De socialistische Vlaming

430 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 26 Mei. De socialistische Vlaming. Geraadpleegd op 02 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/1z41r6r57d/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

'VRNSi 5 CENTIEM SX\l*B3*'j*2r} m£j«.. REDACTIE en BEHEER: JU LIAAN DILLENSTRAAT, 57 ANTWERPEN ZATERDAG 26 MEI 1917 De Medewerkers zijn persoonlijk ^er:mt\\t)()rddijk voor hun artikels Gij liegt! Zeg ik. Gij liegt! zeg ik ; gij lastert, want gij haat Mijn volk sinds eeuwen, man. 't Heeft nimmer, nooit gebogen Vrijwillig onder 't juk als een geboren laat — Maar 't juk was zwaar, en 't heeft zoo lang gewogen ! Eilieve zie, z'n bonke lichaam trilt Van d'uitgezwollen kracht waarmee 't zich poogt te rechten, Al is het zwaar dat juk, dat het zoo lang reeds tilt. Mijn volk wil vrij, geen schand-ras zijn van knechten ! O 't wordt eens vrij, — of sterft den heldendood In 't strijden voor z'n recht : zichzelf, een Volk, te wezen, En sneeft het nü misschien, eens wordt het toch weer groot — Een reuzen-volk, uit helden-bloed verrezen ! From MEULDERS van REMOORTEL. Het historisch materialism en de |ïï zedelijke opbeuring Hoe ik er toe kom in een strijdend Vlaamsen blad over het historisch materialism en de zedelijke opbeuring te schrijven, zult ge, waarde lezers, dadelijk merken. Want ik moet toch niet zeggen dat ik, niettegenstaande alles, de Vlaamsche be, weging tot grondslag van mijn schrijven genomen heb, niet waar? Socialisten, moet ik u nog uitleggen, wat het historisch materialism, is? Marx beweert dat geen gezond geestelijk of moreel leven in.een gemeenschap denkbaar is wanneer de stoffelijke grondslag dier samenleving! niet gezond is. Marx heeft nu langs den weg der geschiedenis bewezen dat het ijveren der socialisten om verbetering van dien stoffelijken grondslag der samenleving geen ijdel streven is. Dus, zegt Maps, moet de socialist in de eerste plaats strijden voor verbetering der stoffelijke toestanden, wil het geestelijk leven ooit gezond worden. Dat is de grondslag van het historisch matefialisim. Nu wordt aan de socialisten wel eens verweten drijvers te zijn voor eene materialistische levensopvatting, voorvechters te zijn van het phüosophisch materialism. Materialism is n.l. de wereldbeschouwing die uitgaat van de stof, als grondslag van al het bestande. Vermits nu de socialisten de verbetering van den stoffelijke!! toestand van het volk als hoofdmerk van hun strijd genomen hebben,wordt hun wel eens elk opkomen voor zedelijke of moreele ontvoogding ontzegd. De socialisten zouden er alleen op uit zijn zooveel mogelijk stoffelijke goederen te verwarven, in één woord te leven gelijk de rijke Romeinsehe verbrassers. Socialisten, onnoodig te zeggen ■ dat kan of mag ons ideaal niet zijn. De stoffelijke welvaart van elk van ons maakt de grootheid van een gemeenschap niet uit. Peer en Pauw, Jef en Piet kunnen elk veel geld verdienen, maar daarom is de gemeenschap nog niet welvarend. Een volk is dan eerst groot, wanneer alle individ.uëu in de meest gezonde stoffelijke omstandigheden verbeeren en van dit voordeel gebruik maken om zich geestelijk en moreel op te heffen. Dat is het ideaal van de socialisten . De ••ocialisten mogen niet een uitsluitend stoffelijke welvaart najagen.Zij is slechts een middel. De stoffelijke en geestelijke heropbeuring van het proletariaat is het doelwit van den socialistischen strijd. En toch kan ik het niet vau mij afwerpen dat er in de socialistische middens oneindig veel aanhangers van het philosöphische materialism (l) te vinden zijn. Naar aanleiding van onze geliefde volkszaak: de heropbeuring van het Vlaamsche volk, heb ik nogmaals die treurige ervaring opgedaan. Het aanlecren n.l. van de Fransche taal wordt niet uit een opvoedkundig oogpunt bejschouwd, n.l. wanneer en hoe men eene tweede taal moet aanleeren, maar wel uit een hedonistisch standpunt t.t.z. dat velen nog als volgt denken:Verrrifts in België ge nog geen plaatsje van meestergast kunt bekomen, zonder de Fransche taal te kennen, vermits ge met uw Vlaamschegewestspraak gedoemd /ijt de koelie te blijven in de maatschappij, is het hoogstnoodig Fransch te leeren, want daar zit het profijt voor mij. Ik als mensch kan hier in België met het Fransch een betere betrekking bekomen, meer geld verdienen, omdat de groote bonzen bet beneden zich achten de taal van het volk te leeren, 'k heb er dus alle belang bij maar zoo gauw mogelijk Fransch te leeren. » Jammer, driemaal jammer is het, die woorden in den mond van een strijdend socialist te hooren. Want, kameraden, willen we eens samen een kleine vergelijking maken? Stelt u voor een werkman die gedwee in 't gareel loopt van zijn patroon. Door slaafsche kuiperijen zal hij mogelijk een hooger loon verdienen, fooitjes en toeslagen van zijn bestuurders ontvangen. De afvaïletjes van de tafel, de kruimeltjes brood die op den grond vallen worden hem met milde hand toegewezen. Hij leeft zonder zorg en kommer, heeft matige eisenen, heeft een gelukkig huishouden, een vrouw die even onderdanig is als hij en van de madame van den patroon de afgevallen klëederen meekrijgt voor zoontjes en dochtertjes. En die man verdient geld, omdat hij trouw is aan zijn patroon en kruipt voor zijn patroon. Hij kent niets van den strijd óp leven of dood tusschen kapitaal en arbeid. Hij weet niet dat, indien velen zijn voorbeeld moesten volgen, dejafI beiders zich met defch-afeden en voeten' zouden binden aan het kapitalism. Voor zulke werkgenooten hebben wij sociahsten om het nu maar op zijn zachts mt te drukken, medelijden. Welnu ik opmiiubeurtbeb ijden. met die socialisten die beweeren dat vermits ge zonder Fransen niets kunt worden in de wereld, het maar beter is het hekken aan den ouden stijl te toch de sterksten zijnen het maar beter * te doen gelijk de grooten, heel onderdanig Fransch te leeren. Onze trouwe werkdienaar zal u ook vertellen dat ge zonder den.meester te vleien nooit veel geld zult verdienen en het daarom maar beter is hem te vleien De socialisten hebbeu bewezen door Hunne vakverenigingen dat die sukkelaar onwaar sprak, dat er nog andere, tierdexe, middelen zijnom zijn loon te verdienen . Welnu de Vlaamsche socialisten zullen door hun Vlaanischen strijd < bewijzen dat ook de frauskiljonsche socialisten onwaar spreken en er nog fierdere middelen zijn dande heeren barons en nobiljons na te apen om de stoffelijke heropbeuring van het Vlaamsche volk te voltrekken. De socialisten die ijveren voor de Fransche taal omdat ge anders niet door de wereld kunt komen zijn en blijven platte materialisten, profijtzoekers... en ver van idealisten. Socialisten die door middel van het fransch hoogere posten zouden, kunnen vervullen, meergeld zouden verdienen, brengen Jawel him eigen schaapjes op t drooge, maar maken toch, naar mijn meenmg, de stoffelijke welvaart van een geheel volk niet uit, zooals Marx heivoorhad. Ik weet uu wel dat ge mij zoudt kunnen antwoorden dat er ook socialistische patroons bestaan die met de thans- beerschende iudividueele concurrentie rekening moeten houden,.willen ze niet ten onder gaan. Ik weet dat zulke patroon niet aan zijn werklieden de weldaden kan verschaffen waarop zij in eene socialistische maatschappij zouden kunnen rekenen. Maar die patroon zal wel niet in onze rangen geduld worden als hij alles in 't werk moest stellen om die individneele concurrentie te bestendigen of zich maan. verzetten tegen hare- afschafnng. Fransch leeren is goed omdat ge niet anders meer kunt, maar alles in 't werk stellen om het te bevorderen en u verzetten tegen een gezonde, normale toestand is even on-socialistisch als de handeling van die socialistische patroon tegen de afschaffing van de concurrentie. Wij, Vlaamsche socialisten, blijven getrouw aan het historisch materialism van Marx. Wij willen, door de stoffelijke toestanden te verbeteren, onze arbeiders geestelijk opheffen. Wij strijden dan ook tegen elke beweging die onze volksjongens zand in d'oogen wil strooien of hen van de goede volkszaak wil afleiden. De franskiljons .xoepeu onze arb&i4érs toe : leert Fransen en ge zurtmeér geld verdienen. Wij zeggen'neen! Wij, socialisten, strijden voor de ontvoogding van het heele proletariaat, en als Vlaamschgebo-renen hoeven wij daarvoor niet op den buik te liggen van de Fransche barons. De ontvoogding van het proletariaat, wil die kans hebben op welgelukken, moet kunnen steunen op gezonde toestanden. Eene 'heropbeuring, zij weze stoffelijk, maar verknoeid door een ongezonde zedelijke inrichting, baart geen weldaad. Eveiuniö, de stoffelijke opbeuring van den Vlaamschen arbeider die geen Vlaamsen geestelijk leven zou kunnen gemeten. De franskiljons willen onze arbeiders dat gezond Vlaamsen geestelijk leven onthouden, daarom strijden wij tegen de franskiljons en zijn wij strijdende Vlamingen. Een Vlaamsche socialist. 1) Onze gewaardeerde medewerker bedoelt hier natuurlijk het platte materialism van degenen die in socialism niets meer zien dan een zaak van brood en ham, —■ een kwestie van meer pree. Hij kan niet op het oog hebben het materialism van de wijsgeeren, die zeggen dat de geest niet afzonderlijk beslaat zon&iï de stof, en dat alle denk. kracht, elk gevoel, elke hoogere uiting, een stoffelijke aauprikkeling tot oorsprong heeft. — Red, Vreemde inmenging in ons huishouden. De Belgische vaderlandsdollen — de stoofhaken niet het minst — maken, veel gewag over de «ongewenschte inmenging» der Duitsche regeering in onze binnenlandsche staatsaangelegenheden. Xiet alleen reikte zij aan de Vlamingen het .eenige redmiddel om zich als Volk op te beuren — een middel dat vóór den oorlog ook door de Walen werd aanbevolen en afgeeischt —, maar de Rijkskanselier « verstoutte » zich zelfs aan de afgevaardigden van. Vlaanderen's Raad te verklaren, dat ook na den Vrede, Duitschland een waakzaam oog houden, zou op den ontwikkelingsgang van onze herboren nationaliteit. : Bu al wat is V vertiiUitariseerd, verbenrsd, verschoolmeesterd en... verbeulemanst», het rilt van verontwaardiging door slechts te denken aan. die mogelijkheid: - Die menschen wisten zeker niet, dat er ook langs het' Oosten en het Xoorden landsgrenzen liggen, dat er ook langs die zijden geburen wonen. De vensters van ons Belgisch «eigen huis» werden door hen maar alleen langs den Zuidkant opengezet en ze werden zoo gewoon aan de liedjes en de «geurtjes» die ous van daaruit overwaaiden, dat ze op den duur geen verschil meer zagen tusschen den «muscus scatagus» en het honigbijtje... als de beestjes maar langs den Zuidkant binnengonsden. We bezaten een eigen staatshuishonden, dat is zoo omtrent waar. Maar het dunkt ons toch dat onze Zuidergebuur te dikwerf gebruik maakte Van de openstaande deur, om zijnen neus in onzen proofpot te komen steken en al te vrijpostig zijn bebbel roeren kwam als wij onze soep wilden koken naar onzen smaak. We willen er niet eens over uitwijden, hoe Frankrijk hier over de honderd keeren met zijn legerhorden binnenviel, alles te vuur en te zwaard zette, onze steden verwoestte, ons volk uitmoordde, onze jongens naar de slachtbank sleurde, onze meesterstukken roofde. Men zou ons antwoorden, dat het huidige Fransche volk voor die wandaden niet verantwoordelijk is, en dat ook de bevrijdingsbewegingen uit de knellende boeien van het landjonkerschap van Frankrijk uitgingen. We waardeeren daarenboven te zeer al wat we te danken hebben aan den revolutionairen geest van de Fransche werkende klas. Thans nog korhen er de voormannen der C. G. T. manmoedig op tegen het dolzinnig «jusqu'aubout-isme» vari kies-socialisten, die hun internationalisme verloochenen en de voortzetting eischen van den schromelijken broederoorlog. Zoo evenwel de vijandelijke houding van de Vlamingen tegenover Frankrijk niet ten volle verrechtvaardigd is, .hun verbittering tegenover de Belgische overheersching met haar Vlaatnsch-vijandige, verfranschende strekking is des ie meer gewettigd. La"at er ons even aan herinneren, dat in 1936 de Fransche partij — onze aristocratie, gesteund door Fransche. clubs en Fransche uitwijkelingen — niet beoogde de onafhankelijkheid van België te bewerken, maar de inlijving bij Frankrijk, dat dadelijk geneigd was toe te happen. Men zou den muur doorslaan tusschen den woon van onzen Zuiderbuur en onzen eigen thuis. Maar... Engeland mengde er zich mede. Zoo 'n vergroot huishouden in zijn nabijheid, dat stond den buldog niet erg aan ; hij liet een dreigend geKrom hooren tusschen zijn ontbloote tanden en... een onafhankelijk België werd aaneengekonkeld door de sluwe diplomaten. Waal en Vlaming zouden in één huis samen wonen, doch om de Fransche partij niet geheel platzak af te schepen, mocht de Fransch-Waalsche broer den baas spelen in 't gezin en de beste brokskens uit de pan naar zich halen. 35 jaar protesteerden de Vlamingen tegen èe vreemde *lm-êHging,waafabor hun de eigen levensbejioeftenr Zonderlingt^iiëg^s^w^.éen koppel-huwelijk, tot stihd gebracht door gekonkel van vreemde buren, de Vlamingen werden wel stelselmatig aan een vreemde kuituur onderworpen, maar nu die Vlamingen de kans krijgen vrij te komen van de schoffelachtige voogdijschap van den verfranschten broer, nu wordt er gescholden op de inmenging van vreemden in onze binnenlandsche aangelegenheden! Gemaakte en geveinsde verontwaardiging! Waarom dan zorgden onze «binnenlandsche» gezagvoerders niet voor een erkenning van het Vlaamsche recht ? Waarom legden zij- er zich niet op toe de bevoorrechting van het Fransche eiement te doen ophouden, in plaats van het Vlaamsche Volk op te offeren ? Waarom, in één woord, lieten onze regeerders oogluikend toe — als 't niet was bij hun weten en willen —dat Frankrijk zich mengen kwam in onze zaken? Werd er geprotesteerd tegen de woorden uitgesproken door den Fransehen minister David in de Fransche Kamer, den 20n December 1912 ? « De Kamer weet om welke redenen de Fransche Regeering en het Parlement hunne goedkeuring gehecht hebben aan de internationale tentoonstelling te Gent. Wij zijn naar Gent geroepen door een zeer machtige Belgische instelling. Aan 't hoofd van 't Uitvoerend Comiteit staat de heer Cooreman, destijds voorzitter der Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. » De stad Geut vroeg in 't bijzonder de Fransche deelneming omdat wij ons daar op een terrein bevinden «aar ójpie invloed in den vreemde vooral op 't spel staat. De Kamer weet welke de verschillende stroomingen zijn, die elkander in België een belangrijk overwicht betwisten. Fr bestaat te Gent eene hoo-geschool niet het Fransch als voertaal. Vóór korten tijd heeft men gepoogd eenige hoog-1 eeraars te vervangen door professoren, die eene andere taal spraken. De gansche stad, de gansche gewestelijke intellectueele bevolking hebben verzet aangeteekend met een kracht, die den besten uitslag gehad heeft, want op dit oogenblik is de hoogeschool nog P'ransch en men koestert de verwachting dat zij het verder blijven zal. » (Zeer goed, zeer goed, links.) Vernam men ooit van Duitsche zijde een zulkdanige schaamtelooze inmenging in onze landzaken ? De heer minister orakelt verder : « De deelneming van Frankrijk scheen dus onzen naburen en vrienden in België een ander doel te hebben dan dat van- een han-delsbeweging, n.l. een zeer duidelijke beweging vanwege dit land om in volle vrijheid zijn vorig streven te behouden, om een onzijdig land te blijven, dat van geen andere natie afhangt. » (Zeer goed, zeer goed.) Begrijpt ge 't, beste menschen? De Fransche heeren steken hunnen neus in ons schapraai, omdat de gebuur van aan de overzij zou buiten blijven! Drollige onzijdigheid I! De minister praat verder : « Wat het openbaar onderwijs betreft hebben we besloten, vooral een gansche organisatie tot verbreiding der Fransche taal en der Fransche gedachten in 't leven te roepen, niet een groote zaal voor voordrachten, waarheen wij al de meesters onzer nationale welspre-. kendheid zullen roepen, hen die den trots van ons land uitmaken. » Wij zijn overtuigd, dat de Gentsche Tentoonstelling, aldus opgevat ingericht en voorgesteld, zal beantwoorden aan de hoop, die het Parlement gerechtigd is van.Jiaar te mogen koesteren. (Tif>ÊJï|ii£hüitl^nj)T » De Kamer kent thans de GBDACHTK DHR REGKKR1NG. Ik beu overtuigd dat.zij haar zal volgen.» (Nieuwe toejuichingen.J Ken prettig onderwerp voor een stoofhaken-manifest,- nier waar ? De brave franskil jon* vonden die inmenging der Fransche regeering in ons huishouden heel'natuurlijk.' 't Kwam immers van « la belle France! » De «Chronique» van 28-12-1916 schreef hierover dan" ook : " « Is dat niet een gezond oordeel én een edele taal? De minister heeft zich uitgelaten over den goeden naam van Frankrijk iu den vreemde. Hij heeft zich bevonden voor heel een Parlement, dat aandachtig luisterde naar het belangrijk vraagstuk: niet laten teniet doen eenvooruitgeschoven vesting van de LaUjnsche beschaving'.» ■ Van «I,e Bien Public » kwani er verzet ; hi j schreef: « Kan men zich een betooging voorstellen in tegcnovergcstelden zin té "Berlijn of in Den Haag met het oog op het bekomen van kredieten voor de tentoonstelling van Gent?, Frankrijk heeft eens terdeeg getoond dat het ONS LAND aansciwiiwt als een veroverd gebied. Wie geen knechtenziel heeft zal zoo'n voogdijschap niet verduren. Ch. Legrand (voorzitter der Fransche afdee-ling der tentoonstelling van Gent), sprekende tot de Fransche deelnemers (Februari 1913) : « Laat mij toe u te zeggen dat gij op de Gentsche Tentoonstelling een vreedzaam slagveld zult vinden. Naast Fransche vriendschappen, die bijna 100 jaar oud zijn, zult gij er moeten strijden met êen'strekking, die voor doel heeft de Fransche voortbrengselen(?), de Fransche zeden, den Franschen geest en zelfs de Fransche taal te weren. » Arniaud Grebauval, Parijzer dagbladschrijver, in éen verslag over de opening der Tentoonstelling waar alleen de Parijser municipa-liteit was uitgenoodigd, zegde : « Deze tentoonstelling « en plein pays f lamand » ware zoom'e: een « offense » geweest, want «on nu turlipine pas les B'ranfais». Immers Wallonië, Brussel, enz. zijn slechts «.dé-partements francais, dont on nous a dépouil-lés»... en Gent is: « ville franyaise!» Al deze uitlatingen zijn wel van aard om de woede te verklaren van de verfranschte heeren, die hun « prooi» zien ontglippen. Als onze buurman van aan den anderen kant een eind stellen wil aan dien Franschen «kozemot», het Vlaamsche land, het «wingewest», wil terug geven aan het eigen volk, dan... dan eerst ziet men daarin vreemde.inmenging. Welke reusachtige uitbreiding nam hier te lande de propaganda van de door het Fransch gouvernement officieel erkende vereeniging « 1'Alliance francaise » ! Hoe onverpoosd werd er door haar geijverd om door het verspreiden der Fransche taal den Franschen geest te doen doordringen en aldus te bewerken de «moreele inlijving» van vreemde rassen die ten slotte de hinderpalen voor de stoffelijke overmeestering uit den weg moet ruimen? Miljoenen- werden besteed aan deze propaganda van indringing. Lintjes en strikjes en «palmes académiques» werden kwistig uitgedeeld, Fransch-Belgische agenten a la Wil-motte lieten geen gelegenheid voorbijgaan om het Fransch te huldigen, vooruit te zetten en het Vlaamsch te honen. Dacht «men» er ooit aan die vreemde inmenging den voet dwars te zetten ? Dat kunt ge denken.!! Ze beantwoordde te wel aan de franskiljonsche tradities . van Rogier, trouw van regeering tot regeering overgeleverd: «Het Vlaamsch element uitroeien door van het FVanseh de eenige landstaal der Belgen te maken ». Bti mochten de heeren dè kans klaar zien, na den oorlog zouden we terdege verfranschtworden zooals de Finnen en de Polen «geruS»

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Toevoegen aan collectie

Periodes