Het volk: christen werkmansblad

979 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 18 Juli. Het volk: christen werkmansblad. Geraadpleegd op 26 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/sx6445jv2x/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

jgsïTii'anacur.wiTii fnrn nii-imyan»! j Vijr-eH-T^iBligsle Jaar. — N. 197 rMirviTM i m i ■■! -n-wTOTm-rm"**■»**-*>«*t m» ^lasuaauaasagsaiJhUJUM&^'^fc^a^'i Goisdionsî — Hnlspzin — Elgendom Zoadag, 18 Jili 1815 * Aile briefwisselingen vracht-fvrij te zenden aau Aug. VatL Sseghem, uitgever voor de naaml» maat sch. « Drukkerij Het Volk», Meersteeg, n° 16, Gent. Btireel voor West-Vlaanderen: Xïaston Bossuyt. Gilde der Ara-Ibachten Koitrijk. Telefoon 523. Bureel'van Antwerpen, Bra-bant en Lirnburg : Viktor Kuyl, j&iiiiderbroetleratr., 24, Leuven. HET VOLK Men schrijft in : Op aile postkantoren aan 10 fr» per jaar. Zes maanden fr. 5.00. Drie maanden fr. 2,50. Aankondigingen : Prijs volgens tarief. Voorop ta betalen. Rechterlijke herstelling, 2 fr. per regel. Ongeteekende brieven worden geweigerd. TELEFOON N" 137, Gent. t centiem het uummer CHRISTEN WERKMANSBLAD IL Centiem liet nummer P" y ■ ' flrri 1 ■" MONTENEGRO. V De bezetting van Scutari, in Albanie, floor de Montenegrijnsche troepen, heeft de aandaeht terug op dit land getrokken, dat sinds den eersten Balkanoorlog bijna bestendig in oorlogstoestand was. Op de Oostelijke zijde der Balkansta-tengelegen, heeft Monténégro alsnaburen: Noordelijk : Herzegowina (Hongarije) ; Westelijk : Servië en Zuidelijk Albanie. ï.angs de Oostzijde grenst Monténégro aan de smalle strook van Dalmatië en aan de Adriatische Zee op eene lengte van 48 kilometer. Aan deze kust heeft Monténégro drie havensteden, namelijk : An-tivari, Dulcigno en S. Nicolaas. Deze ver-zekeren eene verbinding met de tegen-Dverliggende kusten en namelijk met de liaven van Bari, die enkel een tweetal uren varens van Antivari vcrwijderd zijn. Het grootste gedeelte van het land be-Staat uit bergketens, die van het Noord-Westen naar het Zuidoosten loopen. Daar-tusschenin zijn hoogvlakten en diepe l'ivierdalen. In het Westelijk landsgedeelte bestaat de bodem vooral uit kalk. Ten Oosten van het Scutarimeer is de bodem vruchtbaar en le vert hij jaarlijksin twee oogsten meer op dan er voor het ver-bruik noodig is, terwijl in het overige van ?t land moet worden ingevoerd. In deze slreek is de bevolking dicht, niettegen-staande de ongezonde moerassen rond liet genoemde meer. In het Oostelijk landsgedeelte bereiken de bergtcppen van Doermitor hoogten van 2000 tôt 2500 ïiieter. (De Cirova Pecina 2528 m.) De oppervlakte van Monténégro be-draagt 9080 v. km. en het aantal inwoners 275.000. Dezen behooren meest allen tôt den Grieksch-katholieken godsdienst. De Montenegrijnen zijn, met uitzondering van een 10.000 tal Albaneezen, van Ser-vischen oorsprong, doch met vreemd bloed vermengd. Hume taal is zuiver Servisch. De bevolking is redelijk krachtig en in het algemeen oorlogszuchtig enjis zeer vatbaar voor ontwikkeling. De be-langrijkste tak van bestaan is de vee-teelt, die ook de voornaamste uitvoer-artikelen levert, namelijk schapen, geiten, gerookt vleesch en kaas. 1 Als uitvoerartikelen zijn nog : huiden, wol, honig, wijn, tabak en fruit. , De veestapel bestaat uit 350.000 schapen en geiten, 60.000 runderen, 8000 varkens, 3000 paarden en 30.000 beiën-korven. De invoer omvat graan, zout, petrool, kofîie, ijzerwaren en munitie. In de straten van steden en dorpen ontmoet men de Montenegrijnen gewoon-siijk in nationaal kostuum, de lenden om-jgord met revolvers en dolkmessen. Sinds de onafhankelijkheid van Monténégro is de economische toestand merke-iijk gewijzigd. Thans ziet men ten allen ilcante onderwijsgestichten oprijzen en snaakt de half-wilde toestand plaats ■voor ineerdere ontwikkeling. Monténégro heeft enkel eene ijzeren-tweglijn met eene lengte van 45 kilometer, )de steden Antivan met Vir-Bazar verbin-dend. Het net van steenwegen is meer klan 500 kilometer lang. De bijzonderste jweg is deze van Cattara naar Cettinje en heeft 45 kilometer lengte. De steden van Monténégro hebben dit eigenaardigs dat zij over 't algemeen weinig bevolkt zijn. De hoofdstad Cet-tin jé telt nauweliiks 5000 inwoners en is ook de kleinste Europeesche hoofdstad. Monténégro kan in drie onderscheidene streken verdeeld worden, namelijk het Westen of Oud Monténégro, de Berdas in 't Oosten en het Zétadal. Oud Monténégro is de reeds genoemde bergstreek en is weinig bewoonbaar. De zomer is er buitengewoon warm en de winter zeer streng. Daar in die streek geene rivieren voorhanden zijn, is zij gansch onvruchtbaar. De Berdas laten den teelt van het vee toe en de uitbating van rijke boschen. Het dal van Zêta, gelegen tusschen de twee vorige streken, raakt aan het Scutarimeer en heeft eene warme luchtgesteltenis. Wij zegden reeds dat sinds korten tijd de onderwijsgestichten menigvuldig ge-worden zijn; inderdaad, thans zijn erl36 lagere scholen die bezocht worden door 12.000 kinderen. Voor dit onderwijs zijn in de lands-begrooting 163.000 kronen voorzien. Te Cettinje bestaan daarenboven een gymnasium door de vreemde landen er-kend en acht klassen bevattende en eene normaalschool voor onderwijzers. Voor de jonge juffers bestaat een hooger ge-sticht met acht klassen waar de onder-wijzeressen voor de lagere scholen gevormd worden. Het land wordt op rechtskundig gebied verdeeld in tien rechterlijke om-schrijvingen met een hooger Beroepshof te Cettinje. De magistraten van beroep zijn er zeer schaarsch, daar eenieder het recht heeft zijne zaak te dcen verdedigen door derde personen volgens zijne keus. Het leger is 40.000 man sterk en vormt vier afdeelingen. Daarenboven bestaat er eene lijfwacht voor koningNikolaas Ien eene reserveklas van 10.000 man. Het leger is goed uitgerust. Bij het begin van den oorlog bezat het een twintigtal bat-teTijen bergartillerie, tien veldbat-terijen, twintig belegbatterijen en een honderdtal mitrailleuzen. De diensttijd is verplichtend van 18 tôt 63 jaar. De aanwerving geschiedt op 18 tôt 20 jarigen ouderdom. Gansch Monténégro maakt deel van het werkdadig leger van 18 tôt 52 jaar en van 52 tôt 63 jaar in de 2e klas van het reserveleger. Iq het huwelijksbootje gestapt. Tegenover de Nederlandsche Bank lag gisterenochtend in het Bokin te Amsterdam een motorbootje. Dat is niets bij-zonders, zal men zeggen, maar dit bootje was het huwelijksbootje van een jong paar, dat hiermede naar het stadhuis pufte, om daar in het huwelijk te treden. 't Spreekt, vertelt het Hbld., dat deze korte watertocht stadhuiswaarts wel de aandaeht trok van de voorbijgangers. Het bootje was met vlaggen versierd, en achter de glazen ruiten zag men het bruidspaar, de bruidsmeisjes, de gasten en... een kok, die bezig was het bruids-maal gereed te maken. ( Vaderland.) Âlplnl ' en Bersagllerl. De oorlogscorrespondent van den Berlin er Lokalanzeiger aan de Oostenrijksch-Italiaansche grens, vertelt de geschiedenis van de beide bekendste wapenen der Italianen, van de bersaglieri en de alpini. Beide troepen zijn niet zeer oud. De oudste zijn nog de bersaglieri. De eerste twee compagnieën van dit wapen werden in 1836 bij het Sardijnsche leger ingelijfd. Zij vormden toen reeds keurtroepen, uitgezocht menschenmateriaal, dat door eene heel bijzonder strenge opleiding in het schieten en marcheeren tôt een voor-beeld voor het geheele leger opgeleid zou worden. Het bleek een gelukkig denkbeeld en geleidelijk werd de uitvoering er van uitgebreid. In 1843 was er een bataljon bersaglieri, in 1852 waren er reeds tien en bij de oprichting van het koninkrijk Italie bracht men zeven regimenten van elk zes bataJjons van deze voorbeeldige sol-daten op de been. De leger-hërvormingswet van 1882 be-paalde, dat in elk van de twaalf Italiaan-sche legerkorpsen een regiment bersaglieri zou zijn, bovendien werden onder de landweer nog' acht+ien bataljons van dit wapen opgericht. De oefening van de bersaglieri bestaat, behalve uit een bijzonder zorgvuldig onderricht in het schieten, hoofdzakelijk in eene merkwaardige oefening in het loopen. Zoo vaak en zoo lang het mogelijk is, wordt in dienst bijna gedraafd. En daarvandaan komt het drukke gooien met de beenen, dat den vreemdeling zoo merkwaardig aandoet, als hij eenebersa-glieri-afdeeling ziet loopen. Men meent blijkbaar door dezen vorm van oefening buitengewone march-presta-tieste kunnen bereiken. De snelheid wordt echter slechts ten koste van het uithou-dingsvermogen verhoogd. Het is een bekend feit, dat vele bersaglieri ondei hunnen oefeningstijd door het loopen een hartgebrek krijgen. De geschiedenis van de Alpini is nog korter. Omstreeks 1890 is dit wapen ingevoerd, als gevolg van de groote ontwikkeling van het toerisme en van de bergsport, Men meende met recht, de ondervindin-gen, die men daarin had opgedaan, vooi het leger te kunnen gebruiken. Met wie van zijne buren Italië ook in conflict zou komen, hetzij Oostenrijk of Frankrijk, de eerste en waarschijnlijk voor den ge-heelen veldtocht beslissende gevechten moestenzich afspelenin de hooge Alpen, die deNoordgrens van het land vormeni Voor dezen oorlog in het hooge gebergte Werd nu een bijzonder gevormde en uit-geruste troep op de been gebracht, de Alpini. Ailes wat in de bergsport nuttig of onontbeerlijk gebleken was, krijgen zî mee. De zware, dik bespijkerde schoenen, den knapzak, het touw, den scherpen ijs-stolc, zelfs de in Italië geheel ongebruike-lijke, uit Tirol afkomstige beenstukken, werden aan de Alpen-uniformen toege-voegd. De soldaat-toerist, die zich slechts door karabijn en patronengordel van eer berggids onderscheidt, was gereed. Natuurlijk nam men voor de Alpen-regimenten, waarvan er langzamerhanc tien ontstaan zijn, slechts menschen die van kindsbeen af met het hooggeberg-te vertrouwd en voor klauteren gesehikt vraren. De half-Fransche Piemonteezen, mannen uit Aosta en dan nog lichamelijk bijzonder geschikte jonge mannen uit de Abruzzen. Uit dit materiaal werd nu een troep gevormd, die in elk Alpentre-rein den strijd kon opnemen, gehard van lichaam en tegen aile ontberingen be-stand.De Franschen liaasstten zich, het voor-beeld van hunne buren te volgen en schie-pen hunne afdeelingen alpins, die geheel het voorbeeld van de Italianen navolgden. De Oostenrijkers hadden het niet noodig, een nieuw wapen te stichten : hunne be-proefde Alpen-regimenten behoefden slechts een weinig veranderd te worden, om toeristisch met de Alpini gelijk te staan. Toch heeft waarschijnlijk het voorbeeld van Italië bij de nieuwe organisatie der Tiroler en Carinthische landweer eene 1 1 ZitXVCXC gcojycoiu.. De Millioeaeiivcrschietmg. Luitenant-generaal Bohne, de hoofd-redacteur van de Arlilleristische Monats-hejte schrijft in de Vossische Zeitung : Toen vijftien jaar geleden het moderne snelvuurgeschut zijn intocht hield, hebben oude artilleristen vaak de waarschuwing uitgesproken, dat snelvuurgeschut een zeer gulzige vreter zou zijn. In aile Staten werd dan ook de uitrusting met ammuni-tie zeer vergroot. Men achtte de behoefte verdubbeld. Daar tegelijkertijd de am-munitie zwaarder geworden was, moest het getal der caissons verdrievoudigd worden. Desniettemin wordt overal over gebrek aan ammunitie geklaagd, het luidst in Frankrijk en Engeland, ofschoon juist Frankrijk de grootste voorraden ver-zameld had en de Amerikanen de gelegen-heid om aldaar geld te verdienen zeer gretig gebruiken. De gulzigheid van het moderne wapen is sterker gebleken dan aile wijsheid. In den Fransch-Duitschen oorlog heeft geen Duitsche batterij in een slag meer dan twee honderd schoten uit ieder van hare stuklcen afgevuurd. In den Oost-Aziatischen oorlog was dit getal bij vele batterijen meer dan verdubbeld, ja, eene Russische batterij heeft in den slag bij Toesjitsjao 522 schoten uit ieder kanon gelost. De tegenwoordige oorlog stelt deze getallen nog ver in de schaduw. De Duitsche artillerie heeft in den Fransch-Duitschen oorlog weinig meer dan 817.000 schoten gelost, waarvan 479.000 tegen Fransche vestingen en 338.000 in den veldoorlog, waarvan ongeveer het tiende gedeelte in den slag bij S. Privât. In den Oost-Aziatischen oorlog, die wel is waar langer duurde, maar waarbij veel geringer strijdkrachten tegenover elkaar gestaan hebben en de gevechten met veel grooter tusschenpoozen plaats vonden, moeten door de artillerie 945.000 schoten afgevuurd zijn, waarvan verreweg 't grootste gedeelte door de veld-artillerie. Over den tegenwoordigen oorlog zijn slechts weinige cijfers veropenbaard. De Duitsche staf heeft echter den tienden Maart uit het Westen gemeld, dat de • vijand van den 16 Februari af ontzagge-lijke menigten zware granaten, vaak , meer dan 100.000 scholen in 24 uren, tegen een front van acht kilometer ge-worpen heeft. Dat is ongeveer het drie-voudige van de Duitsche artillerie bij S. Privât tegen een dubbel zoo breed front. Op een meter front was het getal dus zesmaal zoo groot als op den heetsten dag van 1870 en dat is nog meermalen herhaald. Volgens een ambtelijk bericht van het Fransch legerbestuur van 17 Juni zijn op één dag bijna 300.000 schoten door de Fransche artillerie tegen de Duitsche stellingen ten Noorden van Atrecht gelost. Dit is bijna zooveel als wat de geheele Duitsche veldartillerie in den ge-heelen Fransch-Duitschen oorlog ver-schoten heeft. Het gewicht van de 300.000 Fransche schoten is ten minste 4.5 millioen kilo-gram. Om die daarheen te brengen ziin meer dan 300 groote goederenwagens noodig geweest. Op de landwegen waren voor het transport meer dan 4000 wagens met zesspan noodig. Hoe duur deze dag van Atrecht was, blijkt daaruit, dat een schot uit een veldkanon ongeveer 25 mark kost. Zelfs indien men buiten beschou-wing laat, dat ook vele zeer zware en dure projectielen daarbij geweest zijn, bedra-gen de kosten van dezen éénen dag toch 7.5 millioen mark. TEREENIQIMGSLEVEK. Het bureel van 't Algemeen Christen Vakverbond heeft aan de voormannen der Christene Valcvereenigingen een rond-schrijven doen geworden, waaruit we hier een en ander willen overnemen : 1) Op menige plaats is geen rekening gehouden met den wensch van het Nationaal Komiteit, dat de sociale inrichtin-gen, zooals vakvereenigingen en andere, zouden erlcend en vertegenwoordigd wezen bij de bereddering der toekenning en be-deeling van hulp. De belanghebbende plaatselijke vereenigingsbesturen moeten aandringen op herstelling van dat ver-zuim.2) In verscheidene plaatsen komt het bedrag der verleende hulp niet overeen met de reglementsbepalingen van het Nationaal Komiteit. In kleine omschrij-vingen zijn de toegezonden gelden veelai te gering om volgens gezegd règlement te kunnen handelen. Daartegen moet ander-maal opgetreden worden : a) bij het plaatselijk komiteit, b) bij het gewestelijk komiteit, c) bij het provinciaal komiteit. d) in laatsten aanleg bij het Nationaal Komiteit. 3) Het Nationaal Komiteit en de Provinciale Komiteiten zullen stellig toe-zichters benoemen om de toepassing dei werkloozenondersteuning na te gaan. In enkele provinciale komiteiten zijn de toezichters reeds aangeduid. Ook werk-lieden-toezichters zouden moeten be-noemd worden ; onder deze zouden wij de beste voormannen onzer vakvereenigingen moeten hebben. In Oost-Vlaan-deren werd in dien zin reeds aangedrongen en met gunstig gevolg. Is dat ook bij andere provinciale komiteiten gedaan? 4) In een omzendbrief heeft het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit erop ge-wezen, dat de Belgische handel en nijver-heid, eenmaal de oorlog voorbij, meer dan ooit zullen moeten kunnen rekenen op MENGELWERK 28 Pd zoek naar den Schuldige •— Zeker, antwoordde hij op korten loon ; na den dood van den markies heb ïk hem in mijnen dienst genomen en ik Jjen er zeer tevreden over. — Hij moet ni;t al te troosteloos geweest zijn over den dood van zijn meester, bracht Mad. de Morlant daartegen in, ■svant deze had hem daags te voren erg sangeplakt. — Madame, gij schijnt dezen Bourbet ïiiet in 't harte te dragen... Maar wij ver-\vijderen ons van het onderwerp onzer Jsamenspraak. Mag ik hopen dat gij dezen avond naar het kasteel zult komen? — Ja, zegde zij met bewogen stem, ik 4>eloof het u. Dronken van vreugde over den be-Jkomen uitslag nam Donatien de hand van Mad. de Morlant en bracht ze eerbiedig aan zijne lippen. -— Ziedaar, mijne lieve dame, het eerste teeken van aanmoediging dat gij mij geeft ! riep , hij uit. Gij weet dat Ik u sedert jaren aanbid en nooit hebt gij tnij door eenig teeken te kennen gegeven of gij mijne gevoelens deelt. Octavie antwoordde niet ; half wendde ïij het lioofd om. Alice, voor wie geen enkel woord was verloren gegaan, filet-jUwfenstaande Donatien maar lialf luide gesproken had, wierp op dit oogenblik een oogslag op Mad. de Morlant. Op haar aangezicht was eene uitdrukking van bit-terheid en onbeschrijflijk misprijzen te lezen. Men zou gezegd hebben dat ze tôt heden een masker had gedragen, 't welk zij plotseling afrukte bij het hooren der liefdeverklaring van Donatien d'Esfort. XXXV. Het stamslot van Loutrel was schit-terend verlicht. Dezen avond moest het groot feestmaal plaats hebben, waarop de meesteres van Marlinne, Mad. Octavie de Morlant en de personen die op dit oogenblik bij haar verbleven, verwacht werden. Voor deze gelegenheid had het kasteel een feestelijk uitzicht aangenomen. M. Donatien kwam een laatsten oogslag werpen op de toebereidselen, om zich te verzekeren dat zijne bevelen goed en wel uitgevoerd waren. Koortsachtig liep hij in een der salons rond. — Zij moest reeds hier zijn, zegde hij bij zich zelven, de penduul beziende die op de schouw stond. Oh, zij zal haarwoord niet durven verbreken, want zij heeft zich stellig verbonden te komen... Het schijnt mij dat hare aanwezigheid, hier in mijn huis, als eene soort van verbintenis tegenover mij zal mogen beschouwd worden ; toch eindelijk zal zij mijne liefde beant-woorden. 't Is. al zoo lang dat zij weet hoe-zeer ik haar bemin f- Eenskïàps werd de deur van het salon opengeworpen ; eene dame trad binnen. Het was de schoonzuster van Donatien, de weduwe van zijn oudsten broeder, die hij bij zich genomen had om zijn huis te besturen. Zwaarlijvig, genoot zij eene bloei-ende gezondheid, maar beeldde zich in gekwollen te zijn door een aantal ziekten. Klagen en jammeren was haar eene tweede natuur geworden. Zich tôt haar wendende, zegde Donatien : — Ah, zijt gij het, Isabelle ? Wat ziet ge er goed uit dezen avond ! — Het uitzicht bedriegt, antwoordde de dame droefgeestig. Ik ben maar een zwakke rozelaar. Wat kost het mij moeite de meiden en knechten te bewaken van-daag ! En ik weet nog niet of ik in staat zal zijn uwe gasten te ontvangen. M. d'Esfort, die er aan gewoon was elken dag dezelfde klachten te hooren, drukte beleefd zijn leedwezen uit dal de omstandigheden haar den plicht oplegden zooveel inspanning aan te wenden. — Gij hebt wel gelijk mij te beklagen, Donatien ; ik heb waarlijk behoefte aan hulp en genegenheid. Sinds mijn laatste bezoek op Marlinne heb ik veel nagedacht en ik heb mij aîgevraagd waarom ik, evenals Mad. de Morlant die nog jong en krachtig ii, geene gezeîscliapsjufîer zou nemen om mij te vergezellen en mij bij te staan als ik ziek ben; Onverschillig antwoordde haar schoon-broeder:— Gij weet wel, Isabella, dat ik u niet weiger wat u aangenaam kan zijn. Zoo gij eene gezelschapsjufîer noodig hebt, neem er eene. — Hewel, vervolgde Mad. Isabella d'Esfort, ik moet u zeggen dat de jonge dochter die bij Mad, de Morlant, is, mij ■—MW'MMgiaCTKIBagM I II 11 ■!■!! onzeglijk bevalt en ik zeer gelukkig zou zijn zoo zij op Loutrel wilde komen wonen. Maar het zou niet al te hoffelijk zijn, niet waar, haar onderduims aan re speren, hare te^enwoordige positie te verlaten? Donatien antwoordde niet : zijne ge-dachten waren bij deze die hij verwachtte. Zou zij wel komen? Aldus overgeleverd aan hoop en vrees had hij geen enkel woord verstaan van al 't geene zijne schoonzuster uitkraamde. — Zoo, gij vindt dat het niet onhoflijk ware, vervolgde de weduwe, het stil-zwijgen van Donatien naar haar verlangen uitleggende. Hewel, als ik de gelegenheid heb Mejuffer Alice in 't bijzonder te spreken, ik zal er haar cen woord van zeggen Denkt gij dat Mad. de Morlant dezen avond zal komen, Donatien? — Zeker, zij heeft het mij beloofd. — Ah, dan moet zij wel gesteld zijn ten uwen opzichte. Hare aanwezigheid zal zonder twijfel mogen aanzien worden... Hier werd de babbelaarster verplicht het gesprek te onderbreken. De vrienden van M. d'Esfort traden de een na den andere het salon binnen en terzelfdertijd hielden verscheid.ène rijtuigen voor de stoep stil. Weinig later werd de deur geopend ; de nieuw gekomenen deden hunne intrede. De angstige spanning van Donatien was ten. hoogste^ Eindelijk herademde hij als een man die zich van een zwaren last ontdaan voelt ; in gezelschap van Alice was Mad. de Morlant aangekomen. Met schitterende oogen stapte M. d'Esfort op haar toe : Oh, laat mij u bedanken qp uwe welwillendheid, zegde hij. Wees duizend-maal welkom in dit huis. Mag ik hopen dat gij er welhaast de wettige en geëerde meesteres zult zijn? Octave wierp een blik in 't ronde ; zij scheen ten prooi aan eene diepe aan-doening.— Bedrieg u niet, M. d'Esfort, antwoordde zij stillekens, over de reden waarom ik mijn woord gehouden heb. Ik kom eerst en vooral om mijn appartement terug te zien en er de relikwiën van mijn lief kind te vinden Gijmoogt niet vergeten dat ik verlang er te kunnen heengaan. — Ailes is zoo gesehikt dat gij uwe kamers met aile gemak zult kunnen bezoeken. Wanjieer de damen van tafel opstaan, kunt gij u verwijderen zonder door iemand opgemerlct te worden. Het feestmaal werd aangekondigd. Donatien bood deh arm aan Mad. de Morlant ; Alfred d'Albermont geleidde Alice.' De groote eetzaal bood een prachtigj uitzicht. De tafel schitterde van 't zilver-werk en 't kristaal en was met den besten smaak gesehikt. . De genoodigden van M. d'Esfort namen plaats^; de kostelijkste schotels werden ôpgediend. Graaf d'Albermont, neven Alice gen zeten, kon, zonder gestoord te worden, zich naar verlangen met haar onderhoii den. Mad. de Morlant betoonde eene zel^erc vroolijkheid, dit allçen om de verschilq lende gevoelens wélke zij ondervond, te verduiken. f | Yervolgt,)

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het volk: christen werkmansblad behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in - van 1891 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes