Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen

1100 1
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 16 Juni. Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen. Geraadpleegd op 25 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/rr1pg1jt8q/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

^ -V — Nr. 104. Weekbladje voor de vlaamschsprekende krijgsgevangenen. 16= Juni 1917 OPSTAIÎDI3ÎC} van TOLSTOÏ Een leelijk boek voor brave menschjes, die ruiken naar lampolie en denken in het flikkerlicht van druipende kaarsen; een afschuwelijk boek, zelfs hoogst gevaarlijk voor de jeugd, door de schan-dalige tendens, de bittere satire op de rechterlijke instellingen van de menschen, waarbij de révolutionnaire hoofdthese is, dat, in de huidige rnast-schappelijke orde (of beter : wanorde) niet de enkeling zondigt tegen de maatschappij, maar de maatschappij tegen den enkeling. Een schoon boek voor wie denken kunnen en willen in het licbt van de naakte werkelijkheid ; een heerlijk boek zelfs, voor wie durven zeggen wat ze zien en het vermogen parallelen te trekken tusschen ingebeelde feiten en toestanden in een roman en de realiteit in het individuëele en sociale leven. Daar nu : — mijn artikel heeft zijn eerste plicht volbracht : de reklame voor of tegen het boek is gemaakt. Zoo gaat het ook met een pudding voor een vitrien : dat is réclamé. Dit artikel beoogt evenwel nog meer : het wil u wijs maken wat er in den roman te vinden is. De mensch trouwens is tamelijk nieuwsgierig, en het zien van een pudding voldoet hem niet : hij moet zijn inhoud kennen, en smaken. Tolstoï geeffc eigenlijk de ontleding van twee karakters : het meisje Mâslova en den prins Nekhludoff. De trame is volgende : Mâslova, wordt door den prins verleid en verliest hare eer : uit wanhoop levert ze zich over aan de prostitutie; jaren leeft ze in zonden. Onbewust wordt ze medeplichtige aan den dood van een rijk'en koopman, wordt in 't gevang geworpen en veroordeeld tôt verbanning naar Siberië, waar zij, dank zij het berouw en de opoffering van haar eersten verleider, tôt inkeer komt. Nekhludoff is een type uit de Russische aristo-kratie. Jaren leidt hij een leven "zooals het een Russisch prins betaamt". Hoog staat hij in aanzien en toch... wat is hij als mensch ! Als rechter komt hij te staan tegenover zijn vroeger slachtoffer Mâslova. De indruk en dé tweestrijd in zijn ziel is geweldig. De plicht overwint in hem, en door haar het ideaal van het recht dat hij in zijn jeugd in zich had gevoed : de plicht tegenover het volk : hij verdeelt en verhuurt tegen lagen prijs zijn uitgestrekte landerijen ; de plicht tegenover Mâslova : hij verlaat ze niet, volgt haar in ballingschap en redt haar zieleleven. Toch huwen ze niet, want Mâslova "had hem te lief en zag in dat zij, door zich aan hem te verbinden, zijn leven zou verwoesten". Maar voor beiden was gevolgd : de Opstanding, in liefde en vrijheid. Bij 't lezen van "Opstanding" heb ik nog aan iemand anders gedacht dan aan Mâslova en Nekhludoff. Het kwam me voor alsof met groote trekken in Mâslova geschetst stond de nieuwere geschiedenis van Ylaanderen. De verleiding zou plaats gegrepen hebben in 1830, en in stede van "prostitutie" had wel "franskiljonisme" kunnen staan : dan volgt de jarenlange lijdensperiode. Onze vlaamsche Mâslova komt tôt inkeer (ook in de verbanning) : ze heeft ingezien dat zij, met zich aan den waalschen Nekhludoff voor eeuwig te verbinden, hun leven zou verwoesten. (Het blijft dus bij de "amour-sœur" zooals één onzer vlaamsche lijders zijn verhouding tôt zijn weder-helft verklaart). Zoo toch zou voor beiden volgen : de Opstanding, in liefde en vrijheid. Maar ik heb toen ingezien — te laat, helaas ! —

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Göttingen van 1915 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes