Het tooneel

1350 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1917, 29 Dezember. Het tooneel. Konsultiert 01 Juli 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/gm81j9884p/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Het Tooneel 3= Jaargang Nr 16 29 December 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem BERNARD J. RUYSBROECK. Kon. Ned. Schouwburg " De Hinderlaag „ Henry Kistèmaeckers behoort tôt de romanti-sche school, en zijn stukken doen onwillekeurig denken aan de spelen van Alexander Dumas, va-der. . ... Op den keper beschouwd bezitten meest al zijn personnages een goede inborst.Hij kent door en door de knepen om de massa te ontroeren of te vermaken, en weet op welke wijze men eerst tra-nen in de oogen van net publiek lokt, en het daar-na voldoening schenkt. Dit streven om in den smaak te vallen deivneer-derheid van de toeschouwers is danig gevaarlijk, en leidt naar het melodrama, waardoor schrijvers hun oprechtheid opofferen aan den bedenlcelijken goeden smaak der menigte, en behendige hande-laars in holle gczegdens worden. Henry Ivistemaeckers wist, dank aan zijn han-dige techniek, dit gevaar min of meer te vermij-den, en hij omzeilde de menigvuldige hinderla-gen, die het gekozen onderwerp opleverde, zonder in mengelwerkliteratuur te versukkelen. Ket gevaar was vooral groot in het tweede be-drijf. Robert Marcel, nadat hij tijdens zijne jtugd verstoken bleef van elke vrouwelijke tee-derheid, wordt er het voorwerp eener warme voorkomendheid vanwego Sergine Guéret. —• Zal hij op zijne moeder verliefd geraken. Die vraag verwekt een benauwde eejaagdheid. — Noch de moeder noch den zoon geven daartoe aanleidinf. maar Jean Guéret verontrust zich over die on-verklaarbare genegenheid, vooral nadat een andere vrouw hem de oogen o^ende. De tweede hinderlaag is de mogelijkheid eener verhoudine* tus-schen Robert Marcel en zijn half - zuster Anne -Marie. De auteur speelt met het vuur, hij gaat zelfs zoo ver, aan den jongen ingenieur de hand van het meisje te doen vragen. niet uit liefde, maar om zich te vergewissen of de samenleving ho:m al of niet zijn onregelmatige < geboorte als een schande aanwrijft. De verdenldng van Jean Guéret en het verkeerd uitleggen door Robert -Marcel der houding van Sergine, zijn twee mis-vt-rstanden waaruit de verdere botsingen voort-snruiten.Wanneer een tooneelschrijver zijn keus bepaalt op een alledaagschen «fait - divers», wekt hij over het algemeen een zeker wantrouwen. Zulke or.derwerpen zijn rijk aan actie. Zoolang die actie slechts dient om de gedachtengang te schragen, en een stevige samenspraak den voor-rang behoudt, is er geen vrees, dat de auteur een melodrama zal maken. Rampen lokken in dit ge-val, scherp omlijnd, spontané zielsuitingen uit... Nuchter beschouwd zijn de onderwerpen van de meest vermaardo tragediën melodramatisch. Die spelen konden de tijden trotseeren, dank aan de wijze waarop de stof verwerkt werd. «De Hinderla- is uiterst knap gebouwd. In het eerste bedrijf hoofdzakelijk laat Henry Kiste-maeckers zijn behendigheid blijken. De toestand dcet aan een mene-ehverk denken: een jeugdige, begaafde ingenieur staat, tijdens een bal, tegen-over zijn, voor hem onbekende, moeder. Zonder zijn toevlucht te nemen tôt deklamatorische ge-zegdens brengt de schrijver de toeschouwers op ds hoogte, onopgemerkt, dank aan enkele schijnbaar - onbeduidende ophelderingen, op gepaste oogenblikken. Langs een stijgende spanning komt Henry Kis-temaeckers meestal tôt een pakkend slot. Het vierde bedrijf van «De Hinderlaag» is be-paald zwak. De opgaande zon te midden der pui-nen, is het zinnebeeld van hét eeuwige leven, ee-nîg heerlijk niettegenstaande de wreedste rampen. Dit slot voldoet evenwel niet. De actie ver-traagt en wat gezegd wordt is de schermen niet waardig. Dit einde gaat mank aan durf. De won-den zijn maar half geheeld. De oplossing: einde goed ailes goed, zal den doorsneetoeschouwer be-vredigen, al is zij dan nog zoo onbeduidend. Hoe heel anders had de auteur «De Hinderlaag» net het derde bedrijf kunnen ontknoopen: scherp, krachtvol, na den bijna onhoorbaren slag der /erwijderde ontploffing. Het besluit van Anne - Marie — die' de liefde aanschouwt als een prachtartikel, dat met weelde samengaat — met den onbeduidenden Durand te nuwen, verheugt de massa. Jean Guéret zal aller genegenheid wegkapen wanneer hij afziet van ûe trouwens weinig gevaarlijke Christiane de Servais. Afzonderlijk genomen zal men wel geen nieuwe of origineele gedachten in dit stuk aantreffen. — Henry Kistemaeckers ontmoedigt ideaaljagers, — maar voldoet aan de menschen, die het leven zoo aangenaam - gemakkelijk mogelijk wenschen te slijten en te verslijten. Heer Louis Bertrijn bewees eens-te meer dat hij een groot kunstenaar is. Men voelde de wils-kracht schuilen achter zijn bedaarde, schijnbaar koude houdingen Gedurende oogenblikken van )pwinding straalde de bewonderenswaardige en :ekere macht van Jean Guéret intens door. Tôt iet einde toe wist hij den indruk dier kracht even 100g te houden, tôt op het oogenblik dat hij ge-•roken, de verhouding ontdekt tusschen zijn rouw en haar zoon. Heer Cauwenberg presteerde een persoonlijk, •ezield en behendig spel. Hij vertolkte Robert larcel zeer natu.urlijk en bleef los en lenig tôt elfs gedurende stonden van hevige opgewonden-eid. Vooral valt hij te prijzen om zijn uitbeel-ing van de ontroerende tooneelen in het eerste edrijf, om het intiem gesprek tijdens het twee-e en om zijn heftige momenten op het einde van en tweeden en van den derden akt.Hij was bij-onder goed bij stem, vooral op 't einde van n III klonk zijn frisch orgaan machtig, over-'eldigend zelfs. Zijn bijval was welverdiend. Mevr. Dilis dwong eens te meer aller eerbied af. oorbeeldig gaf zij haar ontroeringen weer... »ie zielesmart en foltering zichtbaar voor het pu-liek bleef voor Robert Marcel verdoken. Op ze-ere momenten bereikte zij de hoogste tragiek. childerachtig - eenvoudig was het waardig lij-en uitgedrukt, waar Sergine haar echtgenoot an ontrouw verdenkt. Haar wanhoop in II was [ingrijpend door de expressieve mimiek. Mevr. Bertrijn was zoo bekoorlijk, zoo op en >p artiste, als Christiane de Servais dat zij wer-?lijk de bekoring gaf van de verleidende vrouw. Mej. Marg. Bertrijn schetste knap, het karak-:r van Anne-Marie, het meisje, dat de ernst van ît leven begint in te zien, ofschoon het nog; af î toe kinderlijk is. Heer Piet Janssens bracht de nevenstaande fi-lur van Gontran de Limeuil op het voorplan. eer Janssens is een te waar kunstenaar, omdat t ons zou verwonderen. Spijtig liet zijn geheu-m hem een paar malen op een al te opvallende ijze in den steek. Heer Ruysbroeck omlijnde op een leuke ma-er graaf Tcherkoff, wiens dronkenschap toch eeds binnen de païen blijft. Heer Van de Putte teekende Paget, den chauf-ur - werkman, liederlijk en pocher, zeer flink. Heer Gorlé heeft op natuurlijke wijze de goed-id, de eerlijkheid weergegeven van den mees-rgast, vadei4 Brosse. Heer De Wachter overdreef de melancholie niet n Maurice Hermès. Spijtig maar dat zijn stem o weinig buigzaam is en zoo weinig aangenaam ïnkt. Mej. Jeanne Janssens was zeer lief als Agnès rel. Mej. J. Neyssen en de heeren W. Cauwenberg, R. Angenot, J. Schmitz, Van Gool, De Groodt, J. Robbyns e. a. bedierven niets aan het ensemble. Het décor voor het laatste bedrijf, van kunst-sc-hilder Proost, de verwoeste fabriek, maakte an-dermaal ophef en werd fel bewonderd. De herneming van «De Hinderlaag» lokte da-. nig veel volk naav den schouwburg. J. D. S. In en Om de Schouwburgen KON. NED. SCHOUWBURG. :— Zaterdag 5, Zondag 6 (dag- en avondvertooning), Maandag 7 en Donderdag 10 Januari 1918, opvoering< van «.Zaza», tooneelspel in vijf bedrijven van Pierre Berton en Charles Simon. — Verdeeling : Zaza, Mevr. H. Bertrijn. — Bernard Dufresne, heer G. Cauwenberg. — Adolphe Cascart, heer L. Bertrijn. — Malardot, heer P. Janssens. — Dubuis-son, heer E. Gorlé. — Bussy, heer R. Angenot. — Michelin, heer J. Schmitz. — Le Camus, heer J. De Groodt. — Martin, heer F. Thees. — Courtois, heer W. Cauwenberg. — Lartigon, heer A. De Wachter. -— Auguste, heer A. Van Gool. — Du-clou, heer Van de Putte. — Jules, heer Willem. — Adolphe heer Frans. — Een heer, heer J. De Groodt. — Een chauffeur, heer Thees. — Anais, Mevr. Ruysbroeck. — Toto, Mej. Van der Baan. — Simone, Mej. M. Bertrijn. — Clairette, Mej. Marie. ■— Florianne, lVIej. Jeanne. — Mme Dufresne, Mej. J. Janssens. — Nathalie, Mevr. Ch. Noterman. — Juliette, Mej. Van den Eynde. — Melanie, Mevr. Hens. — Liseron, Mej. Muyle. VERWACHT. — «John Gabriel Borkman»,tooneelspel in vier bedrijven, van H. Ibsen. STILTE IN DE TUSSCHENBEDRIJVEN. — Onze lezers zullen reads bemerkt hebben in «Het Tooneel» dat, onder den speelwijzer van onzen Nederlandschen schouwburg sedert enkele weken de muzieknummers vernield staan welke het or-kest uitvoert in de tusschenbedrijven. Die uit-stekende maatregel is geschied op meerdere aan-vragen van gewone bezoekers. Maar nu hebben wij sedert dien vastgesteld dat de gesprekken in hevigheid toenemen en vele fijne gedeelten van de uitvoering totaal verloren gaan in het geroeze-moes van de al te luidruchtige gesprekken. Dat is niet alleen venrelend voor de liefhebbers van goede muziek maar hoogst onaangenaam voor den kapelmeester en zijne uitvoerders, tusschen \vie elementen zijn van allereerste gehalte, echte vir-tuozen. Wij begrijpen zeer wel dat er een praat-je gevoerd wordt en vele menschen verkiezen de zaal niet te verlaten daar de «caveau» gesloten blijft, maar dan is het toch niet te veel gevraagd dat die gesprekken niet al te luidruchtig gevoerd worden al was het maar uit eerbied voor de mu-zikanten en uit goed begrepen wellevendheid en welwillendheid jegens de menschen die van goede muziek houden. NA «RIP» wordt in den Palatinatschouwburg «De Lustige Boer» opgevoerd.. 1918. Aan onze lieve lezeressen en trouwe lezers onze hartelijkste wenschen voor het komend jaar. De Nationalizeering van ons Vlaamsch Tooneel in het weekschrift Vlaamsch Leven heeft heer Jef Pauwels, die volgens dit weekblad tooneelschrijver zijn moet, onder vorm van brief, een opstel laten verschijnen onder bovenstaanden ti-tel, waarin hij bittere weeklachten laat hooren over de veronachtzaming van ons Vlaamsch Tooneel. Werken van vreemde dramaturgen worden met voorliefde opgevoerd door de bestuurders der Vlaamsche schouwburgen van Antwerpen, Brus-sel en Gent, ten nadeele van oorspronkelijk -Vlaamsche tooneelprodukten. In het volgend nummer van het weekschrift staat Oktaaf Steghers hem te woord en deze heer gaat er met den ruwen borstel aan. In nummer vijftien, tweede jaargang van «Het Tooneel» schreven we, als inleiding voor de beoor-deeling van «Eene Misdadige» van Nestor de Tière: «Verleden jaar, bij 't einde van het seizoen, wezen we er op, dat het bestuur van onzen Ko-ninklijken Nederl. Schouwburg een grooter quantum oorspronkelijke werken had doen opvoeren dan het, in normalen tijd, verplicht was volgens zijn lastkohier. «En we verheugden ons over den bekomen uit-slag.«Het opvoeren van oorspronkelijke werken wordt in aile cultuurlanden steeds aangeprezen. «Het is een axioma : Kunst van eigen bodem moet den voorrang hebben. «Wij zeggen: KUNST van eigen bodem en niet het eerste, het beste produkt dat met de kunst niets te maken heeft. «Want oorspronkelijkheid, d. w. z.. werk ge-schreven in eigen nationale " taal, mag niet vol-staan: het werk moet niet alleen zooveel mogelijk beantwoorden aan de eischen van de techniek, — maar tevens de uiting zijn van een kunstpersoon-lijkheid.«Want wij zijn het eens, niet waar? dat vele prestaties met kunstpretenties niets anders zijn dan voortbrengsels van zwakkelingen, onbewust van hun onmacht en hun soms verregaande on-bt.nulligheid.«Zelfcritiek en zelfbewustzijn zijn twee eigen-schappen welke vele menschen, die denken aan kunst te doen, absoluut missen. Zelfvertrouwen en durf moet een kunstenaar bezitten, voorzeker, maar de twee hooger vermel-de hoedanigheden behooren gewoonlijk aan rijk-begaafden.«Oorspronkelijke, zoowel als vertaalde draak-jes, blijven toch nog altijd wangedrochten en goed begrepen nationaliteitsgevoel zal niet leiden tôt het door - de - vingeren - zien van grove ge-breken in werken van eigen bodem. «Onze tooneelliteratuur is niet rijk àan goed werk. Veel werd geschreven en zelfs opgevoerd maar, eenige treurspelen en enkele comedies uit-gezonderd, die men op zijn vingeren tellen kan, is het met onze dramatische kunst niet heel schitterend gesteld. «Waar onze dichters en prozaschrijvers sedert een kwaart eeuw bewijzen hebben gegeven van niooie levenskracht en levenslust en een veld zijn gaan bearbeiden waarop nu de schoonste vruch-ten bloeien, is onze dramatische literatuur nog bezig met een dorren grond te ontginnen naar ver-onderde begrippen en met verachterde methoden. «En als wij dan voor de keus gesteld worden tusschen een waardeloos Vlaamsch dramatisch produkt en een uitheemsch kunstwerk, dan aarze-le we niet éen oogenblik de voorkeur te geven aan het laatste.» * * * Dat was dus onze meening en dat is ze nop\ omschreven, mogen we toch zeggen, in een def-tigen, ernstigen vorm, kwetsend voor niemand die eenig begi'ip heeft van onze Vlaamsche too-neeltoestanden.Toch wel! Een zeker heerschap vond dat wij de vreemde kunst voortrokken en liever uitheemsch werk zagen opvoeren dan oorspronkelijk werk!! Dat was dus effenaf de waarheid verdraaien, — want we hadden toch duidelijk gezegd: «Kunst van eigen bodem moet den voorrang hebben». — Maar begint nu eens te redetwisten met iemand die zijn gramschap en wrok niet kan verkroppen. omdat zjjn werk niet wordt opgevoerd, precies alsof wij aansprakelijk kunnen gemaakt worden voor het zoogezegd onrecht dat hem wordt aan-gedaan!Maar^wij zullen ons wel wachten onzen kost-baren tijd en de afgemeten plaatsi*uimte te ver-spillen aan het gebazel van den literairen stief-zoon van den dichter van «Jezus de Nazarener». Wij zegden hooger dat heer Oktaaf Steghers er met den ruwen borstel aangaat. Oordeel lie-ver of het niet waar is: «We hadden meer dan éen onderhoud zegt deze heer, met onze Brusselsche tooneelbestuurders en gingen de zaak ook eens anders dan langs de chauvmistische gevoels-zijde bezien, en waarlijk, stilaan ging onze ijver aan het luwen, vooral toen we ons eigen werk gingen stellen tegenover dit dat ons in den laatsten tijd uit den vreemde kwam. We kwamen tôt deze droeve bestatiging: «We hebben geen Vlaamsche tooneelletterkun-:1e!... En hierin gaan we met den heer Pauwela niet t'akkoord wanneer hij zegt dat onze Vlaamsche werken op dezelfde hoogte staan van wat 3ns van vreemde auteurs wordt geboden. «De bestuurders zijn geneigd Vlaamsch werk te :pelen, en er den voorkeur aan te geven, wanneer " îet maar^ degelijk en... speelbaar is! Nu zal men >ns een tiental stukken gaan opnoemen die waar-îjk verdienste hebben, werken van : Lodewijk ! Bcheltjens, Jef Haugen, Piet Van Assche, Alfred : 'ogaerd, Hubert Melis, Edmond Roeland, enz., : loch hier rijst het geval dat al die werken juist * om nun aegenjkiieicl, zoo zeicizaam m cie viaam-sche voortbrengst, sinds jaren door onze maat-schappijen werden afgejakkerd, door het publiek zijn moe gezien, en een schouwburgdirectie, die voor ailes de financiëele zijde van hare uitbating in 't oog heeft, weinig kans ziet er ook nog maar het minste mee te verdienen.» En verder: «We hebben geen enkelen tooneelschrijver wiens werk de grenzen over kan en-' in den vreemde den roem en de faam onzer tooneelliteratuur even hoog kan houden als onze proza en onze dichtkunst staat, om niet van de plasti-sche kunst te gewagen.» Hebben wij iets meer gezegd ? De heer Steghers vervolgt dan : «De eisch is dus: leveren wij degelijke tooneel-werken! Leeren wij veel van het vreemde schoons dat hier wordt vertoond — al is al wat over de grenzen- komt nu ook precies geen meesterwerk ! — maar aan de techniek en de dialoog van 'n Fabricius, 'n Heijermans, 'n Schnitzler, 'n Haupt-nian, 'n Shaw, 'n Ibsen, enz. kunnen we 'n puntje zuigen! Ons eigen tooneel is te veel maakwerk, te veel als 't ware op commando geschreven... Op commando, ja wel: zoo toch zijn de meeste onzer tooneel stukken ontstaan ; door de voortdurende prijskampen van uitgevers, maatschappijen en stad Antwerpen, — die telkens het spreekwoord staafden: «velen wanen zich geroepen, doch wei-ni^en zijn verkoren!» «En dan, de voorvvaarden van die prijskampen alleen reeds leggen er ailes toe aan om het plan van den schrijver in de engste banden te knellen in plaats van zijn ontwerp vrije vlucht te laten kiezen. Nu weer de prijskamp bij den uitgever. Janssens te Antwerpen: op voorhand wordt aan-geduid dat de schrijver er voor ailes moet op aan-stuwen zijn werk speelbaar te maken door de maatschappijen. Natuurlijk !... Voor den uitgever geldt dan den vorkoop van zoovele brochuren... en door zoo'n prijskamp komt hij in 't bezit van heel wat handschriften, die met een 't - steekt -zoo - nauw - niet worden in het licht gezonden. 't Kost enkel papier en de schrijver is betaald met... de eer te zijn gedrukt!» Hier houdt de lezer stil! Het artikel V van dé voorschriften van den Let-terkundigen Prijskamp uitgeschreven door heer Gust Janssens luidde:«Bij de beoordeeling der in-zenclingen van de mededingers zal vooral gelet worden op de taal, den logischen gang der gedachten en in het bijzonder op de speelbaarheid. Er mag daarbij niet vergeten worden dat de werken,vooral geschikt om door onze goede tooneel-maatschappijen opgevoerd te worden, de voorkeur zullen hebben.» Het werk, om bekroond te worden, moest dus voldoen aan den drievoudigen eisch van goede taal, logischen gang der gedachten en speelbaarheid. Als aan die drie voorwaarden voldaan was dan zou er misschien nagegaan worden voor het doen eener keus tusschen twee werken van ge-lijke waarde welk van beide ook door onze goede tooneelmaatschappijen kon opgevoerd worden... Wij zeggen goede tooneelmaatschappijen en niet de eerste de beste «sjosjeteit». Inderdaad, onze vooraanstaande tooneelkringen geven door den band uitstekend werk en zij zijn het die meestal de elementen geleverd hebben voor onze regel-matige gezelschappen. — Zij zijn het ook die Vlaamsch oorspronkelijk werk opvoerden en ook meerdere tusschen hen gaven soms het goede voorbeeld aan de officiëele schouwburgen door het vertoonen van uitheemsch kunstwerk. Laat ons dus niet met minachting spreken over onze goede, ernstige tooneelmaatschappijen die belang-loos hun tijd, hun moeite en ook hun geld veil hebben voor de kunst. Trouwens, wij mogen wel zeggen dat die gewraakte vereischte niet in aanmerking is gekomen bij het beoordeelen van de inzendingen en dat zij zelfs niet meer voor-komt in de voorwaarden van den nieuwen prijskamp.Wij moeten hier niet optreden als verdediger van den uitgever, heer Gust Janssens — hij staat zijn man wel als het noodig is — maar toch houden wij er aan hier openlijk te verklaren dat hij spontaan twee bijprijzen toekende, van gelijke waarde als de derde, en door die milde daad dus wel degelijk bewees. dat het hem niet te doen was een zaakje te maken, maar dat hij werkelijk door zijn prijskampen de beoefening van de tooneelliteratuur wenscht aan te moedigen. Door den prijskamp is een nieuweling bekend geworden: heer Theod. J. C. Verschaeren, van Mechelen, die met «Acta Bureaucratica», zijn proefstuk op tooneelgebied, bewijzen gegeven heeft dat hij stof schijnt te bezitten om een goecl tooneelschrijver te worden. Laat ons overigens niet ondankbaar zijn jegens een uitgever die tooneelwerk van onze schrijvers op risico wil drukken. Er zijn natuurlijk stukken die verkocht worden, maar andere, en misschien wel de meeste, zullen echter voor rekening blijven van den uitgever en op den zolder andere mislukkelingen en winkeldochters gaan vervoe-gen. De gedrukte tooneelspelen zullen in elk geval den schrijver doen kennen en maatschappijen en misschien ook wel schouwburgbestuurders aanzetten zijn werk te spelen. Onbekend is onbe-mind.Over het slot van het artikel van heer Steghers spreken wij_ in het tweede deel van de bijdrage: «Het Premiestelsel», dat door plaatsgebrek en vooral door het niet - nakomen van een belofte van den Secretaris van den Bond der Vlaamsche Tooneelschrijvers, tôt hiertoe niet verschenen is. N. Bernard Ruysbroeck De handen in de zakken van den lichtgekleur-den kamerrok, stond heer Ruysbroeck voor mij, en beantwoordde hij mijn vragen met een triesten glimlach op het gelaat. — Wanneer ik zoo heel mijn leven overzie, word ik droevig gestemd. Hoe ik mij ook verman, ik kan het onmogelijk verhelpen. Zulke biographie doet zeer veel ware kameraden gedenken, naast en met wie men lange maanden, — jaren zelfs, — vriendschappelijk werkte. Hoe veel onder hen verdienen thans hun brood, vergeten, in ver verwijderde streken, of wel rusten hier of daar de eeuwige rust... Bernard J. Ruysbroeck werd in 1855, te Rotterdam geboren. Na de voltooiing zijner studiën, was hij enkelen tijd op het kantoor van een makelaar in wol. Toenmaals koesterde hij een diepgewortel-de voorliefde voor het tooneel, en trad hij op zijn vijftienjarigen ouderdom in «Taalijver en Broe-dermin» en andere dilettantenkringen op. In die middens maakten natuurlijk romantische sensa-tiestukken, zooals «Robert de Struikroover» e. a. het repertorium uit. Al spoeclig hadden de heeren Le Gras, Van Zuy-len en Haspels den jeugdigen liefhebber opge-merkt, en zij verbonden hem aan hun schouwburg. Van een tooneelschool was er op dat oogenblik nog geen spraak, en door oefening en eigene studie, moesten de acteurs de veelzij-dige kennissen opdoen, die van een herscheppings-kunstenaar gevergd worden. In 1876 debuteerde heer Ruysbroeck in een der drie stokoude ventjes uit het vermaarde stuk «Lena», door Delcroix. Heer Legras, hoofdregis-seur bij het gezelschap, en heer W. Van Zuylen verstrekten aan den beginneling allerlei zeer wijze raadgevingen, en hun benijdenswaardige on-dervinding werd voor hem een nuttige school. — I-Iij maakte deel uit der artisten die in 1880 te Londen «Anne - Mie» en «Marie - Antoinette» uitbeeldden. In beide spelen vervulde de onverge- i telijke, geniale actrice Mev. Catharina Beersmans | de titelrol. Nadat hij vijf jaar te Rotterdam verbonden was, kwam hij,door tusschenkomst van H. Bu-derman te Gent, bij heer Fauconnier aanlanden, maar bleef er slechts één seizoen. Heer Willem van Zuylen nam toen juist de directie van een gezelschap on zich. en hij kontrakteerde te Antwerpen met Mevr. M. Verstraete en Mej. Ten-voorden en te Gent met heer Ruysbroeck. Deze laatste was dus danig aan den man verknocht, die hem ae eerste vingerwijzingen gaf, dat hij zonder de minste aarzeling de verbintenis onder-teekende. Wanneer nadien, die zelfde bestuurder sjechte zaken maakte en insolvent verklaard werd, weigerde heer Ruysbroeck een schuldbe-kentenis bij het gerecht in te dienen, daad, waar-voor hij een ontroerden brief ontving, steeds be-v.'aard^ als cen heilig aandenken. Nog leeft bij hem die vereering voor heer van Zuylen — veel-ser een vader dan een bestuurder, en die het ge-luk zocht in het bijzijn zijner artisten — onge-jehonden voort. Tijdens die tweede verbintenis in zijn geboortestad knoopte heer Ruysbroeck ken-pis aan met Mej. Tenvoorden, en trad met haar in het huwelijk.Wanneer zoowat zes jaar verstre-ken waren kwam heer Van Doeselaer met hem ?nderhandelen. In de levensschets van Mevrouw Ruysbroeck beschreven wij omstandig hoe een samenloop van omstandigheden de overeenkomst net heer Van Kuyck, bestuurder van den Cirk-ïchouwburg te Antwerpen, voor gevolg had. Daar vertolkte hij o.m. «Vriend Frits» van M. Erckmann - Ghatrian. Na de voorstelling werd îij geluk gewenscht door de heeren Peter Benoit m Frans Gittens, die meteen hun spijt uitdruk-;en, wijl hij de voorwaarden van heer Van Doeselaer had afgeslagen. De onderneming in de Je-susstraat leed schipbreuk na de zesde maand, en :oo kwam heer Ruysbroeck in 1889 aan den Ne-lerlandschen schouwburg. Het derde seizoen was ALFONS CLUYTENS, orkestleider der «Nieuwe Opéravereeniging». hij verbonden toen een wrijving tusschen de artisten plaats greep en hij volgde heer Laroche naar den nieuwen Cirkschouwburg. De exploita-tie evenwel mislukte en het jaar nadien vertrok heer Ruysbroeck naar Gent, vanwaar hij vier sei-zoenen later weerkeerde naar de Scheldestad, en er ononderbroken geëngageerd bleef. Achtereen-volgens stond hij onder de directie der heeren Van Doeselaer, De Lattin en Van Laer, Bertrijn en Van der Horst, en maakte hij deel uit van de artistencombinatie onder de leiding van den heer Louis Bertrijn. Met de zomermaanden was hij van de omrei-zen door hr Van Doeselaer in België of bij onze Noorderburen op touw gezet, en na den val van Antwerpen oogstte hij, met eenige andere artisten van ons gezelschap, als Meulemeester in het stuk «Fientje Beulemans», heel Holland door, —-zeer veel bijval. (Wordt vervolgd.) JAN DE SCHUYTER. Het Kindeken Jésus in Vlaanderen Na den welkome «Pallieter» schenkt Timmer-mans ons ditmaal «Het Kindeken Jezus in Vlaanderen».Het is een boek der Mariavereering, een eerbie-dige hulde aan de moeder. Zaligheid en kommer zijn haar lot! In zijn opdracht zegt de schrijver: «In de ka-der en de landschappen van ons schoon en goed Vlaanderen, heb ik mij het Goddelijk verhaal van het Kindeken Jezus, zijne zoete moeder en zijn goeden voedstervader verbeeld, en met wat let-terkunde in groot genoegen omciérd». De schoone tafereelkens heeten: De aankondi-ging, de Bezoeking, de Veropenbaring aan Jozef, het Huwelijk, de Opschrijving te Bethlehem, Iverstmis, de Opdracht, de Drie Koningen, Hero-des en de moord der onnoozele kinderen,de Vlucht en de Wederkomst te Nazareth. Frisch en van ingehouden toon, vol kleur en reine verbeelding leven deze anachronistische bçschrijvingen van Jezus' prilste jeugd. Het is een Vlaamsch kindeken uit het arme volk maar gezalfd door Gods wil! Uit het arme volk groeit ook hier de Heiland. De schoonheid van het nieuwe werk valt be-zwaarlijk te roemen in enkele lijnen, zooveel is waard afzonderlijk beschouwd te worden en de ruimte is helaas beperkt. Aan onze lezers geven wij simpel een raad ni. het boek te lezen. Beter dan welke beschou-wingen ook zal het door zichzelf sympathie wek-ken.Timmermans is een flinke kracht in Vlaande-rens letterkunde. Een proefbeetje ontleenen wij aan het verhaal «De Opdracht», dat aldus begint: «Een huiverende ïoelte die uit den grijsbruinen hemel zeeg, deed over Gent, het Jeruzalem van Vlaanderen, de sneeuw op de daken en de straten smelten. En de sneeuw die daar gisteren de oude stad nog zoo vriendelijk, stil en gezellig maakte, drupte en lekte nu van de dakgoten, kletsend en pletsend op de steenen en ronkend in_ de regen-buizen. Het zijpelde van de trapgeveltjes en ven-sterlcozijnen dat de gewitte gevelen er groen en blauw van uitsloegen; het was een groeiend ge-luid van water over heel de groote stad. Het leiblauw der torens en het bruinrood der daken liet hier en ginder weer zijn gemoedelijke kleuren zien, en de witheid der straten die gisteren nog het lawaai der gerijen en der zwaarge-kloonde voeten dempte, was een vuil pappig slijk geworden, zoodat de ratelende wagens dezer nij-vere stad, weer de ruiten van de huizen deden trillen... Op de Vrijdagsche markt, waar het volk met roode neuzen en met trappelende voeten ramoer-de rond de kramen van potten en pannen, garen kriunoot en andere dingen, kwamen uit de afspan-ning «De Gouden Kroon» Jozef en Maria. Jozef die het kind droeg in een Schotsche sjaal, baande zich koppig een weg door het volk, om Maria vrijen doorgang te verleenen, die lijdzaam achter hem aankwam, en een kevieken bij had waarin twee ineengedoken tortelduifjes zaten. Zij hadden in «De Gouden Kroon» geslapen, na een heelen dag langzaam rijdens in een piepend huifkarretje, dat de ietwat stramme ezel gedul-dig maar moeilijk had tôt hier gebracht. De groote paap van Bethlehem had weldra van menigen zijner parochianen het nieuws der won-dere geboorte gehoord; maar pinkoogend had hij zijn schouders opgehaald als wilde hij er de mogelijkheid van bestrijden; maar van binnen had hij danig spijt, dat hij die arme lieden, die Jozef en Maria waren, dien avond niet had binnenge-haald, warm eten had gegeven en het ruime lo-geerbed^ waar het kindeken dan proper en gemakkelijk ware geboren geweest. Het zou hem tôt eere gestrekt hebben, dacht hij, bij de menschen en bij God, en wellicht zou-den latere boeken verteld hebben, hoe het mee dank aan hem was, dat het kind waar de wereld naar wachtte geboren wjerd. Hij had de kans verkeken en herinnerde zich een spreuk van een monnik hierbij toepasselijk: «Wacht niet den Ko-ning binnen te laten al heeft hij geen kroon op het hoofd». Niettemin pakte hij zijn onafscheidbaren schui-ler onder den arm en ging het kind bezoeken. En alhoewel niet ailes willende gelooven, omdat hij was in fout, had hij er zijn tikkenhaan eerbiedig afgedaan, en had tôt Maria gezegd, als zij om zijn zegen vroeg: «Zou ik het niet moeten zijn die om uw zegen vraag ?» Nog den eigensten dag liet hii zijn gromme; maarte, eten en geld naar het stalleken dragen... Nadat hij het kind besneden had (een oud gebruik in die dagen) gaf hij de moeder, door wier die-pen, eenvoudigen blik hij zich steeds weemoedig voelde, met roerende stem, den raad van naar Gent de opdracht te doen. En hij was er zoo mee ingenomen, alsof hij zijn nalatigheid_ herstellen wilde, dat hij zorgde voor een karretje. en op voorhand den hoefsmid betaalde die nieuwe ijzers onder de pooten van den ezel sloeg. Zoo waren ze naar Gent gekomen.» L. B. De Idealisten VAN T EEN JAAR IN 'T ANDER... De klok gaat slaan Met droef misbaar. Het jaar is vergaan, Vaarwel, droef jaar. AV. KLOOS. De dichter mijmert : De daken liggen als met fijne suiker bestoven, de ruiten der huizen zijn bebloemd en bewaaierd, de telefoondraden hangen als zware linten vol ijzel... De boomen staan bepoederd,besponnen en wit beschimmeld. Takken en twijgen hangen te glin-steren en te schitteren in den lichten mist als pluimen en pluisjes ijl en zilverig. Een waas van kristallen rijm werd door de vorst geweven broos en glimmerend. Hier en daar gloeit een brasero... Het jaar loopt ten einde, het zware jaar! i Heden liep ik langs de dokken. Voor de oude Gaarkeuken, naast den hangar, ligt een hoop g-rint. Ik keek naar het lage gebouw waarin nu een smederij gevestigd is.De vensters zijn toege-metseld, maar op de rozige kallei merkt men nog waar zij eens waren. Hier en daar kwam nog een letter der oude opschriften bloot. Daar woonde ik een kwart eeuw geleden... En ik denk aan het jaareinde uit mijn jeugd... 't Was een heerlijke tijd! In dees seizoen smookten 's morgens de ouder-wetsche petroleumlampen in den damp die uit de ketels opsloeg. Na het ontbijt ging ik in de och-tendschemering naar school.Buiten lag ailes strak van koude en 't was een aardigheid de harde paardenvijgen voort te stampen... Onder de han-, gars werkte volk en onze kippen met koekeloe-renhaan voorop liepen dik in hun pluimen. s Middags roezemoesden de stemmen in de eetzalen. Tusschen beide zalen, afgesloten met g.azen beschotten, lag de keuken waar het rook naar soep en stoverij. Ik liep verloren in de druk-te, een klein eenzelvig jongsken. Maar 's avonds, na schooltijd, lokte het lustig vuur van het groot fornuis, waarachter de rood koperen ketels glommen. Er brandde maar weinig licht en de katten zaten te spinnen in den vuurglans. Lekker smaakte het wittebrood met toespijs en de versche koffie waarop de melk-rcrom clreef. In vliegende vaart werd het schoolwerk gemaakt om Conscience te lezen. Het was zoo knus en heerlijk voor den reuzenoven op te gaan in het boek, en soms te blikken naar het geweldig vuur. Uit het «schellenkot», waar de meiden aard-appelen jasten, klonk het gezang. Met Onnoozelkinderenclag begon de stemming. ivinderploegen liepen door de buurt. Jongentjes met een snor van blink,in vaders wijde vest en )'as met opgeslagen mouwen, droegen verbalemonde hooge hoeden of slaapmutsen. Meiskens waren gemaskerd met moeders jak en muts en op de opgebonden schorten bengelde de sleutelbos. Va-aer, die in zijn kantoor te rekenen zat, werd keer op keer gestoord door het gezang van: Drij Reu-rnno-e, drij Iveuninge, geef mij 'n nieven hoed!... ol Nievejaorke zoete, het varken heeft vier voeten!... Het gebeurde dan wel dat zij niets kregen en m koor verwenschten: Hier hangt een zaksken met zemelen uit, Hm hier hangt nen gierigen duvel uit! Elke zemel kost 'n duit!... Na «Vaderkensdag» wist ik geen blijf meer met mijn Nieuwjaarsbrief !Ik haalde hem te voor_ schijn, oeduimelde het omslag, voelde hem bran-den m nnjn handen en borg hem weer op een ander verdoken plaatsken. Het geheim woog- mij zwaar. Het drukte op dend ZU3^e' en ^oe^er en Vader lachten terughou- De laatste dag1 van het jaar vertelde vader van den man met 365 neuzen die op de Groote Markt te zien was. De meiden gilden en schetterdën aan het werk, plasten en schrobten de steenen vloeren, en de withouten tafels klaarden hagelblank op bii het drogen. J Jannet, de meicl die inwoonde, kwam met bood-schappen beladen terug. Ik zat stil te kijken en te hunkeren. Zusie werd vroeg naar bed gezonden. Rond negen uur werd het stil in huis. In de huiskamer, aan de ronde tafel, las ik verstrooid. iîuiten rumoerde gezang en harmonicagejoel... iraag kroop de groote wijzer der hangklok. Vader was onverdroten bezig in het belendend kantoortje of kwam soms in de brandkast tellen. ? llle, v,an zijn pijp verwaasde. Moeder scharrelde rond, opende pakjes, vulde koekjes-doozen met «niknak» waarvan de gruizels miin proefbeetje werden. Op een schotel prijkte de pe-perkoek met donkere korst en kleurig suikeren versiersel, aan elken hoek zat een groen blaadje. Up een tweede teljoor lag een biscuiten hart niet rozige en groene fondantjes afgezet. Jannet zag- even ongedurig rond en koterde chef °P r m roo(lg'estookte, ronkende ka- Rond half twaalf werd zusje uit haar bed ge-haald en begon Vader de uurwerken gelijk te zetten. . .Ieder ê'ing op zijn beurt, schijnbaar ongemerkt, zijn «geheim» halen. Dan telden wij de minuten af. Van -t een jaar in 't ander!... \ îjf minuten voor twaalven achtte iemand dat de uurwerken kaduk waren, en begon men alvast nieuwjaar te wenschen. Moeder stak ons een pakje toe voor Vader, en Vader een voor Moeder.Gretig- snokten wij aan onze pakjes, en Jannet bewonderde de stof voor haar meuw kleed. Dan brak het los daar buiten! Al de schepen tloten m de haven en de schippers in het dok maakten ketelmuziek met deksels en potten. De nieuwjaarszangers werden overstemd. — Nu is het Nieuwjaar, zei Vader daji ern-stig nadat wij allen stil hadden toegeluisterd. lerwijl de haven zong haalde ik mijn nieuw-jaarsbriet voor de pinnen en zei de woorden met vreemde bewogenheid tôt den datum inbegrepen. Wij werden onnieuw gezoend, de wang van vader was zachtgeschoren en die van moeder en Jannet was nat van tranen. Een sneedje #beschuit en een glas Spaansche W1ff |<re8'en v''ij. en werden dan naar bed gedaan. Met open oogen lag ik te peinzen aan de op-windende uren die 's anderendaags voortgezet werden, hoorde het fluisterend napraten der ou-ders m de huiskamer. t Was maar voc>rpret, morgen nog-, morgen was het pas Nieuwjaar. En terwijl de slaap zoet-jesaan ailes vei-vaagde hoorde ik de honden grom-men, de witte doghond en de zwarte Baron met zijn troebel oog. Baron was oud en gemakzuchtig, ging voor geen paard uit den weg wanneer hij midden op den straatweg lag neergevleid. Reeds vroeg begonnen 's anderendaags de meiden een «zalige» te wenschen. Tusschenin werd ontbeten, over het chenille tafelkleed werd een wit ammelaken gespreid. Middenin stond het li-keurkastje met cognac en schiedam, een flesch advokaat, een flesch kummel en een ing'edeukte, bruine met Danziger goudwater. Een kist sigaren en het gebak tooiden verder de tafel. Voortdurend speelde de muziekdoos en krijsch-te de grijze papegaai. De nieuwjaarsbezoekers kwamen en gingen, famille, buren en kennissen. Zij rookten een sigaar, proefclen een glaasje, spraken over weer en wind, over de kinderen en de kleine levensrampen. Ik luisterde, snoepte koekjes of mocht mee tikken met een glaasje advokaat die Moeder zelf ce-maakt had. 't Waren uitmiddelpuntige menschen!... Mijn oompjes: een neerslachtige, een lâcher, een gTap-pige, een opgewekte en een ernstige... Verder de herbergier uit «Het Roosken», de stoker van den rijstmolen, de boekhouder der smederij die ook volksvoordrachten hield, een kunstschilder van goede famille en zooveel anderen nog-... Hoe later het werd, hoe drukker de gezichten glommen, de stemmen klonken op in den damp

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Het tooneel gehört zu der Kategorie Culturele bladen, veröffentlicht in Antwerpen von 1915 bis 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume