Het vaderland: Belgisch dagblad te Havre verschijnend

862 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 25 Juli. Het vaderland: Belgisch dagblad te Havre verschijnend. Geraadpleegd op 03 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/rr1pg1jz66/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

I m JAAROANC, Nr*5 »<JNDERDAG, 25 JULI ÏSi« HET VADERLAND pjeine aankondigingen : 1 fr. per regel Gr00te id. bij overeenkomst Dienstaanbiedingen : voor gereformeer-den kosteloos. I ' llfrl ■■■■■»■ M»— ■I.J Belgisch dagblad, yoorloopig te Parijs, 3, Place des Deux-Écus, 3 LEO VAN ee&TBBtt, Directeur Het nummer : 5 centiem (Front en Frankrijk). 10 centiem (andere landen). Per maand (vooruitbetaald) : Frankrijk 1.75 fr. Engeland 2 sh. Ilolland 1 gld. 25. Eklers s.00 flr. ONZE ZEEMANS Een moeding AntwerpeAaar i Zoo dikwijls verncmen wij een en Lider over de heldhaftige daden door bemanningen van de schepén van Le bondgenooten verricht, in haren Ljd tegen de duikbooten en zoo zel-den krijgen wij iets te hooren over hetgeen onze eigen zeemannen doen. Is het bescheidenheid vanwege onze jeebonken zelve pf is het te wij ten aan dezelfde reden, die ertijds ons Belgisch legerbericht beperkte tôt de geijkte tpoofden : « ÎÉiefs te vermeldeh op het Belgisch front » ? Wij weten er niets van en wij be-jchiikken niet over de middelen om het je onderzoeken. Wat we éditer wel we-jen is dat we den lezer van harte dank-taar aijn, die ons uit Hull een langen fcrief toeaond, waarin met lof gespro-jen wordt over de Belgische zeemannen in het algeraeen en over een Ant-irerpsch soldaat in het bijzonder. De lezjbr, die ons inlioljt, is een Hol-Jandsr. De huide, die hij brengt aan taze matrozen, wint door dit fédt nog aan waarde. En met hem hopen wij Ldatdegene, waarover hij in het bijzon-'der spreekt, deze regelen zal onder de oogen krijgen en er het bewijs in vin-tien dat, al kreeg hij misschien zijn welverdiende citatie en onderscheiding pet, zijn moedig gedrag toch niet door ftlten wordt vergeten. i Vcoraleer verder te gaan, houden wij Lan te verklaren dat wij noch onzen œlichier noch dengene, over wien hij bet zooveel lof spreekt, persooneïijb Jœrmen. Maar wij hebben niet noodig femand te kennen om goed van hem te tegen, indien hij het verdient. Bij.«ns maakt onbekend niet onbemind. Bn wij achten het ons een plicht in « Het Paderïand » voor zooveel wij kunnen le verhelpen in den beklagenswaardi-|en toestand die bij ons zeer veel doet spreken over hetgeen de anderen doen ïi niet genoeg, op verre na niet genoeg, over hetgeen door onze eigen tnannen wordt gedaan. Ziehier nu wat onze Hollandsche le-W ons schrijft uit Hull (Engeland) : « Het was al een ruim tijdje geleden Bat ik nog een nummer van uw blad jin handen had gekregen. Nu juist heb |ik « Het Vaderland » kunnen koopen [van Zaterdag 13 Juli 1918, waarin iik iweder een artikel zie over de Duitsche Wbmarinen. « Reeds meermalen heb ik in uw jblad en in andere Belgische bladen jarU'kels gelezen over hetgeen er voor-valt op zee bij de Duitschers en bij de Engelschen. « Wat jammer dat ge zoo weinig ver-teltover uw eigen lieden. Gij, Belgen, liett toch ook een zeevolk, en nog wel «en moedig zeevolk. Ik 'heb mij nu ■worgenomen u eens een staaltje mee te falen van hetgee nsommigen uwer mannen doen, hopende dat ik niet te ■veel van uwen tijd zal innemen. Ziehier, geachte heer, wat ik zelf jpereoôrilijk heb zien gebeuren. « Eerst zal ik u zeggen dat ik een Hollander ben. Sinds. jaren was ik in Amerika, maar nu, met den oorlog, nioiisterde ik op een Belgische boot en hier was het dat ik de eerste Belgische soldaten oratmoette : het waren de ka-loniu-ers aan boord. 8 De bemanning bestond, buiten een Zweed en twee Grieken, uitsluitend N Hollanders. De kanonniers waren vier, drie soldaten en een "brigadier. Maar Awij zagen spoedig dat er psar één bij was, die een echte zee-man was, wani pas waren wij buiften, er werden er drie ziek. Alleen Edmond Boerjan was sfceeds aan dek bij Pjn kanon.... " Op den achtsten dag van New-•onk uit kregen wij slecht weer 'en nu fôgon het spel. De kisten met munitie te-n loiageraalkt en îlk zie nog al tijd ï':en Boerjan daar gansch alleen met die kÊten worstelen, terwijl he4 schip ^Ide en tonnen water overs'lœgen. Het Was midden ,m den Winter, maar Boer-^ scheen geen kou te voelen. Ten •jolie kreeg hij ailes klaar, goed en werk gelast, toen'op éénmaal een ^hrildkelîjik groote golf in het iwidden ^ het schip overkwam met tegelijk van achter.In die golven zage:n wij e" koenen Belg verdwijnen en wij reeds « Die is weg », toen pp-?/ns> nadat het schip zich weer gerecht t j1''" wij Boerjan nog overeilid zagen met ijzig water tôt ondter de ar-nog en met het bloed in beikea u'r^lin aangezich stroomend. ^ Belg deed echter of bet niets 8-_hij de huid imet zijn eigen weer tegen het voorhoofd aan , zonder bulp, den trap op naar sdSJ?11 van ,den kapiteài, dien, ,hijl g^kwetsi wa^. * « Drie dagen lang moest Boerjan te bed blijven liggen. Geen klacht kwam over zijne lippen. En den vierden dag stond hij, tôt ieders verwondering, wee-r aan zijn kanon. « Maar dat is niet ailes. Ziehier wat er later gebeurde en het is juist daar-om dat ik u deze regels schrijf.... « Den negenden dag van Januari 1918, waren wij zoowat vijf en twin-tig mijlen van de Engelsche ,kusfen af, toen het schip, des morgens om half tien door een Duitsche (luikboot werd aangevallen. « Zoudt .u gelooven dat die Boerjan met zijn groote wonde op zijn 'post was. En wij dachten dat wij moedig waren... « Wij waren integendeel allen vol schrik, maar daar s ton den die drie Belgen aan hun kanon : de brigadier was nog ziek. Nu had de duikboot al een paar malen geschoten, maar bleef steeds aan de rechterzijde en ver genoeg van ons schip, om niet door het Ran<în te worden getroffen. « Gewis trachtte de Duitsoher de Belgen hun munitie te doen opschieten en dan eerst dichiter te konae<n om ons in den grand te boren. Doch geen schot losten de Belgen..^ « Toen hoorde ik Boerjan aan den kapiltein zeggen : « — Kapitein, wij hebben maar ze-ventig projectielen; dus mogen wij ze niet verkwisten. Laat hem maar waf dichter komen. Vandaar kan hij ons geen kwaad doen... « En toen heb ilk dien man in het oog gehouden met zijn bebloeden doek rond het hoofd, zijn staalgrijze oogen immer op den Mol gericht en met een verachtelijken glimlach om den mond. « — Ziedaar, zegde de kapitein, een echte jongen van Antwerpen... « En dan opeens riep Boerjan : •— Kapitein, wij gaasn schieten. « Hij alleen had gezien dat de duik-boo.t naderkwam. Op hetzelfde oogen-blik vielen de eerste Duitsche obussen rond het schip. De bemanning liep hier en daar verward rond. Ik zelf stond al s aan het dek genageld en ik keek naar Boerjan, die met den verrekijker aan het oog, zooveel acht gaf op de obussen als het schip zelf da/t er niets van hoorde of zag. Hij dacht maar om zijn kanon te punteeren en het geschut van den Mof te beantwporden. Dit duurde zoo wat een uur. En dan op eenmaal hoorde ik roepen « but »; er werd niet meer geschoten en wi'j vaarden onzen weg ongehinderd voort. « Later leerde ik dat de Mol zoo wat vijftig à zestig obussen op ons had af-geschoten, terwijl er van onze zijde maar vier en twintig waren wegge-wal&t. En wij hadden raak geschoten en de Mol niet. « In Falmoutih hebben de Engelschen dit verhaal volledig opgenomen, maai ik heb vruchteloos naar ons geval uit-gezèen in de Engelsche pers. ,« Sindsdien zijn er ook al verscheide-ne Belgische bladen m mijn handen ge-komen. maar niets heb ik er over gezien. Wc<e weet hoeveel zulke mannen vol moed al niet gesneuveld zijn, zonder voor huiine zelfoppoffering beloonc te zijn geweest of bedankt. « Nu, beste heer, als wij van Fal-mouth zijn weggegaan met dat schip, zijn wij, op den morgen van den der-fâenden Januari m den grand geloopen eenige uren van Dover af, door eer andere boot. Doch alhoewel het schi{: dat op ons liep in plaats vanons te red-den er van door trok, zijn wij toch allen gered geworden. « Dit, beste heer, is de zuivere waar heid en kunt u onderzoeken als U wûl. Natuurlijk is het nog al lang wat ik u hier schrijf, maar neem het beste et uit en ik hoop dat de man, die zulk een verachtelijken gtlimlach over had vooi den Mof, een dezer dagen er eenige woorden van mag onder de oogen krij gen en zien dat niet allen hem vergeten.« U op voorhand danikende, beste heer, blijl ik steeds uw dienaar tôt ik nog eens zoo wat heb. » Wij hebben den brsef volledig gege ven, omdat we van meening zijn da ailes er « best » in is. Hier en daai hebben wij ons veroorloofd een spel foutje te recht te zetten in den teksl van ' den Hollandschen lezer, die na tuurlijk beter met de zee dan met de spraakleer vertrouwd is. Den naam van het schip konden ongelukkig niet ont-cijferen. Maar om het even. Wij hopen mel onzen briefsahrijver dat Boerjan deze regelen zal lezen en dat hij de gelegen heid zal krijgen om ook op officieele wijze aijn inoedige daad te zien erken nen. Het is hetgeen wij trouwens wen sc-hen aan zoovelen, die moedige da den pleegden, maar die niet altijd d( kans hadden om ze door hunne over sten aan de bevoegde macht te doei bekend maken. SIX» VOOR DE VERMINKTEN Na het congres van Londen « Do Verminkte », het veertiendaagsch blad van den studiekring der vei-mink ten en zieken van Port-Villez. gaf iNj zijn laatste nummers een zeer belangVek-kend verslag over een bezoek aan een tentoonstelling, die bij het congres voor oorlogsverminktheid, in Central Hall, Westminster, werd ingericht. Ook voor niet-verminkten is dat verslag, degelijk doordacht en degelijk ge-schreven, ,het lezen waard. Wij hopen dat wij, met het hier in « Het Vaderland» te geven, aan den «Verminkte» geen enkelen lezer zullen doen verliezen. maar er een paar dozijnen bijwinnen. Hier volgt dan het artikel : Vlak bij de Westminster Abdij, het hart van het oude Engeland, rijst het moderne Central Hall'gebouw, "dat zie door zijn uiterlijke niet van de karak-terlooze wereldstadconstrocties onde:'-Seheidt, maar dat binnen in een mee::-terwerk is van practische inrichting. Daar werd het tweede congres voor oorlogsverminktheid gehouden. In do tentoonstelling was vereen^gd al wat de verbondene landen tôt hiert'oe aan verzorging en heropleiding der ver-nrinkten hebben gedaan. Ik zal me hier in 't bijzonder bezig-houden met die tentoonstelling. Hoe bp-langrijk ze ook in haar geheel mocht wezen, toch moet ik beginnen met een kritiek, dits misschien ook wel voorge-voeld werd door het inrichtend komiteit. Hier was gebrek aan organisatie. Iede-re afdeeling had niet beoogd het zelfde doel; het geheel mangelde aan klaar-heid.Het lokaal was ook" te klein, Lag dit misschien in het gémis van smaak in de uitstalling ? Tooh betwijfel ik dat zelf S met meer ruimte men zou gekomen zijn tôt de zoo distinctievolle en tevens hc-ldere wijze van tentoonstlelen, die h^t Fransche volk eigen blijft. Men verdenke me niet een weten-schaippelijke tentoonstelling te toetsen op kunstgebied. Ontegensprekelijk is het evenwel dat een decoratieve eenheid in een uitstalling machtig veel bijdraagt tôt do duidelijkheid der documentatie. Het doel dezer tentoonstelling was wel dit : wie het aangaat moet hier vlug en duidelijk zicih een volledig denkbeeld kunnen vormen van de inrichting, de werking en de verkregen uitslagen in de verschillende gestichten voor ver-minkten.Daartoe zijn noodig statistieken, pho-to's en voorwenpen in natura, benevens brochuren, die den bezoeker het tijdroo-vend noteeren sparen. Dit doel was het volledigst bereikt door Frankrijk, Italië en niet het minst door België. En zonder me van ohauvinism te verdenken, voel ik me geneigd België op het voor-plan te stellen. vooral voor de eenheid van werking, die het natuurlijk gevolg is van hei^ ailes in zich vereenigende Ins-tituut van Port-Villez. Ons ontbreken echter de brochures ; Frankrijk de verkregen uitslagen in de berœpsscholen ; het zeer volledige Italië de aaneenscha-keling der verschillende inrichtingen. De klasseering der leerlingen volcens hunne verwondingen met de door hen gekozen beroepen, het zoo intéressante werk van den geneeskundigen dienst i van Port-Villez, geeft voor ieder inrich-ter een scherp' beeld van de meest winst-gevende heropleidingen. In ieder land heeft men begrepen dat de algemeene ontwikkeling der verminkten een bran-dend vraagstuk was. Overal wordt er klasonderwijs gegeven, maar toch ■ schijnt me onzen pedagogischen dienst geleid te worden door een schoolman, ■ die duidelijker voor zich voelt het te be-! reiken doel en de degelijkste middelen. ■ In menig gesticht schijnen me de leer-gangen overgelaten te zijn aan het toe-val van beschikbare leerknachteii. Met evenveel lof noteer ik de duidelijkheid van de plaatsingstatisticken. Met een oogopslag op do verschillendo kaarten wordt het mij klaar waar de verminkten het best een werkmidden vinden. Die documentatie is eenig in de tentoonstelling. De Fransche afdeeling munt uit door klaarheid en het is mij aangenaam dio boofdkwaliteit van het Fransche volk hier te huldigen. , Do werking in de burgerlijke ara^ bachtsgilderi, die ons ontzegd blijft ge-; zien onze verbanning, is lofwaardig. De ! opleiding in het werkelijk leven is na-. tuurlijk te stellen boven die van een : tijdelijk gesticht. Uitslagen als die ver . kregen door het Syndikaat der Fran-. sche juweliers zijn niet te onder=chat-- ten. De heropleiding der blinden en de j talrijke hulpfondsen, waaronder het . heerlijke werk van Maurice Donnay, i namen een groote plaats in vas de Fransche afdeeling Ook Ita.lfo besteedt de grootste zorg lan de lotsverbetering dier zwaarst ge-troffenen. Mij trof het groot aantal blinden in de muziekklassen. Hier zal wel S stof zijn voor de pen van den heer Voets, 1 den verdienstelij ken verslaggever van I de Blindenafdeeling te Port-Villez. Zijne brochiiur is zeer merkwaarcjig en met hem drukken wij onze spijt uit dat de onvoorziene verplaatsing dier afdee- v ling niet toegelaten heeft een grootere s ■ plaats te verleenen aan het zeer ernstige ti werk. t Meçr dan de helft der tentoonstelling t werd ingenomen door de verzorging op t; .geneeskundig gebied der verminkten. Ik zal niet in bijzonderheden treden op t idat voor mij afwijkend terrein. Wat r ik met vreugde aanstip is dat het kleine c i België in niets onderdeed voor de groote v mogendheden. Het hospitaal van De [ Panne met zijn werkmiddens voor tij- ; delijke prothese en zijn laboratorium z waardoor aangepaste oefening de ver- c in.'nkte ledematen hunne plooibaarbeid ^ behouden en onitwi'kkelen, is &en instd- c tuut van eer sten rang. De pedagogische c en genèeskundige turnleergangen te Rouen en te Port-Villez, met de geleide- ^ lijke en gepaste heropleiding door werk- s oefeningen, bewijzèn door hun verkre- £ gen uitslagen dat hun bestuur in zeer r bekwame handen is. ^ Een afzonderlijke plaats bekleedde het c werk van den heer Stassen, bestuiurder \ van den .geneeskundigen dienst te Port-Villez, die, gedurende de beroepsoplei-ding, door een gepaatë operatie de verminkten er toe brengt met meer gemak en vrucht hun nieuw gekozen ambacht uit te oefenen. Die werking schjint me enkel te bestaan in de Belgische gestichten.Zeer belangwekkend waren de toe-stellen voor verminkten in de Italiaen-sche en Engelsche afdeeling. Bijzonder-lijk de Fransche met de bijvoegende photo's' en aanmeifcingen ddenen ver-meld. Ook de werkarm voor paswer-kers-verminkten van onzen collega Ver-bruggen verdient een esreplaats. Te veel plaats wordt wel ingenomen in deze zoo aan plaats mangelende tentoonstelling door het meer tijdverdrij-vende dan wel degelijke werk van ge-wonden of verminkten in hospitalen. Siellig hier wordt veel goeden wil, veel opoffering van wege edelvoelende har-ten getoond; maar, mij blijkt het, dat meestal, de tijd, door gekwetsten be-steed aan werk, dat na den vrede niet het hunne zijn zal, weinig winstgevend is. Daarbij brengen zeer dikwijls die inrichtingen een overvloed van smaak-looze bibelots op de wereldmarkt, die te betreoren is op dit oogenblik van wak-ker-wordend smaakbesef in de Euro-peesche landen en herinrichtnig van kunstvakondwwij's ter bekamping van de Duitsciie «camelotte». Ik spreek hier in het algemeen. Br zijn gelftkkig uitzonderingen. En wie belang in dit nog te weinig geschatte vraagstuk van den nieuwen vr»destijd stelt zal mij vragen : «Wat denkt ge •ver de kwalikiten van de tentoongeâtel-de voorwerpen uit de verschillende be-rcepsscholen ?» Ik mèen dat het mijn plicht is de eerlijke waarheid neer te schrijven. De degelijkheid treedt het meest op den voorgrond, de goede smaak schijnt zich geleideiijk te ontwikkelen. Er is zonder twijfel meer voornaamheid in de producten van Port-Villez, maar het blijft nog ailes wat karakterloos, ; niet. nationaa.1 en niet modem genoeg. ■ Ik heb mij aïs plicht aangerekend sfe- ! dert den oorlog de machtig groeiende beweging in de kunstnijverheid te vol-gen in Frankrijk, Zwitserland, Engeland en zelfs Duitschland, en ik beweer dat de nationale en moderne strekking ii: die verschillende landen voor die der breed-voelend en helder-zienden geest de eenige oplossing is voor de herople-ving onzer ambachten. Ik kan het niet genoeg zeggen dat voor ons België het een noodzakelijkheid is die beweging te volgen. In de werkhuizen te Sainte-Adresse waait een frisch-jonge wind. De ten-toongestelde meubels, die met het be-hangselwerk een zeer innig geheel vormen, zijn van apoeden smaak. Ook het glaswerk en het bewerkt Ieder zijn vol distinctie. Zeer raooie arbeid lever-t MaMe. Daai' is geen spraak van bazarârtikels. Het ■ houtsnijwerk van het Siciliaansch insti- ; tuut te Palermo draagt een zeer naftio- < naal karakter. Ik meen wel dat dit niet uitsluitend werk is van herotpgeleide i verminkten, ma»r verkeerd is i»et da,t als ] kritiek te onderlijnen. In het reëeie leven is het niet de eeniiag, iedere werk- i man op zich zelf,.die «k> ïichtiïig geeft ; aan een werMiuis, maar wel de loidende ; geest, die het be&tiuur in hanclen heeft. ■ Het is verkeerd verminkten te plaat-sert onder de leiding van leerkrachten ■ zonder smaak. Het instituut te Rome on- , derscheidt zich door fijn bindwerk, ge- ] eivjesbrasà led«rtvKds. ©n g&gpn- L OP HET WESTERFRONT De toestand biijft zeer gunstig staan De toestand blijft zeer gunstig staan voor de bondgenooten, ofschoon de Duitschers, op sommige punten, namelijk ten westen van Reims, krachten genoeg hebben verzameld om een tegenaanval te ondernemen, die trouwens overal door de Franschen werd afgeweerd. De vorclering duurt, zooals men gis-ter namiddag vernam, nog voort ten rioord-oosten van Chateau-Thierry,waar de boorden van de Marne langs bm vrijer maakt en langs om verder buiteèt het bereik brengt van de Duitschers. Deze verrichtingen, die langzaam maar zeker worden ondernomen hebben nu de gansc-he streek van Duitschers gezui-verd tusschen de baan van Soissons en de Marne, van het noorden van Epieds of tôt aan Charteves en Jaulgonne. Overal elders steunt de vijandelijke weerstand op sterke krachten. Het Duitsche opperbevel schijnt voomemens ten allen prijze den •slechten indruk te ver-mi j den, dien een langdurige aftocht, on-vermijdelijk zou teweeg brengen opi de gemoederen van de Dutischers in het binnenland. rm > a « Het is weer toegelaten, zoo schrijft een Fransch blad, te spreken over de slijtage van de Duitsche troepen. Het is geen ijdel gepraat. Sedert 15 Juli heeft Ludendraff 180,000 man, dooden, ge-wonden en gevangeraen, in den strijd achtergelaten. Hij wierp tusschen 70 en 80 aMeelingen in het geveciit. So*irn^a, van die afdeelingen, namelijk de 22e,' de 86e, de 103e en de 123e hebben de helft van haar effecti&f verloren. In de 126e afdeeling werd een régiment tôt 324 mannen uiijgedund, de twee andere regimenten tôt 120 man eik. Het zijn ge-vangenen van deze regknenten die het bevestigen. De slag tusschen de Aisne en de Marne verwezenlijkt dus het verhevenste dcel van al de veldslagen, namelijk de vernietiging van de vijandelijke legers. Dil doeJ. dachten de Duitshers bereikt te hebben bij hunne offeniaièven in Maart en in Mei. Zij hebben zich verrekend. Wij hebben f't is nog altijd de Fransche krijgskritieker,die schrijft) tijdens de slagen in Maart-April en Mei-Juni terrein prijs gegeven om de.krahten van het loger ongeschonden te bewaren. Het àfstaan van grond was de prijs waar-mee men het behoud van de mannen be-taalde en het Fransche opperbevel bleef slechts daar weerstand bieden, waar het voor de veiiigheid van den algemeenen aftocht, noodzakelijk was. Het verloor juist Wat het wilde. De tegnwoordige strijd draagt een gansch ander karakter. De Duitschers zijn overal hardnekkig om weerstand te bieden. Uit eerzucht of uit noodzakelijkheid ? Dat zou men nog niet kunnen zeggen. Maar hunne houding legt hun zware offers op en versnelt de vernietiging van hun strijdkrachten. Tegen hen verwezenlijken de bondgenootep hc-t cïoel van den strijd en Ludendorff bevindt zich nu in den hoogst ggvaar-vollen toestand, waaraan het Fransche opperbevel tôt tweemaal toe, dank aan zijn buitengewone lenigheid en soepel-heid ontsnapte. De strijd van de bondgenooten heeft dit voor op den strijd van de Duitschers dat hij de reserven van den vijand tôt' den smeltkroes veroordeelt. OUL&HY-LE-OHATEAU _ Het kleine stadje dat als de hoeksteerï is van de stelling van de Duitschers irt den.loop van dezen harden strijd, waS voor den oorlog een der liefste plaatsjesi van het ouderwetsche Frankrijk. Niets scheen het voor te bestemmerï om eens bekend te worden in de geschie-denis. Het lag in een vailei Verdokenv omringd met populieren en ver A-an het \>edrijvige leven, vertegenwoordigd in( 5ie gewesten doér de spoorbanen vanj Pari)s naar Reims en naar Luxemburg* In liet verleden wa»s Oulchy-le-Cha< teau wel wat belangrijker: een vei'steric. te stad was het toen, omringd met rou< ren en met torens en met een zwaal kasteel als citadel. Jeanne d'Arc tjok triomfantelijk in Oul«hy-le-Chateau bin< »en, dat ze op de Engelschen gewon* nen nad. Van het kasteel, uit de t-waalfde eeuw df«t»«fc0rend bUven rtog pukien over,, die met e«n lief Romaansoti kerkje een s«hilateracH!,ig deccfr vormden. Wat blijft er nu. nog van over ? Zelfs de puinen niet meer. Alleen irt den amtrek de eens bewoonde grotten, die voorzeker thans meer dan éért Duitsch machiengeweer een geschikte^ schuilplaats geven. A, B. veerde steenen. Mil aan, waàr een zeer ernstige teekensohsol bestaat, munt uit ëtaor pereîwerk. Het is me met mogelijk met lof te spreken over de Engelsche afdeeling voor wat .de tentoongestelde voorwerpen aansaat. Niet alleen ontbreekt aile voornaamheid in de manier van uitstal-len, maar weinig werk draagt een artis-tiek karakter. De «Lord Mémorial Workshops» zijn tusschen de Engelsche instellingen voor verminkten het meest onze aandacbt waardig, daar ze een tienjaarlange on-dervinding met zich meebrengen.Inder-daad ieze werkhuizen werden gesticht kort na het einde. van den Zuid-Afri-kaanschen oorlog als een natuurlijk gevolg der moeilij kheden,waarmede men te kampen had om werfk te vinden voor de «Soldier's and Sailor's help Society» der zwaar verminkten. De huidige oorlog eischte groote uitbreiding der inrich-tiag. In Maart 1915 begon men de speel-goednijvertieid, spoedig gevolgd door werWhuizera voor hout- en lederbewer-king, doozen- en borstelnij,verheid, tee-kenen, schilderen en versieren. Gsduwmde de acht eerste maanden verkocht meii voor 10,000 pond; toch bleek het ve«Bes nog 1 pond per man te zijn gezien de buitengewone kosten der inrichting. Het minimum loon gedurende den leertijd bedraagt 20 sh. per week om nadien te stijgen tôt onge-veer 50 sh. Zooals in aile landen heeft dit loon geea invleed op de vaststelling van het pensioen der regeering. Nu bestaan er werkhuizen beel Engeland door met aansepaste nijverheid voor iedero streek. Het St.-Duattstan Hôtel voor blinden in het Regent's Park herbergt mei zijn bijlokaien ruim 410 man. Ziedaar de twee voomarraste instei-lingoti. Hoe ernsfcig de pogingen ook zijn mogen in de Queen Mary's Work-shop te Brighton, waar, budten de ge-wone ambachten, leergangen bestaan voor glasraam- en letterschilder, toen valt het te betreuren dat — volgen3 eigen bekentenis — door gebrek aan middelen de leertijd te kort is. Ver-jninkten worden dooçge^tujArd mei de hoop dat ze in het burgerlijk werkhuis hunne opleiding zullen volmaken. De hospitalen in Engeland voo< Nieuw-Zeelanders, Australiërs, Cana< deezen zijn zeer werkzaam. De eerst af hebben afdeelingen voor sohoenmakers, wolbewerkec's, motormj verheid, bene^ vens leergangen in handefewetenschapf en bouwkunde, maar het vleciht en borV f4uurwerk. net als dat der. AustraMërs,1 zijn van vulgairen smaak. Veel b&Iangwekkender zijn de werk* kolonies voor verminkten in Wesffieldf Lancaster en de Goopenatsiev^ri hoevç:i^ m Kent: Ook in dien zin zijn wij ta( Port-Villez niet achterwege gebleven.) Het was me uiterst aangenaam met d« zoo overtuigde secretaresse van het werlq in Kent te kunnen spreken over onjd hoeve te Molu. Het ëomein van Mareiii is een twdede stap op dien weg. Wat mij als kunstenaar vooral getroffj feri heefjt is de werking van het komi-l teit voor het stichten van gansch nieuwe( nijverheidsdorpen voor gedeeltelijk ver-< minkten en oud-gedienden uit leger en( vloot. Zij gaat uit van een boek geschreW ven door Thomas Mawson, getiteld t «An Impérial Obligation». Die Thomas Mawson lis een bouwlcundige en eeni| kunstenaar met helderen geest en zeer' zuiver ideaal. Zijn boek is zoo verdient stelijk dat ik me voorstel in een volgendl artikel er breedvoerig over uit te wei-i den. Hier is stellig buiten het p*actiscih«: mooi werk te verrichten. Is het niét eens droom een dorp te zien rijaen, waailj vrije a.rbeid zal klinken m een harmo-' niseh midden van diepe soii<waheid en' innige rust voor dezen, die het best» van hun leven gegeven hebben voor de ^ameenschap ? Waarom zouden wij, Belgen, difl( meer dan eens de stouitste ideêën t»it-< voerden, niet een zelfde poging waganlj En te dozeis galegerÉieid vormde zici* in mij ,de volgende zustergedachte. « Kunnen wij in Port-Villez, waatf naast aile bedrijven vereenigd zijn, ni^t scheppen en uitvoeren een modelhui^. 1 voor een verminkte, goedkoop ma m-mooi, praktisch en sierlijlk, met ee i maximum uitgave voor bou.wen en- bo-meubejen 3

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het vaderland: Belgisch dagblad te Havre verschijnend behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Le Havre van 1915 tot 1919.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes