Landië, gelegen in de Middelland-sclie zee, om tôt gevangenis te dienen aan het monster Minotaura, een monster dat half mensch en half stier was. Doeh dat monster had voor moeder, de vrouw van Minos, koning van Creta en deze op zijne beurt deed Daedalus en dezes zoon Icarus in het labyrinth opsluiten. Beiden maakten zich echter vleugels van pluimen en was om te ontsnappen. Het ge-lukte Daedalus alzoo te ontvluchten, doeh ' daar Icarus, te dicht bij de zon was gevlo-gien, smolt het was, en de vleugels maakten zich los en de onvoorzichtige Icarus stortte neder in de zee. In de gebruikelijke taal past men den naam van Icarus toe aan de slachtoffers van een al te eerzuchtig ontvverp. Sommigen onzer lezers kennen voorzeker de sage van het Gulden Vliés, dat door de Grieksche argonanten in Lolchide in Rus-land naar Griekenland werd teruggevoerd en waarover er zulke merkwaardige helden-dichten gemâakt zijn. Phriscos en Helle zoon en dochter van den koning van Beotie vluchtten op het ram met die gouden vracht doeh Helle viel in het water, dat men sedert dien Hellepont noemde, en wat nu Dardanellen heet. Die beide sagen leeren ons dat men rceds in de oudheid bewust was van de mogelijk-heid het luehtruim te doorvliegen, maar men ook niet min bewust was van het ge-vaarlijke der luchtreizen. (Vervolgt.) P. C. t i ni Het tooneel in de midden-eeuwen Voordrafht gohoudeu in «Ons Huis» op diiîsdug 29 Juni, door den ïlccr A RIE VAKDEISÏIEUVJ5L (2° vcr>'olg en slct) Toen de kamers van rhetorica hun demo-cratische invloed deden gelden, traichtten de hoogere standen hem te breken ot ten eigen bate aan te wenden. Mannen van hoogen adel, van grooten naam en met welgevulde beurs, lieten zich opnemen als leden dezer vereenigingen, die uit het voik waren ontstaan. In 1492 stichtte Philips de Schoone eene Hoofdkamer «Jezus met de balsembloem» en stelde zijn kapelaan tôt zijn plaalsver-vanger aan als «prince souverein». Van die hoofdkamer zouden, volgens de plannen der ra&dgevers van den Buurgon-dischen vorst, aile andere afhankelijk zijn. Haar doel was om vooruitgang tegen te houden en het viije woord aan banden te leggen. Het plan is mislukt. Da Kamers verzet-ten zich met kracht en wilden de hoofdkamer niet erkennen. Door het toetreden van aanzienlijke en vermogende lieden is de toestand van vele kamers in sommige opzichten eenigszins veranderd. Wèl is de demokratische geest in vele dier vereenigingen blijven bestaan, maar hun optreden naar buiten werd schitteren-der. Vele kamers geraakten in 't bezit van een eigen gebouw en spreidden bij feesten en wedstrijden een pracht ten toon, die nièt bekostigd kon worden van subsidies, door het stadsbestuur ges> honken. Zoo verscheen o. a. «De Pioene» van Mechelen in 1561 op het landjuweel te Ant-werpen met 356 man te paard, allen prachtig gekleed en met 23 versierde wa-gens, terwijl « 't Marien Crankens » van Brussel, zijn intocht hield met 340 ruiters en 80 wagens waarop vertooningen werden gegeven. Welk een verschil met den eenvoud van vroegere tijden, toen aan de gezellen als belooning voor een voorstelling eenige kannen wjjn of een kleine geldsom werd aangeboden. Aan 't hoofd der kamer stond een hoofd-man of deken. Het bestuur werd door de leden gekozen. Het aantal leden was sem-tijds beperkt; bij plechtige gelegenheden droegen ze een keurig costuum, voor allen hetzelfde en voorzien van het wapen der kamer. Elke kamer bezat een blazoen, dat ge-woonlijk uit eene symbolische voorstelling bestond. De rederijkers traden niet alleen in hun stad op maar ook elders, vooral bij wedstrijden die de kamers onderling hielden en die «landjuweelen» werden genoemd. Zoowel de zaak als de naam waren ont-leend aan de schuttersgilden. «Juweel» (kostbaar voorwerp) beteeken-de eigenlijk de prijs die geschonken werd. «Landjuweel» was dus de prijs door de ^n of andere lnjadstrepk tjitgçlpofd*. De oudste wedstrijden waarvan wij lezen hadden pli-dts tydens schuttersiecsieu» Uiijkbaar werden oorspronkelijk, zoowel bij de schuttersfeesten als bij afzonderlijke wedstrijden der gezellen, kleine stukjes of kluchten vertoond. Maar toen in het laatst der 15e en eerste helft der 16e eeuw der rederijkerskamers tôt grooten bloei \raren gekomen, maakte het csbattenicnt plaats voor het spel voi zinne en misschien is toen voor het eerst de naam «Landjuweel» gebruikt. I)e rederijkersfeasten werden cteeds schitterender, de dramas ernstiger. De spelers wilden evengoed als in de plaats hunnev inwoning, ook daarbuiten laten zien wat zij op gebied der «Const van rhetori-ken» vermo-ohten. Zij wilden niet alleen vermaken, maar ook stichten en onderwij-zen.Het oudste landjuweel waarvan bijzon-derheden zijn bewaard gebleven, is dat van 1496 te Antwerpen. 28 kamers waren uit de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden opgekomen. Sommige kamers kwamen met schuiten binnen c'e stad, de meeste echter «te lande» en van beiden had de inkomst met «grote en oabegi'ipelicker conste en de triumphe plaats». Vooral de «intrijen» waren gewoonlijk schitterend. (De heer voordrachtgever spreekt over de verschillende landjuweelen die plaats hadden te Antwerpen, Mechelen, Brussel, enz., waar de kamers r et aile pracht en luister aan deel namen). Toen hadden echter de rederijkers in aile opzichten hun hoogtepunt bereikt. lu de zuidelijke Nederl?nden werden hun spoedig aile mogeliike rr.oeilijkheden in den weg gelegd en in Noord-Nederland had men minder slag om op grootsche wijze feest te vieren. De landjuweelen verdwijnen dan ook iang-zamerhand of maken plaats voor de refe-reinfeesten, waar slechts -edichten worden voorgedragen. En het î-efereinfeest te Mechelen, in 1G20, was de laatste groote wedstrijd der rederijkers.Bijzonder opmerkingswaardig is : dat in geen der kronijken uit dien tijd, in geen der werken die de verrichtingen der kamers van rhetorica behandelen, er <ck maar een enkele maal sprake is, dat in die tooneelwed-strijden onder de kàmers v^vdeeldheid heerschte over het toekennen d'ir prijzen, men nergens melding vindt gemaakt dat de ééne kamer zich ten bate van eene andere benadeeld acht, waaruit blijkt dat de prijzen met algemeen croedvinden.dus naar ver-dienste werden toegekend. Waren de priiswinnende kamers in hunne geboortestad teruggekeerd, dan werd daar het spel. waarmeê zij een prijs hadden be-haald, nog eens opgevoerd voor de bewon-de rende stadgenooten en de magistraat werd aangesproken om de rekening te hél-pen vereffenen. In 1539 betaalde Thielt aan de rederijkers die naar Gent geweest warer;, 469 ponden parasis (1) ; Oudenaerde ; ^80 ponden in 1565 ; Antwerpen 400 ponden in 1541. Een groot deel der dichterlii'-e werkzaam-heden aan de rederijkers, hun refereinen, balladen, rondeelen, ketendichten, rotogra- (1) Ponden parasis : waarde van 90 centie. men. den en kniedichten îcunnen we onbesprokea iaten ; ook hun zotten die hun /ermaakten en bij optochten een welwillend publiek deden schateren van lachen, vragen hier onze aandacht niet. Maar de chrijvers der rede-rijkersdramas dienen hier evtn vermeld te worden. Meestal waren het de « faetors » der kamers. Van de oudste en tevens verdienstelijksts schrijvers uit de 16e eeuw worden vermeld : Cornélius Everaerts (1480-1556), van Brug-ge; Mathys de Castelein (1485-1550), van Oudenaerde; Jean-Baptiste Moudaert (1553-1599); Ryssaert van Spiere, van Oudenaerde; Colyn, Keyart, Jacob de Mol en Lauris Jansz. Tegenover de ontelbare rederijkers der 16° eeuw zijn de tooneelspelers van beroep bijna zonder beteekenis, want, waar bijna iedereen tôt een rederiikerskamer be-hoords en zèlf de planken betraJ, waren er voor tooneelspelers van beroep al heel slechte kansen in den striid om het bestaan. Wij vinden vermeld dat in 1594 te Ulm « Niederlàndische Comœdianten » optraden en in 1602 « Nidlendisehe Comœdianten ». Bij het uitbreken van ùen opstand kwam er een einde aian het dichten en spelen der rederijkers. Vele kamers werden door da Spaansche regeering gesloten. In de 17° eeuw sleepten enkele kamers hun bestaan voort, maar vc lhardden bij de oude kunstvormen en zelfs de 18e eeuw brachfc daarin weinig verandering. In de Noordelijke Nederlanden verrezen aan het einde der 16e eeuw de rederijkerskamers als het ware uit (.'.en grond, dank zij de kunstenaars en geleerden, kooplioden en fabrikanten die hun geboorte'and — Zuid-Nederland — verlieten om bij hun Noorder-broeders een veilig heenkomen te zoeken. Maar de dramatischo tchrijvers hebben zich al spoedig afgewend van de kunst theo-rieën die in de 16° eeuw gcldig waren ; zij hebben naar cieuwe vormen gezocht, mee-gevoerd en meegeleefd met hun tijdgenoo-ten.De 17° eeuw heeft ons wel geen Shakc-spaere gebracht, maar de tooneelletterkun-de van die periode was toch het grootsche tijdperk der geschiodenis niet geheel on-waardig.En hiermede, geachte ^cchoordoressen en toehoorders, zijn wij- genaderd aan een' nieuwe bladzijde in de geschiedenis van het tooneel. (Langdurige toejuichingen.) De heer Arie Van den Heuvel, toooeel-meester en dienstdoende bestuurder vaœ den Vlaamschen Schouwburg van Gent be-kwam grooten bijval. 't Was zeer verdiend. want zijne wel gedocumenteerde voordrachr getuigt dat hij zijp onderwerp ernstig b»-studeerd heeft. Het publiek, dat de bockerijzaftl bomvol bezette, was er over reer voldaan. Wij danken openlijk den heer a. Van den Heuvel voor zijne bereidwillige medewer-king en hopen hem in de maand Oogst te-i rug te zien. N. B. Vade-Mecum voor den tooneelspe-' ler-liefhebber, door E. Krinkels (geillus-, treerd en van talrijke plannen voor de' schikking van het tooneel, -nz., voorzien Prijs: 3 fr. Nog enkele exemplaren ziin er van te verkrijgen in onzen Boekwinkel,' Hoogpoort, Gent. Europeesche Oorlog In West-Vlaanderen In t Noordso van Frankrijk OîHcfsels telegrammen : Uit ËtaStsche bron Duitsche ambtelijke meldingen. — Groot Koofdhwartier 5 Juli 191ô. Westelijk oorlogsterrein: Een Engelsche aan val noordelijk van Ieperen, van den steenweg naar Pilkem, en een Éransche aanval op Souchez werden bloedig afgewezen. Beiderzijds Croix des Carmes (aan den westkant van 't Priesterwoud) bestormden onze troepen gisteren do vijandelijke stel-ling over eene breedte van ongeveer 1800 m. en drongen door een warhoop van loop-graven tôt 400 m. vooruit. Onder zware verliezen moesten de zich vertwijfeld we-rende Franschen loopgraaf op loopgraaf ruimen en ongeveer 1000 ongewonde gevan-genen (daaronder een bataljonsstaf, twee veldkanonnen, vier machiengeweren, drie lichte evenals vier zware mijnenwerpers in onze handen laten. Evenzoo gelukte een gelijktijdig uitge-voerde overval op eene Fransche blokhuis-stelli»2 _bij Haut-de-Rup.t (zuidôîijk yag^j Norroy aan de Moezeï), die met bezetting en in gebouwde etrijdmiddels in de luchfc gesprongen en dan planmatig weer ge-ruimd werd. Onze vliegers bewezen opnieuw in den luchtstrijd hunne overmacht. Noordelijk en westelijk van Manonvillers werden op 1 en 2 Juli elk een Fransch vliegtuig tôt snelle landing gedwongen. Met goed gevolg weerde gisteren en eer-' gisteren een Duitsche strijdvlieger den aan-* val van drie vijanden af. De bij den gisteren gemelden vijandelij-ken luchtaanval op Brugge geslingerde bommen vielen in de nabijheid van da waardevolste kunstgebouwen der stad neer.i Oostelijk oorlogttooneel: De toestand is onveranderd. Zuidoostclijk oorlogstooneel: De verbonden troepen onder 't bevel van' generaal v. Linsingen hebben op hun gan-sche front de Zlota-Lipa bereikt, de weste-lijke oever is van de Russen gezuiverd. Het leger werkte buitengewoon. In veertien daagschen strijd bedwong zij eene sterka vijandelijke steïling en den overgang over den Dniester en dreef den verslagen vijand van stelling tôt stelling voor zich uit. Aan het Bug-gebied ruimde de vijand heden nacht het bruggenhoofd Krylow. Tusschen Bug en Weichsel werden da Russen gisteren bij Plonka-Turobin noor« delijk van 't Porgebied en bij Tarnawka* Krasnik opnieuw achteruit geworpen. Opperstç Legerbestu^tr^ t, Maar» — Prijs per nuamer : voor Belgï'ô 3 cantiemen, vooi den resmdo5 ceatiemen TeJafoon s Rerfactâa 247 - Atinnânss'iraiSe 2845 Woensrtaî? 7 JisLS 1±5"î b

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Vooruit: socialistisch dagblad belonging to the category Socialistische pers, published in Gent from 1884 to 1978.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods