Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1398 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1914, 04 June. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Seen on 28 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/xk84j0cx5w/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

CAROLUS ■" HET WEEKBLAD VAN DE VLAMINCEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland . . f 2- voor andere landen . . . fr. 5.— 4e Jaargang, Nr 23 — Donderdag 4 Juni 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 ANTWERPEN - TELEFOON 2178 BHOB9L1JJLL M—H PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Charles de Coster Naar aanleiding van het verschijnen in een tweeden druk van : "De Legende van Uilenspiegel en Lamme Goedzak". Vertaling van Richard Delbecq (voor het proza) en René de Clercq (voor de liederen) met platen door Jules Gondry. Uitgave : Nederlandsche Boekhandel, te Antwerpen. 't Kan paradoxaal klinken, maar Charles de Coster — al is hij dan ook de voorlooper van die prachtige Fransch-Belgische letterkunde, die thans bloeit — is een echt-Vlaamsch schrij-ver, wijl hij erin slaagde als geen enkel ander, weer te geven in zijn hoofdwerken : de Vlaam-sche ziel. Zonder totaal miskend te zijn, moesten er toch eerst tientallen van jaren verloopen, aleer men besefte welk een groote sterke geest er leefde in De Coster's werk. Thans, nu de tijden rijper zijn en in Vlaanderen bewustzijn van eigen schoonheid en kracht groeit, leest men de boeken van den genialen dichter, dweept men met hem en geeft hem in de rij der dich-ters van eigen bodem de plaats, welke hem toekomt : de allereerste. Zoo is het in Vlaanderen, bij de intellectu-eele flaminganten toch. Of de verfranschte burgerij de Coster leest ? \Ve durven het be-twijfelen : Haar voorkeur gaat meer naar de Parijsche romans "à la mode", naar "les livres dont on parle", zooals sluwe boekhandelears die noemen, * * * Voor Camille Lemonnier, met wiens optreden de bloei der Fransche letteren in ons land samentreft, valt er slechts éen groote naam aan te stippen : dien van den eenzaam gestorven Charles de Coster. Zijn werk moest genegeerd worden door de groote massa. Dit blijktduide-lijk wanneer men zijn tijdgenooten leest, waar-van de verdienstelijkste waren : Emile Leclercq, Emile Greyson, Hijmans en Caroline Gravière. Wat een onmeetbare afstand ligt er tusschen de sentimenteele, dor-verstandelijke of eenvou-dig saaie boeken van deze auteurs en het schoone, levende werk van den meester, die Uilenspiegel schiep. Zijn arbeid is frisch ge- bleven, schijnt pas gisteren geschreven ; zijn werk neemt toe in kracht, wijl het gevoed werd met levende sappen, opborrelend uit eigen bodem ; het draagt in zich de onverwelkbare schoonheid, die eeuwig is. Te Alunchen geboren (20 Oogst 1827) ge-noot de Coster een zeer verzorgde opvoe-ding (1). In België teruggekeerd, verliest hij vroegtijdig zijn vader. Zijn moeder mocht hij langer behouden : ze stierf kort na het verschijnen van "Uilenspiegel". 't Schijnt wel of van jongs-af het noodlot den dichter vervolgt. Om zijn brood te verdie-nen,is hij een tijd lang ambtenaar, tôt eindelijk zijn roeping de bovenhand krijgt. In 1850 stu-deert hij aan de Brusselsche hoogeschool, doch brengt het niet verder dan tôt candidaat in de letteren. De kort daarop aangevatte loopbaan vandagbladschrijver mishaagdehem weldra.Vrij wilde hij leven; alleen voor zijn Kunst. Zijn bijdragen in dagbladen en tijdschriîten verwer-ven bijval. Achtereenvolgens verschijnen : "Les Frères de la Bonne Trogne" (1856), de "Légendes Flamandes et Wallonnes" (1857) en de "Contes brabançons" (1861). Onder den titel "Légendes flamandes",gaf Paul Lacomblez in 1894, vier verhalen uit : "Les Frères de la Bonne Trogne" ; — "Blanche, Claire et Candide" ; — "Le Sire Halewijn ; — "Smetse Smee". In 1867 verscheen : "La légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d'Ulen-spiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs". De Coster had een volks-boek uit de verzameling "Van Paemel" geti-teld : "Het aerdig leven van Thijl Ulenspiegel" leeren kennen. Dit en ook de reizen door Zee-land en Vlaanderen met zijn vriend, den schil-der Dillens ondernomen, deden in hem het plan rijpen, de grappige figuur uit de oude volks boeken te doen herleven in een boek, dat zijn zou het epos van den Vlaamschen vrijheids-geest, het verhaal van Vlaandrens strijd voor gewetensvrijheid. Van belang voor de geschiede-nis van dit heerlijk gewrocht, schijnt mijhet feit, dat de schrijver, sinds 1863, lid was van de (1) We ontleenen vele bizonderheden aan de levensbe-schrijving door Hector Denis, die in den tweeden Neder-landschen druk, het eigenlijke werk voorafgaat. ! Vrije Gedachte van Brussel. Hij had nochtans een zeer godsdienstige jeugd gehad, zoodanig dat men eenigen tijd de hoop koesterde hem in 't priesterschap te zien treden. De eerste uitgave van "Uilenspiegel" verscheen bij Lacroix-Verboeckhoven et Cie — de eerste uitgever van Zola — wiens firma enkele jaren later te niet ging. Kunstenaars van naam hadden de platen voor deze fraaie uitgave gele-verd en de bijval bleek overgroot. Men verge-leek het boek met Gœthe's Faust en onze Busken Huet getuigde : "Hollanders noch Vlamingen bezitten een werk over de XVIe eeuw in Vlaanderen, dat met het meesterwerk van De Coster kan vergeleken worden". Helaas ! 't Scheen wel of de bijval al bitter weinig invloed had op den verkoop, want eerst in 1893 waagde het de gekende uitgever der Jeune-Belgique, Paul Lacomblez van Brussel, eene tweede editie in 't licht te zenden, die eerst vôor een paar jaar door een derde — deze met een prachtige voorrede van Lemonnier — gevolgd werd, terwijl wat later een nieuwe prachtuitgaaf, met platen van den geestigen en gevoeligen teekenaar AmedéeLynen, verscheen. Van de Vlaamsche uitgave ziet thans een tweede prachtdruk het licht, terwijl de Duitsche overzetting zich in een steeds groeienden bijval \/erheugt. Er moest schier een halve eeuw verloopen, alvorens dit eenige meesterwerk diep doordrong bij het lezend publiek... en het zou ook het volk, ons bewust-wordend volk moeten bereiken en wakker schudden ! Om zijn werk te schrijven,maakte De Coster vanhoogervermeld boeksken een karig gebruik. Hij bestudeerde ook oude kronieken als deze van Van Meteren en oude liederen — die echte uitingen van den Vlaamschen volksgeest. Geheel had hij zich ingeleefd in de historié en ook in het gewone leven der XVIe eeuw, zoodat hij een zuiver beeld daarvan in zich omdroeg. Hij was bij machte den echt historischen roman te scheppen : geschiedkundig waar in hoofd-lijnen en feiten en waarvan de personen het leven van elken dag leiden. Vrijen teugel kon hij zijn fantasie laten vieren ; zijn lyrisme mocht stijgen, door niets belemmerd : de ziel van zijn land had hij in zich opgenomen en gekoesterd en hij was bij machte ze uit te storten in zijn werk, ze daarin te doen herleven in al hare heerlijkheid en luister. Uilenspiegel, de potsenmaker uit de legende, groeide tôt een bovenmenschelijke figuur, tôt een drager der Vlaamsche ziel. Onafscheidbaar naast hem staat zijn teedere geliefde, Nele, en Lamme Goedzak, de smulpaap, die de verpersoonlijking is van het Vlaamsche matérialisme, dat geens-zins teedere noch edele en heldhaftige gevôe-lens uitsluit. Al die personen verworden ten slotte tôt symbolen. 1s Uilenspiegel niet de geest en Nele het hart van ons Vlaanderen, dat sluimeren kan maar nooit sterven ! En ziet : Tyl en Nele en Lamme ze leven... ir. ons en ôm ons : want elke ras-echte Vlaming draagt in zich een deel, een levende brok der grootsche ziel van ons onsterfelijk volk. Om zijn epos te dichten, koos De Coster de taal waarin Rabelais zijn Gargantua et Pantagruel schreef en welke door de Balzac kunst-matig nagevolgd werd in zijn "Contes Drolatiques".Ook in zijn vroeger verschenen "Contes Flamands" had De Coster het oud-Fransch ge-bruikt. Voor dit werk schreef professor Emile Deschanel — de toen aïs banneling te Brussel verblijvende vader van den huidigen voorzitter der Fransche Kamer • het Academie-lid, Paul Deschanel —eene voorrede, waarin hij de moei-lijkheden opsomt, waarmede het gebruik der oude taal gepaard gaat en er tevens op wijst, dat De Coster daarin heel wat beter slaagde dan Balzac in les "Contes Drolatiques. En, wat ieder Vlaming zal getroffen hebben, constateert ook de geleerde taâlkenner : "Bien qu'écrites en français dans une langue pure et maniée habilement, les Légendes de M. De Coster sont tellement locales,que, traduites en flamand, elles paraîtraient sans doute, sous cette transformation, être l'œuvre originale". Wat waar is voor "Les frères de la Bonne Trogne" en meer voor "Smetse Smee" — den Gentschen smid, die zijn ziel aan den duivel i verkocht hebbend, toch in 't Paradijs geraakt I — is het in nog sterker mate voor Uilenspiegel. In dit werk toch zijn de heerlijke gaven van den schrijver tôt rijpheid gekomen : het boek treft door de pracht van taal en de sterkte der stoute plastiek, door de zuivere weergave van Menqelwerk van "Carolus" 3 Lode Baekelmans Een Inleiding tôt zijn Werk En dit is geen geringe lof. Zelfs bij 't verschijnen van zijn eersteling "UitgrauweNevels" waren er Vlaamsche en Hollandsche beoordee-laars, welke in Baekelmans' talent, dat van een geboren volksschrijver erkenden. Die meenin-gen zijn te onthouden, daar ze van een klaar inzicht getuigen en tevens een voorspelling bevatten nu bijna verwezentlijkt : Victor de Meyere — een bewonderenswaardig en hard-nekkig ijveraar voor volksliteratuur, die tevens Kunst blijft — schreef toen in De Arbeid : (1) " 't Is ook in de volksklasse, dat men B. het eerst zal waardeeren. Omdie reden reeds alleen, zal zijn werk eenen overwegenden roi spelen in de beweging der Iaatst gekomene literaire ben-de van Vlaanderen, het zal onmiddellijk kunnen genoten worden door het groot gedeelte onzer bevolking dat, sinds 1885, na het verdwijnen van H. Conscience en Jan van Beers, aile Vlaamsche lectuur werd ontzegd. (2)" Rond hetzelfde tijdstip oordeelde de Neder-lander Thorn Prikker (3) nagenoeg in denzelfden zin. Indien B. op den met dit eerste boek inge-slagen weg voortging — "zou het wonder mogen heeten als niet voor hem en ook voor andere minder-populaire schrijvers de Vlaamsche toekomst open lag. Conscience, een romantisch verteller, heeft Baekelmans, den (1) 4e jaargang, blz. 137. (2) Cf wat vroeger gezegd werd over B. en de traditie. (3) De Amsterdammer, 10 Nov. 1901. realistischen verteller, deze waarheid door zijn voorbeeld bewezen." In Vlaanderen scheen men er wel anders over te peinzen. En sedertdien is er menig artikel in dagblad of tijdschrift verschenen, waarin ge-jammerd wordt over het ontbreken van heusche volkslectuur en over onze schrijvers, die er zich in geenen deele om schijnen te bekreunen iets voor 't volk te wrochten. Een weinig ver-kwikkelijk thema, waarover we niet uitwijden zullen, uit vrees niets nieuws bij te brengen, al is in dit débat het laatste en beslissende woord lang niet uitgesproken. Doch, dat Baekelmans door het volk kàn begrepen worden, is onomstootbaar waar voor al wie zijn werk kent. Overigens zijn boeken worden door het volk met genoegen gelezen. Zijn eigen standpunt in deze twistvraag zette hij vôor eenigen tijd nog, kortbondig uiteen : "Eens en vooral : wat over het volk geschreven wordt is voor het volk ! Van tendenz mag geen sprake zijn. Voor het volk schrijven kan wel beteekenen zich geweld aandoen, soms wel slecht werk maken." Hij meent ook, dat de schuld van die on-loochenbare vervreemding tnsschen schrijvers en volk hoofdzakelijk ligt aan het publiek-zelven (1) en aan de pers. "Onzejongere schrijvers worden wel gelezen, sommigen ook gekocht. Maar in geval de pers telkens belangstelling vroeg voor een Vlaamsch boek (en er komen er toch niet dagelijks op de markt), en in geval de Vlamingen (die wel kla-gen over hun schrijvers, maar hun boeken niet koopen) ook hun plicht deden, dan was de toestand zeer, zeer gunstig in verhouding met de toestanden elders (2)." (1) Leest onze Vlaamsche burgerij ? Lezen de z.g. ont-wikkelden in Vlaanderen ? (2) Men leze wat A. de Ridder in "Den gulden Winckel" (hoogervernoemd) daarover zegt met betrek op B. zelf. Wat veel bijdragen zal tôt het doordringen van Baekelmans' werk bij het groote lezerspu-bliek is zijn stijl-eenvoud. Zoo in den beginne de taal naar Nieuwe Gidsmodellen smaakte, toch werd de zinsbouw nooit overladen en zwaar, al mangelde het hem af en toe aan kernachtigheid en stevigheid in de uitdrukking. Doch met de jaren groeide de vastheid in zijn schrijfwijze. Zonder te worden wat men soms (en ten onrechte wellicht) een woordkunstenaar heet, verloor zijn taal het vlosse en oneigene der eerste proeven en kreeg meteen een zeer bepaald-persoonlijk karakter, waardoor het mogelijk werd een zin van dezen schrijver aan het eigenaardige geluid te erken-nen. Bondiger en peziger wordend, verloor zijn taal toch niet die weeldrig-zinnelijk aandoende malschheid van in den tijd, toen hij "De Waard uit "De bloeiende Eglantier" schreef. In "Tille", gewild-sober van vorm, een der meest onge-kunstelde boeken'in onze jongste letterkunde, schijnt Baekelmans wel zijne definitieveuitdruk-kingswijze gevonden te hebben. Steeds toch, wist hij zijn stijl bij het verkozen onderwerp aan te passen : Ruw en bonkig in "De Doolaar" ; vaag en bijwijlen slepend in "Mà-rieken van Nijmegen" ; zinnelijk-rond en jeug-dig-dartel in "De Waard" ; grijs, stil-weemoe-dig, ingehouden en simpel in "Tille", waarin het vertellen soms gedempt wordt tôt een zacht fluisteren van teere dingen : het droeve onaf-wendbare van 't noodlot ligt dan ook verklankt in dit boek van tobbens-moede berusting. Baekelmans is geen schrijver, die peutert en herwerkt, herbouwt en polijst aan zijn boeken en daarom werd hem — evenals aan Buysse, de Meester en den jongeren Elsschot — wel eens slordigheid in de uitdrukking verweten. Tôt de taalparticularisten kan Baekelmans bezwaarlijk gerekend worden, want zijn spraak is Antwerpsch veel meer van kern dan van uiterlijk. Hij zelf overigens vindt het noodza- kelijk zuiver Nederlandsch te schrijven, al is hij ook van meening, dat het bezigen van dia-lect-woorden zich aan hem opdringt, wanneer deze dichter en juister zijn gedachten weerge-ven. (1) En dit is een uitstekend middel tôt verrijking der algemeene beschaafde, doch steeds levende en groeiende taal. Wat waarschijnlijk in de oogen van velen een hinderpaal bleek tôt de verspreiding onder het volk van Baekelmans' werk, is, hetgeen kruis-brave censors durven noemen : zijn onze-delijkheid ! Want onzedig is het toch te spreken, onom wonden over geslachtelijke betrekkingen, zelfs dàn wanneer zij in 't leven der menschen een overwegenden roi spelen, soms het bestaan vol-komen wijzigen of teenemaal beïnvloeden, en bijgevolg door den oprechten en onbevooroor-deelden artist niet mogen, noch kunnen gene geerd worden. Baekelmans zelf heeft zich ver-dedigd, waar hem 't verwijt van onzedelijkheid naar het hoofd geslingerd werd (2) : "Wanneei de sexueele betrekkingen met even kalm oog worden bezien van wege den schrijver als aile andere sociale betrekkingen, waarom zou hij ze moeten buitensluiten ? Hij mag ze natuurlijk niet zoeken. Maar aïs ze op den weg van uw werk liggen, wat dan ? Eerlijk zijn is ailes. Wanneer men zich eerlijk voelt, dan heeft men niets te vreezen !" Zelfs mag niet geeischt worden dat de schrij ver bij het behandelen van sominige onderwer pen zich bepale tôt een dor-droog relaas,en dit ter wille der gauw-gekwetste zedelijkheid van enkele schijn-vrome huichelaars en puriteinen met verschrompeld gevoel. Dan ware zijn werk geen kunst meer, enkel een traktaatje ten (1) Interview van d'Oliveira in "De Boekzaal" 1907 Juni. (2) Vraaggesprek De Ridder, hoogervermeld.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Carolus: het weekblad van de Vlamingen belonging to the category Vlaamsgezinde pers, published in Antwerpen from 1911 to 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods