Het volk: christen werkmansblad

1099 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 09 Mei. Het volk: christen werkmansblad. Geraadpleegd op 02 oktober 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/rj48p5wr2t/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

KijfeoTwialigste JaaF. — IN. 128 GoMienst — Huispzin — Eigendom Zondag, 9 iei 1918 X f fille briefwisselingen vracht-f»rrij le zenden aan Aug. Van. iseghem, uitgever voor de naaml. kna&tsch. « Drukkerij Het Volk», Mcersteeg, n° 16, Gent. Bureel voor West-Vlaanderen: iGaston Boseuyt, Gilde der Am-jbachten Kortrijk. Telefoon 523. k ' Bureel van Antwerpen, Bradant en Limburg : Viktor KuJÀ, gliadejcbroederstr., 24, Leuven. HET VOLK Men schrijft in : Op aile postkantoren aan 10 fr. per jaar. Zes maanden fr. 5.00. Drie maanden fr. 2,50. Aankonaigingen s Prijs volgens tarief. Voorop te be talon. Rechterlijke herstelling, 2 fr. per regel. Ongeteekende brieven worden geweigerd. TELEFOON N° 137, Gent. 1 centiem het nummep CHRISTEN WERKMANSBLAD 1 Ceniiem Iiet nummer Vadervreugd te Soltan. p- Een Gentenaar, in het gevangenkamp ,Van Soltau, vernemende dat hij vader was 'geworden, schreef : Daar kwam een lief klein kindeke Gespoeld aan Vlaanderens ree, Op den adem van het windeke, Uit het land van over Zee. Het kwam en stak zijn handeke, Naar vaderken omhoog, Die voor zijn dierbaar landeke, Sinds lang ten strijde toog. In Duitschland zit uw vaderke Gevangen thans en wacht ; Van liefde slaat elk aderke Voor u, bij dag en nachtj Groei op, mijn oorlogskindeke, Tôt knaapje vroo en vlug, Straks brengt toch 't vredeswindeke Uw vaderke terug I Mijn rozig, blozend bengelke, Uw vader heeft verderiet. Want zijt gij moeders engelke, Uw vader kent u niet I DUINKERKE. \ Jean Bart ! & Kinderen dragen dien naam op hun marinepet ! Jean Bart I Maar hij heette zich zelf Jan, eenvoudig weg Jan, Jan •■Bart. Kort en kloek achtereen als twee koperen schoten uit een zeekanon. | Jan was Vlaming. Wij schromen er niet voor. "Wij zijn er fier op, want in Jan •zat zooveel moed, voortvarenheid, zelf-jvertrouwen, heldhaftigheid, dat men hem, willens of niet, bewonderen moet. j) Hij was koen en vermetel en als een leeuw brulde hij zijn naam over de wijd-Sclie zeeën, tôt het einde der wateren : tjan Bart I | 't Was als het suizen door hooge luch-xen van een ijzeren handschoen. 't Was ten schreeuw van brand, schrik ver-spreidend en ontzag. 'i Jan Bart 1 De zeeroover I De kaperka-Ipitein J Maar kapen in dien heroieken tijd be-jteekende heldenmoed. Gewapende dief-'stal listig en moedig uitgevoerd gold tôt jeere. Doodslag en landrooverij was roman-jtisch nobel. En boven dat mooi behjnde (barbarisme wapperde als een vlaggetje *4e vederbos der onderscheiding. t Zeerooverij was een edel bedrijf en paste zoo mooi in het décorum van rinkelende sporen, kletterende sabels, blinkende ipistolen, fluweele bambuizen en kanten kragen. } En groote rosse laarzen gelijk die van tien Reus uit Klein Duimpjes-verhaal. !i Zeegevechten J Maar ze deden het dan ïn dien tijd wat mooier dan thans. 't Wa-ren gothische schepen, beladen en be-.weeldigd met gouden rococo, met takel-(werk als vedelsnaren ; met bebeelde en geciseleerde amors en heiligen. Zoo'n Tôoverschip leek wel op een kerke, vol kantwerk en beeldhouwerij, met blinken-îtle koperen kandelabers, dat men vol féerbied en liefde betrad. De kanonschoten rommelden over ds zeeën als tonen uit zware orgelpijper en de rook gaf bedwelming van wierook De dood scheen te lachen uit rooder vrouwenmond. Toen was de krijg ter zee iets an der dan nu. Toen beefden mooiheid en ridder lijkheid in het moede gebaar van sterven Men sloeg elkander dood onder eene bui ging of met eene eerbiedige referentie — Attrape, mon vieux 1 Bonsoir 1 Slaai wel ! Adio I 't Maakte het afscheid van jeugd ei leven minder smartelijk. Men stierf me" den lach en een vers op de lippen en me bijna iets dankbaars in de brekende oogen O, Cyrano de Bergerac 1 En ook gij moedige, pootige, Vlaamsch* Jan Bart 1 * * * Te Duinkerlce in brons staat hij, onz< Jan Bart, de Vlaamsche kerel, die Goc noch duivel vreesde, maar Engelschman: betroefde en de mooiste schepen der Ne derlandsche provinciën naar den kelde: zond. Jan Bart die roofde en kaapte to het eere was en genoeg. Want daar zat eene borst in dien man eene ronde, eerlijke borst; hij was zelf ir de leer geweest bij niemand anders dai bij Michiel de Ruyter, en die had van hen eene vreeselijke zeerat gemaakt. Het leven van Jan Bart of Baert is we de moeite waard om in eenige regels t< vertellen. Hij werd den 21 October 1650 te Duin kerke geboren. Zijn vader was een vis scher die het stieltje van zeebuiterij zee: deugdelijk schijnt gekend te hebbcn ei van zijn zoon verwachtte dat hij hen zou opvolgen « in eere en deugd ». Nele, zijn vader, en Toontje Bart, ziji grootvader, die tegen de Engelschen had den gestreden en door kaperij hunne rijk dommen betrokken, zouden fier op hui jongen worden, doch de Hollandsche zee lui, reeders, kooplieden en allen die des tijds van de waterwegen leefden, zullei hem echter wel vervloekt hebben. Van af zijn 12e jaar, toen hij ter schoo nauwelijks zijn naam had leeren schrij ven, werd Jan op een schip gestoken ei aldaar vertrouwd met weer en met win den en het werk dat op eene zeeboot ti verrichten was. Hij sliep bij de matrozei in het stikkende tusschenruim of koi des nachts, op het dek, op eenzame wachl de gouden sterren tellen. Hard werd zijn lijf en zijn geest voo: aile indrukken vatbaar. Hij tapte moppei als een IJslander, smoorde lijk een Turk sprak zuivere zeemanstaal en vloekei kon hij tegen den beste op. Maar toch bleef er steeds veel warmti in zijn hart en hij werd om zijne aange boren vriendelijkheid, om zijne gedienstig heid door iedereen geliefd. Toen Engeland tegen Holland streec nam Jan onder admiraal De Ruyte; plaats, vocht als een kleine leeuw, ei leerde van zijn genialen meester, in op persten stond, de kunst der kalmte en d< snelheid in 't berelcenen. In 1672 na den vrede van Nijmegen werd Duinkerlce met gansch Zee-Vlaan deren bij Frankrijk ingelijfd en toei daarop Lodewijk XIV den oorlog tegei ! de Nederlandsche republieken verklaarde, i verliet Jan de Hollandsche vloot en . schaarde zich aan de zijde van zijn i nieuwen meester en koning. Hij rustte een cigen schip uit, ver-; nielde en kaapte ailes wat in strijd met - Frankrijk was en wat hem onder entering . kwam. Hij was een soort vrijbuiter, zonder I adelbrieven noch wetteîijke titels, stroopte > voor eigen rekening en Meef nochtans in eerlijkheid zijn koning dienen. Gedurende t vijf jaar kaapte hij aldus twee en vijftig ; schepen. : Zijn gedrag kwam den koning ter oore . die hem 't bevel over twee fregatten gaf en hem in 1681 uitzond om de zeeroovers s van Salé te bevechten, die Bart dan ook getrouw tôt den laatste uitroeide. In 1687 hervatte hij den strijd tegen s Holland, en kreeg alsdan tôt medewerker [ den beruchten kaper Forbin. Tijdens een . zeegevecht werd hij door de Engelschen ! gevangen genomen en naar Plymouth . gebracht, maar hij ontsnapte met een visschersvaartuig naar Frankrijk waar de koning meh te Versailles ontbood. * » * * l Jan bij den koning 1 De ruwe zeeman i die van zijne priile jeugd onder kruit-l damp had gestaan en geleefd met onbe- schaafde kerels. 1 Jan bij Lodewijlk XIV, den fijnsten ; aller vorsten, den Franschman die niet eens met hem, Vlaamschen jongen, zou • kunnen spreken I Jan ging. 't Kon hem niet schelen, als : hij maar verliooging bekwam. Hij moest i nog al lang wachten vooraleer hij toege-i laten werd, en het verdroot Jan, ellendig zoo lang wachten ! Hij haalde zijne i varkensblaas uit den zak en stopte zijn ■ baardbrandérke. Toen sloeg hij, midden ■ van de gepoederde en bepruikte jonkers i vuur en begon te rooken als eene schouw ! Een die hem 't pijpke te na kwam keek - hij aan of hij hem naar den kabiljauw-l kelder Wilde zenden. Toen Jan eenige flinke trekken had l gedaan werd hij bij den koning geroepen, - maar Jan kon het niet over zijn harte i verkrijgen om zijn pijpke half uitgerookt - weg te steken. Hij stak de deur open en i trad omhuld van eene tabakswolk bij i Lodewijk XIV. i — Elk 'n goeden dag ! zei Jan. ; Van links en van rechts deed men Jan teeken dat vuile ding weg te bergen, maar : Bart dacht : Ga uwen gang maar, ik rook I i en dit peinzend spuwde hij op het tapijt. , De koning keek den vranken, ongege-i neerden man één stond gemelijk aan, zei iets, maar Jan verstond hem niet en wat ï hij antwoordde begreep de koning niet. — O, dacht Jan, gij, gij spreelct maar - Fransch, ik spreek mijn Vlaamsch ! En aldus konden zij elkander niet ver-l staan en Jan werd door den grooten koning : nooit tôt admiraal verheven, maar sinds i dien dag en dit onderhoud werd hij ge- - kroond tôt patroon van al de Vlaamsche s pijpenrookers. Ga zie maar, in Vlaanderen, hier en , daar zult gij op een uithangbord Jan - Bart zien rooken, staande ongegeneerd l in zijne wijde botten en ergens heb ik i zelf in gebreklcig schrift deze verheer- lijking gelezen : Au Sint Jean Bart, tabacs en sigaren. * ♦ * De Engelschen die Jan hadden gevangen genomen zouden thans hunne daad uitzweeten. Jan snelde met zijn kapiteins-titel naar Duinkerke en ondernam, in weerwil der Engelsche blokkade, zulk een veorspoedigen kruistocht dat de vreeze sloeg in het harte der vijandelijke scharen. Hij kaapte wat onder zijn bereik viel, de Noordzee geraakte gedeeltelijk vrij en Jan kwam met een aanzienlijken buit te Bergen in Noorwegen aan. Daarom werd Bart vereerd met het kruis van den Heiligen Lodewijk en als bedanking ontrukte hij den Hollanders eene onschatbare bezending levensmidde-len die dezen gekaapt hadden en de kust-steden tôt liongersnood doemde. In 1696 behaalde hij op Nederland nog-maals eene overwinning en verbrandde meer dan tachtig koopvaardijschepen. Toen werd hij na een nieuw verhoor bij den koning tôt bevclhebber van een eskader benoemd en Jan Bart bedankte Lodewijk XIV met de woorden : Sire, daar doet gij wel aan I In die betrekking overlaadde hij zich met roem. Maar de Vlaming werd nooit admiraal benoemd. In 1702 liep hij eene verkoudheid op en de man die water, wind, koude en mist had getrotseerd, stierf in eene ver-warmde kamer, aan eene longontsteking. Over Jan Bart gaan buitengewoon veel grapjes en men schrijft hem daden en poetsen toe waar hij van verre noch van nabij omtrent kwam. Hij was echter een groote zeeheld die naast Tromp, Piet Hein, De Ruyter mag geplaatst worden. Op de Groote Markt heeft het dankbare Frankrijk hem in brons vereeuwigd. De koene zeeheld staat daar in zeventiende-eeuwsche kleedij van vrijbuiter, met ontbloot en opgeheven zwaard, met be-pluimdcn flaphoed en omgeslagen zee-laarzen en niet zonder ontroering kan men hem aanzien en zijne grootsche daden uit fabelriddertijd herdenken. Hij was een Vlaming en een held. n. R A AT BELGISCHE KINDEREN IN HOLLAND. — Mevrouw délia Faille, uit Antwerpen, en de heer Kellenaers, van het R. K. Huisvestingskomiteit, zijn zondag te Leiden aangekomen met 25 noodlijdende Belgische kinderen, van wie 6 Israëlie-tische. Deze laatsten zijn door bemidde ling van het te Leiden gevestigde Cen-traalbureau voor Joodsche |noodlijdende families in Holland ondergebracht. De 19 andere kinderen zijn voorloopig ondergebracht in het gesticht «De Voor-zienigheid », te Leiden, vanwaar zij mor-gen naar Maastricht zullen worden ver-voerd, om in verschillende huisgezinnen aldaar opgenomen te worden. * * * KOEPONS. — De vervallen koepons der leening Antwerpen 1887 worden ook uitbetaald aan de winketten van de Banque générale Belge, Arenbergstraat en van de Banque de l'Union Anversoise, Graanmarkt, alhier. « Ycrmoorde » Wouden. Waar in Frankrijk de oorlog gewoeô heeft, zijn de bosschen thans dermate verwoest, dat naar het oordeel van des-kundigen ruiin dertig jaren noodig zullen zijn om de geslagen wonden eenigs-zins te heelen. Vriend en vijand hebben zich voor dezelfde onverbiddelijke nood-zakelijkheid geplaatst gezien, geheele wouden neer te vellen, om het noodig bouw- en brandhout te verkrijgen, of een vrij veld voor het geschut te maken. Een te veld staand Fransch architect, Jean Paul Alaux, heeft aan de American Forestry zijne besckouwingen over de wouden medegedeeld, welke door den oorlog «vermoord » zijn. Onmiddellijk in de nabijheid van de Fransche lioofdsttui vindt men de sporen van den oorlog in de bosschen. Toen in Augustus en Sep-tember de Duitschers Parijs naderden, moesten de Franschen zelf heele woudei; neerhakken, welke den vijand als verblijf konden dienen. Het bosch van Montmorency heeft op deze wijze zwaar geleden. De bosschen van Vincennes zijn niet zoo zwaar gc-teisterd. Meer noordelijk is het echter veel erger. Het woud van Bouvigny bj.l Atrecht en het woud van Berthonvaî moesten weken lang steeds maar hoirt leveren. Door den regenval waren aile paden volkomen onbegaanbaar geworden en om het geschut en de munitietreinen te kunnen laten doortrekken, moesten we-gen van planken, twee of drie lagen op elkaar, aangelegd worden. Geweldige houtmassa's zijn ook voor woningen en magazijnen gebruikt, als-mede ter verwarming, en zoo zijn bij-voorbeeld de bosschen van Vittimont en van Neufchâteau in de buurt van het fort Bourlémont volkomen weggevaago. In het woud van Champenoux zijn aile boomen tôt op een meter hoogte afgesne-den. In het woud van Meaux op de hoogvlakte van Amance bij Nancy, in het woud van Grévie bij Arencourt en in vele andere wouden staan bijna geen boomen meer. In het woud van La Haye zijn boomen en halchout geheel opge-bruikt. Dag in dag uit zag de architect de soldaten uittrekken om ho ut te hak-ken en met zware lasten terugkomen. Hierbij geldt het alleen de bosschen, die geveld worden. Maar daarbij komen nog tallooze boomen, welke der artillerie of ook de machinegeweren ten offer zijn gevallen. Tegen het neerveiîen van geheele wouden door de troepen heeft zich het Fransche boschbestuur verzet, maar Alaux meent zelf, dat het moeilijk zal gaan zich daaraan te storen. Van de wouden op het gevechtsgebied is geen ongedeerd er afgekomen. De mooie bosschen van -Chantilly en Com-piègne hebben tengevolge van hunne lig-ging de minste schade geleden. ■ iw mi n i BELGISCHE VLUCHTELINGEN. — In de laatste dagen der vorige week zijn te Papendrecht ruim 100 Belgische schepen uit Zeeland aangekomen. De ruim 1000 opvarenden worden op het gemeente-huis aldaar ingeschreven en van rijkswege ondersteund. MENGELWERK 8 Op zoek naar den Schuldige ,-r Wanneer deze zich samentrok van de ipijn en een koud zweet zijn aangezicht overdekte, legde het kind hare zachte hand op zijn voorhoofd ; de smarten (Verzachtten als bij tooverslag. '< Vervolgens deed Alice eene aangename /voorlezing of zong eenig lied om Alfred afleiding te verschaffen. Zoo was de àanwezigheid van het meisje eene ware zegening voor den hulpbehoevende ; ook .■yan den oogenblik dat ze zijne kamer verliet, verviel hij in somber nadenken. Met tegenzin zag M. Vial zijne dochter aan hun gedwongen gast hare liefdevolle zorgen verschaffen. Doch, na overwe-ging, besloot hij dat dit toch geene on-gelukkige gevolgen kon hebben. i — De vrouwen zijn zusters van liefde ge-îioren, dacht hij; en daarbij, zij heeft Leondari wel bijgestaan. Wij hebben dien jongen franschman onder dak genomen, wij moeten tôt het einde toe on-zen plicht doen en de rest aan de wils-beschikking van God overlaten. , In den loop der maand Juni in vrijheid gesteld vond Alfred eindelijk in Septem-J>£r het gebruik zijner beenen terug. -Zijn jeugdig, sterk gestel had de kwaal bverwonnen. Den dag dat hij, op den arm van Bap-tist geleund, zijne kamer kon verlaten en zich naar de eetzaal begeven, was het jtçest. De plaats was met bloemen versierd i i ii i iibi en in hare vreugde had Saba de beste schotels gereed gemaakt. Alice voelde aile mogelijk geluk ; zelfs M. Vial deelde in de algemeene voldoe-ning.Alfred herwon van dag tôt dag meer krachten : zijne volledige herstelling zou , niet lang meer uitblijven. In gezelschap van Alice bracht hij uren door in den hof ; 's avonds zongen zij samen of lazen in een belangwekkend boek. En zoo ontdekten zij dat hun smaak, hunne meeningen merkwaardig overeenstemden ; ook gebeurde wat ge-makkelijk te voorzien was. In den beginne had de graaf eene ware bewondering voor het jonge meisje opge-vat, bewondering die welhaast tôt eene teerdere, levendige liefde oversloeg. Hij had maar een verlangen meer : de gelukkige echtgenoot der bevallige Alice te worden. Een avond, toen ze samen op het terras wandelden sprak hij tôt haar : — Alice, ik heb mijne gezondheid heel en gansch teruggevonden. Het is nu vier maanden dat ik onder uw dak woon ; het wordt tijd dat een einde komt aan de gast vrijheid, waarvan ik, onvrijwillig, 't is waar, misbruik heb gemaakt. Ik ga naar mijn land terugkeeren. Maar vooraleer te vertrekken moet ik u eene ver-klaring doen welke mij dag en nacht bezig houdt. Alice, ik bemin u... Laat mij u een leven bieden 't welk gij tweemaal gered hebt, Alice, beloof mij, mijne echtgenote te worden. Het jonge meisje verbleekte ; onstui-mig klopte haar hart. — Gij antwoordt niet, riep Alfred. Oh, bezie mij, uwe oogen zullen spreken. Alice keerde het hoofd naar den jongen man, een blos overtoog haar aangezicht, echter hield zij de blikken ten gronde gericht. Alfred zag hare verlegenheid ; hij begreep haar stilzwijgen en hare voorbe-houding.— Gij stemt toe, niet waar, mijne welbeminde Alice? riep hij vol verrukking. Op dit oogenblik hoorde men voet-stappen binnen de woning. — Ah, 't is mijn vader, galmde Alice. Ile had vergeten — Vergeten, wat Alice? Laat ons bin-nentreden en het hem zeggen — Neen, neen ! ik kan niet ! Helaas hem verlaten Hij heeft niemand — Mijne vriendin, mijn verlangen is het niet u van hem te scheîden. Ik eer-biedig, bewonder, bemin hem ook. Hij zal mijn vader zijn ; hij zal ons naar Frankrijk vergezellen. — Hij haat dat land, liever zou hij sterven dan er te gaan wonen. ■— Nochtans geloof ik dat hij geboren Franschman is. Den grond waar hij het eerste levenslicht zag kan hij niet ver-achten. Alice, gij bedriegt u dus. Uw vader is nog jong, het is een man met groote be-kwaamheid, hij mag in deze streek niet begraven blijven. Kom, laten wij hem gaan vinden. En hij legde den arm van Alice onder den zijnte en beiden begaven zich naar het salon. XII. M. Vial zat aan eene tafel, in diepe overwegingen voor een geopend boek. Hij richtte de oogen naar den graaf en zijne binnentredende dochter en las in hunne oogen het gelukkig geheim 't welk zij hem kwamen toevertrouwen. Dit scheen hem te verpletteren. Eene doodelijke bleekheid overtoog zijn gelaat en 't was met diepe verstomming dat hij het paar aan-schouwde.Alfred d'Albermont bemerkte deze tee-kenen van opgewondenheid niet ; hij be-kende aan M. Vial de innige verkleefdheid welke hij voelde voor zijne dochter en einaigde met de huwelijksaanvraag te doen. Er volgde een diep stilzwijgen, eindelijk door den vader onderbroken : — Wat gij vraagt is onmogelijk, verklaarde hij met doove stem. Ik had ge-hoopt dat deze wreede beproeving mijne Pochter zou gespaard blijven. Ile was blind Zij kan uwe vrouw niet worden, Mijnheer de graaf. Er is eeK geheim in mijn leven Nooit zal Alice Vial haar lot aan dit van een man verbinden. Zij is veroordeeld immer jonge dochter te blijven. Deze verklaringen vervulden de twee. jeugdige harten met droefheid ; Alice trok hare hand terug en bezag zoo bedrukt haren vader dat het droevig was om aan te zien. Alfred, ten toppunt van verbazing, dacht een oogenblik dat M. Vial zinneloos werd, maar het smartelijk lijden dat hij in de oogen van zijnen gastheer las deed hem alrap van meening veranderen. — M. Vial, zegde hij, ik kan onmogelijk geloof hechten aan uwe zonderlinge woorden. Ik bemin uwe dochter, zij bemint mij, ik weiger uw antwoord te aanvaarden. Verschooning om mijne vrijpostigheid : laat mij u zeggen dat gij twee harten niet moogt vaneenrukken, die voor elkander schijnen geboren te zijn, en dit denkelijk om eene inbeelding, om eene beweegreden die niets emstig om het lijf heeft. Met bewogen stem hernam de vader van Alice : — Mocht ik onder al de mannen van het heelal een echtgenoot voor mijne dochter kiezen, aan u zou ik de zorg laten haar gelukkig te maken, maar, ik herhaal het, zij kan er niet aan denken uwe levensge-zellin te worden ; onnoodig verder aan te dringen Levendig vroeg Alfred : — En waarom is onze vereeniging onmogelijk? Gij zegt mij te waardeeren, gij weet dat ik uwe dochter waardig ben : Welk is dan de hinderpaal die gij tusschen ons plaatst? — Het is een hinderpaal voor welke de levendigste liefde zou terugwijken, antwoordde M. Vial met een diepen zucht. 't Is daarom dat mijne dochter, van in hare prilste jeugd tôt dit afgezonderd leven veroordeeld werd. — Maar wat gij daar zegt is afschuwe-lijkl— Ik zeg de waarheid ; moest k zoo zwak zijn u de hand mijner dochter te schenken, gij zoudt ons beiden vervloeken. Welhaast zoudt gij haar uit uw hart ver-bannen en uit uw huis jagen. — Mijn vader, snikte Alice, wat kan ik toch misdaan hebben om zoo over mij te spreken? — Mijne arme kleine Alice, ik had ge-hoopt dat deze rampspoedige gebev.rtenis ons zou gespaard blijven : ik geioofde dat in deze afzondering uw hart nimmer voor iemand anders dan voor mij zou gekiopt hebben. Gij weet wel hoe teeder ik u lief heb, iniin kiiid. i fevalgU

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het volk: christen werkmansblad behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in - van 1891 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes