De legerbode

1094 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1916, 23 Maart. De legerbode. Geraadpleegd op 28 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/b56d21s45q/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

DE LEGERBODE den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende Dit Mad is VOOR DE BELGISGHE SOLDATEN besfemd ; iedere compagnie, escadron of batterij ontvang't Lien 01 vijftien Fransclie en Nederlandsche exemplaren. BESLUIT-WET IN ZAKE Werving der Officieren MEMORIE YAN TOELICHTING Havre, den 1 Maart 1916. Op het oogenblik der mobilisatie, ten einde te voorzien in het gebrek aan officieren, is men verplicht geweest over te gaan tôt de benoeming tôt den graad van onderluitenant bij de werkdadige kaders der wapens en der diensten, der militairen die op 't punt waren de laatste proef opgelegd tôt het bekomen van voormelden graad te onderstaan en die dus niet al de voorwaarden vervulden vereischt bij artikel 2 der wet van 16 Juni 1836 op de wijze van bevordering in het leger. Deze afwijking is gerechtvaardigd door de toepassing van artikel 5, 2= lid, der gezegde wet, die inderdaad bepaalt dat er mag worden alge-weken van de schikkingen van voormeld artikel 2, « wanneer het niet mogelijkis op eene andere wijze te voorzien in de openstaande plaatsen (bij de korpsen, in tegenwoordigheid van den vijand s. Het is alzoo dat, onder meerderen, de leerlingen van het tweede jaar der Militaire School en, te gelijker tijd met hen, de leerlingen der aan deze school gehechte sectie der onderofficieren aanstaande onderluitenants, tôt onderluitenants werden benoemd, terwijl de leerlingen van het eerste jaar van dezelfde inrichting, die als officier of soldaat bij de regimenten ingelijfd wer-den, in het vervolg tôt officier bevorderd werden. Uaar sommigen dezer onderofficieren en ande-ren, die na voldaan te hebben aan het examen A, insgelijks sedert dan bevorderd werden, meer aanspraak hebben dan de leerlingen van liooger vermelde sectie, bestaat er aanleiding de rechten tôt bevordering dezer verschillende categoriën 'te regelen. *** In den loop van den veldtocht, om het gebrek aan oiïicieren te verhelpen en de opengevallen plaatsen aan te vullen, is men genoodzaakt geweest oproep te doen tôt nieuwe categoriën oiïicieren, te weten, reserve officieren voor den duur van den oorlog en hulpofficieren, bij middel van elementen van verschillenden oorsprong die dus den zellden graad van geschiktheid niet jbezitten en derhalve dezelfde aanspraak tôt bevordering niet kunnen doen gelden. Eenigen onder hen bekwamen later hunne aanneming bij de werkdadige of de reserve kaders, om reden dat zij grootendeels voldeden aan de in gewonen tijd vereischte voorwaarden, waren door hunne oversten voorgesteld of kon-den eene roemrijke daad tôt hunne eer doen gelden. Door het bezit dezer laatste aanspraak was de aanneming, waarvan sprake, wettig, daar voormelde wet van 1836, in haar artikel 5, l'lid, zegt dat er van de schikkingen van artikel 2 van gezegde wet mag afgeweken worden, « om belioorlijk beslatigde roemrijke daad en vermel- ding op het dagorder van het leger ». * * * Het is van groot belang de graden van luite-nant en onderluitenant van het leger aan te vullen en diensvolgens te trachten de elementen van eerste waarde in de rangen van het leger te behouden. Het oogenblik schijnt dus gekomen om eene ruiniere aanneming bij de kaders, ten voordcele van de reserve onderluitenants voor den duur van den oorlog en der hulpofficieren, te beoogen te zelfder tijd de regelen dezer op de huidige ()|'istandigheden toegepaste aanneming vast te stellen. Aldus dringt zich de verplichting op, in yekere punten van de wettelijke schikkingen ter zake "f te wijken, doch deze handelwijze vindt hare fecbtvaardigingin de verlenging van den oorlog. * * » , Artikel 10 van de wet van 26 Juni 1899, hou-ûende herzieûing van het personeel van den genet-skundigen dienst en van den dienst der wijken in zake examens van de schikkingen.ver-vat in artikel 5 dier wet, waarbij de benoeming tôt de graden van adjunct-geneesheer, van paar-denarts der 3e klasse en van apotheker der 4e klasse afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde aan een examen van militaire orde te hebben voldaan. Om redenen van den zelfden aard als die hier-boven opgegeven voor de wapens, dienen ook de kaders van den geneeskuiuligen dienst en van den dienst der paardenartsen toegankelijk te zijn aan de dragers van het wettig diploma, voorzien bij voormeld artikel 5, die enkel naar aanleiding der krijgsgebeurtenissen belet werden de militaire proef af te leggen. Er dient inderdaad aangemerkt dat die practi-zijnen eene wetenschappelijke waarde bezitten om dewelke hun het uitoefenen van hun beroep buiten het leger toegelaten is, en dat, zoo zij aan de militaire proef niet hebben kunnen vol-doen, zij sinds het begin van den veldtocht alge-heele voldoening zoowel aan hunne militaire als technische oversten geven. * * * Eindelijk, gezien : De onmogelijkheid in oor-logstijd het algeineen vakkundig en wetenschap-pelijk onderrieht te voltooien van al die welke tôt onderluitenants werden benoemd zonder proef te hebben verstrekt dat zij dit onderricht tôt den gevergden wetteîijken graad bezaten ; de noodwendigheden den studielust te onderhouden en het algeheel gezag van ons korps officieren hoog te houden en. ten slotte, het belang dat er zou bestaan, bijaldien het noodzakelijk zou blij-ken de vordering te beperken van die der be-trokken officieren die zich niet op de hoogte der vakkundige eischen zouden gehouden hebben, is het noodig voor te schrijven dat al de officieren, die tôt den graad van onderluitenant werden bevorderd zonder aan de voorwaarden te hebben voldaan, die in gewonen tijd voor de bevordering tôt gezegden graad vereischt worden, zullen niet tôt kapitein mogen bevorderd worden dan na, met welslagen. proeven te hebben afgelegd,waarvan het programma bij konink-lijk besluit zal bepaald worden. De Minister van Oorlog, Cii. de Broqueville. BESLUIT-WET 1 ALBERT, Koning der Belgen, Aan allen, tegenwoordigen en toekomen-den, Heil. "Gezien artikel 28 der Grondwet, waarbij de uitoefening der wetgevende macht aan den Koning, de Kamer der Volksvertegenwoordigers en aen Senaat toegekend is ; Gezien de onmogelijkheid de Wetgevende Iva-mevs te vereenigen ; Overwegeude dat er aanleiding bestaat, gedu-rende den duur van den oorlog, in zekere punten, af te wijken van de schikkingen der wetten op de bevordering bij de wapens en diensten, van 16 Juni 1836 eu 26 Juni 1899; Willende den betrekkeiijken ouderdom in dienst vaststellen der onderluitenants afkomstig van de kaders en vôôr de mobilisatie voldaan hebbend aan het examen A, der onderluitenants afkomstig van het Ie jaar der Militaire School, in verband met de onderluitenants afkomstig van de aan deze school gehechte sectie der onderofficieren aanstaande onderluitenants, den 31 Juli 1914 bevorderd ; Op voorstel van Onzen Minister van Oorlog en volgens eensluidend advies van Onzen Mi-nisterraad,Wij hebben besloten en Wij besluiten : Artikel 1. — De ouderdom in dienst tôt bevordering der onderluitenants afkomstig van de kaders en die, vôôr de mobilisatie, aan het examen A voldaan hebben, zal op 31 Juli 1914 vast-gesteld worden. Zij zullen onderling worden gerangschikt bij koninlclijk besluit en zullen rang nemen onmiddellijk na de onderluitenants afkomstig van de leerlingen van het tweede jaar der Militaire School. De «uderdom in dienst voor de bevordering der onderluitenants voortkomende van de leer-linfiea die, in Juli 1914 in het leiaar der Militaire School waren, zal volgenderwijze vastgesteld worden : 1° Op datum van 31 Juli 1914, voor de onderluitenants die onderofficier waren op het oogenblik hunner aanneming bij de Militaire School. Zij zullen rang nemen onmiddellijk voor de onderluitenants voortkomende van de aan gezegde School gehechte sectie der onderofficieren aanstaande onderluitenants ; 2° Op datum van 26 Maart 1915, voor da onderluitenants die niet onderofficier warei? op het oogenblik hunner aanneming bij de Militaire School. In elkeen dezer categoriën zullen zij worden gerangschikt bij koninklijk besluit, en in da betrekkelijke volgorde der rangschikking tôt aanneming bij de Militaire School. Art. 2. — De reserve- of hulponderluitenants en de reserve-onderluitenants voor den duur vaa den oorlog mogen worden benoemd tôt onderluitenants bij de werkdadige of de reservekaders onder volgende voorwaarden : 1° Minstens voile 19 jaar oud zijn voor de werkt dadige en de reserve kaders en hoogstens voile 35 iaar voor de werkdadige kaders; z° Tegenwoordig zijn op het front; in hoeda-nigheid van reserve-onicier of hulpofficier of ran reserve officier voor'den duur van den oorlog, gedurende ten minste twaalf maanden, waarvaa zes bij het veldleger, gediend hebben. Bij de demobilisatie, volgens debehoeftan vaa. den dienst, zal deze voorwaarde rnogen wordsa verzacht volgens eene door koninklijk besluit vast ta stellen maat ; 3° Al de hoedanigheden, namelijk van be-kwaamheiden opvoeding, bezitten om den graad te verwerven van onderluitenant bij de werkdadige of reserve-kaders, uitzondering kunnenda gemaakt worden in zake het te verstrekkea bewijs, dat zij met welslagen de bij voormelde wetten van 16 Juni 1836 en 26 Juni 1899 opge-legde examens hebben afgelegd ; 4° Zich in den loop van den oorlog hsbbea onderscheiden door hunnen moed, hun kargktor, hun gedrag en hunne wijze van dienen, en b*b-ben bewezen dat zij de kennissen alsmede da moreele en lichamelijke geschiktheid bezitten, die onontbeerlijk zijn tôt het uitoefenen hunner bediening bij de kaders van het leger ; 5° Kunnen voldoen, zoo zij gehuwd zijn, aaa. de voorwaarden voorgeschreven door de regle-menten aangaande het nuwelijk van de officieren en bovendien, voor de werkdadige kaders, aan,-gaande hunne deelneming aan de kas van wedu-wen en weezen van het leger. Art. 3. — De ouderdom in dienst voor de bevordering van de onderluitenants, toegelaten bij de werkdadige kaders of reserve-kaders, bij toepassing van artikel 2 hierboven, wordt, bepaald bij het koninklijkbesluit van bevordering, met als maatstaf den datum te nemen van «Te aanstelling tôt liulp- of reserve officier voor dea duur van den oorlog, met minstens zes maandea achteruitstelling. Voor hen, die op den zelfden datum werdon aangesteld, zal de rangschikking opgemankt worden met inachtneming der vroegere dienstsn, de dienstduur op het front voor dubbel geldead. Art. 4. — Over de uitzonderingen aan voormelde regels, namelijk ten opzichte der olficierwi, die gekwetst werden of eene ziekte hebben op-gedaan voortvloeiend uit hunnen dienst, op het jfront, zal er bij koninklijk besluit beslist worden. Art. 5. — De bevordering tôt den graad van kapitein van de officieren die bij de kaders van het leger werden benoemd zonder aan de ia elkeen der wapens vereischte examens te hebben voldaan, is afhankelijk van de voorwaarde van de aanvullende proeven, waarvan het programma bij koninklijk besluit zal bepaald worden, met welslagen te hebben afgelegd. Art. 6. — De bepalingen van voorgaande ar-tikelen zijn toepasselijk, bij analogie, op de diensten van het leger. Art. 7. — De maatregelen van uitvoering van onderhavig besluit-wet, dat daags na zijne af» kondiging van kraclit zal worden, zullen bij koninklijk besluit geregeld worden. Kondigen dit besluit-wet af, bevelen dat het met 's Lands zegel bekleed en door den Moniteur bekend gemaakt worde. Gegeven in Ons hoofdkwartier, den 1 Maart 4916. ALBERT. 'J3 Maart 1916 Nummer 242

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De legerbode behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1914 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes