De eendracht: weekblad voor het Vlaamsche volk

1195 0
29 december 1917
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 29 December. De eendracht: weekblad voor het Vlaamsche volk. Geraadpleegd op 07 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/p843r0rq5h/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Tweede Jaargang, Nr 18. — 29 December 1917. Prijs : 10 centiemen. Tweede Jaargang, Nr 18. — 29 December 1917. DE EENDRACHT Prijs per Jaargang fr. 5.20 » » drie maanden » i.3o ^ " ' Weekblad voor het Vlaamsche Volk Redaktie en Bureel ; Prinsesstraat, 16, ANTWERPEN. 2sr~ MDing Prlsster Van m lemei Aanbieding van een GOUDEN KELK Iillbumij vmg&ujM auui uc van de Katholieke Vlaamsche vereeniging Per Crucem ad J..UCEM. i. A e LIJST Een normalist uit Mechelen. die wenscht dat zijn makkers van 't 4e studiejaar ■ ~: * • *• "• rKK®:", m piaats van s kanïmaàls papiertje. 0.75 Hulde aan den kloeken Vlaming. 1.25 Uit diepe hoogachting voor den held van Vlaanderen 1.25 Tôt eerherstel van onzen heldhaftigen legeraalmoezenier P. Van der Meulen. 1.25 Uit diepe bewondering en hoogachting [ voor mijn vriend Dr P. Van der Meulen, omdat hij lijdt en strijdt voor \ laanderens herwording en rechten. Leop. Gevers, ondervvijzer. 2.5o Uit St-Truiden. Weerom 38 Vlaamsch-| gezinde studenten : Wi} zijn het buigen moe ! 1.25 {Vlaanderen vrij en groot, • Dut willen we of den dood ! 1.25 iOnverduitscht, onvertranschr, [Voor Vlaanderen die leeuwe danst ! 1.25 Vlaanderen 't is de tijd : nu ot nooit. 1 25 Nimmer wordt de Vlaming knecht. (Een dietache Bommelaar). . 1.25 Ûpdat het Vlaamsch in het Seminarie van St-Truiden in eere moge komen. 1.25 fWijl uw taal te gemeen en te min is, Vlamingen op, met duizenden op ! ! |De Clercq). * 1.25 ÎEen die zwijgt voor broodroof, maar voelt dat hij Vlaming is. 1.25 Een Itter zoon, uit huide voor Pr. Van : der Meulen 1.25 'Opdat de leeraars der Seminaries te Hoogstraeten en te St-Truiden, hun studenten wat minder beschimpen ! 1.25 rOpdat Pr. Van der Meulen weldra weerom op de Limburgsche studentenvergade-ringen aanwezig zij ! i.25 Hoe grooterde nood, hoe sterker de liefde! 1.25 0 jongeren : « Ook wij, de jongeren, wij willen er bij zijn » (De Knapenschap 1 van A. RodenbachV 7.50 I Een nieuwe martelaar, een nieuwe zegeu. 1 25 t Gaat er schoon worden in Vlaanderen I 1.25 Ons Vlaamsch bestaan is ons dnurbaar-der dan het applaus van de heele wereld (Cl. Severus). 1.25 Dan zal de beiaard spelen l 1,25 | Opdat de geest van Thijl Uilenspiegel herleve ! 1 25 Het priemt in de lente en in den zomer [ golft het op als een zegezee. (L. Dosfel). 1.25 Opdat de voormannen L-mburg niet ver- geten ! 1.25 Men zegt dat 't Vlaamsch te niet zal gaan, 1.25 't En zal! (G. Gezelle). i.25 « De twee machtigste factoren die een volk opvoeden kunnen : zijn landaard, dat is de rijkdom der menschheid, zijn geloof, dat is de zegen van God » (P. Stracke). 1.25 « Er zijn twee bloedeigen dingen, die vele rasvlaamsche menschen niet ken-nen : hun taal en hun geschiedenis. » (P. Strackel. 1.25 Ten strijd ! (Strijdlied. A. Meulemans) 1.25 Mijn Vlaanderland ! 1.25 ! Opdat ze te St-Truiden weten dat we geen verraders zijn. 1.25 Sta vuist en voet de vaan omtrent! (G. Gezelle). i ,25 t Vlaamsch is de taal van moeder en onze moeder is ons toch zoo lief ! 1 25 Opdat de leeraars der poëzis en rhetorica, te St-Truiden, hun studenten toch eer-biedigen ! i.25 Zijn er ook franschgezinde studenten in 't Vlaamsche Limburg? i.25 Hoera ! Hoera ! de Blauwvoet vliegt ! 1.25 [AVie zal z'n vleugels fnuiken ? 1.25 | Verdere bedragen en mededeelingen nog te zsnden aan L. Sips, Van Arteveyestraat, 27, Àntwerpen. Nieuwe Inschrijvers geschikte tijd om nieuwe inschrijveis te wer-[ ,-en. Laten al onze lezers zich aan dit verdien-stelijk Vlaamsch werk spannen. Naar het oordeel van velen is « De Eendracht» liet degelijkste Vlaamsc'ngezind blad : het moet ook het meest verspreide worden. Wij zenden 011s blad kosteloos gedurende de geheele maand December aan allen wief adres ons wordt opgegeven. De inschrijvers, zoo oude als nieuwe, gelie-ven het bedrag hunner mschrijving vôôr einde December op onze postchekrekening n° 86 te storten (met aandui Jing van hun volledig adres op het stortingsbulletijn). In dit geval is het overbodig ons bureel per brief ot postkaart te verwittigen. Real Politik ,, (Eene andere klo'c en een andere klank) Het artikel dat in een vorignummer onder dientitel in «De Eendracht» verscheen kan niet onopgemerkt voorbijgaan. Het roert een aantal feiten aan van het aller-hoogste belang,die wij allen zeer dikwijls en in diepen ernst, zij het misschien in gewijzigden vorm en onder verschillende °°gpunten, doordacht hebben. Onwillekeurig denk ik terug aan het 292 « Vlamingen Waakt », van de hand van Bormsinhet begin van de bezetting in het Handelsblad verschenen. Was « Vlamingen Waakt », de eerste mij bekende uiting van het aktivisme hier te lande, bedoeld om de in Godsvrede rustende Vlamingen wakker te schudden, « Real Politik 1) schijnt de veroordeeling te willen zijn van het aktivisme zooals het zich sedfutdien. .bêiçtF.. ontwikkftIH en wil dp w. . ~.Tr~ . optimisme, die lien heeft aangegrepen. In hoofdzaak toch bevat het de vast-stelling dat buiten de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool weinig ol geen doorslaande uitslagen werden bereikt en voorspelt het dat de Vlamingen tijdens den oorlog hunjtaalrecht niet heel en al hersteld zullen zien, zoodat volgens i schrijver de aktivisten zich nutteloos zou-den gekompromiteerd en aan vervolging blootgegeven hebben en beter zouden doen er dadelijk de bijl bij nêer te leggen. Zijnstandpunt en gevolgtrekkingen van S. wel juist ? Aile aktivisten zullen met mij toege-ven dat de gang der vervlaamsching ge-du.ende de drie afgeloopen oorlogsjaren hen niet volledig bevredigd heeft en dat veel kostbare tijd nutteloos verloren werd. Stellig hadden wij op betere uitslagen en op krachtdadiger ingrijpen mogen rekenen, gezien het parallelism van het Vlaamsch met het Duisch belang. Voor Duitschland is het een plicht en eene eerste daad van rechtsherstel voor het ons door de bezetting aangedane onrecht, Vlaanderen niet weder aan de verfran-schingen aan Frankrijk prijs te geven en het Vlaamsche volk aile middelen ter hand te stsllen voor den opbouw zijner politieke, kultureele en ekonomische on-afhankelijkheid.Dat wij daar nog ver van af staan kunnen wij enkel betreuren en dit des te meer naar gelang de vredeskansen vermeerderen. Maar dat iemand die zijn leven lang het Sisyphuswerk van den Vlaamschen strijd heeft meegemaakt nù, omdat al onze verlangens ons niet in eens voor de voeten worden geworpen, ontmoedigd dreigt er de bijl bij neer te leggen, dit kan er slecht door en het ware jammer zoo S. zelf ol een enkel zijner lezers deze fatalistische opvatting in de praktijk bracht. Wat is nu eigenlijk de toestand ? S. geeft toe dat de Vlaamsche hooge-sehool er stevig staat ; inderdaad de uit-slag heeft de stoutste verwachtingen overtroffen. Maar over de andere ver-wachte ol ingevoerde hervormingen is hij minder goed te spreken. Vooreerst het gerecht waar nog geen enkele verbetering ingevoerd werd. Al is dit verzuim niet goed te praten, kunnen m. i. misschien wel verzachtejide omstandigheden bepleit worden. Er dient n. m. opgemerkt dat de Belgische wet-geving in deze de Vlamingen nooit vol-doening geschonken heeft en dat zelfs al werden de taalwetten stipt nageleefd er geen ingrijpende verbetering in ons rechtswezen zou komen. Ook de invoering der Bestuurlijke Scheiding kon de toestand niet beinvloeden, want gezien de Scheiding der machten hebben de maat-regelen genomen voor de openbare bestu-ren geen uitwerksel op de rechterlijke macht. Bovendien moet men rekenen met de prerogatieven van de magistratuur en met de uiterst verfranschte geest die deze kaste alsook de balie beheerscht. Het beste middel om den knoop door te hakken zie ik in de politieke Scheiding die ons geven zou, eerstens een verbre-kingshof voor Vlaanderen en een ander voor Wallonie, dus volledige Scheiding van de magistratuur van beide lands-gedeelten ; tweedens een Vlaamsch parlement dat de taalwetten betreffende de rechtspraak zou wijzigen in den zin zooals de belangen van het Vlaamsche volk het vergen. De opmerkingen van S. betreffende de verordening op het gebruik van het Nederlandsch in bestuurszaken en de vervlaamsching van het lager en het middelbaar onderwijs leiden mij tôt het-zelfde besluit. Voor beide aangelegenheden zijn ingrijpende veranderingen van de Belgische wetgeving noodig en om deze in te voeren is het beste middel eene eigen wetgeving voor Vlaanderen door de invoering van de politieke Scheiding. Maar S. schijnt van de politieke scheiding niet te willen weten. Zelfs spreekt hij zich niet uit over de bestuurlijke Scheiding, maar stelt daarentegen een gemeenschappelijk programma voor dat aile Vlaamschgezinden, zoo passieven als | aktieven zou vereenigen, dus de voor-staariaers van den Staat Vlaanderen, van de politieke scheiding van Vlaanderen en Wallonie, van een fcestuurlijk geschei-den België en van den gecentraliseerden Belgischen Staat naar het vroeger model. Van belang ware het natuurlijk ge-weest dit programma nader te omschrij-ven, maar S. doet het .iiet, Jammer, want H;in pp v\ i i r>f het.rie I w w o CO • « tji.'jkt " uiO 11U11 pi 1 û tllliiu «lui Vlaanderen's zelfstançligheid moeten op zak steker., ofwel de laatsten die naar het radicale flamingantisme moeten over-slaan. Enkel geeft S. twee aanduidin-gen die naar mijn oordeel elkaar min of meer tegenspreken. Eerstens moet het programma zich houden aan de voor-schiiiten van de Belgische grond'wet,-wat dus den Staat Vlaanderen en de. politieke scheiding uitsluit. Tweedens zou het moeten bouwen op de grondslagen van wat voorheen in de Vlaamsche bevveging is betracht en beproefd geworden. Deze bepaling nu is zeer rekbaar en laat de deur voor aile tegenstrijdigheden open. Zoo stel ik vast dat in 1856 de Vlaamsche Grievenkommissie in haar verslag door Conscience opgesteld de Scheiding van Vlaanderen en Wallonië voorstond. Ik haal ook uit den vergetelhoek de uit-spraak van J. Vuylsteke in 1862, die wel als onze leus mocht worden herhaaldj « België met onze rechten, zooniet onze rechten zonder België. » Ik herhaal het. welk programma stelt S. dan voor ? Want voor mij staat het vast als een paal dat het groote euvel waaraan de Vlaamsche ooiiogsbeweging lijdt is, het gebrek aan een algemeen aangenomen programma. Dit is de groote reden waarom wij in deze drie oorlogsjaren niet beter vooruit z:,n gegaan en, wat meer is, dit zou de oorzaak kunnen zijn dat al onze verwachtingen en zelfs het zoo moeizaam verkregene bij het sluiten van den vrede zou kunnen worden te niet gedaan. Ik zelf voel weinig voor de Jong-Vlaamsche beweging, dit zoowel uit realpolitische overwegingen, daar ik op dit oogenblik weinig of geen kans voor-een Staat Vlaanderen zie, als ook omdat mijn ideaal niet is de Staat Vlaanderen maar wel het Groot-Nederlandsch ideaal dat bij sommige Jong Vlamingen ten achter wordt gesteld voor het algemeen Germaansche. Maar ik moet met iedereen toegeven dat de Jong Vlamingen aan aile Vlaamschgezinden tôt voorbeeld moeten worden gesteld voor wat vast-beradenheid en h.irdnekkig vasthouden aan een welomlijnd programma voor onzen taal- en rassenstrijd vermogen. Vergelijk de uitslagen bereikt door het idein getal Jong Vlamingen bij den ge-ringen invloed der gematigde elementen die het natuurlijk gevolg is van de onthouding en werkeloosheid van duizenden passieven en niet-aktieve aktivisten, die het inwendig goed meenen met onzen strijd maar te lamlendig of te bang zijn om hunne overtuiging om te zetten in vruchtbare daden. Het groot gebrek van onze huidige beweging ligt niet zoozeer waar S. het gaat zoeken, n. m. in den on wil der Duitschers. Wel wil ik toegeven dat wij tegengewerkt worden door zekere Duitschers die Jiier te lande in verfranschte kringen verkeeren en een ge-willig oor leenen aan Vlaamschvijandige influisteringen en meer nog door Duitschers die reeds voôr den "borlog in ons land ingeburgerd waren en zich door hun franskillonism onderscheidden (bij dezen ontbreekt niet enkel sympathie voor . het Vlaamsch volk maar ook het klare inzicht in de Duitsche en-algemeen Germaansche belangen is bij hen veelal te loor gegaan). Maar dit zijn bijzaken en de geheime machten die zich stellen tusschen de bezetter en het Vlaamsche volk zijn slechts machtig door princi-piëele zwakheid van de massa der Vlaamschgezinden. De groote kwaal is dus wel de ver-deeldheid onder de Vlamingen en het gebrek aan een vast omlijnd programma en een bepaald doel naar hetwelk ons streven dient te worden gericht. De Ieren hebben een doel : hunne verlossing uit de Engelsche onderjukking en zij zien kans dit doel te bereiken. De Polen hebben een doel : onafhan-kelijkheid van den Poolschen Staat en dit doel is bereikt in zooverre de toestand nu reeds als vaststaand mag beschouwd worden. De Vlamingen... ja, zij vragen daden 294 van wege de bezetter, maar zelf weten zij niet waar zij naartoe willen. Is het Vlaanderen ? Is het België? Toe, verdiîjf eens en voor altijd het spook van den H a ver, onderzoek uw Vlaamsch ge weten en trek de logische konsekwenties van uw Vlaamschgezinde beginselen. Flandria fara da se ! Zeer goed, maar nu, niet later. Men moet nu de kans Kii rlç harpn friinpn want later zullen laert met zijn passieve burgerwacht het noodlot niet meer keeren. Nu moeten de Vlamingen zonder verder tijdverlies hun doel vaststellen en eens-gezind dit doel nastreven. Kunnen wij niet bereiken wat de Polen en de Ieren, twee volkeren wier verdeeldheid en iflner-lijketwisten spreekwoordelijk zijn, bereikt hebben ? Of zijn de Vlamingen reeds zoo diep gevallen dat hun de noodige kracht ontbreekt om een volk te willen zijn ? De Vlamingen bezitten een leidend organism, de Raad van Vlaanderen, die aangewezen is om die doelbewuste eendracht te bewerkstelligen. Het ware vanzelisprekend dat het ge-zag van de Raad door aile aktivisten werd erkend. Ongelukkiglijk schijnt dit niet zoo en het dient hier gezegd dat, zoo de Vlaamsche hervormingen niet beter vooruit gaan, de schuld niet ligt in het beleid van de Raad, maar wel bij degenen die aan de Raad hun steun ont-houden.Ik weet wel, de Raad van Vlaanderen is tôt stand gekomen in ongunstige omstandigheden. Maar de fouten van toevallige leiders mochten aan niemand het groote doel doen vergeten. Ik zelf en vele anderen hebben, eens dat onze ontstemming over de begane mis-slagen geweken was; gevolg gegeven aan den oproep om. tôt den Raad van Vlaanderen toe te treden, maar nog immer staan er plaatsen ledig. En wij zijn van oordeel dat het van onzentwege eene daad van goede politiek was de aange-boden piaats in den Raad te bezetten om aldus onze invloed op den vooruit-gang van onzen strijd te doen gelden. WlLFRIED. * * * Bovenstaand artikel kwam ons toe al-vorens ons het vervolg werd overge-maakt van het opstel waarop dit schrij-ven antwoordt. Toekomende week zal dit vervolg verschijnen.. Onze lezers zullen dan met kennis van zaken over het verschil van meening kunnen oor-deelen.De Redaktie. Geestelijks Sfrosmingen IN uuuzdKciijK uiicitaiiiismc Wir brauchf.n Mdnner die befàhigt ;ind gewillt sind, zteiclisam als « geschulte Nich-Fachgelehrte• su wirken,, sonst fàllt die Gezamcntheit itnseres IVtssens immer mehr ans eivander und bildet im besien Fall lin Mosalkbild, nicht eincyi lebendigen und ah lebetid empfundeticn nnd verwerteteri Organismus. Das Zusammenfassen und das Be~ leben ist dat Werk, das halte dem Dilettanten, zvie ich versteke, obliegt. H. S. Chamberlain. C'est mal éteindre que cFembrasser trop peu. Multatuu. « Noodzakelijk dilettantisme» zijn wel twee woorden « qui hur ent d'effroi de se voir accouplés. » Het gaat toch volstrekt niet op een gebrek aan ernst, een mangel aan diepte noodzakelijk te achten. Want voor ons is een di-lettant toch niemand anders dan een persoontje dat aan grootsch-ernstige strevingen der menschheid meedoet in zooverre ze in zijn iedig leven wat afwissel ng brengen of aan zijn verwaande onbeduidendheid uiterlijk wat belang bijzetten. In de wetenschappen en kunsten is 't iemand die aile belangrijke werken bezit of gezien heeft, aile musea bezocht of aile opvoeringen heeft bijgewoond, op aile tijdschriften geabon-neerd is, aile recensies verslond en uitpakt met al de nieuwste theorieën, îeder oningewijde verbaast door zijn alzijdige beîezenheid, maar ieder vakman door zijn hol geklets bewijst dat hij met de grondige studie van de eerste beginselen nog steeds moet aanvangen. Over zulk dilettantisme hebben we 't natuurlijk niet. Maar dit oppervlakkig, verwaand ge-liefhebber neemt niet weg dat er een ander soort van dilettantisme, ernstiger en dieper, bestaan kan en bestaan moet. En daarover hebben we 't wel. Onze tijd is er een van spécialisatie. Die specialisatie begrenst met den~ dag nauwer het kleine veld van wetenschap dat het streng en diep vorschende moderne onderzoek aan den enkeling nog toelaat te bewerken. Wij vallen eenvoudig omver wanneer wij vernemen hoe de Ouden niet alleen onder één vak, de wijs-begeerte ni., zoowat aile wetenschappan be-grepen, maar, benevens wijsgeer, dikwijls staats-man, veldheer, letterkundige en toondichter waren en zich op elk dezer breed verschillende gebieden zeer onderschiedden. Voor ons heeft het al heel wat te beduiden wanneer een zeer verstandig mensch er toe geraakte een tweetal doktorstitels te bemachtigen. En dan nog houdt diens belangstelling voor beide vakken meesiaj op met zijn laatste examen, waarna hij zich eenzijdig verdiepen gaat in één onderdeeltje van één specialiteit. Doctoren in de filologie, classieke germaansche of romaansche, specialiseeren in ééne der talen van hun taalgroep en leggen zich in 't doctoraalexamen met voorliefde toe op eenige bepaalde schrijvers, somsop één enkelen, of op enkele tijdvakken. Historici beperken hun onderzoekingen tôt een nauw beperkte tijdsspenne, soms tôt enkele feiten. In de nog jonge sociale wetenschappen maken • • • '• : "sïa a : sïi u 1 s i 1 o ii u kïïïi u ig è ri, slaiisncr. i 11 vci dene landen bestaat er reeds een doctoraat in de aardrijkskunde. Het vak waarmee ]an en alleman, vooral de elders mislukte, meende zich te moeten inlaten, de. journalistiek heeft zich in de Vereenige Staten tôt een afzonderlijk doktoraat ontwikkeld. Zelfs de meest synthesische geestelijke bedrijvigheid, de wijsbegeerte, laat menig vak o m de aesthetiek en de psychologie, aan de zorgen van afzonderlijken specialisten over. Die specialisatie is op zich zelf een heug-lijk feit. De specialisatie is een waarborg voor den ernst en de diepte van het onderzoek en derhalve voor den vooruitgang van iedere wetenschap. Trouwena, bij den omvang van de menschelijke kennis over elk onderwerp of bij de tallooze vragen er over die op antwoord wachten, is specialisatie onafwijsbaar^ Maar zij heeft schaduwzijden. Ze heeft er de menschen van het vak toe gebracht zich binnen hun vak af te zonderen. Een mensch kan thans were'dberoemd geneesheer, filoloog, socioloog of technieker zijn en zal toch niet wezen wat men een ontwikkeld mensch pleegt te noemen. Hij zal u misschien de zonderlingste wonderen der techniek, de meest ingewikkelde verrichtingen van 't menschelijk lichaam met een v rbazend gemak verldaren, maar van sociale vragen die de wereld verontrusten, van de hoogste uitingen letterkunde, kunsten, wijsbegeerte weinig meer a,f weten dan een anal-fabeet. Om 't kort te zeggen : de huidige specialisatie laat wel eens een groot geleerde en een erg onwetend mensch in 't zelfde lichaam wonen. Ze maakt het de specialisten trouwens zeer lastig hun bevindingen aan de gemeenschap mee te deelen. Die menschen leven in hun wetenschap. Volstrekt ailes wat hun wetenschap aanbelangt is hun even belangrijk. Ze gaan op, maar ze gaan ook onder in hun vak. Zij spreken met evenveel geestdrift over h«t typische van een klankverschuiving als over een meesterwerk der wereldlitteratuur. Ze weten derhalve hun bevindingen moeilijk te schiften voor en te schikken in de voor iedereen belangrijke kultuur. Door de specialiseering der tijdschriften wordt trouwens ailes zonder uit-zondering meegedeeld aan het spéciale, enkel door specialisten gelezen vakblad. Zoo komt er niets terecht van een algemeen-menschelijke ontwikkeling. Niemand weet waar hij die bemachtigen kan. Vulgarisatiewerlcen helpen hier natuurlijk weinig. Want het gaat er niet zoozeer om een zielloos kort begrip van elke wetenschap saam te kal-fateren dan wel om op de hoogte te zijn van den stand dier wetenschap, van het ook voor niet specialisten belangrijke van haar bevindingen. Het gaat er om een omvattende blik te slaan over de wereld van 't menschelijk weten en, waar mogelijk, ook al eens een blik er in. Dat kunnen we thans niet. De wezenlijk algemeen ontwikkelde menschen, d. i. de menschen die buiten hun vak zakelijke en levende al-gemeene begrippen verwerkten, zijn zeldzaam. En dit heeft zijn belemmerende terugslag op de specialisatie zelf, want zoo blijven veel specialiteiten, waarvan het aantal beoefenaren gering is, onopgemerkt en daardoor juist ver-sl n van privaten en olficieelen steun. Specialiteiten die door hun laatste bevindingen andere takken der beschaving versterken konden en van daaruit leeren in welke richting ze, ten bate van 't geheel van den menschelijken vooruitgang, hun werk moeten voortzetten, blijven door hun afzondering ondienstbaar tn laten wellicht veél vruchtbaren grond braak liggen. Die onvruchtbare afzondering diend verhol-pen. Zoowat overal is men dat gaan voelen. De afzonderlijke wetenschappen, de afzonder-lijke kunsten moeten met het algemeen geeste-lijk leven verzoend worden. De vakstudie moet voeling kunnen bekomen en zelf voeling willen houden met de algemeene beschaving. De afzonderlijke specialiteiten moeten dienit-baar gemaakt aan malkaar en aan den alge-meenen vooruitgang. Geheel het menschelijk weten en kunnen moet tôt een, zij het dan ook bescheiden en wat vage, synthese kunnen gebracht worden. Daarom juist moesten er menschen gevon-den worden die de noodige verstandskracht, het noodig assimilatievermogen, het noodig inzicht, den noodigen tijd, het noodig geld, het noodig synthetiseeringsvermogen en, ten slotte, de noodige vulgariseermgsgave hebben om de gemeenschap te bewerken van den menschelijken geest met ailes wat behoort tôt de beschaving Geen onbevoegde, oppervlakkig vlinderende liefhebberaars dus, maar ook geen uitsluitende vakspecialisten : Dilettanten met rijke kennis en diepen ernst. Die menschen zullen intusschen niet legio zijn. Misschien deed de aristocratie verstandig haar politiek geliefhebber te laten liggen om aan dit ernstig dilettantisme haar talenten, tijd en fortuin te wijden. Maar het valt sterk te betwijfelen of enkelingen, met den immer ver-snellenden vooruitgang der wetenschappen, nog lang voor den reuzenarbeid van het ernstig dilettantisme zullen volstaan. Of niet organts-men het werk op zich zullen moeten nemen. Misschien is dit de taak van het groot-jour-nalisme en van de tijdschriften. Misschien komt het de universiteiten toe de laatste bevindingen der wetenschappen en kunsten door synthese aan de ontwikkelde gemeenschap begrijpelijk en genietbaar te maken. Misschien rust ten dezent op den Staat een plicht van aanvulling. En — si parva magnis componere licet — misschien is ook de roi van «Aula» in hoofdzaak: dit noodzakelijk dilettantisme, (AULA.) Remi Bosselaer».

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De eendracht: weekblad voor het Vlaamsche volk behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1916 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes