De legerbode

1589 0
29 februari 1916
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1916, 29 Februari. De legerbode. Geraadpleegd op 28 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/5h7br8n066/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende Dit blad is VOOR DEI BELGISCHE SOLDATEN" beslemd ; iedere compagnie, escadron. of batterij ontvangt tien of vijftien Eransohe en Nederlandsehe exemplaren. Onze Jongens Hier vóór mij liggen een paar brieven .van jongens aan het front. Beiden behoorden tot het beste van onze Ylaamsche intellektueele jeugd ; beiden waren ïan die geestdriftig warme jongelingen, die . een ideaal hoog houden, en van wie men later wellicht eens zeggen kan dat hun leven niet geheel nutteloos voor volk en vaderland is geweest.Zeker, rond den goeden kern zat er nog heel wat waardeloos stof ; zij leden aan de ziekte dezer eeuw, —de ziekte van-heel onze intellektueele jeugd,— aan scepticisme en dilettantisme en zooveel ismen meer, waarachter zich moderne lusteloosheid en moedeloosheid en hoogmoed verborg-. Het waren beiden jonge Vlaamsche letterkundigen, wier eerste werk reeds meer dan een belofte was : de een had dekadente liefdeversjes gerijmd, die niet slechter waren dan zooveel andere, desnoods wel wat beter zelfs ; de andere had een bundel zeer teedere en fijn gevoelde sprookjes uitgegeven, waarover ik zelf nog, in het een of ander tijdschrift, den loftrompet heb uitgestoken. • Maar de ernst van het leven, het bewustzijn van de plichten, die men jegens zich zelf en jegens anderen te vervullen heeft, was nog tot geen van beiden doorgedrongen. Wie dacht er aan ernstige plichten vóór den oorlog ? Het leven heeft hen met ruwe hand ontrukt aan het gezellige kringetje, waarin zij zich zoo behaaglijk gevoelden. De oorlog is gekomen die hun alles ontnam: De genegenheid van de ouders, de familie en het gezin ; het gezellige verkeer met de vrienden en geestverwanten ; het rustige genot dat de kunst en het geestesleven van onze beschaafde middens bieden kunnen ; den eersten letterkundigen roem die een jong kunstenaar zoo aangenaam streelen komt. Aan hen vooral, zoo zou men denken, moest het ruwe, harde leven in de instructiekampen, in de kantonnementen en in de loopgraven, zwaar en pijnlijk vallen. Hun vrije geest, zou moeilijker dan een andere bukken onder de militaire tucht. Juist omdat zij fijner voelen, fijner besnaard zijn, moesten zij al deze ontberingen scherper gevoelen, moesten zij dieper lijden onder alles wat zij hebben verloren. En nu bij het lezen van die brieven, van twee jongens die nochtans totaal van karakter verschillen, trof' mij bij beiden dezelfde stemming, hetzelfde vreugdevol optimisme, dezelfde blijken van gezonde jeugdige kracht. Wat iedereen treffen moet is de zuivering die den oorlog in deze jongelingszielen heeft gebracht. De zware beproeving iieeft hunne karakters als gelouterd. Het plichtsbesef heeft al het goede dat er in hen lag doen naar voren komen, al het minderwaardige, al den valschen schijn, VÓÓR VERDUM In een interview over den Duitschen aanval den Fransehen tegenaanval in de streek van bouauraont, heeft de heer Briand verklaard : «De vijand was doorgedrongen tot Champ-tieuville, dat hij ingenomen had, tot Douaumont en tot aan het fort, dat hij insgelijks ingenomen had; maar in den namiddag, op het oogenblik dat de Duitschers, ten koste van onnoemelijke opofferingen, die stelling in hun bezit waanden, greep een ongemeen hevige tegenaanval plaats door een onzer in reserve gehouden legerkorpsen.« Tusschen twee schrikwekkende spervuren S^at, langs alle kanten gemittrailleerd en overvallen door onze versche troepen, op 't onverdachts in werking gekomen, zag de vijand zijne Pogingen in eens stop gezet. <* Tot drie maal toe drongen de Duitschers °oruit, en werden teruggeslagen uit de stellin- die ze beproefd hadden in te nemen. « Afgemat, uitgeput of weggemaaid, dunden Unne rangen ; de Duitsche legers weken, en ■ruimden Gharnpneuville, de CètsTdu Poivre rflnmr-- al het onechte van onze moderne overbeschaving weggevaagd. De oorlog heeft rijper, krachtiger en gezonder gemaakt. Zelden heb ik iets gelezen, dat mij zoo diep getroffen heeft, als die eenvoudige, grond-eerlijk en zoo innig menschelijke bekentenissen van die twee jongens ginder aan den Yser, waarover ik mij fier gevoel dat ze mij wel hun vriend willen noemen. « Ik stel het, » zoo schrijft de eene, « bijzonder wel : oorlogen is gezond! De oorlog heeft veel in mij veranderd; na de droefheid om die, kolossale ramp is er een heele ommekeer in mij zelf gebeurd; vele oude gedachtjes werden achtergelaten ; wat ik verloren heb aan zoetjes droQ-men-kunn'en in een stil plaatsken heb ik gewonnen aan wilskracht, 'k Voel me tien jaar ouder ; 't schijnt me nu dat ik vóór den oorlog maar een « snotneus » was. die evenwel toch één goed punt vóór zich had: een hooge opinie, een diepen eerbied voor het leven en de kunst. » In heel den brief, overigens, schemert dezelfde levensernst, dien hij zegt door den oorlog te hebben gewonnen. Hij is niet vroolijk, niet luchtig : « Juist of er tegenwoordig iemand aan het geluk maar even raken kon ! » schrijft hij ergens. Maar hoe krachtig en zelfbewust klinkt overal dezelfde toon; plichtsbesef en zelfvoldoening over dien volbrachten plicht : « Ik ben heel tevreden over mijn tegenwoordigen staat en ben fier, voor mijn klein deelken te kunnen meedoen, ginder aan den Yser! » En sprekende over het later werk, over de plannen van vruchtbaren arbeid na den oorlog, schrijft hij over een vriend die er erg onder lijdt aan zijn gewonen werkkring te zijn onttrokken en betreurt dat er van schrijven weinig of niets te recht komt: « 'k Heb hem gezeid dat velen in zulk geval verkeeren, maar dat een tijdje wachten noodig is oin gedachten en gevoelens (die tegenwoordig menigvuldig zijn, vooral voor iemand die soldaat is of door den oorlog in 't bijzonder geleden heeft) te laten rijpen voor later werk. Want na den oorlog zal hij, zoowel als vele anderen, zich terug aan 'l werk zetten met den ernst en de stille goedheid, die de beproevingen voor altijd bijbrengen. » Dezelfde gezonde kracht, dezelfde leVensrijp-heid dezelfde zuivering door den oorlog en de beproeving, heb ik in het andere schrijven aangetroffen. Zoover gaat de overeenstemming in beide brieven, dat sommige uitdrukkingen bijna dezelfde zijn. Den schrijver hoef ik aan de lezers van de Legerbode wel niet voor te stellen. Het is de jonge dichter Fritz Francken, voor wiens werk ik hier reeds vroeger mijne bewondering heb uitgedrukt en in wiens eenvoudige, zoo echt gevoelde en diep treilende oorlogsgedichten, hier ter plaatse zelf verschenen, menig soldaat ginder aan den Yser, op het piket of in het kantonne-ment, een weerklank van eigen stemming en gevoelens zal gevonden hebben. « De meeste verzen, » zoo staat er in den brief, «schreef'ik op denkadatis van lollige bombardementen. Ik heb nooit zooveel vreugde gekend als gedurende deze oorlogsdagen. Hier voelt ge hoe veelvuldig het menschelijk wezen is. Voor 't oogenblik ben ik blij dat ik mènsch word; De ZoppeiiBS « ton «al Het schijnt dat na den val van den zeppelin te Brabantde-Roi, de aan boord zijnde bommen ontploften. Men kan blijkbaar niet bevestigen of die ontploffing werd verwekt door den brand, die het luchtschip verslond, ofwel door den schok op den grond. Wat er ook van zij, men dient eenieder af te raden eenen pas gevallen zeppelin te dicht te naderen, voornamelijk wanneer hij in vlammen staat, want nadere ontploffingen zijn steeds te duchten. Zoo het tuig niet brandt, is het nog gevaarlijk het te naderen, daar bommen met getempeerde buizen enkel na een zekeren tijd kunnen ontploffen. In alle geval, mag men niet wagen de aan boord gebleven bommen te raken, misschier achten anderen mij dichter. Ik, .vooi> mijn paar:, hoop dat er een bom op mijn ivoren toren ploffen zal ! » Het is één toon die in beide brieven weerklinkt, dezelfde kracht, dezelfde ernst, dezelfde eerbied voor het leven. Het zijn dezelfde gevoelens die de oorlog heeft doen ontstaan, dezelfde sluimerend® krachten die hij heef't gewekt. Wij mogen wel bekestïwm dat vóór den oorlog de Belgen zich weinig bezondigden aan overdreven vaderlandsliefde; of liever, de vaderlandsliefde was er, ntaar ia latenten toestand; zij sluimerde op den bodem van het gemoed en wachtte slechts op eea gunstige oogenblik om naar voren te treden, met eene stralende kracht, die wij vroeger zelf nooit hadden vermoed. { « Thans ben ik fanatiek vaderlandslievend, » schrijft Fritz Francken, « en dweep met Jan Brey-< del en Pieter De Goninck ! Er zit in den mensch. soms veel goeds verborgen ; het toeval brengt het tot ontwikkeling en maakt van een nachteren minnaar plotseling een man. » Ja, de oorlog heeft velen onzer jongelingen tot mannen gemaakt, en met hoopvol Vertrouwen mag het vaderland neerzien op het ge-, slacht dat zich daar te midden van de ontberingen aan den Yser heeft gevormd. Het heeft er nieuwe idealen en nieuwe plichten geleerd. E» de dichter, de intellektueele, die vroeger zo» dikwijls meende builen of boven zijn valk te, staan, heeft opnieuw gevoeld welke kracht er kan uitgaan van zijn woord, en omgekeerd, welke heilzame atmosfeer er daar geboran wordt, in die innige verbroedering tegenover het gemeene gevaar: « Verbeeld u dan een zolder, eenige natte bundels stroo, en bij het roode vlammeken vaa een roetkaars de jongens in dichten kring rond mij, de pijp in den mond, luisterend n-ft-ar het verdichte epos hunner aartsvaderlijke helden, in de schemering der hanebalken, ver vau huis en bloedverwanten, terwijl in de verte '.»ij poozen het kanon buldert en d'e bommen ontploffen.« Wat ik vertel is simpel als hun geest, ea schoon als hun daden ; en ik weet niet w>\t mij het meest ontroert, hun eenvoud of de stille eerbied waarmede zij de verrijzenis dier nationale helden huldigen. « Ge moet er mede geleefd hebben zoosls ik, ellende en kommer gedeeld of in één zelfde blijdschap gejubeld, om te begrijpen die ndra-kuieuze gesteltenis Van ziel en geest, dat geven van zich zelf, onbewimpeld, vrank en vrij, in de opperste levensomstandigheden. » En, terwijl ik, zelf ontroerd, deze woorden hier over schrijf, kan ik een gevoel van rechtmatige n trots niet bedwingen over die jongens van mijn eigen ras, over al de hoedanigheden welke deze zware beproevingen naar voor dedt»» komen en de onbekende deugden die er sluimerden in ons volk, over de krachtige toekomst vaa het vaderland ! Paul Kemis. Ji.JJ.JJU UJ^OJi.Ul... j.1. J.W.M De ïsistsad m fe öerlspMfêntai op Z» De overmacht van de Eondgenooten, ter zee is verpletterend, zooals b i ij kt uit de volgende officieele gegevens. Centralen Boydgtaootas Pantserschepen Vóór- j In getal eenheden 33 89 Oreadnoughts. j In tonmaat S75 1,818 Pantserschepen Dreadn.i In getal eenheden 21 62 en volgende. 1 In tonmaat 512 1,412 Pintser - sla^sehenen ! ïn Relal eenheden G 21 l amser siaDscnepen. ( jn tonmaat 115 4S2 Gepantserde kruisers i !n s'elal esnheden 5 71 uepantserae Kruisers, j jn tonmaat 42 714 Kruisers en ! In getal eenheden 55 133 verkenningsschepen. ( In tonmaat 126 691 n. ■ • „ ( In getal eenheden 180 542 Torpedojagers. i ju Tonmaat 95 378 Over het algemeen genomen, is de zeemacht van de Bondgenooten dus drie maal zoo sterk als die van den vijand. Die overmacht heeft het vervoer van de Fransshe en Britsche troep»», toegelaten, en den blokus van de centraloa mogelijk gemaakt. Anderzijds zijn er van de 1200 Duitsche stoomschepen 200 buit geimakt en hebben er 600 een® 29 Februari 19IO Nummer 232

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De legerbode behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1914 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes