Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1102 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1914, 28 May. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Seen on 27 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/2b8v98174n/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

CAROLUS het weekblad VAN de vlamingen PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland . . . f 2- voor andere landen . . fr. 5.— 4e Jaargang, Nr 22 — Donderdag 28 Mci 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Van 'nen Jezuïet Hou ! Hou ! A bas la calotte ! Weg met dat papenras ! Weg met de klerikalen die ons schoon Vlaanderen onder den domper houden ! Wat goeds kan er komen van zoo'n smerigen Jezuïet, die ons aan Rome of aan Frankrijk verkoopen wil ? Dat deze woorden steeds op de lippen liggen van een verstokt liberaal of een onbekookte "jonge wacht" laat zich begrijpen ; maar men zou toch wel eens kunnen bedenken, dat er in den kreet "à bas la calotte" juist zooveel rede-neering steekt als in "weg met dat geuzenras" en dat, als op straat of in de kroeg twee groe-pen elkander met dergelijke argumenten te lijve gaan, zij die het talrijkste zijn en het luidste schreeuwen kunnen, waarschijnlijk de zege zul-len wegdragen... tenzij de tegenpartij misschien over stevige vuisten beschikken mocht. Wanneer zullen de flaminganten eens begrijpen, hoe kinderachtig het is nog langer aan dat spelletje mee tê^oen. Zullen zij zich steeds door partijdrift laten verdeelen, zonder ooit te leeren het goede waardeeren, van waar het ook komt ? Is er niet voor ieder eerlijke wijs-geerige of godsdienstige overtuiging plaats in Vlaanderen— en is in onze rangen niet iedereen welkom die het goed meent mtflfTfêF verheffing van ons volk ? De geleerde jezuïet pater Stracke, die door zijne opzoekingen reeds bewezen heeft, tegen de bewering in van professor Pirenne, dat in de zeventiende en achttiende eeuw de omgangs-taal van den hoogeren burgerstand te Brussel, wel het Vlaamsch was ; die in het laatste num-mer van het tijdschrift Vlaamsche Arbeid een zeer opgemerkt artikel over onze beweging liet verschijnen, komt een vlugschrift uit te geven, dat moest gelezen worden door al wie maar eenigszins belang stelt in het welzijn van onze Vlaamsche bevolking. Het werkje werd uitgegeven door het Katho liek Vlaamsch Sekretariaat — nog eene speci-fiek katholieke instelling, die echter aan heel onze beweging reeds menigen dienst bewees — en draagt den sprekenden titel "Arm Vlaanderen". Maar de schrijver heeft het hier niet over het pauperisme, niet over de lage loonen en de lange werkuren, al geeft hij daarover ook wel enkele staaltjes die ons tôt nadenken dwin-gen ; het is vooral de geestelijke, de zedelijke armoede van ons volk die hem getroffen hebben, en ik moet hier bekennen, dat ik sedert maan-den lang niets gelezen heb, dat mij zoo diep getroffen heeft als dit dunne boekje, "Daar is geen volk ter wereld dat zoozeer den naam verdient, als het onze, van een woest en baldadig volk ; daar is geen volk ter wereld, 4 wien het zoo aan uiterlijke beschaving en zelf-eerbied mangelt, als het onze. Wilt gij een pummel, die op eigen verlaging ganzendonckt en snoeft, zoek hem in Vlaanderen ; wilt gij een wijf, dat niets meer van de vrouw dan de kunne bewaard heeft, zoek ze in Vlaanderen." Met voile zelfbeheersching, met een inner-lijken rijkdom waaraan men voelt dat hij er nog lang over zou kunnen uitwijden, worden al de ellenden, al de smartelijke- wonden hier door den schrijver bloot gelegd. En nog hij vertelt niet ailes ; eerlijk bekent hij dat hij "ailes ver-zweeg wat, voor ons, katholieken, bijzonder droef of beschamend moet lijken." Al de achterlijkheid, al het gebrek aan ont-"wikkeling, al die nijpende geestesarmoede, al die schande waarover ieder Vlaming, die het hart op de rechte plaats heeft, zou moeten blo-zen, zijn hier ten toon gesteld ; het zijn de honderdduizenden fabriekwerkers, arme koelies zonder ander genot dan hun schaterlach ; het zijn de boeren ruw en baldadig, het zijn de vuil berochelde en bespogen wagons der werk-liedentreinen, het zijn al degenen die, bij het spoorongeluk voor eenige jaren te Contich gebeurd, den trein uitholden met, om hunne ontroering uit te drukken, geen ander woord op de lippen dan dien zoo echt Vlaamschen vloek, het walgelijke : Godv... ! godv... De schrijver heeft heel Europa doorreisd, al de volken haast bestudeerd ; in een uithoek van de Roemeensche en de Servische grens, heeft hij opzettelijk plaats genomen in de derde klas van een nachttrein, die vol zat met arbei-ders die in de vlakten van Temesvar den oogst hadden gedaan. Maar ze hielden zich deftig ; zoo gemeen als onze arbeiders gedroegen zij zich niet. Wat men geschreven vindt in onze staties, op de muren van wachtzalen en water-closets, dat vindt men nergens anders ! 0 ! het is eene heilzame lezing, dat boekje van pater Stracke, zoo innig-warm geschreven ; uit iedere bladzijde straalt ons de overtuiging, de liefde voor ons arm volk te gemoet. Zoo gemeenzaam en gemoedelijk praat hij over al ► die dingen, met het tintje humor, dat zij slechts bezitten, die het leven van uit hun eigen hoog-staande zedelijke en geestelijke ontwikkeling kunnen bezien. De zedelijke kracht die er uitgaat van een dergelijk werkje, weegt rijkelijk op tegen al de schade die in den laatsten tijd aan onze beweging door het politiek geknoei wordt gedaan. En de schrijver vergenoegt zich niet de kwalen slechts aan te duiden : het is de vrouw die, vol-gens hem, hier de reddende engel moet zijn. De meisjes van Vlaanderen moeten hun land rijker maken : eene zuster naar de ziel van Albrecht Rodenbach, van Guido Gezelle of van pastoor Verriest, ziedaar aan wie ons Vlaanderen be-hoefte heeft. Ziedaar, in enkele woorden de meening van een eerlijk Vlaming, van iemand die het oprecht meent met het welzijn van het volk... van... ja... van zoo 'nen valschen Jezuïet ! Maar hoe lang zullen de Vlamingen zich nog door hol-klinkende leuzen laten verdeelen, in plaats van eendrachtig de handen aan 't werk te slaan. Welk een breed-denkende vrije geest zou zich niet fier gevoelen naast dien pater in 't zelfde gelid te staan, voor de veredeling van ons volk ? Weet gij wat ik deed als ik voorzitter was van de een of andere liberale jonge wacht ? Welnu ik kocht duizend van die vlugschriften om ze overal te verspreiden. Maar jawel ! breede gedachten ! dat is alle-maal heel schoon in theorie ! Ik wed, dat ze mij zelf nog zullen verwijten dat ik door de papen werd omgekocht. Een Enerqumène Flamingant, De grootste ellende is onzeglijk ; het hoogste geluk onuitsprekelijk ; de diepste smart stom en de reinste vreugde sprakeloos. OP DEN DOOL Traant de grillen-zwangre hemel tusschen eigen straal-gewemel zware regen-druppels neer, hij en weet niet of 't van droefenis of van over-groote Ieuten is. Zoo, vol vreugden allerhande ligt mijn hart in kille wanden van vreemd angst-gevoel te weer, en 'k besef niet of ik vroo moet zijn of wel treuren stil a!s bij een dooden-schrijn... De Vrede is uit mijn hart getreden op eenen lente-morgen, de Vrede in elfen-blank gewaad, en latend mij vol zorgen en t'einde raad. Dan hebben vele Vreugden overschreden den dorpel van mijn hart, in dolle maskeraden, veel dwaze Vreugden, welke baren mijn moeder-naakte Smart, O ! Ooede, kalme Vrede ! Waarom zijt ge uit mijn hart gevaren ? Waarom mij ziels-alleen gelaten ? O ! Goede, kalme Vrede ! Een doolhof is mij 't lange jaar ! Doch diep in mij trilt hope-snaar ; 'k Vertreed en tart elk grauw gevaar ! Ik schrijd naar 't zomer-avond-land, waar, aan den blauwen kimmen-rand, een Iicht-paleis ten hemel brandt. Daar woont en troont vol plechtigheid, de Vrede in goud en rozigheid : de Vrede zonder ruimte of tijd. O ! rijpe, rijke vreugd der Vrede, ik kom tôt u met heil'ge bede, O ! vrije, vrome vreugd der Vrede ! Mijn harte gloeit van koortsigheid ! -t- 'k Wil voort naar ginder... De boomen ruischen : "ijdelheid !" — 'k Wil voort naar ginder... O ! Qinder aan den horizon lokt mij de zonne. 'k Wil naar die malve vrede-bron, daar is de wonne. Mijn ziel gaan doopen in die zaligheid is heel mijn leven... De vogels fluiten ; "ijdelheid !" en 'k voel me beven... O Qod ! 1k zie, wreed-rood als bloed, de kimme wijken ! O ijdel beeld ! ik voel mijn moed Stilaan bezwijken ! Eilaas ! 't Is ailes ijdelheid ! — de Wereld is te laf — O Vrede, Vrede in eindloosheid, ik vind u eerst in 't graf ! Ninove. Maurits Steenhaut. Menqelwerk van "Carolus" 2 Lode Baekelmans Een Inleiding tôt zijn Werk "Zonder inspanning noch zelf-begoocheling, kan ik, waar hij (Baekelmans) ironisch-luimig is, terugdenken aan de lyrische spotternijën van Door Van Rijswijck, waar hij sociaal-verbitterd geraakt, herinner ik mij den maatschappelijken wrok — denk toch aan geen anarchie — van Zetternam's "Meneer Luchtervelde" en Gerrits "Godverzaker" ; de atavistische invloeden van Van Kerckhoven en Vleeschhouwer zijn even-eens niet te ontkennen, terwijl B. wellicht van Conscience den gemoedelijken verhaaltrant heeft en bijzonderlijk van Sleeckx de typische visie op de stadsbuurten, wat door eene verge-lijking met "In 't Schipperskwartier" aange-naam waarschijnlijk wordt. (1) Inderdaad in "Tille" en op menige bladzijde van zijn vorig werk schijnt Baekelmans de tra-ditie van Sleeckx, den verstandelijken realisten waarheidsminner met zijn open zin voor humor en zijn liefde voor tafereelen uit het volksleven, voort te zetten... doch sterk gewijzigd door zijn eigen temperament. Minder dor want minder verstandelijk, begaafd met eene soms teugel-looze fantasie, uitbundiger in zijn humor, ge-voeliger soms en vrijer van opvattingen schijnt (1) "Vlaamsche Arbeid" (1909-1910. Nr 12). Men merke hier tegelijk op, hoe weinig B. in tegen-stelling met de andere Vlaamsche schrijvers, den invloed van Streuvels onderging. In "La Belgique littéraire et artistique", merkte de criticus op (Nov. 1908) "M. Baekelmans est un de nos seuls prosateurs, qui ait pu se dérober à l'influence de Streuvels et qui ait osé affirmer une vision originale." Nagenoeg hetzelfde zegt de Ridder in zijn hooger aangehaald artikel, voor wat de taal van B. betreft. ons Baekelmans vergeleken bij Sleeckx, al is de verwantschap tusschen beiden wellicht dieper dan op eerste zicht vermoed kan worden : immers ze strekt zich verder uit dan tôt de keuze van min of meer gelijkaardige onderwerpen en beider werken blijken uitingen van éen zelfden geest, alleen eenigszins beïnvloed door den Tijd : den echt-Antwerpschen volksgeest. Daarom schijnt het mij ook al heel wat bouder te wijzen op eene overeenkomst met den sentimenteelen en sterk-romantischen Conscience of den opstandigen Van Kerckhoven. (De ro-mantiek van Baekelmans is ànders dan deze van Conscience ; evenals zijne opstandigheid van totaal ander allooi is dan bij Van Kerckhoven). — Eekhoud is eerder te beschouwen als de voortzetter van het werk van Hendrik Conscience, aïs degene welke deze eenigszins bur-gerlijke vertelkunst opvoerde tôt een hooger peil, gebreken vermijdend en tegelijk werkend onder den invloed der moderne stroomingen in leven en kunst. (Men vergelijke bladzijden uit "Nouvelles Kermesses" met sommige deelen uit de heidenovellen van Conscience.) Alhoewel wij geen behoefte voelen aan het kunstmatig rangschikken van schrijvers, noch aan het afzonderen van realisten, naturalisten en idealisten... of hoe al deze z.g.n. scholen en richtingen ook heeten mogen... toch dient hier er op gewezen, dat de auteur van "De Doolaar" — zoo vaak voor grof naturalistisch gescholden ! — wel nooit een konsekwent-door-drijvend realist was, want hier en daar — soms heel vluchtig, andere malen wat vranker — komt de romantieker achter het hoekje omglu-ren.Meent niet Dirk Coster (1) van de "Doolaar" dat het realisme er fiasco in leed. "Ja, dedroo-men van dien schrijver woelen waar zij niet i (1) De Àmsterdammer : 22 Nov. 1907. bloeien kunnen, zie slechts dat wondere ver-haaltje van den Kade-Christus aan het einde, dat het beste is wat B. schreef, een gestamel van weemoed en van onbedwingbaren drang naar schoone dingen, dingen die vooral vreemd schoon moeten zijn !" 't Verhaal "De Onbezonnen Rechter" uit den bundel "Dwaze Tronies" besprekend, consta-teert dezelfde fijn-zinnige criticus : "Het is ook merkwaardig, dat in den laatsten regel de romantieker, die B. in aanlegis, zich weder plot-seling uit na zijn doorgevoelde objectiviteit. (De bedoelde zin is deze : De oceaan was im-mer het sussend, streelend lief van Poor Jack.) Overigens dien zin voor 't romantische treî-fen we aan in bijna aile bundels, doch nooit is er een duf geurken van onwerkelijkheid bij. Men leze slechts : "Swaen", "Gretchen" en de "Kerstvertelling" uit zijn eersten bundel, ofwel "Lange Wapper" en "Van een gestolen Boor-ling" uit "Havenlichtjes", of "Tijd en Eeuwig-heid" en deelen van "Lente-idylle" uit het boek "Zonnekloppers" ; eveneens op menige bladzijde van "Sinjoorkens" treft men van dien zin voor 't romantische uitingen aan. Het zijn echter maar romantische trekken, welke zoo nu en dan in den loop dier verhalen opduiken : er is gevoels-romantisme bij, maar ook fantastisch romantisme. Juiste karakteriseering valt hier moeilijk. Het slot van Tille : hier zijn we in voile romantiek met dit huwelijk in extremis ! Een conventioneel-romantisch slot, werd door som-migen beweerd. We staan er dan ook een pooze bij stil, daar we van meening zijn hier te doen te hebben met een romantisch levenseinde, zeker wel, maar van een heel bizondere soort van romantiek. Valsche, uitsluitend op de traanklieren der lezers werkende romantiek en die slechts na-volging is van hetgeen voorgangers leverden in een tijd, dat overgevoelerigheid eeiriiteraire deugd was, hoeft geschuwd te worden. Doch we hebben hier te doen met levensromantiek, welke bij het volk lang niet uitgestorven is, die toch in geen huilerige sentimentaliteit ontaardt, maar alleen een gevolg is van gewisse niet juist te bepalen ideale verzuchtingen, die nog bloeien in de harten van burgerij en volk — het meest wel bij de vrouwen. Die romantiek is innig-vergroeid met het leven dier klassen : het is die gevoeligheid, die de menschen van aile zij-den toestroomen doet om wateroogend de begrafenis te volgen van het slachtoffer van een of ander ongeval, die hen in den schouwburg tôt tranen beweegt, zelfs dan wanneer er slechts spraak is van een ongelukkig kind. Deze soort romantiek mag door een zelfs z.g. realistisch auteur niet genegeerd worden, wijl ze behoort tôt het innerlijk wezen van het volk. Daarom is het einde van Tille niet enkel een slot dat pakt, maar daarenboven in éenklank met het heele karakter van het meisje, met de stage ontwikkeling van haar stil-aan verziekelijkt gevoel, met haar tasten in het donker, zonder houvast of steun gedurende haar heel oneven-wichtig bestaan. Immers haar Leven is een willen bereiken van steeds-verder vluchtende, verijlende idealen (1). Dit voor een gezonden mensch wellicht onbegrijpelijk-voorkomende verlangen van Tille om op heur sterfbed, Walt's maagdelij'ke bruid te worden, is dàarom een levens-echt slot (2). Overigens het heele boek (1) Ook hare lectuur draagt daartoe bij. Bij het lezen der "Brooddraagster" vraagt zij zich af "of ook zij eens gemengd zou worden in afwisselende avonturen." (Tille blz. 31.) (2) Het toeval deed me vernemen, dat die bizonderheid naar 't leven geteekend werd. Men leze ook in "Vlaamsche Qids", blz. 163-Maart-April 1913, wat Dr Robert Foncke over dit slot aanmerkt. Hij verdedigt het ; 1° omdat een greintje romantiek

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Carolus: het weekblad van de Vlamingen belonging to the category Vlaamsgezinde pers, published in Antwerpen from 1911 to 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods