Het volk: christen werkmansblad

1056 0
17 januari 1915
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 17 Januari. Het volk: christen werkmansblad. Geraadpleegd op 04 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/qb9v11wx44/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

F — " r ' "" Yijf-en-Twintigste Jaar. — N. 16 «■* Codsdlenst — fialsgszia — ÉigeMom Zondag, 17 Jasuari 19 f S ■ ■mai ■ i ■!!!■ iii AUa briefwîsseliagen vrachfc-»rij te zenden aan Aug. Van Iseghem, uitgever voor de naaml» maatsch. « Drukkerj Het Volk >, Sleewteeg, n° 16, Gent. Burecl van West-Vlaanderen t Gaston Bossuyt, Gilde dor A m-bachten, Kortrijk Telefoon 523 I Bureel van Antwerpen, Bra-fcant en Limburg : Viktor Kuyl, Hinderbroederstraat, 24, Lcuven HET VOLK | Men scfcrijît la: Op aile postkantoren aan 10 îft per jaar. Zes maanden ft. 5.0ÛU yrie maanden fr. 2.50. Aankonûigingen. Prijs volgens taiicf. Y oorop ta ietalen. Bechterlijke hersteîling, 2 £& per regel. Ongefceekende brioven wordon „ geweigerd. i TELEFOON N» 137, Geab. Verschijnt C maal per week, CHRISTEN WERKMANSBLAE | centiem HET nummeb ^ r ■■ BERICHT. v Dit dnbbsl blad kost 3 centiemen. - VftOEGERE VELDSLAGEN. Tusschen de jaren 1618 en 1905 had-fden plaats : 1049 veldslagen, 122 zeeslagen i490 belegeringen en 14 capitulaties in iopen veld. ' Rangschikt men de oorlogcn naar het jaantal geleverde slagen, dan komt men tôt het vo'lgende overzicht : In den eersten coalitie-oorlog tegen Frankrijk door Prui-sen en Oostenrijk, waarbij zich later jEngeland, Spanje, Sardinië en de beide Siciliën aansloten (1792-1797) kwamen 5183 veldslagen voor ; daarop volgen : de iZvenjarige oorlog (1756-1763) met 111 slagen, en de Spaansche Successie-oorlog X1701-1714) met 105 slagen. J In den tweeden coalitie-oorlog tegen tFrankrijk door Engeland, Rusland, Tur-jkije, Oostenrijk en de beide Siciliën <1799-1802) werden er 102 geleverd ; in de Spaanschen oorlog (1808-1814) 95 ; in jden Dertigjarigen oorlog 1618-1648) en 'den zesden Coalitie-oorlog, waarin Europa Napoléon tôt troonafstand dwong (1813-,11814) elk 86 slagen. r Het tijdsverloop tusschen de slagen Nvijkt in de verschillende oorlogen begrij-pelijkerwijze uiteen. Zoo werd er in den, ORussisch-Japanschen oorlog (1904-1905) Slechts éénmaal per maand slag geleverd, ievenals in den Noord-Amerikaanschen jburgeroorlog (1861-1864). Daarentegen elfmaal in den vijfden ICoalitieoorlog van Oostenrijk en Engeland itegen Napoléon (April-14 October 1809), rtienmaal in den oorlog tusschen Oosten-irijk en Pruisen (3 Juni 23 Augustus 1866) 'en negenmaal in den Fransch-Duitschen 'oorlog (1870-1871.) Wat den duur der oorlogen aangaat, worden de uitersten gevormd door der oorlog van Sardinië tegen Oostenrijk weîke sleclils zes dagen duurde (17-2C Maart 1849) en die van Yenetië teger Turkije, welke 55 jaar aanhield (1614-166S waarbij het eiland Kreta aan de Porte ïmoest worden afgestaan. | Géén land heeft in het hier afgebakend jtijdbestek aan zooveel slagen deelgenomen als Frankrijk, n.l. 1079 (te weten 652 veld-klagen, 63 zeegevecliten, 332 belegeringen Jen 32 capitulaties in het open veld) d. i. ]63 pet. van het totale aantal sedert 1700. jVervolgens blijkt Oostenrijk het meest Î/an de ellende van den oorlog te lijden te îebben gehad. Uit de 1079 slagen, waarin het gewikkeld raakte, heeft Frankrijk £384 maal gezegevierd, d. i. 55.5 pet.; en jtt95 maal, d. i. 45.5 pet., de nederlaag ge-leden. Prii» :u, dat in 297 slagen betrok-ken was, won er 60 pet., Engeland, dat B37 maal meestreed, 40 pet. : In geen slag stonden zooveel troepen 5n liet veld als in den slag bij Moekden >(26 Februari-10 Maart 1905), waarin '624,000 Russen en Japanners meevochten. » Een andere verhouding, welke in den jloop der tijden mede een groote wijziging fonderging, is die van de staande legers ten jopzichte van de bevolking. Sinds 1869 lis de vredessterkte der legers in Europa uverdubbeld, Frankrijk had in 1910 een jtroepenmacht van 602,000 man, dit is jtéén soldaat op 65 zielen der totale bevol-jkîng; Duitschland een van 634,000 man, {dit is één op de 89 zielen. In 1906 telden 1 'iaVm ™i"'Ui!JgggBHBBB de Europeesche legers op vredessterkte 4 millioen man op een totale bevolking van 435 millioen zielen, of in verhouding van 1 op 30 mannen tusschen de 15 en 60 jaar, een verhouding, welke in tijd van oorlog nog zou worden vervijfvoudigd. Belangrijk is het eveneens te weten hoeveel soldaten er in de verschillige oorlogen sneuvelden. In den driedaagschen Volkerenslag bij Leipzig (15-19 October 1813), waar de verbondenen Napoléon dwongen over den Rijn naar Frankrijk terug te trekken, verloor men in het leger van Napoléon 78.000 man op 180.000, en in het leger der Verbondenen, 51.000 man op 300.000 Dan volgt de geweldige strijd bij Moekden (26 Februari-10 Maart 1905) met een verlies van 138.000 man op 624.000 strij-denden.In den slag bij Sedan (1 September 1870) vond men aan gesneuvelden en ge-kwetsten alléén 14.000 Franschen en 10.000 Duitschers. Bij Waterloo bedroegen de verliezen 65.000 man. Bij Wagram (1809) waren 63.000 gesneuvelden en gekwetsten op 290.000 strijdenden. De slag bij Dresden, waar Napoléon in 1813 de Verbondenen onder Schwartzen berg overwon, gaf een verlies van 50.000 man op 300.000 strijders. De Engelsche dipiomalieke zending bij het Yalikaan. De Londensche correspondent van de Temps schrijft : In sommige lcringen heeft men twijfel geopperd over den indruk die de onder-richtingen door den minister van buiten-landsche zaken gegeven aan den buiten-gewonen gezant, bij den H. Stoel, Sir H, Howard, in Italië zouden kunnen maken, Daarom heeft lord Crowe, bijgevoegd on-der-staatssecretaris van buitenlandsche zaken, eenige dagen geleden aan de pro-i tcstantsche vereenigingen van Londen ge-schreven : « Ik ben gelast door sir E. Grey u te berichten, dat alvorens sir H. Howard naar het Vatikaan te zenden, de Engelsche regeering hare inzichten had mede-gedeeld aan het Italiaansch gouvernemenl Ik zal er bijvoegen dat het altijd is aan-genomen geweest dat de afgevaardigin^ van tijdelijke of bestendige zendingen naai het Vatikaan hoegenaamd niet strijdig is met de waarborgenwet en dat de Italiaan-sche regeering hierover nooit de minstc opmerking heeft gemaakt. » Zooals de brief van Sir E. Grey uit-legt is het hoofddoel der zending der nieuwen Paus geluls te wensclien met zijne troonsbeklimming en tevens om in de katholieke middens van Rome het En gelsch standpunt uit te leggen in de hui dige omstandigheden. Eene andere reden is dat, hoewel de Iersche katholieke en de groote meerder heid van het Engelsche publiek de houding van de regeering goedkeuren, er nog zekere katholieke middens zijn waar men een zeker wantrouwen koestert en ook die wii men overtuigen. Dat zulks niet onmiddel-lijk zal geschieden, begrijpt men, maai men hoopt dat spoedig aile misverstand uit den weg zal geruimd worden. Xisest en versprsLlt HÈT VOLS, — i ^ TER ZEE. De kapitein van de Noorsche stooinboot Ilandeheu, uit Hogesund, die uit Engeland te Stockholm is binnengevallen, vertelt in de AJtenposten de volgende geschiedenis. Het schip moest de Engelsche haven Blyth, aan de monding van de rivier van denzelfden naam in de Noordzee, aan-loopen en seinde om een loods. De loods-kotter kwam echter niet naar buiten. Het was zeer stormachtig weer, de stoom-boot had een defect aan de machien en kon niet langer voor de kust wachten, zonder gevaar te loopen, op strand gezet te worden; daarom trachtte de kapitein zonder loods de haven te bereiken, of-schoon dit door de engelsche %overheid verboden was. Ailes ging goed, tôt dat het schip voor de pier kwam. Toen werden de soldaten hevig beschoten. De kogels vlogen de bewoners om de ooren; een trof er de uniformpet van den kapitein en de eerste machinist was bijna gedood; een kogel "vloog hem langs de borst. Officieren en manschappen op de commandebrug knielden, doch verlieten hun post niet en het gelukte hun met het schip behouden tôt aan het havenhoofd te manoevreeren. Eerst toen hield de beschieting op. In 't geheel werden er wel 60 tôt 70 schoten afgevuurd. Het schip is op verscheidene plaatsen be-schadigd.Door het ingrijpen van een scheeps-leverancier te Blyth bleef de kapitein gespaard voor verdere onaangenaam-heden van den kant der Engelschen. Toen het schip den haveningang passeerde, voerde het naast de loodsvlag de Noorsche vlag. lira Italië. Het Correspondentiebureel Norden ver-neemt uit Milaan, dat daar en te Turijn volksvergaderingen tegen den oorlog zijn gehouden. Te Milaan sprak het kamerlid Belmonte voor de onzijdiglieid in Italie, doch deze onzijdigheid zou niet absoluut mogen zijn, daar anders het Italiaansch volk eens mocht indutten en machteloos worden. Te Turijn ijverden de sociaisten tegen den oorlog. De nationalisten hielden eene tegenbetooging. De policie moest cr zich mede bemoeien. De Tribune de Genève ontvangt uit Rome deze mededeeling : « De regeering heeft thans tôt einde Januari aile betoogingen of meetings verboden, welke zouden ten doel liebben Italië naar bemoeiing in den oorlog te drijven. Men vraagt zich af waarom er een termijn aan dat verbod gesteld is. » Een Prater. Heinrich Sander, een lcapper te Ein-beck, in Hannover, was bij den genees-kundigen dienst te velde geweest en deed, teruggekeerd in zijn stadje, de wonder-lijkste verhalen over de toestanden op het oorlogsterrein. De policie bemoeide er zich mede en de praatgrage kapper werd gedwongen de volgende verklaring in het plaatselijke blad te zetten : « De uitlatin-. gen over den oorlogstoestand, die ik mij in verschillende kolïiehuizen ondoordacht lieb laten ontvallen, kan ik niet volhou-den. Ze zijn onjuist. Voor 't overige acht ik mij zelf ook niet in staat mij een juist oordeel over den toestand te vormen. — Heinrich Sander. » Ec-ne bs!ok Ooriogsreclit. (Volgens bepaiingen van den Duitschen staf.) A. Van de rechtspleging in de bezette vijandelijke provinciën. — Zich tegen de aanvallen der inwoners en de beschadi-gingen van hunnentwege beschermen en zonder omzicht de middels tôt verdedi-ging en bevreezing gebruiken, is niet enkel het recht, maar een plicht. voor allen leger-aanvoerder.De bezetter mag een krijgsgereclit in-stellen en er voorbrengen : 1) Aile aanval, schade, doodslag, diefstal, waarvan de troepen des bezetters zouden slachtoffer zijn; 2) aile aanslag op de uitrustingen le-vensmiddelen of voorraden dezer troepen; 3) aile vernieling van gsmeenschapswegen, zooals bruggen, kanalen, v/egen, spoorba-nen, telegraaf; 4) opstand en verraad. B. Opstand en verraad. — Opstand : wapengreep der inwoners tegen den bezetter.Krijgsverraad : schade en gevaar voor de vijandelijke macht door het bedrog of door het overbrengen van tijdingen aan 't nationaal leger betrekkelijk de stel-ling, de bewegingen, de ontwerpen enz. van den bezetter, welke ook de wettige of onwettige (bespieding) weg zij, langs-waar de betrolïene in 't bezit dier inlich-tingen gekomen is. , Tegen die twee soort vergrijpen zijn er geen andere weermiddels dan de onverbid-delijkste maatregelen. C. Bedrog door de gidsen. —Wanneer de gids zich zelf aangeboden heeft, is het bedrog onbetwistbaar een verraad. Wanneer hij gedwongen is geworden tôt gids te dienen, moet zijn vergrijp eveneens verraad heeten, want hij was aan den bezetter gehoorzaamheid verschuldigd. Op 't uiterste genomen, hadde hij zich moeten bepalen bij lijdzame ongehoorzaamheid, mits er de gevolgen van te dragen. De aanvoerder van den troep die de schade ondergaan heeft, kan evenwel niet anders doen dan den plichtige met den dood te straffen, want de herhaling van dcrgelijke vergrijpen kan maar belet worden door de strenge maatregelen van dood of versclirikking. Zelfs in dit geval zal de straf door een krijgsgerecht moeten uit-gesproken worden. De gids mag maar voor de verdwaling dergenen die hij moest ge-leiden gestraft worden, als liet bewijs van zijn inzicht tôt schaden geleverd is. Jongc Vpouw ia den lu'ijg. Te Weenen is eene studente van de universiteit te Lemberg met verloî van het oorlogsterrein teruggekomen om haren vader, den orlhodoxen priester Isodor Stepanie uit Sambor, te bezoeken. De 20jarige Olena trad bij het begin van den, oorlog in het Ockraner vrijwilligerskorps streed in de Karpathen en kreeg de zil-veren medalie voor dapperheid. Koude te St-Petersburg. De pîotselinge daling der temperatuur bezorgde de Russische hoofdstad een koud Kerstfeest. Donderdagmorgen wees de thermometer in Fahrenheit 10 graden be-neden nul aan. In Polen vriest het nog niet zoo hard, maar was de thermometer zooals hier, dan zouden aile militaire operaties omnogelijk zijn. De sirijd ia het Ârgoooerwoiîd, In een brief uit Verdun, vindt men het belangwekkend relaas over den strijd in de Argonnen. « De Duitschers houden het noorden van het Argonnerwoud bezet. Het Argonr.er-woud is de naam van een groot gebied van met boomen begroeide heuvels, vvaartussehen dalen liggen waardoor de kleine zijriviertjes van de Biesme stroo-men. Midden in het Argonnerwoud liggen groote dorpen, zooals Islettes, Le Neuf-cour, La Chalande tusschen velden en weiden. De Fransche loopgrachten liggen noordelijk van La Chalande. Dat de loopgrachten der tegenstanders dicht bij elkander liggen, komt herhaal-delijk voor. Op sommige plaatsen bij Reims was het gat waar de Duitschers zich ver-borgen hadden, slechts 40 meters verwij-derd van de greppel, waar de Franschen de wacht hielden. En zooals de menschen te midden van de grootste wanorde ten slotte voortdurend terugkomen op wetten en verdragen, zoo worden ook overeen-komsten tusschen deze oorlogvoerende partijen getroffen. Een officier verzekerde mij, dat er dicht bij Reims twee loopgrachten zijn, die zestig meters van elkander verwijderd liggen. De soldaten spreken er geregeld met elkander. Op dezelfde plaats vonden de Franschen op zelceren dag een pakje met een brief, waarin stond : «■ Schiet toch niet den ge-heelen nacht, wij kunnen niet slapen ». Wanneer de loopgrachten zoo dicht bij elkander liggen, gebruiken de soldaten meer hun lianden dan hun geweer. Zij werpen namelijk granaten, waarvan een enkele voldoende is om een aantal menschen te dooden. Het is ook voorgekomen dat twee vijandelijke soldaten onder de aarde met de houweel in de hand plotseling tegen-over elkander stonden. Dan zorgden zij sncl, dat de aarden muur, dien zij juist doorbroken hadden, weder gesloten werd. In den eersten tijd was deze loopgrach-ten-oorlog heelemaal niet naar den zin der Franschen. Ik heb in October gewon-den gezien, die rilden bij de gedachte weder naar die koude holen terug te moeten. Thans schijnen de menschen zich echter meer aan deze wijze van oorlogvoeren te hebben gewend. De loopgrachten worden thans ook beter en ruimer aangelegd en er heerscht zelfs eenig gemak. Er werd verteld van een Fransche loopgracht, waar een douche was en vlalt daarbij moet een Duitsche loopgracht gclegen hebben, waar men zelfs een piano had. In het Argonnerwoud liggen tusschen het Gruriewoud en dat van La Chalande de loopgrachten ook zeer dicht op elkander. Wanneer men in eene Duitsche of Fransche mededeeling leest : Wij zijn in Argonnen gevorderd, dan wil dat zeggen dat de Duitschers of de Franschen een sprong van 50, 100 of 200 meter hebben gedaan, dat zij op de een of andere plaats over een riviertje of door een dal zijn getrokken of een weg hebben bezet, waar zij een of twee vijandelijke loopgrachten hebben genomen. Wij gaan het woud in, het woud met zijn dik tapijt van afgevallen bladeren. Tusschen de bladerlooze beulcen en eiken steken de sombere dennen lxunne stam-men de lucht in. Men hoort het gedonder van het geschut en de drukte van den weg niet meer. Een smal pad leidt door het De kleine Martelaar. ' Op een goeden dag dat ik mij te Nazy-jSzeben bevond, bracht het toeval mij op een vergadering van Rumeniërs. Een der aanwezigen trok mijne aandacht ; ^ijn gebruin gelaat was doorploegd met «en geweldigen sabelhouw. j — Gij lcijkt naar dien man? vroeg mijn Çpuurman. — Hij heeft een interressant gezicht. — Da's waar, kijk hem maar eens goed ,&an. Ge ziet toch wel dat litteeken? ( — Het lijkt eene sabelhouw, veronder-fctelde ik. — Neen, dat is een vloek. Ik keek den spreker vefbaasd aan. <■ — Ga mee, zei hij, we zullen wat in den jtuin gaan wandelen, en dan zal ik u de izaak vertellen. : Wij staken sigaren op en ik hoorde het (Volgende verhaal. ' 1849 belegerden de Keizerlijken, in 'hondgenootschap met de Rumeniërs, een jlaein Hongaarsch stadje, dat verdedigd t'1> e 11 - door een liandje vol Hongaren en de ^woners. De tegenstand van het plaatsje maakte den Oostenrijkschen commandant krege-lig en hij beval, dat iederen man, die met de wapens in de hand werd gevangen genomen, zou voor den kop geschoten worden.De stad moest zich ten slotte overgeven en de commandant hield woord. Het was na een wanhopigen en verwoeden strijd, dat de soldaten zich, onder het uiten van verwoede kreten en verwenschingen, van het laatste huis meester maakten en er degenen, die het verdedigd hadden, uit te voorschijn haalden. Onder lien bevond zich een nog jongej man die gevolgd werd door zijn zoontje* een jongen van dertien jaar. In 't volgende oogenblik stonden de twee slachtoffers tegen een muur. Een officier trad nader en mat het energieke kind met een blik, waaruit onverliolen bewondering sprak. — Houdt op I bevol hij de soldaten, die gereed stonden om vuur te geven. Heeft die jongen met de andere meegevochten ? — Ja, antwoorclde een der soldaten. — Da's jammer, mompelde de officier, terwijl hij een medelijdenden blik wierp op het kind, dat zijn vader vasthield. —• Mijnheer, zei deze, ik zie dat ge een goed hart liebt. Sta mij, alvorens mij terecht te stellen, één gunst toe, door mij in staat te stellen het geld, dat ik in deze portefeuille heb, aan mijne vrouw te zenden, die hier dichtbij in eene veilige schuilplaats verblijft. Juist verscheen de kolonel, vergezekl van eenige officieren en een Rumeenschen chef en tribuun. De vader hernieuwde zijn verzoek. — Door wien moet ge dat geld laten bezorgen? vroeg de kolonel. — Door mijn zoon. Onder de officieren ging een goedkeu-rend gemompel. De vader wilde zijn zoon redden. Zij belceken 't kind, wiens kleêren verscheurd en met kruit bevlekt waren. — Gij denkt misschien, dat ik mijn zoon wil redden, zei de vader, gij kunt gerust zijn, hij zal terugkeeren. — Ik zal terugkeerçn, luitenant, ver-klaarde 't kind op rustigerî toon. Gij be-hoeft niet bang te zijn, dat ik zal ont-vluchten.— Goed, besloot de kolonel, neem 't geld en kom spoedig terug. Het kind nam het geld van zijn vader aan en liep op een draf weg. Met bewogen blikken zagen de officieren den ver-dwijnende na. Alleen de tribuun had 't aangekeken met een blik vol verkropte woede, als eene gier, die zijne prooi aan zijne klauwen ziet onlsnappen. De officieren traden een naburige her-berg binnen, den tribuun met zijn mannen achterlatend. — 't Is jammer, dat ze dien knaap ontsnappcn laten, merkte een bergbe-woner op. — Wat kan u dat schelen, antwoordde een zijncr kameraden, dat is de zaak van de officieren. — Kijk eens, tribuun ! riep een der mannen, God beware me, de jongen komt terug ! De oogen van den tribuun schitterden. Buiten adjin stormde 't kind naar de noodlottige plek, het zweet gutstc van zijn gelaat, zijn oogen puilden uit; zonder op de verbaasde Rumeniers te letten, richtte hij zich naar den muur, waar hem een vreoselijk schouwspel wachtte. — Ach vaderlje... lief goed vadertje, waarom... hebt ge niet op mij ge wacht, riep liij snikkend. En wéeklagend wierp hij zich op het beGîoede lichaam. Het gelaat vàn den tribuun stond strak; het scheen, dat hij in zijn binnenste een hevigen strijd streed tusschen zijn haat en zijne bewondering voor zôôveel wils-kracht, zôôveel cergevoel bij een kind. Opeens schrecuwde hij met een ruwe stem : — Fusileer hem ! Een twintigvoudige knal deed de lucht-'agen trillen. Het was geschied, het lichaam door twintig kogels doorboord, zeeg ineen, terwijl de moed, de kracht en de eer, die in deze reine jonge ziel hun troon hadden opgeslagen, naar den Hemel epstegen, naar den Almachtige. Weinige oogenblikken later kwamen de officieren uit de herberg. Als door eene pîotselinge ingeving gedrongen, richtte de kolonel zich tôt den tribuun. — Is 't kind teruggekomen? vroeg hij. — Ja. — Teruggekomen? riep de kolonel ver-baasd uit. — Ja. — En wat hebt ge gedaan ? — Het bevel ten uitvoer gebracht, wij, hebben hem gefusilleerd. De kolonel sprong achteruit, alsof hem een adder gebeten had en met een heesche-' stem siste hij : — Ellendeling I Tegelijk gaf hij den Rumeniër een verschrikkelijken slag met zijne karwats, zoodat zich een bloedige streep op diens gelaat afteekende. * * * — Dus die man, dien ik daar zag, was de tribuun? vroeg ik aan mijn zegsman.1 — Neen, daar is hij te jolig voor. — Dat begrijp ik niet. — 't Is de zoon van den tribuun. — Maar dat lidteeken van dien zweep-slag op zijn aangezicht dan? — Daar is hij meê geboren ! Eene huivering liep mij door de leden en met bevende stem zei ik : — Dat is de hand van den Almachtigen Wreker; hij draagt het teeken van het blœd van dien kkinen martelaar.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het volk: christen werkmansblad behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in - van 1891 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes