De legerbode

1599 0
09 februari 1918
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 09 Februari. De legerbode. Geraadpleegd op 24 september 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/gx44q7rf4h/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

$ Februari 1918 Nnmmfir 537 «m den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende * - S Ml. : — — I , Dit blad is VOOR DE BELGISCHE SOLDATEN bestemd ; iedere compagnie, escadron of batterij ontvangt tien of vijftien Fransche en Nederlandsche exemplaren. ^ L ™ De leelijke Boodschap en de Goede Hond j — / ïlet îs hier, in deze waarachtige historié, niet te doen om een hond die blijk geeft van som-mige dier misplaatste betoogingen die den bes-ten vriend van den mensch soms doen betitelen met den uitroep : Sraerig beest ! Neen. Er is hier eenvoudig spraak van een avontuur, in Vlaanderen overkomen aan een van die dappere honden die — en het tegenoverge-stelde is ook waar — door onze soldaten aanbe-den worden, en door al de soldaten van de Entente, tôt welke natie zij ook behooren. Die hond hiet Pop, een verkorting van Poperinghe, waar hij geboren was. Hij vervulde geen enkel offi-cieel ambt in het Britsche leger. Hij volgde zijn meester naar de loopgraven uit eenvoudige trouw. * * * Nu moet men weten dat de Moffen, die sedert eenige weken van het Russisch front naar de modderige loopgraven in Vlaanderen gezonden werden, deze verandering eer onaangenaam von-den en — wat wel een ijdele verzuchting bleek — graag de Tommies hadden verteerderd, die daar tegenover hen stonden, en die geen enkele gelegenheid lieten voorbij gaan om hun de m,eest afwisselende projektielen naar het hoofd te zenden, al naar gelang de omstandigheden dit vergdçn. Kortom, zij wilden verbroederen. De verbroe-dei'ing is overigens een chronische kwaal waar-aan veel Moffen lijden, sedert den slag aan den Yser. Daar vôôr, nog niet. Het is waar dat zij er soms van trachten te genezen door de steden te bombardeeren waar zij kans zien zooveel moge-lijk vrouwen en kinderen te dooden. Dus, in navolging van dien kater waarvan Lafontaine spreekt en die, toen zijn oude spieren aile veerkracht verloren hadden, door zijn zoet-sappige en schijnheilige houding de jonge en onwetende muisjes trachtte te benaderen, zoch-ten de Moffen kennis aan te knoopen. Dit kwam èchter duur te staan aan degenen die met dit verbroederen belast waren. Meer dan een heeft met zijn huid die buitensporigheid betaald om de Tommies van daar tegenover bi-oeders te willen noemen. Op een zekeren dag nu trok Pop, die zeker bedwelmd was door de lentegeuren die in de maand Januari 1.1. verdwaald waren, met de neus in de luclit en de staart gekruld op de vijandelijke liniën af. Het gezicht van de Moffen scheen hem heele-tttaal geen vrees in te boezemen. Hij Jiad er zooveel gezien daar in Vlaanderen, hoe ze in lange, weemoedige en zwijgende reien voorbij trokken dat hij er toe gekomen was, als een goede hond, te gelooven dat de man in zijn luize-grauw (mitons — wel de kleur van een erg vuil beest •— het vreedzaamste ding ter wereld is. De arme Pop wist niet in welken valstrik hij geraakt was. De Moffen streelden hem liefdevol met de hand over de lenden en gaven hem klapjes tegen de billen — Pop, nam dat voor een streeling — en begonnen onmiddellijk reeds te bespreken op welke manier en met welke saus zij hem best «ouden klaar rpaken. De eenen wilden er haze-peper van maken, de anderen wilden hem lekker Stoven met ajuintjes. Gelukkiglijk vond de feldwebel, een jongen die pakjes van thuis ontving, het beter zich van den hond als fakteur te bedienen om met de Engelschen in betrekking te komen. En uit eigen gezag, hechtte hij aan den halsband van het dier een briefje met de volgende woorden : « De beste vriendscnapsbetuigingen van uwe makkers in het ongeluk. Zal de vrede weldra geteekend worden ? » Men moest nu nog maar zien den hond te doen terugkeeren van waar hij gekomen was. Dat ging van zelf. Want plots zag men Pop de lucht ppsnuiven, met een misprijzenden blik opkijken naar de soldaten die daar rond hem stonden er/. die hem nog niets hadden gegeven — en dat wel om goede reden — om op te knabbelen, en hij vertrok op een drafje naar de Engelsche liniën. De Engelsche kok had zoo juist het deksel van ziju paanen opgelicht. Koningin EiizaMh bedankt den Yoorzilter van de Fransche Rcpubliek Koningin Elizabeth heeft aan den heer Poin-caré volgend telegram gezonden : « Heer Voorzitter, gij zijt zoo vriendelijk ge-weest mij de Medalie der Fransche Erkentelijk-heid te verleenen. Ik ben daar diep door geroerd en druk er al mijn dankbaarheid voor uit. Ik zal gelukkig zijn dat eereteeken te dragen, waarin ik de sympathie zie van de groote natie wair-voor ik zooveel bewondering en genegenheid gevoel. » De Vlieniei Vertonn als vaimist vermsld ( Van een ooggetuige.) Belgisch front, 6 Februari 1918. Onder-luitenant Vertongen, de welbekende Belgische vliegenier, is als vermist vermeld. Vrijdag laatst verliet hij Kales om een nieuw vliegtuig naar 't front te brengen, terzelvertijd als adjudant George, met eene soortgelijke zen-ding gelast. George kwam ter bestemming aan; Vertongen werd door niemand meer gezien. Daar hing een zware mist. Men denkt dat de vliegenier is verloren geraakt in zee(een visscher heeft verklaard dat hij een vliegmachien heeft zien vallen, maar te ver van hem om ter hulp te kunnen varen). De verdwijning van Vertongen wordt fel be-treurd door al onze vliegeniers, waaronder hij enkel vrienden telde. Hij was een der eerste Belgische loodsen. V66r den oorlog leerde hij vele oflicieren vliegen op het vliegpleinte St-Job bij Antwerpen. In 1914 nam hij dienst, en bewees groote diensten. Op 14Mei 1915, werd hij bij Legerdag-order vermeld, als « eene luchtverkenning onder-nomen hebbende in zeer gevaarlijke voorwaar-den». Op 5 Maart 1916, ontving hij het Oorlogs-kruis.Wanneer de scheepvaart in het Pas-de-Calais onderbroken was, werd René Vertongen koerier des Konings en bracht de brieven van den Vorst naar Londen. Tijdens eene dezer zendingen, bracht hij den heer minister Vandervelde naar De Panne, waar deze eene vergadering moest bijwonen, onder voorzitterschap van den Koning, ten tijde dat de paketboot naar Kales niet reisde. Tijdens een andere zending, zijn kompas ge-broken zijnde, geraakte hij verloren in den mist boven de Noord-Zee en landde in Holland waar hij werd geïnterneerd met zijnen medereiziger, luitenant Jonas. Tweemaal trachtte hij vruchte-loos te vluchten. De derde maal gelukte hij erin te ontsnappen met den Franschen adjudant-vliegenier Paillard, die onderluitenant werd benoemd en het kruis van het Eerelegioen ontving. Een oogenblik later kwam de hond bij zijn ouden meester aan, die reeds begon te wanhopen of hij hem wel ooit terug zou zien. Men bood hem natuurlijk, voor zijn welkom, een veld-keteltje aan, niet zonder een menigte liefkozin-gen, die ditmaal oprecht waren. Toen bemerkte men ook het briefje. Trouw aan de opdracht, maar vol spijt dat hij het niet voor een beter gebruik mocht aanwen-den, zond bij het aan zijn overste. Dan begon hij, met veel gebaren en klanknabootsingen, dien goeden Pop het verschrikkelijk gevaar uit te leggen waaraan deze ontsnapt was. De hond moest de uitlegging zeker begrepen hebben, want toen de Tommy gedaan had, liep hij weer op een drafje tôt in het middea van het niemandsland en, terwijl hij zijn flank naar den vijand keerde, zond hij dezen, op drie pootjes, de hoogste beléediging toe waarover nondea beschikken. # * # Gij gelooft deze geschiedenis niet? Vraag maar aan uw makkers, de Tommies, die van Langemarck terug komen. Zij zullen ze u verhalen, want het was in de omstreken van dat dorp dat zij plaats greep. En al de bijzonder-heden van de zaak werden mij... door den hond zelf verteld. A- Matagns. I De Gnafhenkeliikheid en de Voorsooed # VAN DEN BELGISCHEN KONGO De Allgemeine Norddeutsche Zeitung, in het nr 32, van 18 Januari 1918, heeft onder den titel « Economische plannen in denBelgischenKongo », een artikel gepubliceerd, waarin zij nogmaals de fabel herhaalt dat een gedeelte van Belgi-schen Kongo aan Engeland zou verpand zijn. Als men dit dagblad mocht gelooven zou deze fabel de zuivere waarheid zijn, want tôt heden is er nergens een oIQcieele logenstrafling ver-schenen. Het Belgisch ministerie van koloniën, hierover ondervraagd, verklaart het volgende : Deze fabel is bespottelijk. Het is waar dat de Belgische Kongo, een leening van 90 miljoen in Engeland heeft kunnen plaatsen tijdens dezen toor-log, maar als borg voor deze leening heeft hij noch grondgebied moeten verpanden, noch ontvangsten, noch mijnen, noch om 't even wat ook. Nog meer : Engeland heeft herhaalde malen aan België zijn medewerking beloofd om, op het oogenblik van den vrede, de integriteit van zijn koloniaal gebied te verzekeren. Deze fabel werd officieel gelogenstraft zoohaast zij in de Duitsche pers verscheen. De officieele logenslraffing is verschènen in de publicatie : Informations belges, uitgegeven te Havre. Zij werd overgenomen door de Belgische dagbladen die in Holland verschijnen, in verscheidene Hollandsche dagbladen, namelijk in de Nieuwe Botterdamsche Courant (28 Januari 1917) en in de meeste groote dagbladen zoo wel van de neutrale als van de ver-bonden landen. Nog meer, de Franchfurter Zeitung van 37 Augustus 1917 heeft er op gezinspeeld. Is het noodig er op terug te komen? De financiën van den Belgischen Kongo zijn volstrekt iets anders dan de financiën van België. De Kçngo echter, mpet in de behoeften van zijn economische ontwikkeling voorzien. Deze ontwikkeling heeft, door den oorlog zelf, spoedig onverhoopte afmetingen aangenomen. Nimmer heeft de markt van de eigenlijk koloniale produkten, en van de mijn-produkten uit Kongo, zoo'n voorspoed gekend. Van dan af moest de Belgische kolonie een grooter kapitaal in haar onder-nemingen beleggen. Dat heeft zij gedaan. Maar om van de Britsche regeering een leening van 90 miljoen te bekomen, heeft men haar geen bijzonder pand moeten geven. Engeland stelt vertrouwen in de be-drijvigheid en in de goede trouw van den ontleener. Deze leening is overigens geen teeken van een hache-lijken toestand, maar wel van een snel aangegroeiden voorspoed. De nijveraar, wiens zaken uitbreiding nemen, moet ook zijn bedrijfskapitaal in acties of in obligaties uitbreiden ; hij ontleent, doch deze leening bewijst zijn rijkdom. Zoo gaat het ook met den Kongo. Het artikel van de Nord-Deutsche AUgemsine Zeitung bevat nog andere dwalingen. Als men het mocht gelooven zou de bevoorradiiiff van Kongo, te rekenen van Juli 1017, toevertrouwd zijn aan de Vereenigde-Staten van Amerika en de scheepvaartmaatschappij Elder Dempster zou den dienst verzekeren tusschen New-York en de Afri-kaansche kust. Anderzijds zou eene Amerikaansche maatschappij zich in de Kasaïstreek hebben gevestigd om er diamantmijnen uit te baten. Daardoor wil het Duitsche dagblad ongetwijfeld te verstaan geven dat de Belgische Kongo, om zoo tezeggen, in een zekere economische afhankelijkheid jegens de Vereenigde-Staten zou vervallen zijn. Zooals al de overzeesche koloniën verplicht een gedeelte van zijn bevoorrading in levensiniddelen, in grondstoffen en in gereedschap uit den vreemde te trekken, heeft Kongo inkoopen gedaan in de Vereenigde-Staten, zooals het er heeft gedaan in Frank-rijk en in Groot-Bretanje, zooals het er, in vredestijd, in België deed. Maar daarentegen verkoopt Kongo aan deze landen zijne koloniale- en mijnprodukten, en verkoopt er steeds meer en meer. Dat is niets andërs dan een normaal en vruchtdragend commer-cieel wisselspel, des te meer daar de uitvoercijfers van Kongo meer en meer den invoer overtreffen. want iederen dag kan de Belgische kolonie meer en meer in haar eigen behoeften voorzien (in 1916 : invoer 46,391,000 frank, uitvoer 129,203,000 frank). Laat er ons bijvoegen dat het niet de scheepvaart-rnaatschappij Elde» Dempster is, die de transporten Amerika-Kongo verzekert. Laat er ons eveneens bijvoegen dat de maatschappij die de diamantmijnen in Kasaî uitbaat, reeds sedert langen tijd bestaat ; zij werd tijdens het leven van Leopold II samengesteld en de kapi-talen zijn Belgisch-Amerikaansch. Rijk in economisch opzicht, zegepralend op militait' gebied, is de Belgische Kongo het zichtbaar teeken van de Duitsche ongenade in Afrika. Aldus verklaart men het spijt dat zich in de pers aan gene zijde van den Bhijn rloet blijken door valsche iuïich-tingen en onnauwkeurige gevolgtrekkingen.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De legerbode behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1914 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes